Eschede |
Eesterhoek
homepage |
|
|
|
|
Dit
is het oudste stukje Eesterhoek vernoemd naar het Hof en de Marke Eschede.
Onder het Hof te Eschede vallen diverse boerderijen waaronder de Braamkolk
en de Oude Vos. Deze boerderijen zijn het startpunt en het eindpunt van
deze pagina over ’t Eschede waar de oudste geschiedenis van Gorssel
wordt beschreven. |
|
Braamkolk |
|
Waren we
bij 't Boschloo nog in de marke van Gorssel, op de Braamkolk zijn we weer
terug op het grondgebied van de marke Eschede. Sterker nog, de Braamkolk
is een boerderij welke eigendom was van de bewoners van het Huize Eschede.
De naam braam is waarschijnlijk niet afgeleid van de vrucht maar van de
vis brasem die in de kolk bij de boerderij gezwommen zal hebben. De eerste
vermelding van Braamkolk dateert van 1 januari 1706 als "Goossen
Janss en Jenneken Gerrijts Eheluijd. op den Braamkolk" hun dochter
Janna laten dopen. Het echtpaar was op 15 december 1695 getrouwd in Gorssel
en is toen mogelijk al op de Braamkolk komen wonen. Janna trouwt in 1724
met Gosen Brinkman uit Oolde die op Braamkolk komt wonen en dan ook zo
gaat heten. Zus van Janna is Aaltjen die wij al op Hoekman tegenkwamen.
|
|
|
Gosen
senior zal omstreeks 1730 zijn overleden en er komt dan een nieuwe
familie op de Braamkolk wonen. Dat is het gezin van Hendrik Waanders
en zijn echtgenote Henders die van 't Dijkerhof afkomstig zijn.
Hendrik en Hendersken hadden zeven kinderen waarvan oudste dochter
Aaltjen in 1733 trouwt met Frederik Jansen uit Bathmen en dan ook
een tijdje op de boerderij blijft wonen. Zoon Berent woonde later
op Scholten, wij komen hem verderop deze pagina nog tegen. En dochter
Henders woont na haar huwelijk in 1739 op 't Hof te Eschede en haar
komen wij straks dus ook weer tegen.
Op 14 april 1742 trouwt dochter Derksken met Jan Jansen en in 1743
wordt hun zoon Jan Willem geboren. Meer kinderen worden er niet
uit dit huwelijk geboren want Jan overlijdt op 23 oktober 1744 als
"Jan op den Braemcolk". |
|
|
Als op 13
juli 1746 ook vader Hendrik overlijdt, zijn er geen mannelijke hoofdbewoners
meer op de boerderij. Dat wordt echter snel opgelost: een dag na de begrafenis
van 16 juli hertrouwt Derksken op 17 juli met Arent Garrits! Nou niet
denken dat Derksken dat allemaal snel geregeld had, want op 18 juni was
zij al in ondertrouw gegaan, het kwam even zo uit. Dochter Aaltjen wordt
in 1747 geboren en daarna worden er nog vier kinderen geboren. Het laatste
kind werd in 1758 geboren "op de Hutte" en Aerent en Derksken
woonden toen dus niet meer op de Braamkolk. Mogelijk is de Hutte het "Kleine
Loo" waar de volgende bewoners van de Braamkolk vandaan komen. Hendersken
Klein Bannink is als "de oude vrouw op den Braamkolck" op 14
september 1750 overleden. |
|
Van
de Hutte zijn Aerent en Derksken verhuisd naar Epse waar zij een
nieuwe boerderij Braamkolk hebben gesticht welke ook wel de Olde
Pessink Hutte werd genoemd en mogelijk de Hutte is waar in 1758
het laatste kind is geboren. Eerder genoemde Jan Willem woonde er
later met Berendina Mols en Lutgert Kuster en hij is de stamvader
van velen met de familienaam Braamkolk waarvan wij er een aantal
nog verderop in dit verhaal tegenkomen. Later woonde hij op 't Hekkert
in Epse en wordt dan ook wel Jan Willem Hekkert genoemd. Wellicht
is de naam van deze boerderij ook ontstaan uit 't Hekkert van de
Eesterhoek?
Waarschijnlijk omstreeks 1756 komen Willem en Geertuid van 't Loo
naar de Braamkolk. Hun jongste dochter Willemina is in december
1750 nog op 't Loo geboren. Zij trouwde op 22 februari 1778 met
Albert van der Meij die op Braamkolk introuwde waarmee de familienaam
Van der Meij zijn
intrede deed. |
|
|
|
|
Zes
jaren later, op 4 maart 1784, heeft Albert even spijt dat hij zo
dicht bij de IJssel is gaan wonen wanneer de rivierdijk ter hoogte
van de Braamkolk over een lengte van 100 meter wordt weggeslagen
en een groot gedeelte van de Eesterhoek blank zet. Het risico van
natte voeten moet Albert bekend zijn geweest, want de naam Braamkolk
is ontstaan van de nabijgelegen kolk welke door een vroegere dijkdoorbraak
gevormd moet zijn geweest. Toch zal de schade zijn meegevallen want
"Aalbert Braamkolk" krijgt maar twee guldens uit een speciaal
fonds. Schoonmoeder Geertuid maakt de dijkdoorbraak niet mee, zij
is op 26 januari 1783 overleden. Wanneer Willem Braamkolk is overleden
is niet bekend.
Ter gelegenheid van de Erfgenamen Theatertocht van 2012, welke over
de dijk voerde, werd op de plek van de doorbraak een tijdelijk monument
geplaatst, zie foto. |
|
|
In
het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795
wordt Albert Braamkolk genoemd. De Braamkolk behoorde tot 't Eschede
welke in 1799 werd gekocht door Fredrik Christiaan Colenbrander
van de erfgenamen van wijlen Elia Elisabeth Podt. Uit de verkoopakte
daarvan blijkt de katerstede Braamkolk te bestaan in " een
huijs, een stuk zaaijland, akkermaalsbosch en hegge, beuken, Telgenboschje
en opgaande boomen, 6½ koeweijde in de 41¼ op den
Escheder Koeweerd, voorts nog ¼ whaar in de Gorsselsche Weerden,
regt van schaapendrift, stemrecht in de Mark van Eschede en Gorssel,
Markenrichterschap in de Mark van Eschede, bank en grafstede in
de kerk van Gorssel, zijnde het erve Eschede als een zadelleen,
voormaels leenroerig geweest aan de gewezen Provincie Gelderland,
daarentegen bij dit parceel verkogt de leenkamer met de vasallagien
daarbij behoorende".
|
|
|
Albert
en Willemina krijgen vier kinderen waarvan dochter Johanna op Raland
zou wonen. Het is dochter Willemina die na het overlijden van haar
vader (7-2-1811) en moeder (21-6-1814) op Braamkolk bleef wonen.
Zij trouwde in 1802 met Gerrit Steven Peters (broer van Gerritje
Peters van de Bloedkamp) die op 1 maart 1838 op Braamkolk is overleden.
Waarschijnlijk vertrekt Willemina daarna van de boerderij. Tot 1838
wonen ook Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters op de boerderij.
Lammerdina is de dochter van Gerrit Steven Peters en Willemina van
der Meij en trouwde op 27 april 1832 met Derk Jan. Er worden drie
dochters geboren en in 1838 vertrekken zij met moeders naar de Kleine
Muil en later naar de Duizend Vreezen in Eefde waar Willemina van
der Meij op 2 februari 1860 is overleden. Derk Jan en Lammerdina
verhuizen in 1862 naar de Nieuwe Duizend Vreezen in Gorssel en wonen
later op 't Senneken waar Derk Jan is overleden. Lammerdina woont
daarna nog op Veldkamp. Al deze huizen komen op de Eesterhoek pagina
aan bod! |
|
|
Nieuwe
bewoners van de Braamkolk zijn Gerrit Scholten en Fenneken Roeterdink.
Zij trouwden in 1837 en zullen eerst op het ouderlijk huis van Gerrit
hebben gewoond, dat is 't Bosser in de Boschterhoek. Als Gerrit zijn ouders
in 1841 op Brinkman gaan wonen, trekken Gerrit en Fenneken bij hun in.
Er komt dan weer een Van der Meij op de Braamkolk. Het is Gerrit Berend,
broer van Willemina en dus ook een zoon van Albert van der Meij en Willemina
Braamkolk. Hij werkte als werkbaas op 't Dijkerhof en staat in 1843 geregistreerd
als werkbaas op 't Smeenk. Op 22 augustus 1845 trouwde dochter Alberdina
met Lambert Berentzen en zij gaan dan inwonen op de Braamkolk welke groot
genoeg was voor dubbele bewoning. Als andere dochter Willemken van der
Meij op 19 mei 1848 trouwt met Egbert Bannink, gaan zij inwonen op de
Braamkolk en vertrekken Alberdina en Lambert naar de katerstede Nijland.
Egbert Bannink kwam van Laren en volgde het voorbeeld van zijn broer Mannes
Bannink die in 1839 naar Gorssel kwam en toen de plek van de familie Van
der Meij op 't Dijkerhof overnam! Broer Jan Willem kwam in 1841 ook naar
Gorssel en ging wonen op 't Zand. Hij werkte ook als boerenknecht op boerderij
't Smeenk en had zodoende contact met Gerrit Berend van der Meij die zijn
werkbaas zal zijn geweest. Egbert woonde voor zijn huwelijk bij zijn broer
Jan Willem op 't Zand. Willemken en Egbert wonen tot circa 1852 op de
boerderij. Gerrit Berend is op 15 januari 1854 overleden, hij was daarmee
de laatste Van der Meij op Braamkolk. Na zijn overlijden vind er een boedelscheiding
plaats en in de akte valt op dat al zijn schoonzoons als ook zoon Gerrit
Jan daghuurder van beroep zijn. Verder valt op dat Gerrit Berend eigenaar
is van een huis en heide maar daar niet woonde. Het betreft huis en erf
E1383 + heide E1384 t.w.v. 300 gulden. Deze is aangekocht op 10 januari
1851 van Albert Eggink en dat was een stuk heide E547 waarop dus een huis
zal zijn gebouwd. Het betreft de Stiele op de hoek van de huidige Flierderweg
en Lindeboomweg waar dochter Willemina met echtgenote Teunis Hagens woonde,
maar waarvan Gerrit Jan eigenaar werd bij de boedelscheiding. In die buurt
woonden ook dochter Willemken en als zoon Gerrit Jan in 1854 trouwt met
Lammerdina Klein Nulent gaat hij op de Stiele wonen en trekt Aleida bij
het stel in. |
|
Hendrikus
Kamperman en Gerritjen Scholten (dochter van Gerrit Scholten van
Brinkman) worden in 1854 de nieuwe bewoners. Hendrikus komt oorspronkelijk
uit Bathmen maar werkte op Groot Bentink in Gorssel en leerde zo
Gerritjen kennen die op de naastgelegen boerderij 't Bosse woonde.
Zij trouwden op 19 juni 1846, hun huwelijk bleef kinderloos. Het
echtpaar pacht de boerderij van het echtpaar Graevestein en uiteindelijk
de weduwe Elizabeth Graevestein-Fischer van 't Eschede. Zij laat
in 1863 het gehele landgoed Eschede incl. de Braamkolk veilen. Deze
wordt dan beschreven als het plaatsje Braamkolk bestaande in huis
en erf, bakhuis, berg en pomp voorts bouw- en weideland, akkermaalshout
en uitweg. De perceel is aanvaardbaar vanaf 22 februari 1864, de
datum dat het pachtcontract eindigt. Koper is Bernardus van Til
die bij de veiling gelijk twee percelen bouwland genaamd het Hoenderstuk
en de Middelkamp koopt en in totaal 3910 gulden hiervoor betaalt.
Hendrikus koopt bij de veiling een kamp bouwland de IJsselkamp genaamd,
deze is gelegen nabij 't Gier. Hij gaat wonen in een nieuw kleiner
boerderijtje nabij de Braamkolk, welke op de tekening hierboven
is te zien. Ook dit boerderijtje wordt Braamkolk genoemd en de oude
boerderij wordt daarna ook wel Groot Braamkolk genoemd. Wij gaan
straks bij Hendrikus en Gerritjen op visite. Gerritjen werkte overigens
voor haar trouwen als dienstmeid op boerderij 't Gier bij de familie
Roeterdink en ze woonde er ook.
Op de foto hiernaast zien wij de boerderij en het paard Rossinant.
Op de oude boerderijfoto hierboven herkennen wij een cirkelvormige
plek. Hier liep Rossinant en zijn voorgangers vele rondjes waarmee
een as werd aangedreven voor o.a. een hakselmachine.
|
|
|
|
|
|
Op 3 februari 1864 wordt de plaats op (Groot) Braamkolk dan ingenomen
door Bernardus van Til en Hendrika Olijslag, zus van Maria Olijslag
van de Kleine Muil. Ze waren op 31 oktober 1863 getrouwd. Er worden
twee zoons en twee dochters geboren. De jongens overlijden op
jonge leeftijd.
Dochter Janna trouwde met Jan Wuestman en later met Teunis Bouwmeester
en woonde met hen op het Emsbroek,
de boerderij naast Erve
Strookappe in Harfsen. Met Jan heeft Janna in het eerste huwelijksjaar
nog wel op Braamkolk gewoond. Zij trouwde op 4 mei 1895 en op
30 juli overleed haar moeder Hendrika Olijslag dus het was wel
net zo praktisch dat Janna toen op Braamkolk bleef wonen. Februari
1896 verhuizen Janna en Jan naar Eefde en in 1898 verhuizen zij
dan naar Harfsen. In 1896 komt overigens nog een zuster van Hendrika
Olijslag op de Braamkolk wonen, haar naam is Leentjen. Zij was
toen zelf net weduwe geworden en zo konden Bernardus en Leentjen
elkaars gemis een beetje opvullen. Van lange duur was het niet,
Leentjen overleed op 22 februari 1898.
|
Op de foto hiernaast zien
wij de gezusters van Til op latere leeftijd. Ook een foto van de
bijbel van Hendrika Olijslag die zij in 1848 kreeg, zij was toen
17 jaar oud. Op het sluitwerk zijn haar initiatel H.O.S. gegraveerd. |
|
|
Na
het overlijden van Hendrika wordt op 3 december 1896 een akte opgemaakt
waarin de scheiding van goederen wordt beschreven. Hierin wordt de nalatenschap
van Hendrika verdeeld over de beide dochters. De onroerende goederen bestaan
uit een huis, schuur, berg en erf, tuin, bouwland, weiland, akkerhout
en een uitweg welke samen ruim vier hectare groot is en een geschatte
waarde van 4750 gulden heeft. Er blijkt ook nog een hypotheek van 2500
gulden te zijn welke op 14 november 1863 was afgesloten met Johanna Hendrika
Wassink maar in 1894 was overgenomen door Hendrik Makkink van 't Wolferink.
|
|
|
|
Dochter
Garritjen is degene die op de Braamkolk is blijven wonen en deed dat met
Jan Willem Boerstoel (neef van Teunis Bouwmeester) met wie zij op 8 mei
1897 was getrouwd. Vader Bernardus blijft op Braamkolk wonen en overlijdt
er op 13 juni 1911. Hij verkocht de boerderij al in 1898 aan zijn schoonzoon.
De Boerstoel familiefoto hierboven is gemaakt in 1913 en wij zien v.l.n.r.
zoon Hendrik, vader Jan Willem, zoon Gerrit, dochter Hendrika, moeder
Garritjen, dochter Johanna Willemina en zoon Bernard. Dochter Johanna
en zoon Jan Willem waren nog niet geboren en staan niet op de foto, maar
Johanna zien wij op het paard Rossinant op de foto hierboven en zoon Jan
Willem komt zo aan bod. Op de foto hieronder zien wij Rossinant aan het
werk met Gerrit Boerstoel. Als Gerrit niet aan het werk was, mocht hij
graag fotograferen mede waardoor het Braamkolk verhaal zo geïllustreerd
is! |
|
|
Van
hun zeven kinderen is het jongste zoon Jan Willem die op Braamkolk
is blijven wonen. Hij trouwde in 1946 met Gerdien Slijkhuis uit
Deventer en zij kregen drie dochters.
Op vrijdagmorgen 2 september 1949 slaat het noodlot toe als de boerderij
afbrandt. Een dienstknecht vulde de petroleumlamp met benzine i.p.v.
petroleum waarna de Braamkolk in lichterlaaie kwam te staan, er
was geen redden meer aan! Dat kwam mede door een gebrek aan bluswater.
De inboedel ging grotendeels verloren, maar persoonlijke ongelukken
deden zich gelukkig niet voor.
Garritjen maakte de brand niet meer mee, zij was eerder dat jaar
op 21 februari overleden. Jan Willem overleed op 23 april 1957.
De foto hiernaast is gemaakt in 1937 toen het echtpaar 40 jaar was
getrouwd. |
|
|
|
De
familie Boerstoel woonde daarna korte tijd in de schuur met een kamer,
keuken, twee slaapkamers en twee bedsteden. In oktober en november 1949
wordt een bouwaanvraag gedaan voor een nieuw woonhuis aan de Eesterhoekweg
en een landbouwschuur op een bestaande fundering van een uitgebrand perceel,
met de tekening van de schuur waar de familie Boerstoel woonde. Het plan
voor het nieuwe woonhuis wordt later nog gewijzigd en pas in november
1950 wordt de vergunning verleend en het nieuwe huis gebouwd, het huidige
adres is Gorsselse Enkweg 11. Op de plek van de Braamkolk stond later
een kippenschuur. Jan Willem junior deed nog wat boerenwerk op Braamkolk
en werkte daarnaast als melkrijder voor de zuivelfabriek in Eefde. De
‘melkritten’ werden bij inschrijving toegekend en dit was
een nevenactiviteit bij zijn boerenwerk. Later had hij een grondverzetbedrijf
en woonde hij met Gerdien in een nieuw huis welke in 1969 is gebouwd,
vergunning werd verkregen op 5 november 1968. Zijn oudste dochter woonde
toen met haar man en twee kinderen op nummer 11.
|
|
|
|
Jan
Willem was vooruitstrevend in zijn werk, zo had hij als eerste een sproei
installatie. De andere boeren vonden dat allemaal maar niets, maar jaren
later had iedereen er wel één! Jan Willem mocht in zijn
jonge jaren ook graag varen op de IJssel in zijn eigen gebouwde kano en
bouwde op latere leeftijd in de schuur een waar jacht! En vliegen mocht
hij ook graag, vanaf Teuge ging de vlucht dan vaak richting Gorssel en
Harfsen waar de familie Boerstoel oorspronkelijk op boerderij Klein Hoentjen
woonde. Kortom: ter land (ook met de motorfiets op de weg), ter zee en
in de lucht, Jan Willem was overal voor in! Gerdien is overleden in 1982
en Jan Willem woonde tot 2006 op nummer 13 en ging toen wonen in een verpleegtehuis,
eerst in Zutphen, later in Deventer waar hij op 21 januari 2012 op 93-jarige
leeftijd is overleden. De jaren na zijn vertrek uit Gorssel bleef hij
zijn verjaardag vieren in Gorssel waarvoor een zaal in de Roskam werd
gehuurd en oude buren uit de Eesterhoek hem de hand kwamen schudden! |
|
1695-1730~ |
Gosen Jansen Braamkolk en Jenneken Gerrits
Landeweer |
Eerste hoofdbewoners |
1730-1750 |
Hendrik Waanders Braamkolk en Hendersken
Klein Bannink |
Geen familie van vorige bewoners |
1742-1744 |
Jan Jansen en Derksken Hendriks Braamkolk |
Derksken is de dochter van Hendrik en
Hendersken |
1746-1756~ |
Aerent Garrits en Derksken Hendriks
Braamkolk |
Aerent is de tweede echtgenoot van Derksken |
1756-1783 |
Willem Braamkolk en Geertruid Ligtenberg |
Geen familie van vorige bewoners |
1778-1814 |
Albert van der Meij en Willemina Braamkolk |
Willemina is de dochter van Willem en
Geertruid |
1802-1838 |
Gerrit Steven Peters en
Willemina van der Meij |
Willemina is de dochter
van Albert en Willemina |
1839-1840 |
Gerrit Scholten en Fenneken Roeterdink |
Geen familie van vorige bewoners |
1841-1854 |
Gerrit Berend van der Meij en Aleida
Smeenk |
Gerrit Berend is de broer van Willemina
en zoon van Albert en Willemina Braamkolk |
1854-1864 |
Hendrikus Kamperman en Gerritjen Scholten |
Geen familie van vorige bewoners |
1864-1911 |
Bernardus van Til en Hendrika Olijslag |
Geen familie van vorige bewoners |
1897-1957 |
Jan Willem Boerstoel en Garritjen van
Til |
Garritjen is de dochter van Bernardus
en Hendrika |
1946-2006 |
Jan Willem Boerstoel en Gerdien Slijkhuis |
Jan Willem is de zoon van Jan Willem
en Garritjen |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebrand, stond nabij
huidig adres Gorsselse Enkweg 11 |
|
|
|
|
Klein
Braamkolk |
|
Het ontstaan
van dit boerderijtje werd al beschreven in het verhaal van de Braamkolk.
Hendrikus Kamperman en zijn echtgenote Garritjen Scholten moesten op zoek
naar een nieuw onderkomen nadat boerderij de Braamkolk in 1863 was verkocht
en het pachtcontract in 1864 was beëindigd. Er wordt een nieuw boerderijtje
gebouwd en aan de bouw van het huisje werden geen hoge eisen gesteld.
Slecht cement tussen de stenen voldeed, het huisje hoefde niet zo lang
mee te gaan, 100 jaar was lang zat. Wij noemen het huisje Klein Braamkolk
omdat de oorspronkelijke boerderij nadien ook wel Groot Braamkolk werd
genoemd. |
|
|
Hendrikus en Garritjen hadden geen kinderen, maar hun neven Jan,
Teunis en Gradus Dommerholt woonden bij hun in, zij zijn zoons
van Garritjen haar zuster Fredrika. Op 10 november 1874 komt Hendrikus
te overlijden en de neven zijn ook vertrokken.
Voor Garritjen alleen is het huisje te groot en zij besluit deze
te verhuren aan een familie met een hele toepasselijke naam ...
Braamkolk! Het is Gerrit Braamkolk uit Epse die terug naar zijn
roots gaat, want hij is de kleinzoon van Jan Willem Braamkolk
die in 1743 op de Braamkolk werd geboren! Zelf is hij geboren
op het boerderijtje Braamkolk aan de huidige Hankweg in Epse.
De pachtveiling dateert van 5 februari 1877 en betreft het daghuurdersplaatsje
de Braamkolk aan de Waterdijk en bestaat uit een huis en erf,
bouwland en hakhout op de kadastrale percelen E 756, 764 en 765
met een totale oppervlakte van 2,25 hectare. Niet inbegrepen zijn
een kamer gelegen ten zuiden van het huis (waarin Gerritje zal
zijn blijven wonen) alsmede het hakhout en een stukje grond. Het
contract gaat in per 22 februari 1877 voor de duur van zes jaren.
Hoogste bieder is Gerrit Braamkolk voor 138 gulden per jaar, dit
bod brengt hij uit samen met zijn broer Albert Braamkolk en zwager
Albert Kieftenbelt.
Op 12 februari 1877 heeft Garritjen
nog veel spullen op een veiling verkocht. Dat waren huisraad,
gereedschappen, gewassen en ook nog twee koeien en twee pinken.
Bij elkaar kreeg zij er 707 gulden voor en daarmee kon zij samen
met de pacht toch nog aardig in haar oude dag voorzien.
|
|
|
Gerrit Braamkolk is klompenmaker en getrouwd met Hendrika Lammerdina
Beltman. Het gezin bestaat verder uit vier zoons en in 1879 wordt
er nog één geboren, dat is zoon Hendrik. Garritjen
Scholten blijft dus in een apart gedeelte van het huis wonen en
is er overleden op 15 oktober 1886. Na haar overlijden worden de
resterende goederen geveild op 10 november 1886 op Braamkolk door
haar erfgenamen (diverse personen o.a. Dommerholt, Klein Velderman
en Wiltink) en dat bracht nog bijna 120 gulden op. Vervolgens wordt
op 12 januari 1887 ook het boerderijtje met de grond geveild, dat
zijn de kadastrale percelen E 764, 765, 1977 (huis), 1978 en 1979.
Koper is Hendrik Makkink van 't Wolferink en hij betaalt er 2.210
gulden voor. Een ander gedeelte van het bouwland met perceelnummer
E 1979 wordt voor 1.050 gulden gekocht door Gerrit Jan Wiltink van
de Pastorie.
Op 28 mei 1887 trouwt Harmanus Scholten (achterneef van Garritjen
Scholten) met Tonia Enterman en zij gaan dan in het gedeelte van
het huis wonen waar Garritjen eerder woonde.
In 1889, na twee pachttermijnen van 6 jaar, vertrekt de familie
Braamkolk weer naar Epse en gaan daar wonen op de Boschweide aan
de huidige Kletterstraat waar ze in 1877 ook vandaan kwamen. Later
bouwen ze een boerderijtje verderop de Kletterstraat welke Nieuw
Braamkolk werd genoemd, deze had later het adres Kletterstraat 35
en werd in 1900 verkocht aan zoon Hendrik Jan. Ernaast werden twee
andere gelijksoortige boerderijtjes gebouwd welke werden bewoond
door zoons Gerrit Jan (Kletterstraat 33) en eerder genoemde Hendrik
(Kletterstraat 31). Hem zien wij hiernaast op de foto, een bijzondere
foto want hij is de enige Braamkolk die op Braamkolk in Gorssel
is geboren en waarvan een foto is!
|
|
|
|
In
1889 vertrekt ook de familie Scholten en wordt de boerderij bewoond
door één familie: Wunderink. Het zijn Harmen Wunderink
(weduwnaar van Willemina Stoelhorst)
en Tonia Leusink die naar Braamkolk komen en zij blijven er hun
hele leven wonen. Harmen werkte voor de familie Makkink van 't Wolferink
die in 1889 al eigenaar van het boerderijtje was geworden, vandaar
dat Harmen er mocht wonen. Harmen is tragisch overleden op 17 oktober
1917 nadat hij door paard en wagen achterwaarts de kolk in werd
gedrukt. Niet duidelijk is of dit de kolk bij de Braamkolk of het
Bartjes Gat bij 't Wolferink is geweest. Bij het Bartjes Gat deed
zich een soortgelijk ongeval voor waarbij ene "Bart(je)"
verongelukte en waarnaar toen de kolk toen is vernoemd.
Bartjes Gat is eigenlijk een oude weerdstrang. Een strang is een
waterloop. In de uiterwaarden (de weerdjes of de weerden) langs
de IJssel, ter hoogte van ’t Boschloo, de Braamkolk, ’t
Eschede en ’t Wolferink liep zo’n strang. Dit is een
oude waterloop van de IJssel. Er is echter weinig van over. Bartjes
gat dat ten onrechte een kolk wordt genoemd is een overblijfsel.
Ook verder stroomafwaarts richting de duiker zijn nog sporen te
vinden. Bij de veiling van het Groote en Kleine Loo werd ook een
weerdstrang geveild welke mogelijk die ter hoogte van 't Boschloo
was.
Op 31 mei 1919 trouwt dochter Derkjen Wunderink met Willem Poesse
die de volgende mannelijke hoofdbewoner van het huis werd. Willem
werkte ook Makkink van 't Wolferink. Deze bood hem aan diens arbeiderswoning
aan de Sweersingstraat te kopen waar Willem graag gebruikt van maakt. |
|
Het
boerderijtje bij het Braamkolk was ondertussen in zeer slechte staat
en Makkink van 't Eschede weigerde er ook maar iets aan op te knappen,
hij had veel liever de grond als landbouwgrond. Hij kreeg zijn zin,
in 1956 werd het boerderijtje gesloopt nadat de familie Poesse al
naar de Sweersingstraat was verhuisd. Hierna mocht de bungalow van
de Gorsselse Enkweg 13 worden gebouwd welke veel meer richting de
weg stond.
Op 8 november 1932 is Tonia Leusink op Braamkolk overleden en zijn
er in de periode van 1922 tot 1936 vijf kinderen van Willem Poesse
en Derkjen Wunderink geboren. |
|
De foto hiernaast
is van Willem Poesse en is genomen voor het Boershuis. |
|
|
1864-1886 |
Hendrikus Kamperman en Garritjen
Scholten |
Eerste bewoners van het
nieuwe huis, afkomstig van oude Braamkolk boerderij |
1877-1889 |
Gerrit Braamkolk en Hendrika Lammerdina
Beltman |
Geen familie van vorige bewoners, wel
van de oorspronkelijke Braamkolk bewoners |
1887-1889 |
Harmanus Scholten en Tonia Enterman |
Harmanus is een achterneef van Garritjen |
1889-1932 |
Harmen Wunderink en Tonia Leusink |
Geen familie van vorige bewoners |
1919-1956 |
Willem Poesse en Derkjen Wunderink |
Derkjen is de dochter van Harmen en
Tonia |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond eind
achter huidig adres Gorsselse Enkweg 13 |
|
|
|
|
Sweersink |
|
De boerderijnaam Sweersink bestaat al in
1494 (toen geschreven als"Swersinck") in de Eesterhoek maar
het betreft hier boerderij 't Dijker. Deze boerderij wordt in de 17e
eeuw genoemd als Sweersinck en in 1783 als "Sweerssink of Dijkersplaats"
maar overwegend als 't Dijker of een afgeleide daarvan. Aan het einde
van de 18e eeuw herleeft de naam Sweersink als een nieuwe boerderij
wordt gebouwd op het land Sweersinkkamp welke toebehoorde aan 't Dijker
en ook wel den Moijlerhuisacker werd genoemd zoals te lezen is in een
akto anno 1699. Dit stuk land wordt op 1 augustus 1797 verkocht door
Garrit Dijkerman aan Jan Jebbink uit Leesten. Zijn dochter Anna Jebbink
en schoonzoon Gerrit Valkeman werden later eigenaar. Mogelijk is de
boerderij gebouwd in de periode dat de Berger Hoeve is afgebroken en
zijn de gebinten van deze boerderij gebruikt voor de bouw van boerderij
Sweersink welke aan de weg werd gebouwd welke van 't Eschede naar de
Pastorie liep.
|
|
|
De familie
ging er niet wonen maar verpachtte de boerderij en het land aan
hun achterneef Gerrit Jan Nengerman uit Eefde. Hij en zijn vrouw
Aaltjen Teunissen zullen er in 1799 zijn komen wonen. Gerrit Jan
werkt als landbouwer en dat geeft aan dat Sweersink een redelijke
boerderij moet zijn geweest welke in 1829 nog als klasse 7 wordt
ingedeeld, dezelfde klasse als Hoekman dat jaar.
Er worden in 1829 vijf gezinsleden geregistreerd, naast Gerrit Jan
en Aaltjen zijn dat dochter Teune, schoonzoon Teunis en kleinzoon
Albert. Gerrit Jan en Aaltjen kregen tien kinderen waaronder zoon
Gerrit die op 10 mei 1822 trouwde met Anneken Zandscholten die als
dienstmeid op 't Smeenk werkte en op de Steege heeft gewoond. Het
stel vertrekt naar Brummen.
Teune was het jongste van Gerrit Jan en Aalten en is op 3 februari
1800 als enige op 't Sweersink geboren. Zij trouwt op 13 mei 1825
met Teunis, ook een Nengerman! Zij zijn niet alleen naamgenoten,
maar ook neef en nicht. Ze worden de nieuwe hoofdbewoners van Sweersink
en staan er alleen voor als hun (schoon)ouders in 1835 allebei komen
te overlijden: Aaltjen op 26 maart en Gerrit Jan op 10 november.
De foto hiernaast is
in 2024 gemaakt. Het bosje bomen dat middenin het weiland staat,
markeert de plek waar ooit boerderij Sweersink stond. Rechts in
de verte is boerderij Smeenk te zien, de fotograaf staat met zijn
rug naar de Laan van Eschede.
|
|
|
Teune
en Teunis krijgen acht kinderen in de periode 1826-1843. Dochter
Hendrika trouwde met Jan Brummelman en woonde achter Erve
Strookappe in Harfsen. Dochter Stina Gerritdina trouwde op 20
juli 1860 met Jannes Schutte en bleef op Sweersink wonen. Teunis
is dan al overleden, dat gebeurde op 27 augustus 1856. Teune overleed
op 28 december 1861. Teune werd in 1861 nog wel oma van kleinzoon
Gerrit. In 1862 en 1864 werden twee dochters geboren en op 28 januari
1865 vertrekken Jannes Schutte en Stina Gerritdina Nengerman met
hun drie kinderen naar Bathmen waar nog een zoon werd geboren. Later
woonde de familie Schutte in Laren alwaar Stina Gerritdina op 31
maart 1928 is overleden op de gezegende leeftijd van 91 jaar. |
|
|
|
Gerrit
Valkeman en Anna Jebbink verkopen de boerderij op 10 april 1837 aan de
25-jarige Frederik Christiaan Colenbrander en zo komt 't Sweersink onder
't Eschede te vallen. Frederik Christiaan overlijdt in 1839 ongehuwd op
27-jarige leeftijd en zo komt het eigendom terecht bij zijn moeder Elisabeth
Fischer. In 1863 laat zij het gehele landgoed Eschede en dus ook 't Sweersink
veilen. Deze wordt dan omschreven als het plaatsje Sweersing bestaande
in huis en erf, bakoven en pomp met bouwland en boomgaard en samen bijna
drie bunders groot. In de akte staat ook geschreven dat de familie Nengerman
het plaatsje tot 22 februari 1865 in pacht heeft. Koper is Teunis Wiltink
die ook een stuk heide met bouwland van vier bunders koopt en daar in
totaal 10.260 gulden voor betaalt. |
|
|
Teunis
Wiltink en zijn echtgenote Elisabeth ter Maat zijn dus de nieuwe
bewoners die op 21 maart 1865 vanuit Diepenveen komen alwaar zij
woonden op het erve Midden Wechele. Gorssel is echter bekend terrein
want ze zijn er beiden geboren. Zo komt Teunis van Frankenplaats
en is Elizabeth geboren op 't Hekkert. Teunis is al 65 en Elisabeth
is 63 en ze doen het dus rustig aan. Ze hebben zes dochters die
met drie broers Oostenenk, twee broers Roeterdink en één
Wiltink zijn getrouwd. Dat is Gerrit Jan Wiltink die met jongste
dochter Hendrika Willemina Wiltink is getrouwd en neef en nicht
van elkaar zijn. Gerrit Jan is namelijk de zoon van Hendrik Jan
Wiltink, broer van Teunis en hoofdbewoner van 't Reins. Wij zien
hem op de foto hiernaast, van de andere Wiltinks is er helaas (nog)
geen foto. Hendrik Jan is weliswaar geen bewoner van 't Sweersink
maar zal er ongetwijfeld op bezoek zijn geweest.
Gerrit Jan trouwde namelijk in op 't Sweersink. Hij en Hendrika
Willemina verhuizen in 1868 met hun (schoon)ouders naar de naastgelegen
Oude Pastorie. Sweersink wordt niet verkocht, maar verhuurd. Aan
wie zien we zo. Teunis en Elisabeth overlijden beiden in 1871 op
de Oude Pastorie en boerderij Sweersink wordt daarna op 31 mei 1872
getaxeerd. Het "erve Zwiersink" bestaat dan uit een huis
en erf met een zaadberg en een boomgaard, bouwland de Kamp, nog
een stuk bouwland en een weiland, te samen 7 hectare met een geschatte
waarde van ruim 10.000 gulden. |
|
|
Op
5 maart 1868 kwamen Derk Wansink en Helena Stegink met vier kinderen
vanuit Wilp en op 10 februari 1869 wordt er nog een dochter geboren.
Op 25 mei 1871 vertrekt het gezin naar Deventer.
Opvolgers zijn dagloner Hendrik Leunk (van de Botter in Harfsen)
en Johanna Smeenk die op 10 februari 1871 waren getrouwd en in november
1871 naar Sweersink komen, de boerderij heeft dan alweer een half
jaar leeggestaan. Het zal niet meer in goede staat zijn geweest
en daarom wonen Hendrik en Johanna er ook maar drie jaren. Zoon
Hermanus Albertus is er nog geboren op 13 september 1873 en het
volgende kind werd in 1876 in Harfsen geboren, begin 1875 zullen
Hendrik en Johanna de boerderij hebben verlaten waarna 't Sweersink
zal zijn afgebroken. Op 23 januari 1875 stond er een advertentie
in de krant waarin G.J. Wiltink van de Oude Pastorie de boerenwoning
Zweersink voor afbraak aanbiedt met de vermelding dat deze thans
nog wordt bewoond door H. Leunk. Tevens worden er meerdere appelbomen
en twee notenbomen, staande bij de boerenwoning, aangeboden.
De huidige Sweersingstraat is nog het enige wat aan de boerderij
herinnert. De weg welke op de tekening is te zien liep naar 't Boershuis
van 't Eschede en het verlengde hiervan na 't Wolferink is de Sweersingstraat.
De weg is tegenwoordig nog herkenbaar in de weilanden nabij boerderij
de Borghte zoals op de foto hiernaast is te zien. Overigens staat
er in het huidige bosje op de plek van de oude boerderij ook nog
een notenboom! |
|
|
|
Hiernaast
zien wij een koperen knoop. Deze is gevonden op de plek nabij het
Sweersing waar vroeger de oude weg langs de boerderij liep. Onduidelijk
is of deze van één van de bewoners of van een passant
is geweest. |
|
|
1799-1835 |
Gerrit Jan Nengerman en
Aaltjen Teunissen de Groot |
Geen familie van vorige
hoofdbewoners |
1825-1861 |
Teunis Nengerman en Teune Nengerman |
Teune is de dochter van Gerrit Jan en
Aaltjen |
1860-1865 |
Jannes Schutte en Stina Gerritdina Nengerman |
Stina Gerritdina is de dochter van Teunis
en Teune |
1865-1868 |
Teunis Wiltink en Elisabeth ter Maat |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1868-1871 |
Derk Wansink en Helena Stegink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1871-1875 |
Hendrik Leunk en Johanna Smeenk |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken,
stond tussen huidige adressen Gorsselse Enkweg 9 en Laan van Eschede
2 |
|
|
|
|
Het
Sweersink behoorde tot 't huis van Eschede net als het Borghte (het
boershuis van 't Eschede), de Braamkolk, de Kleine Muil, de Oude
& Nieuwe Vos en het Nijhuis. Oorspronkelijk behoorden alle boerderijen
tot de Marke Eschede, later werd deze gesplitst in de Eesterhoek
en de Eesterbrink waartoe de Nieuwe Vos en Nijhuis behoren.
Nu volgen we de boerderijen die zoals op bijgaande tekening te zien
is om het huis van Eschede lagen t.w. 't Burgte, 't Koetshuis, Ontijdink,
Bosser, Wolferink en Dijkerhof waarvan de laatste later is verplaatst.
Maar eerst brengen wij een bezoek aan het Huis te Eschede, het oudste
huis van de Eesterhoek. |
|
|
|
't
Eschede |
|
't Eschede
is een eeuwenoud huis welke anno 1046 al in een oorkonde staat vermeld
en dan "Ascete" wordt genoemd. In 1212 heet het Eschete en in
1296 Ascede. Uiteindelijk wordt de naam geschreven als 't Eschede ook
al wordt het wel eens foutief als Enschede geschreven, maar dat ligt iets
verder van Gorssel in Twente. Daar ligt weer het dorp Tubbergen waar ook
een huis met de naam Eschede stond welke ook wel Eeshof was geheten. De
namen Eesterhoek en Eesterbrink zullen dan waarschijnlijk ook zijn afgeleid
van de naam Eschede. Het is vrijwel zeker dat er familiebanden zijn tussen
de bewoners van 't Eschede in Tubbergen en Gorssel. |
|
't
Eschede was de zetel van de Marke Eschede en was er al voordat er
een kerk in Gorssel stond en eigenlijk is 't Eschede het oorspronkelijke
centrum van het huidige Gorssel. Dat de kerk uiteindelijk in het
huidige centrum van Gorssel is gebouwd zal er mogelijk mee te maken
hebben gehad dat 't Eschede wel erg dicht bij de IJssel stond en
men er wel eens last van natte voeten kreeg zoals in het verhaal
bij het naburige Ontijdink ook te lezen is. |
|
|
|
In
1378 was eigenaresse Alijt van Escheen en zij wordt dan beleend met "Den
Hoff tot Escheen". Waarschijnlijk is zij de Jonfrouwe van Eschede
die in 1382 wordt genoemd in den kerspel van Goirslo. De volgende belening
vindt plaats in 1406 en is op naam van Willem van der Horst "van
Escheide" die 't Eschede waarschijnlijk geërfd heeft en zich
dan ook Eschede gaat noemen. Anno 1401 wordt hij als weerbare man "in
den kirspel van Gorslo" genoemd als Willem van Esgede. Zijn eerste
vrouw Jutte van Diepenbroeck en tweede vrouw Aleid van Rouwenoort worden
er resp. in 1406 en 1422 & 1428 mee beleend. Ook zijn zuster Wilhelmina
(getrouwd met Reinier Lensink) wordt in 1422 beleend met 't Eschede, Willem
is dan overleden. In 1438 wordt 't Eschede overgedragen aan zoon Hendrik
van Eschede die later trouwde met Aleid van Haef. Uit dit huwelijk worden
twee zoons geboren: Hendrik en Albert. Het is zoon Albert die het goed
overneemt en hij wordt vermeld in de pondschatting van 1492 als Aelbert
van Eesschede bij het goed "ten Putte" waarvan hij ook eigenaar
zal zijn geweest, onbekend is alleen waar deze boerderij heeft gestaan. |
|
|
Albert
wordt in 1511 beleend met 't Eschede maar transporteert zijn bezit
in 1527 aan Jan Ketel. Zijn broer Hendrik trouwt omstreeks 1508
met Anna van Beverforde en zij krijgen een dochter genaamd Anna.
Zij is de laatste eigenaresse uit het geslacht Eschede en heeft
deze verkregen van de weduwe van Jan Ketel en wordt in 1531 beleend
als erfgename van haar oom Albert. Zij is dan al getrouwd met Johan
van Voorst die in 1549 te Gorssel overlijdt en ook "Van Voorst
tot Gorssel" is geheten. Anna van Eschede overlijdt in 1566
te Deventer. Dat jaar wordt 't Eschede dan uitgegeven als sadelleen,
in 1378 (toen Alijt werd beleend) was dat nog als een dienstmansleen.
Anna draagt 't Eschede in 1564 en 1566 over aan haar zoon Johan
die was getrouwd met Elisabeth van Gent en later in Doesburg woonde.
Dit huwelijk is kinderloos en daarmee wordt Margriet, dochter van
Anna, erfgenaam van 't Eschede. Zij is weduwe van Arent van Lintelo
en heeft een zoon genaamd Diederik die de volgende erfgenaam is.
Maar Diederik wordt in 1600 doodgeslagen door Jan Dymberg, richter
te Anholt en zo ging 't Eschede over aan Diederik zijn zoon Arnt
die dan nog minderjarig is. |
|
|
In
de verpondingskohieren van de periode 1646-1650 blijkt Maximiliaan von
Pasqualine de eigenaar van 't Eschede. Hij is de zwager van zojuist genoemde
Arnt die kinderloos is overleden. Bij 't Eschede blijken dan twee hoven
te behoren met weidelanden waarop 12 koeien grazen, deze stonden bekend
als het Hof 't Eschede. De twee hoven stonden ongeveer op de plek van
het latere Koetshuis en worden daar verder besproken. De Borghte, het
latere Boershuis van 't Eschede, wordt apart in het kohier genoemd en
is dan nog geen eigendom van 't Eschede. Wij gaan even verder in de tijd
en komen uit bij bij Goossen van Keppel die geen familie van de familie
Eschede was. Hij was ook eigenaar van de havezate Nijenhuis bij Laren
en wilde van 't Eschede ook een havezate maken zodat hij zijn beide zoons
een havezate kon nalaten. Hij slaagde daar echter niet in en na zijn overlijden
in 1679 erfde zoon Hendrik met 't Eschede een leuk optrekje, maar geen
havezate. Op 6 mei 1686 wordt in het breukenboek genoemd "Hendrick
van Keppel tot Eschede" en is hij hier dus nog woonachtig.
|
|
|
In
1692 wordt Evert Marrienborch bij een gerechtelijke uitspraak met
't Eschede beleend. Hendrik van Keppel is dan al overleden en zijn
broer Derk, die 't Eschede van hem erfde, zal financiële problemen
hebben gehad en 't Eschede hebben moeten verkopen. Evert is getrouwd
met Martha (Maria) Helena Vriesen die in 1713 als lidmaat op 't
Eschede wordt geregistreerd en dan weduwe blijkt te zijn. Krachtens
het testament van Evert worden Hendrik en Evert Pot in 1715 met
't Eschede beleend. Hendrik en Evert zijn neven en kinderen van
Harmina Marrienborgh (zus van Evert) en Gerrit Podt. Evert en Martha
zullen dus geen kinderen hebben gehad. Wel hadden zij een dochter
maar zij overleed in 1700 te Deventer.
De tekening hiernaast is gemaakt in 1720 door Frans Berkhuijs en
heeft de titel "De Marienborch". Het is zeer aannemelijk
dat hiermee 't Eschede wordt bedoeld en dat de naam van de vroegere
eigenaar is gebruikt. Er bestaat bij Gorssel geen ander huis met
deze naam. Enig voorbehoud bij de authentiekheid van deze tekening
moet wel gemaakt worden omdat Frans Berkhuijs niet altijd even betrouwbaar
was. Tevens wijkt de tekening af van de twee verdere tekeningen
die van 't Eschede zouden zijn gemaakt die even verderop dit verhaal
staan afgebeeld. Maar ook daarvan is het niet helemaal zeker of
die 't Eschede betreffen en kan het goed zijn dat dit een herenhuis
betreft die na 1720 is gebouwd en dat op de tekening hiernaast het
oude Eschede te zien is. |
|
|
Hendrik Pot (ook wel
Podt) wordt uiteindelijk alleeneigenaar en was burgemeester van Deventer.
Als burgermeester van deze stad is het niet aannemelijk dat hij permanent
op 't Eschede heeft gewoond. Als knecht Hendrik Jansen van der Meij
op 13 mei 1749 overlijdt wordt hij genoemd als "als knecht van
de heer Podt" en zal Hendrik wel bekend zijn geweest in Gorssel.
Ook werd zijn tweede vrouw Willemina Elisabeth Greven in 1718 peetmoeder
van een kind dat op 't Hof ten Eschede is geboren. In
1753 gaat 't Eschede over naar enige zoon Gerhard Podt en na diens overlijden
in 1783 naar Elia Elisabeth Podt, een dochter van Hendrik Podt en echtgenote
van Jacob van de Graaff. Zij overlijdt op 31 augustus 1793 op den Huize
Eschede en haar eigendom gaat dan over op Jacob en hij moet dan de 50ste
penning (een bedrag van maar liefst 465 gulden) betalen voor het volgende:
1e den Hof te Eschede, 2e uijt de rijsweerden, twee drie vierde whaaren,
3e twee en een halve whaar uijt de Borgh, 4e de whaare uijt Ontedinck,
5e het erve de Borgh, 6e het erve Ilbrink, 7e den halfscheid van een
stuck uijt Ontendinck, 8e het halve erve Busse, alle onder Gorssel geleegen.
Jacob overlijdt twee jaar later in 1797 en het bezit gaat dan over op
Egbert Hendrik Greven. Hij is de naaste bloedverwant, een zoon van een
neef van Elia Elisabeth van moeders kant. Maar hij moest 't Eschede
delen met anderen en verkoop bleek de enige mogelijkheid om de erfenis
te verdelen. De families Podt en Greve(n) woonden resp. in Deventer
en Zwolle en niet bekend is of zij ook permanent op 't Eschede hebben
gewoond, waarschijnlijk was het meer een zomer- of weekenverblijf. In
de uiteindelijke verkoopakten wordt alleen de naam van Geertruid Femma
Ingena Podt genoemd, de andere erfgenamen waren absent. Zij is een dochter
van een andere neef van Elia Elisabeth van vaders kant en de enige erfgenaam
met de naam Podt.
|
|
De veiling van
1798 bestond uit de volgende zeven percelen:
1.
Het goed Eschede, bestaande uit de erven vanouds genoemd Borgte
en Eschede, met de verdere
onder dit parceel opgenoemde landerijen, waarop het heerenhuijs
en verder getimmerte, hoven, platagien om het huis, Sterrebosch, allées
en bosschen van linden, beuken, eijken en andere boomen, het weijdeland
de Pas genoemd, een groote buijtendijksche hooijweerd met vijf en een
quart whaare in de één en twintig van de Escheder Rijsweerden,
het eijgentlijke erve Eschede,
bestaande in huijs, bergh, schaapenschot en oven, hof en boomgaard
en verdere landerijen, als de Grote Eester of Schotkamp, den Nieuwenkamp,
den Middelstenkamp, den IJsselkamp, in gebruik bij Braamkolk, het Nieuwe
Land, in gebruijk bij Jan Op ’t Zand, het weijdeland de Maate, de
onverdeelde helft in den Sweertsenkamp, en het Hoenderstuk, waarvan de
andere helft behoord aan de ervgenaamen van wijlen Mr. J. v.d. Graaf,
alles met de akkermaels bosschen, heggen en boomen daar op, om en tegen,
de katerstede de Braamkolk,
bestaande in huijs, een stuk zaaijland, akkermaalsbosch en hegge, beuken,
Telgenboschje en opgaande boomen, 6½ koeweijde in de 41¼
op den Escheder Koeweerd, voorts nog ¼ whaar in de Gorsselsche
Weerden, regt van schaapendrift, stemrecht in de Mark van Eschede en Gorssel,
Markenrichterschap in de Mark van Eschede, bank en grafstede in de kerk
van Gorssel, zijnde het erve Eschede als een zadelleen, voormaels leenroerig
geweest aan de gewezen Provincie Gelderland, daarentegen bij dit parceel
verkogt de leenkamer met de vasallagien daarbij behoorende.
2. Het erve Ilbrink,
bestaande in een huijs, hooijberg, schaapschot
etc. boomgaard en schapenland, hofkamp, voorsten Steenkamp, Laagenkamp,
Middelstenkamp, Loohoek, Korte Vooren en Paaltjes Stuk, alles met de akkermaals
bosschen en heggen daarbij behoorende, benevens de opgaande boomen, zoo
op den kamp bezijden als achter het huijs, met vijf en één
halve koeweijdens op den Escheder Koeweerd, mitsgaders drie zestiende
whaare in de Gorsselse weerden, alsmede het regt van schaapendrift. Gekocht
door Mr. Engelbert OpGelder uit Zutphen voor ƒ 8050,-- excl. hooggelden.
3. Het allodiale erve Bosse,
bestaande in huijs, berg, hof en boomgaard met een stuk zaaijland, voorts
een kamp zaaijland, Saaltjeskamp geheeten, en het Loostukje met het akkermaals
hout en boomen, weijdegrond en uitdrift op de hooge kloot, één
vierde part in de Bos, het Lookamp genaamd, twee koeweijdens op den Escheder
Koeweerd, en nog een achtste whaare in de Gorsselsche Weerden. Gekocht
door Gerrit Santscholten uit Gorssel voor ƒ 4265,--.
4. Katerstede
het Loo genoemd, bestaande in huijs en onderhoorige
zaeij- en weijdeland, bij Philippus in ‘t Loo in pagt gebruikt wordende,
mitsgaders de heggen om het land en het daarbij gelegen akkermaals boschje
en verder houtgewas, benevens een koeweijde in den Escheder Koeweert.
Aangekocht door Hendrik Grotenhuijs uit Epse voor van als vooren voor
ƒ 1213,10.
5. Het weiland de
Kleijne Hooijweert bij Braamkolk gelegen, met
het rijsweertje daarachter en de peppelenboomen daarvoor, dan nog een
rijsweertje verder naar beneden gelegen, te zaamen met ééne
whaar in de één en twintig whaaren in de Escheder rijsweerden.
Deze wordt samen met perceel 2 aangekocht door Engelbert OpGelder voor
ƒ 1690,-- excl. hooggelden. Samen met perceel 2 betaalde hij ƒ
9907,-- incl. hooggelden.
6. Een stuk hooijland
met de daarom staande hegge, onder het schoutampt Zutphen, bij het erve
Joppe kennelijk gesitueerd. Aangekogt door A.H. van Markel Bouwer van
het Huize Joppe voor ƒ 795,--.
7. Een stuk zaaijland,
het Bakkershofjen genaamd, door kooper Jan OpSandt
van 't Zand in pagt. Aangekocht voor ƒ 213,15. |
|
|
De
veiling vindt plaats op 25 september 1798 (waarschijnlijk in Zwolle)
en de koper van perceel 1 met het heerenhuijs is Frederik Christiaan
Colenbrander, weduwnaar van Maria Christina Alida Hissink. Op 20
april 1799 wordt de koop in een akte bekrachtigd. Het goed Eschede
blijkt dan te bestaan uit "de erven van ouds genaamd Borgte
en Eschede met de verdere onder dit parceel opgenoemde landerijen,
waarop het Herenhuis, met stalling, hoveniers huis en verdere getimmerte,
hoven plantagiën om het huis, Sterrebosch, Slingerbosch, Alleen
en Bosschen van linden, beuken, eiken en andere bomen". Uit
bovenstaande blijkt dat er dus twee erven (boerderijen) op het landgoed
stonden: de Borghte (het boershuis) en 't Hof te Eschede. Dit stond
ook al hierboven beschreven bij de opsomming van de zeven geveilde
percelen. Tevens staat daar nog vermeld dat ook katerstede de Braamkolk
tot dit perceel behoorde.
Begin 1800 wordt het goed Eschede getekend, zie hiernaast. Het huize
Eschede is duidelijk te herkennen aan zijn bijzondere vorm. Ten
noorden ervan staat de Borghte en links het Hof te Eschede met hoveniershuis
en stalling, het toen nog onbewoonde koetshuis.
Tot het goed Eschede behoren ook 6,5 van de 41 koeweiden en een
vierde op de Escheder koeweerd, stemrecht in de marke van Eschede
en ook die van Gorssel, uiteraard het markerichterschap van Eschede
en een bank en grafstede in de kerk van Gorssel. De prijs van het
goed Eschede was 33.600 gulden. |
|
|
Frederik
Christiaan Colenbrander is koopman te Zutphen en woonde wel op 't Eschede
en wordt dan ook in onderstaand bewonersoverzicht vermeld. Hij woonde
er echter niet permanent maar alleen "des zomers op den huize Eschede
te Gorssel, des winters te Zutphen". Hij verhuurde 't Eschede daarom
ook en deed dat al vanaf 1800 toen Arie van der Linde en Susanna van Rhee
er gingen wonen. Zij krijgen twee kinderen op 't Eschede die er zijn opgegroeid
want pas in 1823 vertrekken Arie en Susanna naar Sloterdijk. In 1822 hadden
ze al gezelschap gekregen van Leonard de Casembroot en Adriana Johanna
van Neukirchen, er was dan ook ruimte zat in het grote huis en ook zij
kregen er twee kinderen. Leonard was Agent van het Departement van Oorlog.
Andere bekende huurders zijn Matthieu Guillaume van der Bank en Johanna
Willemina Wijnveldt die er in 1836 voor vier maanden wonen. Het is niet
duidelijk of ze dat alleen in 1836 hebben gedaan of ook in andere jaren.
|
|
|
Frederik
Christiaan Colenbrander had een zoon genaamd Gerhardus Johannes
die in 1810 trouwde met Elizabeth Fischer en zij zullen ook zo nu
en dan op 't Eschede hebben gewoond. Merendeel van de tijd waren
ze in Zutphen waar Gerhardus in 1817 is overleden.
Elizabeth hertrouwt in 1821 met Johan Frederik Klein en zij wonen
in Zutphen, Duiven en Velp waar Johan in 1832 is overleden. Maar
ook nu mag aangenomen worden dat zij ook wel eens op 't Eschede
hebben gewoond. Elizabeth Fischer gaat daarna voor langere tijd
op 't Eschede wonen en doet dat met zoon Frederik Christiaan Colenbrander
die op 20 februari 1839 op 't Eschede overlijdt. Zijn opa Frederik
Christiaan was op 22 mei 1836 in Zutphen overleden. Hij is daar
ook begraven en heeft dus geen gebruik gemaakt van de verworven
grafstede in de kerk van Gorssel, mogelijk heeft hij deze verkocht.
Elizabeth Fischer trouwt op 27 maart 1840 voor de derde maal en
doet dat dit keer in Gorssel met gepensioneerd majoor bij de infanterie
Jacobus Sappius Graevestein en zij gaan permanent op 't Eschede
wonen. Met Gerhardus Joannes Bremer wordt dan een werkbaas aangetrokken;
zijn moeder, broers en zuster worden op de Borghte gestationeerd.
In die tijd was het erfmarkerigterschap van de marke Eschedé
nog steeds verbonden aan het Eschedé. Dit is zo gebleven
tot aan de opheffing van de marke in 1842. Een halfzus van Jacobus
Sappius Graevestein woonde dat jaar op 't Ontijdink.
|
|
|
De
tekening hierboven is afgebeeld in het boek "Uit Gorssel's
Verleden" van J. de Graaf als huis Eschede omstreeks 1860.
De tekening hiernaast zou ook van 't Eschede zijn maar zeker is
dat niet, het is waarschijnlijk de Groote Haar in Gorssel welke
ook wel Klein Eschede werd genoemd. De tekening is namelijk gemaakt
door Wijnand Klinkhamer wiens broer Sibout Christiaan op de Groote
Haar woonde. Tevens zijn er ook verschillen tussen de beide tekeningen
die beide van omstreeks 1860 dateren. Zo heeft het huis op de tekening
hiernaast geen trap bij de voordeur, geen klok op het dak en geen
schoorstenen. Daarnaast zijn de ramen hoger en is er een dakraam
welke 't Eschede niet had. Meest kenmerkend is de vorm: duidelijk
is dat het achterhuis even breed is als het voorhuis terwijl 't
Eschede naar achteren toe steeds smaller werd. De tekening staat
bij de nazaten van het echtpaar Klein-Fischer echter bekend als
zijnde die van 't Eschede, maar een vergissing kan toen ook zijn
gemaakt. Overigens kan het goed zijn dat beide tekeningen hetzelfde
huis betreffen maar dat de eerste tekening een bouwtekening was,
zo ziet die er wel uit. Uiteindelijk is het huis dan met wat minder
pracht en praal gebouwd.
Dan zijn we er nog niet helemaal uit met de onduidelijkheden, want
wellicht zijn er twee Huize Eschedes geweest. Van de eerste heeft
dan nog lange tijd een steunbeer tegen het latere koetshuis gestaan,
zie foto bij dat verhaal. Dat zou dan die van de tekening van Marienborch
kunnen zijn. Het tweede huis Eschede stond dan op de bekende plek
en zou dus die van bijgaande tekeningen kunnen zijn. De bouwstijl
is veel recenter dan de andere tekening en lijkt op het nog bestaande
Reuversweerd te Cortenoever waarvan de familie Colenbrander ook
eigenaar was. Het kan ook nog zijn dat de familie Colenbrander dat
huis dan nieuw heeft laten bouwen wat dan de afwijkende vorm met
de tekening van 1798 verklaart. |
|
|
|
Er
wonen en werken ook gewone Eesterhoekers op 't Eschede. Dat is bijvoorbeeld
koetsier Jan Willem Ilbrink van 't Ilbrink wiens dochter Gerritdina
in 1848 op het erve Eschede wordt geboren wat dan alleen nog de
Borghte blijkt te zijn. Jan Willem woont later op de Kleine Muil
maar blijft werkbaas op 't Eschede.
Andere bekende namen zijn Harmen Roeterdink van 't Roeterdink, Gerrit
van Hummel van de Bloedkamp en Berend Scheuter van 't Scheuter te
Eefde die zou trouwen met de zus van Hendrika Grada Broekman van
de Borghte. Zo ontsprong er ook wel eens een romance op 't Eschede! |
|
|
Op
23 december 1862 overlijdt Jacobus Sappius Graevestein en is Elisabeth
voor de derde keer weduwe. Alleen op 't Huize Eschede ziet ze niet
meer zitten en ze besluit permanent naar Zutphen te verhuizen wat
ze doet op 15 augustus 1863. De portretten hiernaast zijn van Jacobus
Sappius Graevestein en Elisabeth Fischer.
Het Huize Eschede is in slechte staat en verkoop (voor afbraak)
lijkt daarom een logische keuze. Er wordt een veiling georganiseerd
en aangekondigd op 23 mei 1863 in de advertentie hieronder. |
|
|
|
Dit
is de advertentie voor de veiling van 't Eschede op 10 juli 1863
bij de Roskam in Gorssel. De veiling omvatte het landgoed Eschede
met de daarbij behorende boerenerven en verdere gronden, twee banken
in de hervormde kerk en en drie graven op de begraafplaats te Gorssel.
De aanwijzing van de percelen werd gedaan door den werkbaas Jan
Willem Ilbrink van de Kleine Muil. Het herenhuis kon per 15 augustus
1863 in gebruik worden genomen, maar werd dus afgebroken. Koper
was Albert Slagman die op de Borghte woonde en daarna verhuisde
naar het koetshuis die tot 't Eschede behoorde. Albert kocht perceel
1 en deze omvatte het aanzienlijk en rentegevend landgoed Eschede
bestaande in heerenhuis, koetshuis, paardenstalling, tuinmanswoning,
schuur en verdere getimmerten. Albert betaalde er het aanzienlijke
bedrag van 16.300 gulden voor.
De boeren-erven waren allemaal verpacht en konden pas op de 22ste
februari van 1865 (Sweersing en het Nijhuis), 1866 (Oude Vos) en
1867 (Burgte, Braamkolk, Kleine Muil en Nieuwe Vos) worden aanvaard.
De pachters staan allemaal op deze website genoemd bij de betreffende
boerderijen en daar wordt tevens meer geschreven over de kopers,
in een aantal gevallen waren dat de pachters zelf. |
|
De
twee kerkbanken werden gekocht door vier boeren: Jan Boschoo van
't Boschloo en zijn broer Gerrit Boschloo van 't Dijker kochten
bank 17 voor 180 gulden en Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink
en zijn zwager Willem Roeterdink van Groot Bentink kochten bank
18 voor 200 gulden.
Op de luchtfoto hiernaast staat in de voorgrond het koetshuis en
in de achtergrond het boershuis. Het voormalige landhuis stond in
het weiland rechts op de foto. De schuur tussen het koetshuis en
de groene loods zou wel eens de tuinsmanswoning en één
van de twee oude hoven kunnen zijn geweest. Hieronder volgt meer
informatie over het boershuis (de Borghte) en het Hof & Koetshuis
van 't Eschede en hun bewoners.
|
|
|
|
Op 5 december
1863 plaatst Albert Slagman een advertentie in de krant waarin een veiling
wordt aangekondigd welke zou worden gehouden op den Huize Eschede zelve
waarin deze voor afbraak te koop wordt aangeboden samen met verscheidene
percelen bomen. Dat waren o.a. 22 eikenbomen en 22 beukenbomen en in totaal
leverde dat Albert nog ruim 1.100 gulden op bij de uiteindelijk veiling
die in de Roskam werd gehouden. De afbraak van het huis levert Albert
het dubbele op, namelijk 2.200 gulden en de koper is ene Van Dijk. Deze
zal de slopershamer hebben gehanteerd waarmee het oudste en bekendste
huis van de Eesterhoek in 1864 is afgebroken! |
|
|
Tot
slot gaan we nog even terug naar de familie Colenbrander. Zij waren
eigenaar van meerdere landhuizen en één daarvan is
Reuversweerd te Cortenoever bij Brummen. Deze werd in 1830 gebouwd
in de stijl van 't Eschede. Het landhuis werd bewoond door Frederik
Christiaan Colenbrander junior, broer van Gerhardus Johannes Colenbrander.
Daarna wonen er nog twee generaties Colenbrander en uiteindelijk
woont er achterkleinzoon Johannes Galenus Willem Hendrik van Sytzama
die er op 13 april 1945 door de Duitsers wordt gefusilleerd. Daarna
is het landhuis niet meer bewoond maar niet afgebroken ook al werd
deze tijdens de oorlog flink beschadigd.
Het huis maakt dus een vervallen indruk maar geeft daarbij wel een
goed beeld van hoe 't Eschede eruit zal hebben gezien. Neem eens
een kijkje en waan je terug in de tijd! Het adres is Piepenbeltweg
3. Of fiets deze route
en kom langs de plek van 't Eschede, kasteel Reuversweerd en Slot
Nijenbeek! En natuurlijk ook langs vele boerderijen van de Eesterhoek! |
|
|
1692-1715~ |
Everhard Marrienborgh en Martha Helena
Vriesen |
Eerste hoofdbewoners c.q. eigenaren
van dit overzicht |
1715-1753~ |
Hendrik Gerrits Podt en Willemina Elisabeth
Greve |
Hendrik is de neef van Everhard |
1753-1783 |
Gerhard Podt en Sara Aleida Eekhout |
Gerhard is de zoon van Hendrik en Wilemina
Elisabeth |
|
Jacob van de Graaf en Elia Elisabeth
Podt |
|
1799-1836 |
Frederik Christiaan Colenbrander |
|
1810-1820 |
Gerhardus Johannes Colenbrander en Elizabeth
Fischer |
Gerhardus is de zoon van Frederik (en
Maria Hissink) |
1821-1839 |
Johan Frederik Klein en Elizabeth Fischer |
Johan Frederik is de tweede echtgenoot
van Elizabeth |
1840-1863 |
Jacobus Sappius Graevestein en Elizabeth
Fischer |
Jacobus Sappius is de derde echtgenoot
van Elizabeth |
|
|
|
1800-1823 |
Arie van der Linde en Susanna van Rhee
|
|
1822-1825 |
Leonard de Casembroot en Adriana Johanna
van Neukirchen |
Eerste medebewoners en huurders van
dit overzicht |
1836-1836 |
Matthieu Guillaume van der Bank en Johanna
Willemina Wijnveldt |
Geen familie van de hoofdbewoners |
|
|
|
De
Borghte |
|
De
Borghte wordt ook wel 't Boershuis van 't Eschede genoemd maar is niet
altijd als boerderij aan 't Eschede verbonden geweest, deze taak was oorspronkelijk
weggelegd voor 't Hof te Eschede. In 1417 bestaat de boerderij al en wordt
dan "erf Duedingh" genoemd. In 1473 wordt de boerderij genoemd
als Ter Borch en in de pondschatting van 1494 komen wij de naam Doeinck
tegen, eigenaar is dan Gerrit v.d. Capellen te Zutphen. In de pondschatting
van 1492 wordt deze nog genoemd als "Doynck" en wordt er nog
gesproken over een goetken, een kleiner goet dus. In het verpondingskohier
van 1646 blijkt de Borghte genoemd als "De Borch, anders Doedinck"
en is duidelijk dat beide namen dezelfde boerderij betreffen waarvoor
ook de namen Borchte en Burgte zijn gebruikt. |
|
Eigenaar
is de familie Van Steenbergen die op Slot Nijenbeek aan de overkant
van de IJssel woont. Dit kon wel eens onderdeel van een strijdplan
zijn geweest tussen Voorst en Gorssel waarvan gedacht wordt dat
zij hun grondgebied probeerden de vergroten door de IJssel af te
dammen en zo een andere koers te laten stromen waardoor de natuurlijke
grens tussen beide grondgebieden wijzigde. De vreemde kronkel van
de IJssel kan hiermee verklaard worden en daarmee zou Gorssel dus
als winnaar uit de strijd zijn gekomen. Maar met een boerderij op
Gorssels grondgebied hadden de Voorstenaren toch een troef in handen
zeker omdat deze naast 't Eschede stond. |
|
|
|
|
Eerste
vermelding in de kerkboeken dateert van 1653 en is Jan Gerraetsen
op Borgh, in 1649 getrouwd met Marie Everts. Jan was onderschout
en uiteraard ook landbouwer. Omstreeks 1650 zorgde hij voor vijf
koeien en twee kalveren. Marie is dochter van Evert Jacobs die waarschijnlijk
de eerdere hoofdbewoner van de Borghte was en in 1646 ook nog dienst
deed als onderrichter en conform wordt genoemd in het verpondingskohier
van dat jaar. Jan en Marie krijgen vier kinderen waarvan dochter
Geertjen later op 't Walle woont.
Op 20 juni 1669 hertrouwt Marie en is Jan dus overleden. Nieuwe
echtgenoot van Marie is Hendrik Jansen die zelf weduwnaar is van
Trijne Reijnts Wolferink en vader is van dochter Elsken waarover
we straks te spreken komen. Hendrik trouwt in bij Marie en wordt
dus de nieuwe bouwman op de Borghte.
Op 14 juni 1674 trouwt Hendrik voor de derde keer en is Marie dus
overleden. Hij trouwt met Trijntjen Hansen uit Markelo en zij gaat
dan op de Borghte wonen. |
|
|
Mogelijk
is het echtpaar voor 1679 verhuisd van de Borghte naar 't Hof te Eschede
want dan trouwt zojuist genoemde Elsken en zij wordt dan vermeld als "dochter
van Hendrick op den Hoff ’t Eschede" echter dit is niet met
zekerheid vastgesteld en het kan ook een andere Elsken zijn geweest. Wie
de opvolgers zijn op de Borghte is niet bekend, pas in 1724 wordt een
"Jan van de Boersplaatse" genoemd van wie zoon Garret dan trouwt
en gaat wonen op de Stege in Harfsen. Niet helemaal zeker is of met de
Boersplaatse de Borghte wordt bedoeld, maar het is wel aannemelijk.
|
|
|
Voor
meer zekerheid over de bewoning maken we een klein sprongetje in
de tijd en komen dan Jan Borgman tegen die met zijn naam de familienaam
Borgman deed ontstaan welke dus is afgeleid van de boerderijnaam.
Het zal ongeveer 1736 zijn geweest als Jan van de Oude Vos kwam,
daarvoor was zijn naam nog Jan Vos en hij komt oorspronkelijk van
't Ilbrink. Hij is de zoon van Arent Jansen op 't Ilberinck.
Op 5 oktober 1738 trouwt te Lochem Peter Arends, zoon van Arent
te Boershuijs van Gorsel, met Lutgert Nengerman. In 1738 woont er
dus een Arent op het Boershuis. Mogelijk was dat de vader van Jan
die eerder ook op 't Ilbrink woonde. Hij woonde daar zeker tot 1729
en kan omstreeks 1736 met zijn zoon Jan op 't Boershuis zijn komen
wonen.
Echtgenote van Jan is Jenneken Groot Hulze uit Harfsen. Het echtpaar
had zes kinderen waarvan de laatste twee op de Borghte zijn geboren.
Jenneken overlijdt op 6 februari 1757 en Jan is overleden voor 17
februari 1774, in een peindinge akte van die datum wordt namelijk
gesproken over de erfgenamen van Jan Arentzen Borgman.
|
|
|
Eén
van die erfgenamen is Jan zijn jongste zoon Arend. Hij trouwt op 14 april
1772 te Zutphen met Janna Christina Jolink en er worden uit dit huwelijk
vijf kinderen geboren. Het echtpaar zal waarschijnlijk op de Borghte zijn
komen wonen maar zijn voor december 1784 verhuisd naar 't Bosse (Ontijdink)
want in een latere akte van bekendheid van Arend Borgman wordt beschreven
dat hij in december des jaars 1784 is overleden op het erve Bosscher.
Het is niet bekend wie de opvolgers zijn op de Borghte.
|
|
Als
in 1815 een register van hoofden der huisgezinnen wordt aangelegd
blijkt pas dat Hendrik Roeterdink de hoofdbewoner van de Borghte
is. Hij trouwde op 18 februari 1813 met Hendrika Nikkels en zij
zullen na hun huwelijk waarschijnlijk direct op het boershuis komen
wonen. Hendrik is afkomstig van Groot Bentink en is uiteraard landbouwer
van beroep. Het echtpaar had geen kinderen maar kreeg in 1831 wel
de zorg over hun 4-jarige neefje Gerrit Nikkels nadat diens ouders
Harmen Nikkels en Maria Botterman waren overleden. Harmen is de
broer van Hendrika en woonde en werkte voor zijn huwelijk op de
Borghte. De zorg voor kleine Gerrit was van korte duur, hij overlijdt
op 17 september 1832. Hendrik zelf is overleden op 4 maart 1837
en Hendrika hertrouwt op 4 augustus 1838 te Bathmen met Gerrit Koersen
en zal toen uit Gorssel zijn vertrokken.
De nieuwe bewoners komen uit Toldijk. De nieuwe hoofdbewoonster
is Petronella Versteeg die in 1836 weduwe is geworden van Derk Bremer.
Haar kinderen zijn allemaal ongehuwd volwassen en vestigen zich
ook in Gorssel: drie op het Boershuis bij moeders en één
(de oudste zoon) op het Koetshuis, hem komen wij straks weer tegen.
|
|
|
|
In
1843 wordt het achterhuis vergroot en de nieuwe sluitsteen vermeldt "J.S.G.
+ E.F. 1843". De initialen zijn van Jacobus Sappius Graevestein en
Elisabeth Fischer, bewoners van Huize Eschede en eigenaren van de Borghte.
De verbouwing valt mogelijk samen met de komst van de nieuwe bewoners:
Lammert Nengerman en Derkjen Scheuter. Derkjen was al bekend in de buurt,
zij woonde en werkte anno 1821 op 't Wolferink. Het echtpaar had geen
kinderen, maar wel waren er vele dienstknechten en dienstmeiden op de
boerderij. Anno 1846 waren dat bijvoorbeeld Jenneken van der Meij (geboren
op 't Dijkerhof) en haar latere zwager Gerrit Leunk. Ook Albert Slagman
was knecht in 1846 en in 1851 lopen er zelfs twee Albert Slagmannen rond
op de Borghte, het zijn neven van elkaar. Eén van de twee is de
zoon van Janna Scheuter, zus van Derkjen Scheuter. Door deze familieband
mag hij zijn oom en tante opvolgen en hij doet dat met Hendrika Grada
Broekman met wie hij in 1860 trouwde. Ook Hendrika is familie, haar moeder
Geertjen is de zus van Lammert Nengerman. Zo trouwde een nicht van Lammert
met een neef van Derkjen, prima geregeld! Overigens woonde en werkte er
nog meer familie van het echtpaar op boerderij waaronder Gerrit Jan Nengerman,
broer van Lammert, die er op 17 september 1859 is overleden. |
|
|
1863
is het jaar dat er veel veranderde bij 't Eschede. Het herenhuis
wordt in de zomer geveild en gekocht door Albert Slagman die het
laat afbreken. Hij koopt ook de tuinmanswoning en het koetshuis
welke niet worden afgebroken. Op 10 december 1863 verhuizen de families
Nengerman en Slagman van het Boershuis naar het Koetshuis nadat
zij deze tot boerderij hebben verbouwd.
De Borghte wordt gekocht door Jan Willem Meijerink voor 9920 gulden.
Deze bestaat dan uit de boerderij met schuur, bakhuis, pomp, zaadberg,
akker- en weidegronden, bos en opgaande bomen en dat alles was ruim
10 hectare groot.
Februari 1864 komen Jan Willem Meijerink en zijn echtgenote Gerdina
Jacobs met vijf kinderen vanuit Harfsen. In 1865 en 1866 worden
nog twee kinderen geboren en op 5 februari 1867 overlijdt Jan Willem.
Gerdina hertrouwt op 4 juni 1868 met Evert Jan Pelgrum die uit Warnsveld
afkomstig is en het na een jaar wel gezien heeft in Gorssel en Gerdina
en de kinderen dan meeneemt naar Warnsveld. Daarbij zoon Gerrit
Johan Pelgrum die op 15 juli 1869 is geboren. Gerdina is de zus
van Evert Jan Jacobs die in 1866 op 't Weiland kwam wonen.
|
|
|
Op 13 november
1869 is het dan de beurt aan Harmen Plumpman en Janna Polsvoort. Harmen
is geboren op 1 januari 1800 en is daarmee de eerstgeborene te Gorssel
van de 19e eeuw. Hij en Janna zijn afkomstig van Deventer maar woonden
tot 1866 op de Plumpe te Harfsen. Ook de ongetrouwde zoon Hermanus komt
op de Borghte wonen. Bijna tien jaren lang wonen zij op de boerderij,
ze vertrekken op 7 juni 1879 naar Zutphen. Harmen overlijdt er later dat
jaar. Hij was geen eigenaar maar pachter van de Borghte, het pachtcontract
dateert van 28 september 1869 en hij pachtte deze van Evert Jan Pelgrum
en Gerdina Jacobs. |
|
In 1879 dan
eindelijk weer een geboren Eesterhoeker op het boershuis van 't Eschede!
Het is Hendrik Karel Wiltink die op 7 mei 1848 op 't Dijkerhof is geboren
als zoon van Antoni Wiltink en Willemina Bovendorp. Niet alleen Hendrik
Karel maar ook zijn zus Christina en broer Antonij komen op 't Boershuis
wonen, zij zijn allen afkomstig van Epe. Christina en Antonij zijn niet
in Gorssel maar in Diepenveen geboren. Alle drie de Wiltinks zijn ongehuwd,
maar trouwen later wel. Hendrik Karel is de hoofdbewoner en leent op 18
november 1880 achtduizend gulden van Hendrik Makkink van 't Wolferink.
Het geld had hij nodig om de Borghte te kunnen kopen, hij was dan ook
eigenaar van de boerderij. Hij kocht de boerderij van Gerdina Jacobs.
|
|
In
1883 vertrekt Antonij weer naar Epe en blijven Hendrik Karel en
Christina alleen met dienstmeid Gerritje Kiezebrink over. Hendrik
Jan Poorterman wordt dan aangetrokken als dienstknecht en een jaar
later wordt met Willemina Kiezebrink, zus van Gerritje, een extra
dienstmeid aangetrokken.
Op 17 januari 1885 is het dan zover: Hendrik Karel trouwt met Willemina
Voorhorst uit Baak. Zij is de dochter van Krisjen Wiltink, en ja,
familie! Krisjen is namelijk de zus van Antoni (vader van Hendrik
Karel) en zij zijn kinderen van Klaas Wiltink en Willemina Bovendorp
van 't Wolferink. Dat maakt Hendrik Karel en Willemina neef en nicht
van elkaar. Kinderen kwamen er niet, maar net als jaren ervoor met
het kinderloze echtpaar Roeterdink komt er wel een klein kereltje
naar de Borghte. Het is de 6-jarige Christiaan Schieven, zoon van
Willemina haar zus Johanna Voorhorst die dan nog wel in leven is.
Het heeft er alle schijn van dat er op dat moment opnieuw geïnvesteerd
wordt in de toekomst, het huwelijk was feitelijk ook al een investering
waarbij het geld binnen de familie bleef.
Op 10 december 1888 wordt er overigens nog wel een kind geboren
op de boerderij. Het is Gerrit Willem Bluemink, zoon van de ongehuwde
dienstmeid Gerdina Bleumink wiens moeder Gerritjen Scheuter nog
op de Braamkolk geboren is. De boerderij huisvest met Jan Willem
Muller ook een kostganger die op 22 maart 1892 overlijdt. |
|
|
|
Als Christina in
1895 van de boerderij vertrekt, zijn Hendrik Karel en Willemina
de enige hoofdbewoners. Christiaan trouwt op 25 oktober 1902 met
Hendrika Verdonk die afkomstig is van de Kleine Koekkoek te Harfsen,
daar waar de familie Strookappe vroeger inwoonde. Als Hendrik Karel
Wiltink op 25 oktober 1905 overlijdt, zijn er al twee kinderen geboren
en heeft hij geweten dat het met de verdere opvolging wel goedkomt.
De boerderij had hij in 1903 al aan Christiaan verkocht, de Borghte
is dan al uitgegroeid tot een erve met ruim 13 hectare oppervlak.
Christiaan was landbouwer van beroep maar had met de Borghte een
gemengd bedrijf met akkerbouw, veeteelt, varkens en kippen.
Wat hij nog niet kon weten dat het de jongste van de in totaal zeven
kinderen zou zijn die voor de opvolging zou zorgen. Wij hebben het
dan over Christiaan junior die op 22 juli 1915 werd geboren. Op
de foto hiernaast was het nog niet zover en zien wij zijn andere
vijf zussen en één broer samen met zijn ouders en
"oma" Willemina Voorhorst. Zij overlijdt op 28 januari
1934 en heeft dus ruim 49 jaren op de Borghte gewoond. |
|
Op
de foto rechts zien wij Christiaan senior met zijn kinderen Derk
en Jet tijdens vespertijd uitrusten van het zware werk op het land.
Zoon Christiaan junior trouwde op 17 mei 1940 met Gerritjen Ebbink
en zij kregen vier kinderen die op 't Boershuis zijn geboren. Het
echtpaar boerde van 1940 tot 1948 op de boerderij. Ook al was 't
Boershuis een aanzienlijke boerderij met veel grond, de ambities
van Christiaan reikten verder. Zo besloot de familie te emigreren
naar Canada wat in 1948 gebeurde. Dit deed hij samen met zijn zuster
Johanna en zwager Gerrit Hendrik Kloosterboer die op de Steege in
Harfsen woonden.
|
|
|
|
|
De
Eesterhoekers komen afscheid nemen van de familie Schieven en ter
gelegenheid hiervan is bijgaande foto genomen. Wij herkennen hierop
de bewoners van o.a. Senneken, Oude Vos, Dijker, Koetshuis, Braamkolk,
Smeenk, Zand, Wolferink, Boschloo, Nijland en Dijkerhof.
Christiaan Schieven en Hendrika Verdonk bleven wel op de Borghte
wonen. Christiaan is op 11 december 1972 overleden en woonde toen
mogelijk nog op de Borghte. Hendrika is op 4 oktober 1976 overleden,
zij woonde toen in een rusthuis te Eefde. |
|
|
Opvolgers
zijn Jan Tuitert en Gerritdina Johanna Schieven, zus van Christiaan.
Zij waren afkomstig van boerderij Marsman te Joppe en kwamen in
1949 naar het Boershuis. Zij hebben de boerderij eerst gepacht van
Christiaan Schieven senior en in 1953 gekocht. Boerderij Marsman
werd ondertussen aangehouden en verpacht aan Willem en Jet Wolters
en later aan Hendrik Jan in 't Hof.
Na diens vertrek werd de boerderij overgenomen door zoon Fré
Tuitert ook al was zoon Wim de beoogde opvolger op de Borghte. Hij
trouwde echter met Johanna Smeenk in Almen en nam daar de boerderij
over. Zoon Fré werd daarop gevraagd op de Borghte te komen
boeren wat hij deed vanaf 1968 nadat Jan Tuitert op 15 januari 1968
was overleden. Gerritdina Johanna Schieven is op 12 november 1980
overleden, zij verhuisde na de komst van haar zoon naar de Noorseweg
in Gorssel.
|
|
|
En
dit zijn de muizenvangers van de Borghte! |
|
|
Tegenwoordig
wordt er niet meer geboerd op het boershuis. De boerderij is door Bureau
Prent, het bedrijf van de latere eigenaar, vakkundig verbouwd. Het
resultaat van het totaal, boerderij, erf- en landschapsinrichting was
van hoge kwaliteit en resulteerde in 2003 tot de status van ‘Boerderij
van het Jaar’! |
|
1649-1669 |
Jan Gerrits en Marie Everts Borghman |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1669-1674 |
Hendrik Jansen en Marie Everts Borghman |
Hendrik is de tweede echtgenoot van
Marie |
1674-....... |
Hendrik Jansen en Trijntjen Hansen Costers |
Trijntjen is de tweede echtgenote van
Hendrik |
1736-1774< |
Jan Borgman en Jenneken Groot Hulze |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1772-1784< |
Arend Borgman en Janna Christina Jolink |
Arend is de zoon van Jan en Jenneken |
1784-1813 |
Onbekend |
|
1813-1838 |
Hendrik Roeterdink en Hendrika
Nikkels |
Geen familie van vorige
bewoners |
1838-1843 |
Petronella Versteeg |
Geen familie van vorige bewoners |
1843-1863 |
Lammert Nengerman en Derkjen Scheuter |
Geen familie van vorige bewoners |
1864-1867 |
Jan Willem Meijerink en Gerdina Jacobs |
Geen familie van vorige bewoners |
1868-1869 |
Evert Jan Pelgrum en Gerdina Jacobs |
Evert Jan is de tweede echtgenoot van
Gerdina |
1869-1879 |
Harmen Plumpman en Janna Polsvoort |
Geen familie van vorige bewoners |
1879-1934 |
Hendrik Karel Wiltink en Willemina Voorhorst |
Geen familie van vorige bewoners |
1902-1972~ |
Christiaan Schieven en Hendrika Verdonk |
Christiaan is een neefje van Willemina |
1940-1948 |
Christiaan Schieven en Gerritjen Ebbink |
Christiaan is de zoon van Christiaan
en Hendrika |
1949-1968 |
Jan Tuitert en Gerritdina Johanna Schieven |
Gerritdina Johanna is de dochter van
Christiaan en Hendrika |
|
|
|
|
Huidig adres: Laan van Eschede 2 |
|
|
|
|
't
Koetshuis |
|
In de verhalen
van 't Eschede en de Borghte werd al gesproken over 't Hof te Eschede.
Deze aanduiding werd ook wel gebruikt voor 't Huize Eschede, maar het
zijn twee verschillende huizen. Drie eigenlijk, want het hof bestond uit
twee hoven. Er liep dan ook meer vee dan op de Borghte die omstreeks 1650
vijf koeien had, op 't Hof te Eschede waren dat er 12. Eeuwenlang woonden
en werkten op 't Hof de bouwlieden voor de eigenaren van 't Eschede. Door
de ligging was de boerderij al duidelijk verbonden aan het huize Eschede
zoals vele boerderijen tot 't Eschede behoorden. Feitelijk is zo de Eesterhoek
ontstaan waar daglonerhuisjes rond 't Eschede werden gebouwd en uitgroeiden
tot de erven van later en nu. |
|
In
1615 wordt in het markeboek Eschede melding gemaakt van Albert ten
Busche die dan bouwman "op den hoft tho Eschede is" en
dan opdracht krijgt om opzicht te dragen over de schuttingen. Drie
jaar eerder was hij ook al opzichter over de kribben en zal hij
ook al op 't Hof te Eschede hebben gewoond, want dat soort erebaantjes
waren vaak voor de bouwman van 't Hof te Eschede. Albert komt oorspronkelijk
van 't Boschtert in de Boschterhoek en was getrouwd met Tonnisken
Jansen. Ze wonen er tot 1637 en verhuizen dan naar 't Ontijdink.
De reden was de hoge pachtprijs op 't Hof: ze betaalden 100 gulden
per jaar maar de laatste drie jaren moesten ze 100 daalders per
jaar gaan betalen.
Bij de start van het lidmatenboek in 1713 wordt melding gemaakt
van Martha Vriesen "op 't huijs toe Eschede" en Jan Hendriks
en Geertjen "op den Hof toe Eschede" wat dus aangeeft
dat het Huis en het Hof verschillend zijn. Maar één
echtpaar op het Hof dan, maar eerder en ook later was er zeker sprake
van dubbele bewoning.
Omstreeks 1657 waren er bijvoorbeeld Gerraet Albers met zijn echtgenote
Evertien Rensink en Aelbert Jansen met zijn echtgenote Jenneken
en zo'n 30 jaren later waren dat Lambert Simons & Welmer en
Jan Hendericks & Elsken Hendriks. Het laatstgenoemde echtpaar
woonde eerst op de Beckerstede ('t Zand) en Jan was ruiter onder
Carl Sophronius Philipp Graaf van Flodorph en Wartensleeben. Omstreeks
1688 zal het echtpaar zijn komen wonen op de boerderij. In 1690
en 1691 worden er kinderen uit hun huwelijk geboren en waarschijnlijk
wonen zij er in 1708 nog steeds ervan uitgaande dat Jenneken, die
dat jaar trouwt en wordt genoemd als dochter van "Jan Hendrijks
op den Hof toe Eschede", hun dochter is. |
|
|
|
Voor
1713 zal het echtpaar waarschijnlijk zijn verhuisd of overleden omdat
in het lidmatenregister van dat jaar alleen de ehelieden Jan Hendrijks
en Geertjen worden genoemd en dat zijn Jan Hendriks van 't Ilbrink en
Geertjen Arends van 't Gier. Zij trouwden in 1670 en woonden eerst in
op 't Ilbrink waar dochter Peterken in 1675 "in Ilberinck kamer"
wordt geboren. Waarschijnlijk is het echtpaar al in 1686 op 't Eschede
komen wonen en in dat geval is er nog steeds sprake van dubbele bewoning,
eerst woonden zij dan bij Lambert & Welmer en later met Jan &
Elsken. Toch is het niet helemaal zeker dat zij er in 1713 niet meer woonden
omdat in 1714 ene Hendrik Janssen trouwt en genoemd wordt als zoon van
"Jan Hendriksen uijt Gorsel op het hof Eschede" en het is aannemelijker
dat dit een zoon is van Jan & Elsken dan Jan & Geertjen. |
|
|
Op de laatste dag van 1713 trouwt zojuist genoemde Peterken met
Hendrik Gerrits van 't Dijker en hij komt dan op 't Hof wonen. Peterken
is al 38 jaren oud maar krijgt nog vier kinderen: drie dochters
en een zoon genaamd Peter die in 1715 wordt geboren maar op 16 augustus
1748 overlijdt. Een dochter moet dus voor de opvolging zorgen. Dat
is niet dochter Hendrina (waarvan mevrouw Pots van 't Eschede bij
de doop nog peete was) want zij gaat wonen op 't Zand.
Nee, het is dochter Harmina van wie overigens geen doopakte gevonden
is. Zij trouwt op 13 december 1748 (dus kort na het overlijden van
haar broer) met Berent Jansen uit Deventer die daarna Berent Jansen
Hofmeijer wordt genoemd. De benaming "den Hof tot Eschede"
komen wij dan niet meer in de kerkboeken tegen, de boerderijnaam
is overgegaan naar een gekozen familienaam zoals dat in die tijd
ook met de Borghte gebeurde.
Berent had ook kunnen kiezen voor de familienaam Hofman maar deze
was reeds vergeven, want op 3 mei 1739 trouwde Jan Breukink uit
Holten met Hendersken Hendriks van 't Braamkolk en noemt zich vanaf
dan Hofman en verraadt daarmee ook op 't Hof te Eschede te hebben
gewoond en er is dan dus weer dubbele bewoning.
|
|
|
|
We
volgen eerst even weer de familie Hofmeijer. Berent en Harmina krijgen
zes kinderen in de periode 1750-1758. Berent overlijdt op 12 juli 1762
en Harmina leeft alleen verder als weduwvrouw. Haar moeder Peterken was
in 1758 al overleden "bij de boer van Eschede" en vader Hendrik
zal er waarschijnlijk ook niet meer zijn geweest. Maar gelukkig dus wel
kinderen waarvan zoon Peter op 16 juli 1780 trouwt met buurmeisje Hendrika
van 't Wolferink. Opvallend is het dat de familienaam dan is gewijzigd
van Hofmeijer naar Boers. Ook dochter Henders trouwt in 1774 al als Boers.
Mogelijk is hierdoor weer de boerderijnaam Boershuis ontstaan welke van
't Hof overging naar de Borghte toen deze boerderij nog de enige boerderij
van 't Eschede was. Dat kan al in 1783 zijn geweest want op 28 januari
vertrekken Peter, Hendrika en (schoon)moeder Harmina naar Eefde. |
|
De
kaart rechts dateert van ongeveer 1786. Rechtsboven zien we het
(nieuwe) Huize Eschede en een weg naar beneden lopen. Links daarvan
ligt de Borgthe en rechts daarvan twee hoven van 't Eschede. De
linkse markeert de plek van het latere koetshuis en het andere hof
stond dus wat meer naar de IJssel. De twee stipjes rechts zijn van
't Ontijdink.
Of is de familie Hofman langer op 't Hof gebleven? Dat was in ieder
geval niet Jan Hofman want die is al voor 1768 overleden. Hij was
toen getrouwd met Harmina Hendriks Lepper nadat Henders Braamkolk
op 7 maart 1759 was overleden. Na het overlijden van Jan hertrouwt
Harmina op haar beurt op 24 april 1768 met Garrit Braakhekke uit
Harfsen. Of en hoe lang dit echtpaar op 't Hof te Eschede heeft
gewoond is niet bekend. Garrit is op 8 maart 1817 overleden en woonde
toen op het erve Hassink in Epse, Harmina was toen al overleden. |
|
|
|
Dat er nog
wel bouwlieden op 't Hof zijn blijven wonen blijkt uit de verkoopakte
van 20 april 1799 als Frederik Christiaan Colenbrander het hele Eschede
koopt en 't Hof als volgt wordt omschreven: " Het eigenlijke
Erve Eschede, bestaande in huis, berg, schapenschot en oven, hof en boomgaard
en verdere landerijen, als de Groote Eester of Schotkamp, de Nieuwenkamp,
waarvan twee mudden tiendplichtig, de Middenstenkamp, de IJsselkamp, in
gebruik bij Braamklok, het Nieuweland, In gebruik bij Jan Op Zand, zijnde
tiendpligtig, het weideland de Maate, de helft onverdeeld in den Sweersenkamp
en het Hoenderstuk, waarvan de andere helft behoord aan de erfgenamen
van wijlen mr. Jacob de Graaff, zijnde den Sweersenkamp in gebruik bij
de boer van Eschede, en het Hoederstuk bij Braamkolk, alles met de akkermaalsbosschen
heggen en bomen, daar op, om en tegen". |
|
|
Als
in 1815 een huizenregistratie wordt ingevoerd, is huisnummer 45
voor 't Ontijdink, huisnummer 46 voor 't Eschede en huisnummer 47
voor de Borghte. Geen apart huisnummer voor 't Hof welke dan waarschijnlijk
niet meer bewoond zal zijn geweest of de bewoners werden gerekend
tot bewoners van Huize 't Eschede waar dan Arie van der Linde als
hoofdbewoner wordt geregistreerd.
Eigenlijk is van Arie niets bekend en wordt nergens beschreven wat
hij voor de kost deed. Het is dan ook mogelijk dat hij de werkbaas
of tuinman van 't Eschede was en niet op 't Huize maar op het oude
Hof te Eschede woonde. Wij hebben hem opgenomen in het bewonersoverzicht
van de tuinmanswoning. Van 1797 tot 1799 woont namelijk ene Gerrit
Kuiper in Gorssel, waarvan bekend is dat hij tuinman van beroep
was. Na zijn vertrek zou Arie dus aan het werk kunnen zijn gegaan
als tuinman. Gerrit Kuiper trouwde in 1798 met Johanna Gerrits Helderman
en vertrok op 13 augustus 1799 naar Wijhe. |
|
Dat
het eerder genoemde hoveniers huis en de stalling van de akte van
1799 er nog stonden blijkt later. De stalling is het latere koetshuis
en het hoveniershuis wordt genoemd als tuinmanswoning. In 1837 komt
er dan eindelijk duidelijkheid over het leven op het oude Hof 't
Eschede als, beetje wrang in de context, Herman van Manen komt te
overlijden "in de tuinmanswoning bij de huize Eschede".
Herman is het 18 maanden oude zoontje van tuinman Herme van Manen
en Jacoba Jorksveld. Bij de geboorte van Herman wordt zijn vader
genoemd als werkbaas, hij zal beide functies voor 't Eschede hebben
uitgevoerd. Later in 1837 verhuist de familie van Gorssel naar Millingen.
|
|
|
Mogelijk
hebben daarna andere tuinmannen of werkbazen in de tuinsmanswoning gewoond,
maar daarvan is geen aparte registratie. Het kan zijn dat Jan Willem Ilbrink,
Harmen Roeterdink, Gerrit van Hummel en Berend Scheuter, die op huisnummer
46 werden geregistreerd, hier hebben gewoond. |
|
|
De
tuinmanswoning is naar alle waarschijnlijkheid de schuur welke links
van het koetshuis staat en dat zal één van de twee
hoven zijn geweest. Dat hier bewoning is geweest is te zien aan
de brievenbus in de deur en de stookplaats welke zich in de ruimte
achter de deur bevindt. De tuinsmanswoning stond dichtbij de tuin
waarvan de muur op de foto hierboven nog zichtbaar is. Het is goed
mogelijk dat dit één van de twee oorspronkelijke hoven
is geweest en in de bewonersgeschiedenis hieronder hebben wij de
bewoners van 't Kleine Hof laten doorlopen naar de bewoners van
de tuinmanswoning.
Omdat de woning ook bij de stalling stond is het daarom ook goed
mogelijk dat de koetsier c.q. verzorger van de paarden hier heeft
gewoond. Bij de invoering van het bevolkingsregister anno 1861 is
Jannes Schoolderman de koetsier van 't Eschede en hij wordt op hetzelfde
blad als die van Jacobus Sappius Graevestein geregistreerd en er
wordt daarbij geen melding gemaakt van een andere woning. Het lijkt
erop dat in die tijd de vaste werknemers dus op 't Huize Eschede
hebben gewoond. Eén van de dienstmeiden anno 1862 was Hendrika
Veenhuizen die in 1867 trouwt met Hendrik Jan Zomer die in 1862
op de Borghte werkte. |
|
|
|
|
Op
de kadastrale kaart van 1832 is goed de ligging en grootte van het
huis & erf van het koetshuis van perceel 717 te zien t.o.v.
het die van Huize Eschede van perceel 705.
Perceel 716 was een tuin en percelen 718 en 719 waren boomgaarden.
Perceel 704 was het enorme terrein van vermaak. |
|
|
|
Wij volgen
nu verder de bewonersgeschiedenis van het koetshuis van 't Eschede. Nadat
het landhuis van 't Eschede in 1863 is afgebroken en de weduwe van Jacobus
Sappius Graevestein naar Zutphen is vertrokken, verhuizen Lammert Nengerman
en Derkjen Scheuter in december van het boershuis naar het koetshuis.
Het blad van Huize 't Eschede uit het bevolkingsregister wordt gebruikt
om de nieuwe bewoners van het koetshuis te registreren wat aangeeft dat
het koetshuis daarvoor niet bewoond is geweest en alleen gebruikt is als
stalling voor de koetsen. Met hen verhuizen Albert Slagman en Hendrika
Grada Broekman en zij worden de hoofdbewoners nadat Lammert kort na de
verhuizing, op 14 januari 1864, komt te overlijden. Albert Slagman is
degene die het herenhuis 't Eschede had gekocht en veilde deze voor afbraak
op 28 december 1863. Het herenhuis behoorde tot perceel 1 van de veiling
en daarbij hoorde ook de tuinsmanswoning en het koetshuis welke tot boerderij
werd verbouwd. |
|
|
Foto links hiernaast is van de voorzijde
van het koetshuis. Aan de voorzijde van het koetshuis waren eerder
(drie) grote staldeuren waardoor de paarden en koetsen konden,
deze zijn de te zien op de foto rechts.
De schuur links is de tuinmanswoning. In de ruimte achter de schuur
en links van het koetshuis liep het paard zijn rondjes in de rosmolen.
Deze foto is gemaakt omstreeks 1965. De tractor is een MF25 en
is gekocht in Ootmarsum samen met loonwerker Hennie Boschloo.
De wagen ligt vol zakken meel voor de varkens, kippen en koeien
en is gehaald bij de molen van Teun Wesselink. Maar we lopen nu
vooruit op de zaken, even weer terug naar de 19e eeuw!
|
|
|
|
Lammert
en Derkjen hadden geen kinderen en Hendrika was een nichtje van het echtpaar.
Zij kreeg wel kinderen, er werden er acht geboren waarvan er al twee op
het Boershuis waren geboren en er dus nog zes op het Koetshuis het eerste
levenslicht zagen. Na het overlijden van tante Derkjen op 18 januari 1870
waren zij officieel de hoofdbewoners van het Koetshuis. Zij zijn dan ook
degenen die Jan Strookappe uit Harfsen in dienst nemen, hij werkte er
vanaf 15 juni 1870. Dochter Derkje verkocht op 10 oktober 1910 een stuk
broekgrond te Harfsen aan mijn opa Hendrik
Jan Strookappe. |
|
Albert Slagman was akkerbouwer van
beroep en is overleden op 18 januari 1890, precies 20 jaar na
zijn tante Derkjen! Hendrika Grada wordt daarna de nieuwe hoofdbewoonster,
er zijn nog geen opvolgers want geen van de kinderen is getrouwd.
Oudste zoon Lammert trouwt op 17 mei 1895 met Johanna Velderman
en haalt haar naar 't Eschede. De volgende generatie Slagman dient
zich aan op 22 februari 1896 als dochter Hendrika Grada wordt
geboren. Er worden daarna nog een meisje en twee jongens geboren.
Hendrika Grada Broekman is op 31
augustus 1900 overleden. Op 2 juli 1901 verkoopt Lammert Slagman
uit naam van de erven Slagman het boerenerve Eschedé aan
buurman Hendrik Makkink van 't Wolferink die het boerenhuis, schuur,
berg en erf, tuin en het bouwland en weiland met vruchtbomen nabij
de boerderij koopt voor 13.000 gulden. Het oppervlak hiervan is
3,7 hectare, maar het totaal oppervlak met andere weilanden en
akkers is 15 hectare. Kopers hiervan zijn o.a. Gerrit Scholten
van Brinkman, Gerrit Hendrik Ilbrink van Nijland en Hendrik Rothman
van Scholten.
Hetgeen niet verkocht is, wordt samen met de opbrengt van de veiling
op 3 december 1901 verdeeld onder de vijf kinderen Slagman. Dat
is b.v. een gedeelte van een perceel bouwland genaamd den Brink,
zijnde het zuidwestelijke gedeelte van perceelnummer E 1262. Deze
wordt toegekend aan Derkjen Slagman en haar echtgenoot Harmanus
van Zeijts, wij komen de Brink weer tegen bij het verhaal over
het Dijkerhof. Lammert Slagman krijgt nog een perceel weiland,
verder waren er geen onroerende goederen meer.
|
|
|
|
Pas
op 22 oktober 1902 vertrekken Lammert, Johanna en hun vier kinderen
naar boerderij Zonnenberg in Harfsen waar door de twee dochters
en met name zoon Gerrit geschiedenis zou worden geschreven. Deze
kinderen waren ongetrouwd en woonden op boerderij Zonnenberg. Deze
Saksische boerderij verleende in de oorlog onderdak aan iedereen
die moest onderduiken voor de bezettende macht: hulp aan onderduikers,
joden, geallieerde militairen, knokploegen en afgeschoten vliegers.
Dit werd verraden aan de Duitsers die op 14 oktober 1944 iedereen
arresteerden en de boerderij in brand staken. De twee zusters werden
vrijgelaten en hebben de boederij herbouwd. Gerrit is omgekomen
in het concentratiekamp Wöbbelin in Duitsland waar hij op 12
april 1945 is overleden. Ter nagedachtenis aan Gerrit kreeg de weg
waaraan de Zonnenberg lag de naam Gerrit Slagmanstraat.
De foto hiernaast is in Harfsen gemaakt en wij zien v.l.n.r. dochter
Jaantje, vader Lammert, zoon Gerrit, dochter Hendrika Grada (Heintje),
moeder Johanna en zoon Albert. |
|
|
De
familie Slagman had alle tijd om te zoeken naar een nieuwe boerderij,
want Hendrik Makkink kocht de boerderij met het doel dat daar een zoon
op zou gaan boeren. In 1906 trouwde oudste zoon Willem Hendrik met Johanna
Nieuwenhuis, maar ging boeren op 't Walle, ook een boerderij die vader
Hendrik had gekocht. Pas in 1909 trouwde de volgende zoon en deze kwam
op 't Eschede te wonen. Van 1902 tot 1909 was 't koetshuis dus onbewoond. |
|
|
Het is Hendrikus Makkink die op
1 mei 1909 trouwde met Gerritjen Menkveld, zie trouwfoto hiernaast.
Hendrikus is op 1 juni 1882 geboren op 't Wolferink en zal het
koetshuis ongetwijfeld hebben gebruikt voor boerenactiviteiten
maar is er pas na zijn trouwen gaan wonen, daarvoor woonde hij
nog bij zijn ouders op ´t Wolferink. Gerritje is geboren
op de Adelaar in Voorst en woonde later met haar ouders en tien(!)
broers in Teuge, zij was het enige meisje in het gezin!
De foto rechts is van 12,5 jaar later en er waren toen vijf kinderen
geboren. Van links naar rechts: Herman, Karolina Willemina, Hendrika,
Hendrik en Gerritjen. Jongste zoon Hendrikus was toen nog niet
geboren.
Op 23 februari 1921 overlijdt Karolina
Willemina Wiltink, moeder van Hendrikus Makkink. Zij is dan samen
met haar echtgenoot Hendrik Makkink nog eigenaar van boerenerve
"Het Eschede" welke dan in de boedelscheiding wordt
meegenomen. Het Eschede bestaat dan uit een huis met schuren,
bergen, erf, boomgaard, tuin, bouwland, weiland, akkerhout en
water. Deze bestrijken een oppervlak van ruim 17 hectare en wordt
getaxeerd op een waarde van 37.143 gulden. Er worden twee huizen
genoemd: huis en erf op perceel 1977 en perceel 3428 betreft huis,
schuren en erf op een groter oppervlak. Het laatste perceel zal
dus van de boerderij zijn geweest, het huis op perceel 1977 is
waarschijnlijk Klein Braamkolk. Hendrik Willem Makkink zijn erfdeel
is 18.010 gulden en hij krijgt het Eschede daardoor toebedeeld
onder bijbetaling van 19.133 gulden.
Hendrikus Makkink is overleden op 1 januari 1953 en Gerritjen
Menkveld overleed op 25 april 1967. Zij woonden toen nog steeds
op 't Eschede. Gerritjen ging wel eens met de kleinkinderen van
't Eschede op stap, ze was een ondernemende vrouw.
|
|
|
|
Zoon
Herman Makkink is de opvolger en hij trouwde op 26 mei 1944 met Berendina
Hagen uit Eefde van de Huete (Rijsselthoeve). Maar niet lang daarna wordt
zij ziek en overlijdt na een kort ziekbed op 13 september 1944. Herman
hertrouwde op 29 mei 1948 met Grietje Gerritje Nieuwenhuis van 't Rodijk
uit Colmschate en uit dit huwelijk worden acht kinderen geboren. De eerste
vijf worden in de periode 1949-1955 geboren en nummer 6 dient zich pas
aan in 1961 en zo spreken ze op 't Eschede gekscherend van de eerste en
tweede lichting kinderen. In 1953 werd de boerderij verbouwd en konden
er werden er boven ook slaapkamers gemaakt zodat er genoeg ruimte was
voor alle kinderen. Grietje is overleden op 24 november 1986 en Herman
blijft daarna op de boerderij wonen met zijn jongste zoon. Herman verhuist
in de zomer van 2003 naar de Borkel en zijn zoon heeft er nog tot april
2004 gewoond, de boerderij is in oktober van dat jaar verkocht.
Op de foto linksonder staan de drie oudste kinderen met hun vader Herman
en oma Gerritjen en een dienstknecht. De foto ernaast is gemaakt bij de
trouwerij van Herman en Berendina en ze worden hier gefeliciteerd door
de buren. Op de derde foto zien wij Herman en Grietjen en hun eerstgeborene.
En op de rechterfoto zien wij vier generaties Makkink met links Hendrikus
Makkink en rechts zijn oudste zoon Hendrik. De foto is gemaakt voor het
kippenhok welke tegen de tuinmuur met de steunbeer was gebouwd. |
|
|
|
De
foto hieronder is ook gemaakt op de trouwdag van Herman en Berendina waarbij
vele familieleden en Eesterhoekers voor 't Eschede staan. Het koetshuis
en de schuur is het enige wat nog over bleef van 't Eschede. De schuur
stond lange tijd op instorten en is inmiddels afgebroken, maar het koetshuis
is prachtig herbouwd en is daarmee gelukkig nog bewaard gebleven! |
|
|
|
|
|
|
1605-1637 |
Aelbert Gerritsen ten Bosch en Tonnisken
Jansen |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
van 't Grote Hof |
1637-1645 |
Onbekend |
|
1645-1657< |
Gerrit Aelberts (Smeenk/Rensink) en
Evertien Rensink |
Afkomstig van Smeenk en wonen in 1657
op Lentinck in Almen |
1660-1692> |
Henderick Hendericks op Eschede |
Jan is de zoon van Henderick |
1688-1713< |
Jan Hendericks op den hof 't Eschede
en Elsken Hendriks Borghman |
Afkomstig van Beckerstede |
1686-1724~ |
Jan Hendriks Eschede en Geertjen Arents
Gier |
Afkomstig van 't Ilbrink |
1713-1758 |
Hendrik Gerrits Dijkerman en Peterken
Jansen Eschede |
Peterken is de dochter van Jan en Geertjen |
1748-1783 |
Berent Jansen Hofmeijer en Harmina Hendriks
Eschede |
Harmina is de dochter van Hendrik en
Peterken |
1780-1783 |
Peter Boers en Hendrica Wolferink |
Peter is de zoon van Berend en Harmina |
|
|
|
1739-1759 |
Jan Hofman en Henders Braamkolk |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
van 't Kleine Hof |
1759-1768 |
Jan Hofman en Harmina Hendriks Lepper |
Harmina is de tweede echtgenote van
Jan |
1768-1797< |
Garrit Harms Braakhekke en Harmina Hendriks
Lepper |
Garrit is de tweede echtgenoot van Harmina |
1797-1799 |
Gerrit Kuiper en Johanna Gerrits Helderman |
Waarschijnlijke hoofdbewoners van de
tuinmanswoning |
1800-1823 |
Arie van der Linde en Susanna van Rhee
|
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1833-1837 |
Hermen van Manen en Jacoba Jorksveld |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
|
|
|
1863-1870 |
Lammert Nengerman en Derkjen
Scheuter |
Eerste hoofdbewoners van
't Koetshuis |
1863-1909 |
Albert Slagman en Hendrika Grada Broekman |
Hendrika is een nichtje van Lammert
en Derkjen |
1895-1909 |
Lammert Slagman en Johanna Velderman |
Lammert is de zoon van Albert en Hendrika
Grada |
1909-1967 |
Hendrikus Makkink en Gerritjen Menkveld |
Geen familie van vorige bewoners |
1944-1948 |
Herman Makkink en Berendina Hagen |
Herman is de zoon van Hendrikus en Gerritjen |
1948-2003 |
Herman Makkink en Grietje Gerritje Nieuwenhuis |
Grietje is de tweede echtgenote van
Herman |
|
|
|
|
Huidig adres: Laan van Eschede 3 |
|
|
|
|
Ontijdink |
|
Het
erf "Untidinck" wordt al in 1382 genoemd en is daarmee één
van de oudste erven van de Eesterhoek, de vermoedelijke bewoner is dan
Duric Untidinc. Anno 1401 wordt het huis bewoond door Elys Untidinck die
dan als weerbaar man wordt genoemd op de monsterrol in het Graafschap
Zutphen. Net als 't Eschede is 't Ontijdink een landhuis en beide landhuizen
stonden vlak bij elkaar in de oude kern van het buurtschap Eschede. In
1456 wordt "Ontedenck" in een leenakte vermeld en blijkt het
een leengoed van het klooster Prüm in Duitsland te zijn samen met
het Robiinsguet. In de pondschatting van 1492 wordt 't goet Ontyinck genoemd
met als bouman Teelman, het geeft aan dat het oorspronkelijk een boerderij
was. Opmerkelijk in een leenakte van 1607 is dat dan maar de helft van
het gebruikelijke bedrag hoeft te worden betaald omdat het goed door de
IJssel is overstroomd! In een akte van 1528 is te lezen dat Johan van
Voirthuysen en zijn vrouw joffer Walburch de jaarrenten uit hun erven
Robynxgoed en Ontydinck zullen uitkeren aan het St. Elisabeth gasthuis
waarvan is bewezen dat deze het gasthuis toekomen. Het erve Robynxgoed
is ook gelegen in Gorssel en waarschijnlijk de marke Eschede, maar de
exacte plek is niet bekend. De boerderij wordt reeds in 1456 genoemd,
maar wordt niet vermeld in de bewaarde DTB boeken vanaf 1642 en zal voor
deze periode al zijn verdwenen. De laatste keer dat de naam Robijn wordt
genoemd is in het Markeboek van 1617 waarin eigenaar Peter Sels beweert
dat "'t goet Robijn meerendeels is verloopen" en mogelijk zwaar
beschadigd is door de overstroming van 1607 en nadien onbewoond. Het is
niet de enige boerderij die door overstromingen is verdwenen. Zo wordt
er in een akte van 1543 aangaande Gosen Buininck (eigenaar van o.a. Grooterkamp)
nog gesproken over het oude erve Middeldorp (of Blasergoed) en in een
akte van 1630 getuigt een nakomeling dat hij van het erve Middeldorp nooit
heeft gehoord maar wel weet dat er in de afgelopen jaren veel land door
de IJssel is "wechgespoelet" en dat dit erve ook in de river
zal zijn verdwenen, waarschijnlijk al voor 1600. |
|
In
1617 wordt het Ontijdink omgezet in een tynsgoed en op 12 januari
1633 wordt Ontijdink gekocht van Peter Sels door markegenoten van
Eschede en door de marke op 13 februari in vijf of zes percelen
geveild. Hiermee wilden ze voorkomen dat het Ontijdink in vreemde
handen zou komen en door het te verdelen in percelen betaalbaar
te maken voor de bewoners van de marke. Het huis behoort tot het
eerste perceel en wordt gekocht door Aelbert Gerritsen ten Bosch
die daarvoor nog bouwman "op den hof tho Eschede" was.
Albert kocht niet alleen 't Ontijdink, maar was later ook eigenaar
van "den Olden Dijck" en de "Groote Moeyl" en
was dus een belangrijk man in 't Eschede. Nadat Albert op 't Ontijdinck
is komen wonen, wordt het huis ook wel het Bossche, Busse of Bosse(r)
genoemd. Waarschijnlijk zijn Albert zijn voorouders afkomstig van
't Bosse in de Boschterhoek (zie foto hieronder) in de marke Gorssel
en is de familienaam daarvan afgeleid. Ook is de familienaam Boschloo
hieruit ontstaan, zie ook het verhaal over boerderij 't Boschloo.
Bij de koop in 1633 wordt bij de koper modo Garrit ten Bosch genoemd,
dat is Aelbert zijn vader Garrit Garritsen ten Bussche. |
|
|
|
Tijdens de markevergadering van Eschede
op 23 september 1634 wordt genoteerd "Noch heeft Albert Gerrits
belooft wegens het setten van den Bergh op Ontijdinck ende wegens het
uijt setten van den thuijn aen den hoff eenen ancker rijnschen wijns
van den besten met eenen vetten hamel (schaap)". Er wordt dus flink
op het land gewerkt tussen het Hof te Eschede en Ontijdink. In het markeboek
van 1637 wordt geschreven dat Albert Gerrits ten Busse zijn huis tegenwoordig
op Ontijdink staat, mogelijk is dat een nieuw huis welke op de grond
van Ontijdink is gebouwd. Op 29 januari 1642 worden Aelbert Gerrits
ten Bus en buurman Reint Gerrits op Wulfferinck aangesteld tot voogden
over de onmondige dochter Gerritjen van wijlen Jorrien Gerrits op Ontedinck
en zijn huisvrouw Hendersken Roleffs die dus ook op 't Ontijdink hebben
gewoond.
Albert en Tonnisken hebben een zoon genaamd Claes die omstreeks 1620
op 't Hof te Eschede is geboren. Claes trouwt op 21 januari 1644 met
Garberich Gerritsen op 't Have en zij krijgen later dat jaar een dochter
waarbij Garberich in het kraambed overlijdt. Claes hertrouwt op 29 juni
1645 met Derksken Hendriks Schuringh en uit dit huwelijk worden nog
vier kinderen geboren waaronder drie jongens. De oudste twee trouwen
in op Smeenk (Jan) en Roeterdink (Henderick) en de jongste (Gerrit)
trouwt op 16 november 1684 met Reijntjen Garrits op 't Have (mogelijk
een nichtje van Garberich) en zij blijven op 't Ontijdink wonen. In
1686 wordt uit dit huwelijk zoon Jan geboren. Voor 8 juli 1698 (registratie
markeboek Eschede) is Gerrit overleden en op 20 januari 1701 wordt Reintjen
als lidmaat aangenomen in de kerk te Zutphen waar ze op 26 december
van hetzelfde jaar hertrouwt Arent Hendriks Brouwer. Op 5 mei 1702 is
Jan als "novitus" aanwezig bij een vergadering van de Marke
Eschede en op 13 april 1703 wordt door Jan voor zijn intrede betaald,
maar Jan zal met zijn moeder naar Zutphen zijn vertrokken en niet meer
op 't Ontedinck wonen, hij was immers ook te jong om als hoofdbewoner
en kostwinner zijn vader op te volgen. Op
8 januari 1704 wordt hij wel officieel eigenaar als bij een boedelscheiding
van zijn grootouders "Het huis en hof van Ontijdinck in Eschede
gelegen met den Huigenkamp en het stuckjen achter den hof wordt toegedeilt
aan de soon van wijlen Gerrit Claessen ten Bosse, Jan genaemt".
|
|
|
De opvolger blijft wel in de familie want het is neef Aelbert
(zoon van Henderick) die op 't Ontijdink komt wonen en hij trouwt
op 17 april 1702 met Hilleken Jansen Vaarneman. Ook hij krijgt
in de boedelscheiding van zijn grootouders iets toebedeeld en
wel het "Het halve Erve en goedt ten Bosse in Gorssel gelegen,
met drie vierde parten van den Holtkamp". Deze moet hij delen
met zijn nicht Claesken Janssen Smeenk, maar geen van beiden gaan
er wonen. Naast het Ontijdink en Ten Bosse waren zijn grootouders
ook nog eigenaar van het Dijkerhof.
Volgens het lidmatenboek van 1713 woont Albert Hendriks ten Busse
nog steeds op Ontijdink. Er zijn dan al zes kinderen geboren en
in 1714 en 1717 worden nog twee kinderen geboren. Het volgende
kind wordt in 1720 geboren en het echtpaar woont dan inmiddels
op Wiltink in het dorp Gorssel en het echtpaar zal dus omstreeks
1719 zijn verhuisd en nadien gaat Albert als Wiltink door het
leven. Albert zijn broer Jan was de eerste bewoner van 't Boschloo
en dochter Janna Wiltink trouwde met Berent van
der Meij en woont in Gorssel en later op de Snappert te Epse.
Albert was geen eigenaar van Ontijdink, dat was de in 1686 geboren
Jan ten Bosch die net als zijn moeder in Zutphen ging wonen. Hij
en zijn echtgenote Johanna Brouwers verkopen het "erve en
goet Ontijdinck onder Scholtambt Zutphen, kerspel Gorssel, boerschap
Eschede" op 9 juli 1728 aan Jenneken Hummen, weduwe van Peter
van Gumster. Johanna is de
dochter van zojuist genoemde Arent Hendriks Brouwer en diens tweede
echtgenote Trijntjen Everts. Eerder was hij nog getrouwd met Wichmont
Claessen Olthof. Het is overigens best mogelijk dat Jan ten Bosch
en Johanna Brouwers (die in 1706 trouwden) ook een tijd op 't
Ontijdink hebben gewoond, maar zij zullen op een gegeven moment
(voor 1713, namelijk niet vermeld als lidmaten en mogelijk 1708)
wel zijn verhuisd naar Zutphen waar Jan werkte als brouwer.
|
|
|
Wie de bewoners van 't Ontijdink ten tijde
van de verkoop in 1728 zijn, is niet duidelijk. Waarschijnlijk is dat
Hendersken Gerrits,
weduwe van Hendrik Wiltink. Zij woonde namelijk op 't Wiltink en kan
geruild hebben met Albert en Hilleken. En zij is de zus van Reijntjen
Gerrits. In een akte van 17 juli 1725 wordt
zij genoemd als Hendersken ten Bosse en dit kan betekenen dat zij toen
op 't Ontijdink heeft gewoond. Later woont zij in Vorden, misschien
niet toevallig de plaats waar de volgende bewoners van 't Ontijdink
van afkomstig zijn ...
Op 4 maart 1746 overlijdt "Barteld op Ontedink" en weten we
dat er sprake van bewoning was. Het betreft Barteld Jurriens Hiddink
die in 1736 met zijn echtgenote Anneken Geltink van Vorden naar Gorssel
is verhuisd, zij zijn afkomstig van Klein Hammink in Vorden. Op 20 januari
1737 wordt in Gorssel zoon Hendrik gedoopt die op 't Ontijdink zal zijn
geboren. In 1754 zijn Hendrik Bartels en Elsken Wilbrink de bewoners
en mogelijk is dat de in 1737 geboren Hendrik alhoewel hij dan wel op
erg jonge leeftijd op 18 augustus 1754 zou zijn getrouwd. Het echtpaar
woont tot en met 1759 op 't Ontijdink, daarna wonen zij in Eefde of
Deventer (dat is niet helemaal duidelijk). Er is mogelijk een familieverband
met de familie ten Bosch, want als Eva Jurriens Hiddink (zus van Barteld)
in 1730 overlijdt wordt ene Hendrik Jansen ten Bosche genoemd als oom
en momber.
|
|
Eigenaar
in die tijd is nog steeds de familie van Gumster. Jenneken van Gumster
(dochter van Jenneken Hummen) is getrouwd met Nicolaas van Huet.
Het echtpaar woont in Zutphen en gaat waarschijnlijk dan ook op
't Ontijdink wonen, er is in ieder geval geen registratie meer van
andere pachters. Op 3 juni 1768 zijn Nicolaas en Jenneken al wel
voor de helft eigenaar van het "erve en goed Ontedink of Dijkersplaats"
die zij dan krijgen opgedragen door de moeder van Jenneken. Zoon
Jan trouwde op 16 mei 1784 te Zutphen met Wilhelmina Margaretha
Lebbink en wij gaan er gemakshalve van uit dat zij daarna op Ontijdink
zijn gaan wonen. Dat doen ze alleen in de zomer, in de winter wonen
(overwinteren) ze in Zutphen.
Het is goed mogelijk dat de merklap van de foto hiernaast op 't
Ontijdink heeft gehangen. Deze is waarschijnlijk geborduurd door
Johanna Aleijda van Huet, dochter van Nicolaas en Jenneken en zus
van Jan van Huet. De merklap is namelijk gemaakt in 1766 en Johanna
Aleijda was toen 13-14 jaar oud en rond deze leeftijd borduurden
de meisjes vaak deze merklappen. Op dit doek vinden wij de initialen
vann Nicolaas, Jenneken en Jan, van Johanna Aleijda zelf en van
Johanna Willemina van Huet, oudste dochter van Nicolaas en Jenneken,
over haar komen wij zo nog te spreken. Verder staan er op het doek
wat kroontjes voor de jong overleden kinderen van Nicolaas en Jenneken
en idem dito voor de jong overleden kinderen uit het eerste huwelijk
van Jenneken met Derk Aalderink. Johanna Aleijda is zelf ook niet
oud geworden, zij is overleden in 1778 op 26-jarige leeftijd en
was niet gehuwd. De merklap bevindt zich nu in de Collectie Centraal
Museum Utrecht en de maakster van de merklap is ontdekt door Jan
Pieter de Groot te Hoogezand, zie ook zijn website.
|
|
|
|
In
die tijd zullen Arend Borgman en Janna Christina Jolink als pachters op
't Bosse hebben gewoond en gewerkt. Zij deden dat eerder op de Borghte
en het is niet helemaal duidelijk in welk jaar zij zijn verhuisd. Dat
is wel geweest voor december 1784 want dan overlijdt Arend en wordt in
een latere akte van bekendheid vermeld dat hij is overleden op erve Bosscher
en tevens dat hij is begraven op het kerkhof te Gorssel even na Kerstmis
van hergemelde jaar 1784. Janna wordt in het register van oorlogsschade
kort daarna genoemd als de weduwe van Arend Bosch. Zij hertrouwt op 20
augustus 1785 met Waander Eskes en uit dit huwelijk wordt op 25 februari
1788 zoon Evert Jan geboren, Janna is dan al 44 jaar oud en daar bleef
het dan ook bij. Wel zou er nog een derde man in haar leven komen, want
op 18 maart 1796 trouwt zij met Harmen Maalderink en is Waander Eskes
dus ook overleden. Voor dit huwelijk worden de zaken middels het wezenprotokol
geregeld voor zoon Evert Jan. Hierin wordt o.a. opgenomen dat hij een
bedrag van 340 gulden krijgen zal zo gauw hij meerderjarig is. In het
register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt
Harmen genoemd als Bosserman. In 1802 verhuizen Harmen en Janna naar Warnsveld. |
|
Op
16 mei 1834 zijn Jan van Huet en Wilhelmina Margaretha Lebbink 50 jaar
getrouwd en schenken zij de kerk van Gorssel een doopbekken, schotel,
wijnkan en twee bekers, alles van zilver. Het geeft aan dat de bewoners
het goed hadden en dat het Ontijdink een aangezienlijke plaats moet zijn
geweest. Beiden waren dan ook rentenier van beroep, hadden veel grond
en waren naast 't Ontijdink ook eigenaar van de Kleine Muil (die zij in
1761 kochten), Brinkman en Hekkert. Jan van Huet is overleden op 21 oktober
1836 en Wilhelmina Margaretha Lebbink op 25 oktober 1839. Het echtpaar
had geen kinderen. |
|
|
Op
29 april 1840 wordt 't Ontijdink geveild door de erfgenamen van
het echtpaar Van Huet. De afbeelding hiernaast stond bij de advertentie
voor de veiling. In de advertentie hieronder staat 't Ontijdink
duidelijk beschreven waardoor wij zonder foto of tekening toch een
aardig beeld van dit huis hebben. Op de kadastrale atlas van 1832
wordt 't Ontijdink onder perceel 714 getekend. De uitstulping lijkt
een lange stoep voor het huis te zijn. |
|
|
In dezelfde advertentie wordt kaderstede
"den Bossert" aangeboden welke omstreeks 1832 is gesticht
en de huizen worden in massa geveild. Er waren nog tien percelen:
naast het huisakker waren dat de uiterwaarden "den Gravenweerd",
het weiland "de Muilerweerdjes", twee maal ankermaalsbosch
genaamd "het Siebelinkboschje" en "het Oldenkampje",
bouwland "het Scheultjesstuk", twee stukken grond "het
Norden" en "het Nordermaat", weide "Moespotweerdjen"
en het bouwplaatsje "Hekkert" of "Ewoltstede"
genaamd. Aanwijzing van alle percelen werd gedaan door Hendrikus
Martens, zoon van Jannes Martens van 't Bosser. Brinkman behoort
niet tot de veiling, deze was in 1837 al verkocht aan Gerrit Scholten.
Ook de Kleine Muil was al verkocht.
Ook de inboedel van Ontijdink ging onder hamer en bestond uit
tafels, stoelen, massief manohijhouten secretaires en chifonnieres,
porcelein, kristal, glaswerk, koper-, blik-, ijzerwerk enz. en
de voorhandene voorwerpen van boerderij en melkerij.
Het Ontijdink en Bosser worden gekocht door drie gezusters Lindeman
die familie van Jan van Huet waren, zij waren kleindochters van
Johanna Willemina van Huet, de zus van Jan. Zij behoorden ook
tot de erfgenamen. Eén van de zussen (Johanna Willemina)
was getrouwd met Berend Jan Boland die voor 't Ontijdink zitting
hield in de marke. Hij woonde waarschijnlijk niet op 't Ontijdink,
ook al wordt in 1840 gesproken over de "Erven van de weduwe
J. van Huet" in het register van personele omslag.
|
|
|
|
Anno
1841 wordt er in het register van de personele omslag niemand
op 't Ontijdink geregistreerd maar dat wil niet zeggen dat er
niemand woonde, mogelijk woonden de gezusters Lindeman er zo nu
en dan en op het moment van registratie even niet.
Op 1 november 1842 wordt op 't Ontijdink Willem Carel Adriaan
Ziegenhirt von Rosenthal geboren als zoon van Jan Hendrik Albert
Ziegenhirt von Rosenthal en Willemina Carolina Graevestein. Laatstgenoemde
is een halfzus van Jacobus Sappius Graevestein die op 't Eschede
woonde. Willemina haar moeder Adriana Kleijnhoff is op 27 juli
1842 in Gorssel overleden, waarschijnlijk op 't Ontijdink. |
|
Willem
Carel Adriaan Ziegenhirt van Rosenthal trouwt op 16 december 1875
te Amsterdam met Johanna Jacoba Emma Heijse. De foto hiernaast
is van dit echtpaar en is omstreeks 1890 genomen. |
|
|
Zeno Wilhelm
van der Werff wordt in 1846 als hoofdbewoner geregistreerd. Hij trouwde
op 7 maart 1844 te Amsterdam met Geertje Prosman en het echtpaar is mogelijk
na hun huwelijk al op 't Ontijdink komen wonen. Als Zeno Wilhelm op 29
maart 1848 enkele roerende goederen op 't Ontijdink verkoopt, is het duidelijk
dat het echtpaar er dan nog woont. Mooi is het ook om te zien dat de huisraad
nogal afwijkt van die van de boerderijen in de omgeving zoals vogelkooien,
theebladen, een koperen en bronzen lamp, een pijpenstandaard, een pers,
een schrijftafel, lessenaars en twaalf champagneglazen die door Jacobus
Sappius Graevestein werden verkocht en zo van 't Ontijdink naar 't Eschede
verhuisden. Ook werden er een paar geiten verkocht waarvan één
melkgevende dus liepen er nog wel beesten bij het landhuis. Mogelijk was
de verkoop bedoeld om de huisraad wat kleiner te maken t.b.v. van de aanstaande
verhuizing? In 1851 staat het echtpaar in ieder geval niet meer geregistreerd
en zijn het Arnoldus Lodewijk van Moock en Catharina Elisabeth Pareau
die op 't Ontijdink wonen. Ook zij zijn getrouwd in Amsterdam maar deden
dat al op 6 maart 1829. Het echtpaar woont er sowieso tot 1859. Ook wordt
er ene A.W. Pareau geregistreerd die ongetwijfeld familie zal zijn geweest.
Beide genoemde echtparen woonden gehuurd maar waren wel vermogend aangezien
zij in klasse 14 waren ingedeeld, alleen Jacobus Sappius Graevestein van
't Eschede was in Gorssel in een hogere klasse ingedeeld. |
|
|
Op
22 juni 1857 gingen 't Ontijdink en 't Bosser opnieuw onder de hamer
nadat de drie gezusters Lindeman in 1852, 1855 en 1857 zijn overleden.
Anna Hendrika is één van hen en overleed op 16 september
1852. De afbeelding hiernaast is van haar, zij was getrouwd met
Jan Adam ten Bokkel Huinink. De andere zus was Josina Geertruid
die op 29 april 1857 is overleden. Zes dagen tevoren had zij nog
met haar zwagers Berend Jan en Jan Adam besloten te veilen omdat
zij niet langer het gemeenschappelijke eigendom van 't Ontijdink
wensten te hebben.
De veiling vindt plaats in drie percelen t.w. het buitengoed Ontijdink,
de katerstede den Bossert en het bouwland den Heuvenkamp welke tussen
't Ontijdink en de IJssel is gelegen. Ook de kerkbank gaat in de
aanbieding en wordt gekocht kleermaker Hendrik Brummelman die vlakbij
de kerk woonde. Het buitengoed Ontijdink wordt verkocht aan Gerrit
Jan Nengerman, broer van Lammert Nengerman, die ook op 't Boershuis
woonde. Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink koopt 't Bosser
en de Heuvenkamp en laat 't Bosser afbreken.
Gerrit Jan Nengerman verkoopt 't Ontijdink op 1 mei 1860 aan Abraham
van den Bovenkamp (van de Grote Muil) die elf dagen later met een
leuke winst doorverkoopt aan Carel Joost de Casembroot, zoon van
Leonard de Casembroot die eerder op 't Eschede woonde. Hij laat
het buitengoed "Ontedink" bestaande uit een herenhuis,
tuinderswoning en verder getimmerte veilen op 23 maart 1861 maar
bedankt daarvoor op 6 april 1861. Carel Joost woonde van 18 april
tot 9 augustus 1862 met zijn gelijknamige zoon op 't Ontijdink en
was afkomstig van Oost Indië. |
|
|
Als in 1865
't Ontijdink opnieuw te koop wordt aangeboden, wordt deze "Soeka
Coemï" genoemd, vast een Oost Indisch woord. Kennelijk laat
de staat van onderhoud te wensen over want geveild wordt "een heerenhuis
voor afbraak, staande op het buitengoed Ontidink genaamd". Koper
is jonkheer Raimond Schuurbecque Boeije. |
|
In
1872 wordt 't Ontijdink voor de laatste keer verkocht en Willem
Hendrik Wiltink van 't Wolferink slaat opnieuw zijn slag waarmee
hij nu eigenaar van 't Ontijdink en het inmiddels allang verdwenen
Bosser is geworden. Willem Hendrik besluit 't Ontijdink te verhuren,
in de tijd van Raimond Schuurbecque Boeije was 't Ontijdink onbewoond.
In 1882 is Hendrik Makkink van 't Wolferink door vererfing eigenaar
van Ontijdink. Het huis staat hem in de weg en het land eromheen
is voor Hendrik veel beter te gebruiken als bouwland of weiland
voor de boerenactiviteiten 't Wolferink waarvan de boerderij ernaast
is gelegen. Hij besluit daarom Ontijdink te laten afbreken en laat
dit doen door timmerman Egbert Enterman en metselaar Gerrit Willem
Oosterkamp die nog op de Eikeboom heeft gewoond. Wel bijzonder dat
juist bouwers van huizen nu de boel gaan slopen.
Afgesproken wordt dat de sloopwerkzaamheden voor 1 april 1883 zijn
afgerond en dat het puin uiterlijk 1 oktober is afgevoerd. Verder
wordt afgesproken dat alle vloeren mogen worden uitgebroken behalve
de "Bremer steenen in den gang en de stoepen voor het huis".
Egbert en Gerrit Willem klaren de klus voor 805 guldens en daarmee
verdwijnt een belangrijk pand uit de geschiedenis van de Eesterhoek. |
|
|
|
|
De
bewoners vanaf 1872 zijn hieronder te zien. Zij huurden dus 't Ontijdink
van Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink en waren de hoofdbewoners.
Het Ontijdink had meerdere kamers en er waren dan ook nog andere
bewoners.
Zo woonden Jan Boschloo en Willemina Roeterdink van 't Boschloo
vanaf 1 maart 1877 ook op 't Ontijdink. Ze maakten plaats op 't
Boschloo voor Albert Boschloo en Willemina Menkveld die op 15 februari
1877 waren getrouwd. Jan en Willemina konden echter niet wennen
op 't Ontijdink, ook omdat het huis vochtig was en het er zodanig
tochtte dat het niet warm te stoken was. Het echtpaar keert daarom
terug naar 't Boschloo waarna 't Ontijdink kon worden afgebroken.
Het is niet helemaal duidelijk wanneer het echtpaar is teruggekeerd,
maar dat is uiterlijk maart 1883 geweest.
De familie Guicherit was in 1881 al vertrokken en zo woonden de
Boschloo's mogelijk twee jaar lang alleen in het grote huis en waren
zij de laatste bewoners van 't Ontijdink ofwel het vroegere Bossche.
Mogelijk heeft Jan geweten dat zijn voorouders van deze plaats komen
en wilde hij zo lang mogelijk blijven wonen op deze zo bijzondere
plek. Op 't Boschloo was op 13 maart net Willemina Boschloo geboren.
Zij zou later de schoondochter van Hendrik Makkink worden en woonde
op 't Dijkerhof.
Andere medebewoners waren Hendrik Akkerman en Antonia Zwaantje Johanna
Hietbrink die van augustus 1880 tot april 1881 een kamer van 't
Ontijdink huurden. Ze waren afkomstig van Sneek en zullen in 1877
al in Gorssel zijn gaan wonen als dochter Berendina Sofia dat jaar
in Gorssel trouwt. De echtelieden Boschloo en Akkerman woonden op
het huisnummer 74-3. Het huisnummer van Ontijdink was in die tijd
74. Huisnummer 74-2 was van de tuinsmanswoning van 't Ontijdink
en wordt hieronder beschreven. |
|
|
1637-1657~ |
Aelbert Gerritsen ten Bosch en Tonnisken
Jansen |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht,
afkomstig van 't Hof te Eschede |
1644-1644 |
Claes Aelberts ten Bosch en Garberich
Gerritsen op 't Have |
Claes is de zoon van Aelbert en Tonnisken |
1645-1703 |
Claes Aelberts ten Bosch en Derksken
Hendricks Schuring |
Derksken is de tweede echtgenote van
Claes |
1684-1701 |
Gerrit Claessen ten Bosch en Reijntjen
Gerrits op 't Have |
Gerrit is de zoon van Claes en Derksken |
1702-1719~ |
Aelbert Hendriks ten Busse en Hilleken
Jansen Vaarneman |
Albert is een neefje van Gerrit en Reijntjen |
1725 |
Hendersken ten Bosse |
Hendersken is de zus van Reijntjen Gerrits
op 't Have |
1736-1754~ |
Barteld Jurriens Hiddink en Anneken
Willemsen Geltink |
Geen familie van vorige bewoners |
1754-1759 |
Hendrik Bartels en Elsken Wilbrink |
Hendrik is de zoon van Barteld en Anneken |
1760-1784 |
Nicolaas van Huet en Jenneken
van Gumster |
Geen familie van vorige
bewoners |
.......-1784 |
Arend Borgman en Janna Christina Jolink |
Pachters afkomstig van de Borghte |
1785-1796 |
Waander Eskes en en Janna Christina
Jolink |
Waander is de tweede echtgenoot van
Janna Christina |
1796-1802 |
Harmen Maalderink en en Janna Christina
Jolink |
Harmen is de de derde echtgenoot van
Janna Christina |
1784-1839 |
Jan van Huet en Wilhelmina Margaretha
Lebbink |
Jan is de zoon van Nicolaas en Jenneken |
1840-1841~ |
Gezusters Lindeman |
De gezusters zijn kleindochters van
een zus van Jan |
1842-1843~ |
Jan Hendrik Albert Ziegenhirt von Rosenthal
en Willemina Carolina Graevestein |
Geen familie van vorige bewoners |
1844-1848~ |
Zeno Wilhelm van der Werff en Geertje
Prosman |
Geen familie van vorige bewoners |
1849-1859~ |
Arnoldus Lodewijk van Moock en Catharina
Elisabeth Pareau |
Geen familie van vorige bewoners |
1860-1861~ |
Onbewoond |
Niet van toepassing |
1862-1862 |
Carel Joost de Casembroot |
Geen familie van vorige bewoners |
1862-1872 |
Onbewoond |
Niet van toepassing |
1872-1875 |
Antonie Johannes Swaving en Gerardina
Anna Hendrika du Bon Brooks |
Geen familie van vorige bewoners, afkomstig
van 't Heemstra in Gorssel |
1878-1879 |
Jacoba Grada Geelen - Lindveld |
Geen familie van vorige bewoners |
1880-1882 |
Johannes Hendrik Enschedé |
Geen familie van vorige bewoners |
1881-1881 |
Rudolph Guicherit en Anna Magdalena
Sophia Loges |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond tussen
Laan van Eschede 3 en Wolferinksweg 3 |
|
|
|
|
De tuinmanswoning bij 't Ontijdink
heeft waarschijnlijk twee perioden van bewoning gekend en was in de periode
ertussen niet bewoond doordat de bewoners op de katerstede 't Bosser woonde,
zie het verhaal hieronder. Van 1774 tot 1803 woonde Harmanus Lentink waarschijnlijk
in de tuinmanswoning, van hem weten wij dat hij tuinman van beroep was en
was getrouwd met Garritje Wesselink. Hij was ook diaken bij de kerk in Gorssel.
In 1803 vertrekken zij naar Warnsveld en worden aldaar op 30 maart 1803
ingeschreven als lidmaat van de kerk. |
|
Volgende
hoofdbewoner is Jannes Martens en zijn echtgenote Maria Berendsen. Zij
zijn rooms katholiek en laten op 4 september 1803 hun dochter Maria Henrica
dopen in de rooms katholieke kerk van Zutphen. Er worden daarna nog drie
kinderen geboren. Maria Berendsen is 23 maart 1821 overleden en in de
overlijdensakte wordt over 't Bosser gesproken. Jannes hertrouwt op 3
mei 1822 met Maria Brink, die in 1821 al als dienstmeid op 't Ontijdink
werkte, en woont met haar nog ongeveer tien jaren op 't Ontijdink en is
dan landbouwer van beroep. Hij zal de grond verbouwen die tot het landgoed
van 't Ontijdink behoorde en in 1832 wordt voor hem een katerstede met
de naam 't Bosser gebouwd, deze wordt hieronder besproken. In dat verhaal
is te lezen dat de familie Martens er tot 1858 heeft gewoond. |
|
Volgende
hoofdbewoners zijn Jan Schutte en Willemken Zandscholten, dochter van
Harmen Scholten en Maria Ilbrink van het erve Scholten. Het al wat oudere
echtpaar zal tussen 1859 en 1861 in de tuinmanswoning zijn komen wonen
en in het bevolkingsregister van 1861 worden zij geregistreerd op huisnummer
52, het huisnummer van 't Ontijdink. Bij de hernummering van 1866 werd
deze gewijzigd naar 74-2, dat van 't Ontijdink werd toen 74. We spreken
over de tuinmanswoning, maar zijn hierover niet helemaal zeker want ik
de veilingsakte van 1857 wordt deze niet meer specifiek genoemd en wordt
alleen melding gemaakt van "het eigenlijke buitengoed, bestaande
in heerenhuis en verder getimmer op perceel 714". Onder het verder
getimmer kan de oude tuinsmanswoning worden bedoeld, maar dat is niet
zeker. Het kan de schuur met keuken en stalling zijn geweest die in de
advertentie van 1840 werd genoemd welke dan wel of niet bewoond werd.
We gaan er in dit verdere verhaal gemakshalve vanuit dat deze beide omschrijvingen
opgaan voor de tuinsmanswoning er dat deze er stond. Een andere mogelijkheid
is dat deze niet meer bewoond werd en dat Jan en Willemken en de andere
bewoners hieronder hebben gewoond in een gedeelte van het grote herenhuis,
maar we spreken dus verder over de tuinsmanswoning omdat dit ook vaak
overeenkomt met de beroepen van de bewoners. Jan namelijk is dagloner
en tuinman van beroep en onderhield waarschijnlijk de tuin van 't Ontijdink.
Bij hun woont nog dochter Alberdina die op 15 februari 1864 bevalt van
een zoon genaamd Willem Hermanus. Alberdina is dan nog ongehuwd, maar
trouwt op 12 maart met Willem Hermanus van der Wal en gaat dan in Laren
wonen. Nadat Jan op 14 maart 1871 overlijdt, vertrekt Willemken op 17
mei 1871 ook naar Laren alwaar zij op 14 november 1876 is overleden. |
|
|
Nieuwe
hoofdbewoners zijn Karel Weenink en Willemina Cornegoor die uit
Brummen komen. Zij trouwden op 10 juni 1871 te Brummen en nemen
de volgende dag hun intrek in de tuinmanswoning en wonen er zes
jaren lang. Ook Karel is tuinman van beroep, later zou hij gemeente-
en onbezoldigd rijksveldwachter te Almen worden.
Zoon Antonie wordt op 14 november 1871 geboren. Hij werd onderwijzer
te Almen en was later het hoofd van de lagere school te Eefde. Dat
was hij ook in Oosterbeek en Antonie werd ook het hoofd van de (M)Ulo-
school aldaar. Ter herinnering aan de grote inzet voor het onderwijs
in de plaats is de Antonie Weeninklaan naar hem vernoemd. |
|
|
De drie volgende
hoofdbewoners zijn allemaal dagloners en hebben een relatie met het naastgelegen
erve Dijkerhof. De eerste is Berend Spenkelink die samen met zijn echtgenote
Hendrika Klazes en twee kinderen op 13 maart 1877 Dijkerhof verruilt voor
't Ontijdink. In 1879 worden zij opgevolgd door Gerrit Jan Jansen en Aaltje
Smeenk die er maar een paar maanden wonen en dan vertrekken naar 't Dijkerhof
waar zij overigens ook niet lang wonen. Gerrit Jan en Aaltje waren afkomstig
van het boerderijtje bij de begraafplaats van Gorssel alwaar zij inwoonden
bij de ouders van Gerrit Jan.
|
|
Nieuwe
bewoners zijn dan Albert Jan Holmer en Clasina Bolink die van Dijkerhof
komen en daar in 1877 zijn komen wonen toen Berend Spenkelink en
Hendrika Klazes er vertrokken. De families Jansen en Holmer ruilden
op 22 oktober 1879 dus van woning. Dat er meer mensen van Dijkerhof
naar de tuinmanswoning gingen en dat de familie Jansen maar zo kort
op Dijkerhof woonde doet vermoeden dat de tuinsmanswoning een mooier
onderkomen is geweest dan Dijkerhof waarbij opgemerkt dat wij het
dan wel hebben over de bijbewoners van Dijkerhof.
Op 27 april 1882 komen de laatste bewoners naar de tuinsmanswoning.
Het zijn Hendrik Onstenk en Aaltje Frederika Kolkman en ze zijn
afkomstig van Warnsveld. Hendrik zijn broer Steven woont op 't Zand
en zijn zus Aaltje op de Nieuwe Vos, zij zullen Hendrik dus getipt
hebben over 't Ontijdink. Hendrik en Aaltje hebben al een zoon (Karel,
zie foto) en op 30 maart 1883 wordt zoon Herman geboren. De sloop
van 't Ontijdink is dan inmiddels afgerond en Hendrik Makkink van
't Wolferink zijn volgende plan is dat ook de tuinmanswoning tegen
de vlakte gaat. In 1885 vertrekken Hendrik en Aaltje dus noodgedwongen
en ook zij gaan dan op 't Dijkerhof wonen, maar worden er wel de
bewoners van het hoofdgebouw van 't Dijkerhof. Hun foto is bij het
verhaal over deze boerderij te zien. |
|
|
|
De
tuinmanswoning wordt daarna afgebroken en van de resten is later
waarschijnlijk in 1885 boerderij Veldkamp (ook wel Klein Bosser)
aan de Markeweg gebouwd. Binnen de familie Makkink wordt beweerd
dat de stenen zijn gebruikt voor de bouw van Klein Dijkerhof maar
dat lijkt minder aannemelijk omdat deze waarschijnlijk pas in 1903
is gebouwd.
Tevens zijn volgens Makkink overlevering de stenen van 't Ontijdink
gebruikt voor een ander boerderijtje aan de Markeweg waar in 1901
Hendrik Onstenk en Aaltjen Frederika Kolkman zijn gaan wonen en
de naam Nieuw Bosser kreeg. Dat lijkt ook niet te kloppen, het is
eerder mogelijk dat deze stenen (ook) zijn gebruikt voor de bouw
van Veldkamp en dat voor de bouw van Nieuw Bosser stenen van 't
Dijkerhof zijn gebruikt maar nog aannemelijker is dat het stenen
zijn van het huisje wat daar eerder in de buurt van het nieuwe huis
stond. De gebruikte stenen zaten in het achterhuis, deze stenen
waren duidelijk ouder dan die van het voorhuis. Ook dit huis was
eigendom van de familie Makkink. De foto hiernaast is van het bewuste
boerderijtje Nieuw Bosser en geeft mogelijk inzicht van hoe 't Bosser
eruit heeft gezien, daarmee bedoelen wij de katerstede die hieronder
wordt beschreven.
Aaltje Frederika Kolkman is op 7 mei 1936 overleden op Nieuw Bosser
met huidig adres Markeweg 4. Zoon Karel werd de hoofdbewoner van
dit huis en kleinzoon Jan Willem is er geboren en woonde later op
de Kleine Muil. Hendrik Onstenk was al op 15 maart 1909 overleden,
ook op Nieuw Bosser. |
|
|
|
1774-1803 |
Harmanus Lentink en Garritje
Wesselink |
Eerste hoofdbewoners van
dit overzicht |
1803-1821 |
Jannes Martens en Maria Berendsen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1822-1832 |
Jannes Martens en Maria Brink |
Maria is de tweede echtgenote van Jannes |
1832-1860 |
Onbewoond |
|
1860-1871 |
Jan Schutte en Willemken Zandscholten |
Geen familie van vorige bewoners |
1871-1877 |
Karel Weenink en Willemina Cornegoor
|
Geen familie van vorige bewoners |
1877-1879 |
Berend Spenkelink en Hendrika Klazes |
Geen familie van vorige bewoners |
1879-1879 |
Gerrit Jan Jansen en Aaltje Smeenk |
Geen familie van vorige bewoners |
1879-1882 |
Albert Jan Holmer en Clasina Bolink |
Geen familie van vorige bewoners |
1882-1885 |
Hendrik Onstenk en Aaltjen Frederika
Kolkman |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
Bosser |
|
't Bosser
behoorde tot 't Ontijdink zoals in het verhaal hierboven is te lezen.
Het was een katerstede welke onmiddelijk aan het perceel van Ontijdink
was gelegen zoals ook te zien is in de advertentie hieronder. 't Bosser
zal zijn gesticht omstreeks 1832 en is beschreven in het kadastrale register
van dat jaar onder perceelnummer 697 (huis en erf) waarbij opgemerkt dat
het huis nog niet in het perceel is getekend, zo nieuw zal het huis geweest
zijn. Perceel 697 is voor de bouw kadastraal gesplitst en het eigenlijke
perceelnummer van het huis is dan 1274 en wordt omschreven als een daglonerswoning.
Het andere gedeelte krijgt perceelnummer 1275 en bestaat uit weide- en
bouwland. Aan de overkant van de weg ligt perceel 696 waarop een klein
schuurtje staat, daarvoor stond er een grotere schuur of schaapsschot
en deze staat ook op de kadastrale tekening. Perceel 698 grenst aan perceel
697 en is een stuk bos van een halve hectare en is gelegen tussen Ontijdink
en 't Bosser en kan met de naam 't Bosser te maken hebben waarbij opgemerkt
dat 't Ontijdink als "Bosser" op de kadastrale kaart staat! |
|
|
Eerste
hoofdbewoner is Jannes Martens die in 1831 inwoont op 't Ontijdink
met huisnummer 45, dat zal de tuinmanswoning zijn geweest. Jannes
pacht de katerstede maar is wel eigenaar van het kleine schuurtje
en een bakoven. Jannes woont hier met zijn tweede echtgenote Maria
Brink en twee kinderen uit zijn eerste huwelijk met Maria Berendsen,
uit het huwelijk met Maria Brink worden geen kinderen geboren.
Oudste zoon Everardus Wilhelmus is op 22 april 1831 getrouwd en
woonde op 't Grooterkamp en was daarvan zelfs eigenaar. Daar was
vast ook wel de ruimte voor Jannes Martens om er te gaan wonen en
wellicht is hem toen aangeboden de nieuwe katerstede te bouwen met
de voorwaarde dat hij op 't Ontijdink bleef werken. Maar niet erg
lang, want Jannes overlijdt op 15 oktober 1837 op 63-jarige leeftijd.
Zoon Hendrikus Gerhardus volgt zijn vader op en trouwt op 20 november
1840 met Janna Janssen. Dat jaar wordt 't Bosser geveild, maar bleef
het in de familie van Jan van Huet en de familie Martens kan gewoon
blijven wonen. |
|
|
Bij
de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt
uit den Eschedër Brink een perceel aanleg voorpoting en huisplaats
met kadastrale nummers geheel 697 & 698 en gedeeltelijk 699
& 713 verkocht aan de gezusters Lindeman en wordt vermeld dat
zij reeds eigenaar waren van het hierop staande huis.
Als op 22 juni 1857 "de katerstede den Bossert bestaande in
eene daghuurderswoning" wordt verkocht aan Willem Hendrik Wiltink
van 't Wolferink is het wel tijd voor Hendrikus Gerhardus om te
vertrekken en de familie gaat dan na het verlopen van de pachttermijn
op 22 februari 1858 op de Konijnenbosch in Eefde wonen. Zij hebben
deze daghuurdersplaats al op 16 augustus 1855 gekocht van de ouders
van Janna. Maria Brink is dan al overleden, zij overleed op 14 maart
1851. Overigens werden uit het huwelijk van Hendrikus Gerhardus
en Janna acht kinderen geboren waarvan de laatste in december 1858
in Eefde. |
|
|
|
In 1858 zal
de katerstede 't Bosser zijn afgebroken en in 1859 wordt er dan ook niemand
meer geregistreerd op huisnummer 53 van dit boerdertijtje, ook in het
bevolkingsregister vanaf 1861 komt huisnummer 53 niet meer voor. Opmerkelijk
in de akte van 1857 is nog dat er wordt gesproken over de daghuurderswoning
en het daarom liggende open erf in zoverre door paaljes
om de scheiding van de percelen behorende bij 't Ontijdink aan te geven.
In de praktijk stond de daglonerwoning dus gewoon op het erf van 't Ontijdink
en werd deze daarom 't Bosser genoemd wat eigenlijk gewoon de naam van
't Ontijdink was. Het is dus eigenlijk een daghuurderswoning op het erf
van 't Ontijdink geweest die er maar ongeveer een kwart eeuw heeft gestaan. |
|
1832-1851 |
Jannes Martens en Maria
Brink |
Eerste hoofdbewoners |
1840-1858 |
Hendrikus Gerhardus Martens en Janna
Janssen |
Hendrikus Gerhardus is de zoon van Jannes
en Maria Berendsen (1e vrouw) |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond ten
zuidoosten van Ontijdink t.h.v. Wolferink |
|
|
|
|
Wolferink |
|
Alweer zo'n
oude erve van de Eesterhoek en misschien wel de voornaamste aangezien
deze in de marke van Eschede vaak met 't Capittel werd aangeduid. In een
rekening van 1382 wordt Gerrit Wolferdinc genoemd, in de 14e eeuw bestond
de boerderij dus al. De volgende vermelding van deze boerderij is "Wolfardinck"
en is van 1401 en in de pondschattingen van 1492 en 1494 wordt de boerderij
genoemd als "Wolferdinck" met in 1492 de bouman Conraet. De
eerst volgende bekende hoofdbewoner is Reijnt Wolferink en de familienaam
blijft verbonden aan de boerderij tot aan Teune Wolferink die er in 1754
is geboren. Overigens zijn er in de tussentijd mannen met andere namen
op Wolferink ingetrouwd, maar zij namen dan de naam Wolferink aan als
familienaam. 't Wolferink was dan ook een erve met aanzien en de mannen
vernoemden zichzelf dan ook maar al te graag naar de boerderij. Het is
een T-boerderij met een riet gedekt schilddak en op het achterhuis een
wolfdak welke mogelijk met de naam Wolferink van doen heeft. 't Wolferink
lag hoger dan 't Ontijdink en had zo minder last bij hoog water. |
|
Omdat
er een familieband bestaat tussen Reijnt Wolferink en de latere
Makkink bewoners van de 19e en 20e eeuw, is het het interessant
naar de 17e eeuw terug te gaan en de hoofdbewoners één
voor één te benoemen. We beginnen met "Gerrit
op Wulferinck" die in het markeboek van 1616 als pachter wordt
genoemd. Hij heeft waarschijnlijk ten minste twee zoons genaamd
Reijnt en Jan die beiden op de boerderij blijven wonen, maar Jan
woont later (vanaf 1655) met zijn echtgenote Aeltien op boerderij
Kleijnderkamp (Reuvekamp) in Gorssel. Rheijnt was getrouwd met Rheijntgen
Wijchers en zij hadden zeker vijf kinderen. Eén daarvan is
Wijcher die 16 april 1654 trouwde met Jenneken Teunissen. Ze gaan
wonen op 't Dijker (dan genoemd Sweersinck) maar wonen in 1672 op
't Wolferink. Dan wordt namelijk zoon Teunis geboren en wordt Wijcher
genoemd als "bouman op Wolferinck".
Teunis is de jongste zoon en de enige die op het Wolferink werd
geboren. Hij heeft dan ook het voorrecht de boerderij over te nemen
en doet dat samen met Hendersken Gerrits Kleijnderkamp met wie hij
op 25 oktober 1691 trouwde. Ze krijgen vier kinderen. Hendersken
komt te overlijden en Teunis hertrouwt op 22 april 1708 met Jenneken
Jansen, dochter van Jan Hendrijks op den Hof toe Eschede, zij was
dus een buurvrouw. Kinderen worden er zover bekend uit dit huwelijk
niet geboren. Teunis wordt net als zijn eerste vrouw Hendersken
niet oud en overlijdt in 1714. Op 12 januari 1715 hertrouwt Jenneken
op haar beurt met Arent Swavink van de gelijknamige boerderij uit
Eefde. Arent neemt dan de naam Wolferink aan. |
|
|
|
Er
worden in de periode 1715 tot 1722 vier kinderen geboren die dus de naam
Wolferink krijgen. Opnieuw is het de jongste die op de boerderij mag blijven
wonen en dit keer is het een meisje genaamd Henders. Zij trouwde op 9
september 1743 met Hendrik Jansen Franke en gaat eerst bij hem wonen op
Frankenplaats (Reins) in de Boschterhoek. Op 30 maart 1750 wordt daar
nog een dochter geboren. Kort daarna zullen Hendrik en Henders zijn verhuisd
naar 't Wolferink. Moeder Jenneken is er namelijk overleden op 26 januari
1750 en vader Arent zal eenzaam en niet zo sterk meer zijn geweest, hij
overlijdt namelijk nog geen jaar later op 6 januari 1751. Hendrik, die
uiteraard ook Wolferink is gaan heten, overlijdt voor 1762 want dan wordt
over Henders gesproken als "de weduwe op Wolferink". Vele jaren
lang zal zij zo bekend zijn geweest, want Henders hertrouwt niet. In 1784
krijgt zij nog een kleine liefdegift uit het fonds voor schade i.v.m.
de grote overstroming van dat jaar. |
|
|
Pas
in 1791 dient zich een nieuwe mannelijke hoofdbewoner aan. Het is
neef Arend Wiltink van Reins, zoon van Judith Wolferink, een oudere
zus van Henders. Op 19 juni 1791 trouwt hij met zijn nicht Teune
Wolferink, die de laatste Wolferink op 't Wolferink zal zijn. Eigenwijze
Arend doet namelijk niet mee aan de traditie om de naam Wolferink
over te nemen en behoudt de naam Wiltink. Met het overlijden van
Teune op 9 augustus 1825 komt dan ook een einde aan de Wolferink
familienaam op Wolferink. Wel is het zo dat Arent wel eens Wolferink
wordt genoemd b.v. in het register van oorlogsschade van 1797-1798
over de periode 1794-1795 wordt zijn naam als Wolfferink geschreven.
In dat register worden veel personen genoemd met de huisnaam. Ook
wordt hij in het pachtcedul van 25 november 1811 genoemd als Arend
Wolferink en hij verklaart dan in huur te accepteren het erve en
goed Wolferink voor 102 guldens, hij pacht deze van het Geestelijke
Rentambt te Zutphen. Garrit Valkeman en Garrit Roeterding staan
borg voor betaling van de pacht.
Arend en Teune kregen drie zoons waarvan alleen zoon Klaas het redde
en hem komen wij dan straks als opvolger op 't Wolferink tegen.
Arend was landbouwer van beroep wat ongetwijfeld ook het beroep
van de voorgaande hoofdbewoners zal zijn geweest.
In het kadastrale register van 1832 wordt hij genoemd als hoofdbewoner
en eigenaar van 't Wolferink (perceel 707). Arend en Teune hebben
de boerderij gekocht op 19 maart 1813 bij de openbare verkoop van
nationale goederen te Arnhem. De oudste akte van 1799 laat zien
dat er eerder al werd geïnvesteerd toen het grote stuk land
Weerdmaate aan 't erve Wolferink werd toegevoegd. |
|
|
Op
27 augustus 1815 nemen Arend Wiltink (die dan ook Wolferink wordt genoemd)
en Teuntjen Wolferink een hypotheek van 5.000 gulden en tot de zekerheid
hiervan worden de volgende eigendommen vermeld: 1. Erve Wolferink bestaande
uit een huis, schuur, schaapshut, zaadberg en verder getimmer, hof en
boomgaard, een stuk bouwland den IJsselkamp, twee stukken bouwland bij
’t Gier, bouwland de Lageweerd, bouwland de Doodbieter, bouwland
de Kolkkamp, bouwland het Nijland, weide Wolferinkskampkes, de IJsselkamp
en het Loo Kampje, en een weerd genaamd den Wolferinksweerd en een akkermaalsboschje
tussen Boschloo en Hoekman. 2. Bouwland Het Norden, gekocht van Hendrik
Willem Smeenk op 17 oktober 1797. 3. De katerstede Dijkerhof met al het
onderhorige getimmer , hof, bouw- en weideland zijnde van Lucas Kamp en
Berendina Janssen gekocht op 25 november 1800. 4. Een stuk bouwland op
het Norden onder Rijsselt, gekocht op 9 februari 1808 van Jan Gierman
en Johanna Smeenk. De Weerdmaate wordt niet genoemd en zal zijn verkocht
aan de familie Eggink in de marke Rijsselt waar de grond gelegen was.
In het kadastrale register van 1832 blijkt dat Arend ook eigenaar is van
het (onbewoonde) huis met perceelnummer 137 welke nabij 't Loo is gelegen.
En grond, heel veel grond, bijna 35 bunder! |
|
Uiteraard waren er ook veel dieren, in 1840 werden er één
paard, 12 koeien en 32 schapen geteld. Voor de schapen had Arend een schaapshoeder
in dienst, anno 1814 was dat de 21-jarige Berend Nijkamp. In de morgen
van de 23ste augustus van dat jaar wilde Berend samen met de dagloners
Jannes Martens (Ontijdink) en Jan Willem Stegeman (Klumper) met de boot
van 't Wolferink de IJssel overvaren. Ze vertrokken vanaf de hooiweide,
maar op de IJssel kwam Berend ongelukkig ten val en sloeg overboord. Ondanks
alle mogelijke reddingspogingen van Jannes en Jan Willem is Berend toen
verdronken. Arend Wiltink zelf is overleden op 19 februari 1843 en werd
82 jaar oud. Zoon Klaas Wiltink trouwde op 26 januari 1821 met Willemina
Bovendorp. Net als haar schoonvader is Willemina geboren in Brummen. Haar
zeven kinderen worden geboren op 't Wolferink in de periode 1821-1837.
Bij de verdeling van de markegrond in 1843 (na het opheffen van de marke
Eschede in 1842) zorgt Klaas ervoor dat er ook nog meer land aan 't Wolferink
wordt toegevoegd. Als gewaarde van de Marke had 't Wolferink natuurlijk
een streepje voor bij de verdeling. Anno 1836 wordt ene J. Veneman genoemd
als medebewoner. Waarschijnlijk is dit Jan Venneman die schaapsherder
was en eerder nog op de Borghte woonden en werkte. |
|
In
1851 werd de schuur gebouwd en in 1854 bouwt het echtpaar een stuk
aan het achterhuis en de sluitsteen herinnert hier nog aan. Vermoedelijk
zijn er twee gebinten lengte aangebouwd, dat is zo'n 7 à
8 meter. Het jaar erop overlijdt Klaas op 4 september. Hij heeft
nog net het huwelijk van zijn zoon Willem Hendrik kunnen meemaken
die 31 augustus 1855 trouwde met Bartha Roeterdink, dochter van
Gerrit Roeterdink en Lucretia Menkveld van Groot Bentink. Het verhaal
wil dat Bartha alleen op 't Wolferdink wilde introuwen als er twee
gebinten bijgebouwd werden, wat dus kennelijk de aanleiding was
van de uitbreiding van het achterhuis in 1854. |
|
|
|
|
Het
was niet het enige huwelijk van kinderen van beide echtparen, want
Judeken Wiltink trouwde met Willem Roeterdink en jongste dochter
Heintje Wiltink trouwde met Jan Willem Roeterdink.
Hun zus Willemina Roeterdink kwamen wij ook al tegen, zij trouwde
in op 't Boschloo. Van 1877 tot 1883 woonde Willemina en haar man
Jan Boschloo op 't Ontijdink en werd daarmee de buurvrouw van Bartha.
Het Ontijdink was in 1872 aangekocht door Willem Hendrik Wiltink
en behoorde dus tot 't Wolferink.
Van de andere kinderen van Klaas Wiltink en Willemina Bovendorp
overleed dochter Willemken op jonge leeftijd en trouwde zoon Antoni
met Willemina Christina Bovendorp (zie Dijkerhof), dochter Aaltjen
met Gerrit Jan Lijzen en dochter Christina (Krisjen) met Jan Willem
Voorhorst.
|
|
Zoon Willem Hendrik en schoondochter Bartha Roeterdink zijn de opvolgers
van Klaas en Willemina, die op 23 maart 1866 is overleden. Er wordt
één dochter geboren, dus een vierde generatie Wiltink
op Wolferink zit er dan niet meer in. Dochter Karolina Willemina
werd geboren op 19 april 1856 en gaat naar school in Gorssel waar
zij goed leerde schrijven zoals is te zien op het schrift hiernaast
van 1865. In 1870 kreeg zij een pepermuntdoosje met haar inititalen.
Op 7 september 1878 trouwt zij met Hendrik Makkink uit Warnsveld
en zo komt de naam Makkink op de boerderij en daardoor mede prominent
in Gorssel zoals later zal blijken. Op 26 september komt hij over
en vestigt zich op 't Wolferink en zou een belangrijke hoofdbewoner
van 't Wolferink worden. Dat werd hij na het overlijden van Willem
Hendrik Wiltink op 30 maart 1881. Deze kocht in 1857 't Bosser en
in 1872 Ontijdink die er nog staan als Hendrik in Gorssel komt wonen.
Hendrik zorgt ervoor dat deze worden afgebroken, iets wat zijn schoonvader
ook al probeerde. |
|
|
|
|
|
Hendrik
en Karolina krijgen negen kinderen waarvan er twee levenloos ter
wereld kwamen. Op de foto hiernaast zitten aan tafel Hendrik en
Karolina. Verder v.l.n.r. de zonen Hendrik Karel, Jan, Bertus, Willem
Hendrik en Hendrikus en de dochters Willemina Johanna en Bertha.
De oude vrouw rechts aan tafel is Bartha Roeterdink. Zij is op 14
mei 1909 overleden.
De kinderen verhuisden naar de volgende boerderijen: 't Walle (Willem
Hendrik geb. 1880 getrouwd met Johanna Nieuwenhuis), Koetshuis van
't Eschede (Hendrikus geb. 1882), Dijkerhof (Bertus geb. 1884),
't Boschloo (Willemina Johanna geb. 1891) en 't Ilbrink (Bertha
geb. 1893). De dochters staan op de foto hieronder.
Dan was er nog zoon Jan die als enige niet in Gorssel bleef wonen.
Hij trouwde met Jenneken Janna ter Meulen en woonde op De Gelder
in Warnsveld. In het latere testament van zijn vader kreeg hij de
koeweiden "de Voorste en Achterste Gelder" toegewezen
die ook tot de landerijen van 't Wolferink behoorde. |
|
Met
uitzondering van 't Boschloo zijn alle boerderijen gekocht door
Hendrik Makkink. Zoon Hendrik Karel bleef op 't Wolferink en zoon
Jan was de enige die niet in Gorssel bleef, hij verhuisde naar Warnsveld.
Hendrik Makkink vertelde altijd trots dat hij over eigen land al
zijn kinderen in Gorssel kon bezoeken. Hij zorgde er persoonlijk
voor dat er steeds meer grond aan 't Wolferink werd toegevoegd,
zo kocht hij in 1897 zeven hectare van het 11 hectare grote weiland
de Gravenweerd welke eerder nog aan 't Ontijdink behoorde. Acht
andere boeren in de Eesterhoek en Eesterbrink kochten de overige
4 hectare. Hendrik leefde als een herenboer en at apart van het
personeel wat wel gebruikelijk was in die tijd. Als kinderen stout
waren geweest werden ze door het personeel bij hun ouders gebracht. |
|
|
De foto's links en rechts hieronder zijn
rond 1900 van dit echtpaar genomen. Karolina was net bezig met het stoppen
van de sokken, zie de stopdoos op haar stoel en de sok op de grond.
Had ze misschien even moeten opruimen voor de foto. Maar ach, waar gewerkt
wordt ... Om de foto's te maken werd het raam geopend en stond de camera
buiten het huis, het was een hele operatie! Bijzondere foto's van het
voorhuis hadden gemaakt kunnen worden bij het hoge water van 1926. De
koeien op de deel stond toen op takkenbossen en zo nog net met de kop
boven water. Naar buiten konden ze niet via de achterdeur en zo kwamen
de dames door de voordeur van het voorhuis naar buiten!
|
|
|
|
Middelste foto's zijn van Hendrik op latere
leeftijd. Hij werd maar liefst 92 jaren oud en is overleden op 3 juni
1946. Hij leefde ruim 25 jaar lang als weduwnaar want Karolina overleed
al op 23 februari 1921 en werd 64 jaar oud. In 1913 maakt Hendrik een
testament op en legateert aan zoon Hendrik Karel "de bouwplaats
Wolferink met gebouwen, opstallen, bouw- en weilanden en wel zodanige
onroerende goederen als hij zal begeren behalve die welke reeds aan
zijn andere zoons zijn gemaakt". Van Hendrik is ook nog bekend
dat hij imker was en goed tekenen kon. Na het overlijden van Karolina
Willemina Wiltink vind er een boedelscheiding plaats. Het boerenerve
Wolferink bestaat dan uit een huis met schuren, bergen, erf, boomgaard,
tuin, bouwland, weiland, hakhout en water onder Gorssel op een oppervlak
van ruim 32 hectaren en een getaxeerde waarde van 81.313 gulden. Bij
de boedelscheiding krijgen we een goed beeld van de bezittingen van
de familie Makkink en deze worden beschreven in de volgende artikelen
van de akte:
|
|
1 |
Eenige huizen |
Huis E 2313/2314 (Nieuw
Bosser) en E2609/2610 (Klein Bosser alias Veldkamp) |
21,6 hectare |
25.911 gulden |
Hendrik Makkink |
2 |
Het Walle |
Boerderij E 2819 |
30,4 hectare |
58.547 gulden |
Willem Hendrik Makkink |
3 |
Het Eschede |
Boerderij E 3428 en huis E 1977 (Klein
Braamkolk) |
17,1 hectare |
37.143 gulden |
Hendrikus Makkink |
4 |
Dijkerhof |
Boerderij E 3735 en huis E 1974 (Den
Brink) |
22,8 hectare |
53.916 gulden |
Bertus Makkink |
5 |
Het Gelder |
Boerderij H 493 |
4,5 hectare |
30.893 gulden |
Jan Makkink |
6 |
Wolferink |
Boerderij E 2543 en huis E 3216/3217
(De Brink alias Nieuw Dijkerhof) |
32,2 hectare |
81.313 gulden |
Hendrik Karel Makkink |
7 |
Lindeboom |
Boerderij E 1589 |
2,3 hectare |
3.717 gulden |
Gerrit Boschloo |
8 |
Ilbrink |
Boerderij E 2267 |
22,8 hectare |
35.341 gulden |
Jan Willem Menkveld |
9 |
Hypotheken |
Hypothecaire rentegevende schuldvorderingen |
n.v.t. |
21.564 gulden |
Hendrik Makkink |
10 |
Leningen |
Onderhandsche rentegevende schuldvorderingen |
n.v.t. |
961 gulden |
Hendrik Makkink |
11 |
Effecten |
Effecten |
n.v.t. |
4.380 gulden |
Hendrik Makkink |
12 |
Inleg |
Rekening boerenleenbank |
n.v.t. |
1.102 gulden |
Hendrik Makkink |
13 |
Goederen |
Persoonlijke meubels, kleren en beddegoed |
n.v.t. |
500 gulden |
Hendrik Makkink |
14 |
Contanten |
Gereede gelden |
n.v.t. |
557 gulden |
Hendrik Makkink |
|
|
|
totaal |
355.845 gulden |
|
|
Bij
alle genoemde huizen en boerderijen hoorde veel grond, het totaal oppervlak
is bijna 154 hectare. Het is dus wel te begrijpen dat Hendrik Makkink
vanaf 't Wolferink helemaal naar de spoorlijn in Joppe kon lopen! Het
totaalbedrag van de bezittingen is 355.845 gulden wat anno 2024 ongeveer
6,4 miljoen Euro is. Hendrik Karel Makkink zijn erfdeel is 25.267 gulden
(inclusief een vordering die hij had uitstaan op zijn ouders) en hij krijgt
het Wolferink daardoor toebedeeld onder bijbetaling van 56.045 gulden.
Het standaard erfdeel van de kinderen is 18.010 gulden en deze wordt in
mindering gebracht op de waarde van de boerderijen en zij krijgen deze
onder bijbetaling van de diverse restbedragen toebedeeld. Alleen het daglonersplaatsje
Lindeboom van artikel 7 is minder waard en Gerrit Boschloo en zijn echtgenote
Willemina Johanna Makkink krijgen deze dan ook toebedeeld met bijbetaling
van 14.294 gulden. Of toen e.e.a. ook financieel afgehandeld is, is overigens
niet duidelijk. |
|
Hendrik Karel trouwde
op 19 juni 1914 met Hendrika Oldenampsen. Zij is een achterkleindochter
van eerder genoemde Gerrit Roeterdink en Lucretia Menkveld. Hendrik Karel
en Hendrika krijgen drie zoons: Hendrik (geb. 1916), Hendrik Jan (geb. 1920)
en Karel Willem (geb. 1927). Op de tweede foto van rechts hieronder zien
wij het hele gezin en op de meest rechtste foto is Hendrika met jongste
zoon Karel te zien. Links is de trouwfoto van Hendrik en Hendrika en daarnaast
zien wij het echtpaar op latere leeftijd in 1956 op de fiets touren. |
|
|
|
Hendrik
Karel was bekend door zijn rijmpjes en zijn bijnaam was Hendrik van de
appels, omdat hij zoveel appelbomen had. Hij droeg een rode zakdoek om
zijn pet zodat deze niet kon afwaaien. Afstappen van de fiets bij de kerk
deed hij door zich voorzichtig in de heg te laten vallen. Opstappen ging
via een stangetje bij de achternaaf waarmee hij van achteren op het zadel
plofte. Vader Hendrik kon überhaupt niet fietsen. Als hij naar een
stuk land moest wat ver van huis lag, deed hij het paard voor de verenkar. |
|
In
het jaar (1927) dat jongste zoon Karel Willem werd geboren, kwam er ook
een melkmachine op de boerderij, zie de linkerfoto hieronder uit 1927.
Koeien melken werd daarvoor door het personeel gedaan. De melkmachine
stond buiten zoals goed te zien is op de middelste foto uit 1936. Hendrik
Karel Makkink fokte paarden en liet al het andere werk door het personeel
doen. Op de foto rechts hieronder uit 1938 zien wij een graanmaaier/zelfbinder
met drie paarden. In de oorlog hebben Nederlandse dwangarbeiders loopgraven
moeten graven voor de Duitsers die de grond doorkruiste van 't Wolferink,
waardoor het niet bruikbaar was. Van september 1944 tot april 1945 was
er één onderduiker Wijma (niet Joods) geheten, hij werkte
vaak mee op het land. |
|
|
|
|
Hendrik
Karel woonde de laatste zeven jaren van zijn leven bij zijn jongste zoon
Karel Willem op 't Nijland. Hier is hij op 26 februari 1984 overleden.
Hendrika Oldenampsen overleed op 9 juni 1970. |
|
|
Zoon
Hendrik Jan was degene die op 't Wolferink bleef wonen. Op de foto
links zien wih hem staan met zijn vader. Hij trouwde op 9 juni 1950
met Hermina Christina Nieuwenhuis uit Diepenveen. Er worden een
zoon en twee dochters geboren. Hendrik Jan legde zich toe veeteelt
en landbouw en niet langer op de fruitteelt. Hij is op 25 januari
1975 overleden. Twee jaren later verlaat Hermina de boerderij en
neemt zoon Hendrik Karel met zijn echtgenote Gerridine de Jong deze
over.
In 1985 is de bestemming van het bedrijf veranderd. Op de deel werd
vanaf toen witlof getrokken en in de zomermaanden werden er aardbeien
geteeld in de volle grond. Vanaf juni 2001 was 't Wolferink een
zachtfruitbedrijf met aardbeien, frambozen, kersen, bramen, rode-
en witte bessen. Op 1 december 2005 verkopen Henk en Gerrie de boerderij
en gaan in het dorp wonen. Het bedrijf wordt echter voortgezet op
het land naast de Grote Muil alwaar elke zomer met name veel aardbeien
en kersen verkocht worden. |
|
|
|
Er werkten door de jaren heen veel dienstknechten en dienstmeiden op 't
Wolferink. Eén daarvan was Jan Strookappe
uit Harfsen. Hij emigreerde later naar Nieuw-Zeeland maar bezocht de familie
Makkink tijdens één van zijn weinige bezoeken in Nederland.
Hij zal goede herinneringen aan 't Wolferink hebben gehad! Ook Johan Strookappe
(broer van Jan) werkte op 't Wolferink en nam zijn plaats in toen Jan
in militaire dienst ging. |
|
1600-1616> |
Gerrit Wolferinck |
Eerste hoofdbewoner van dit overzicht |
1630-1672~ |
Reijnt Gerrits Wolferinck en Rheijntgen
Wijchers |
Reijnt is de zoon van Gerrit |
1672-1691~ |
Wijcher Wolferinck en Jenneken Teunissen
Eerckingh |
Wijcher is de zoon van Reijnt en Rheijntgen
|
1691-1708 |
Teunis Wolferinck en Hendersken Kleijnderkamp
|
Teunis is de zoon van Wijcher en Jenneken |
1708-1714 |
Teunis Wolferinck en Jenneken Jansen |
Jenneken is de tweede vrouw van Teunis |
1715-1751 |
Arent Swavink-Wolferink en Jenneken
Jansen |
Arent is de tweede man van Jenneken |
1750-1791~ |
Hendrik Jansen Franke-Wolferink en Henders
Wolferink |
Henders is de dochter van Arent en Jenneken |
1791-1843 |
Arend Wiltink en Teune Wolferink |
Teune is de dochter van
Hendrik en Henders |
1821-1866 |
Klaas Wiltink en Willemina Bovendorp |
Klaas is de zoon van Arend en Teune |
1855-1909 |
Willem Hendrik Wiltink en Bartha Roeterdink |
Willem Hendrik is de zoon van Klaas
en Willemina |
1878-1946 |
Hendrik Makkink en Karolina Willemina
Wiltink |
Karolina Willemina is de dochter van
Willem Hendrik en Bartha |
1914-1977 |
Hendrik Karel Makkink en Hendrika Oldenampsen |
Hendrik Karel is de zoon van Hendrik
en Karolina Willemina |
1950-1977 |
Hendrik Jan Makkink en Hermina Christina
Nieuwenhuis |
Hendrik Jan is de zoon van Hendrik Karel
en Hendrika |
1977-2005 |
Hendrik Karel Makkink en Gerridine Johanna
de Jong |
Hendrik Karel is de zoon van Hendrik
Jan en Hermina Christina |
|
|
|
|
Huidig adres: Wolferinksweg 3 |
|
|
|
Familiefoto van de familie Makkink
welke is genomen op de 80ste verjaardag van Hendrik Makkink, zittend
in het midden. Zijn verjaardag betekende niet alleen feest voor
de familie, maar voor de hele schooljeugd van Gorssel want op
zijn verjaardag kregen zij altijd om 3 uur vrij!
Op de rechterfoto nog een oude familiefoto
van de familie Makkink die niet meer goed tussen de vele foto's
hierboven pastte maar zeker een plaatsje verdiend op deze website.
Op deze foto zien wij boven Hendrik Karel Makkink en een dienstbode
en onder v.l.n.r. Hendrik Makkink, Hendrika Oudenampsen, Gerard
Wolf (uit Duitsland), Hendrik Makkink met op schoot zijn kleinzoon
Hendrik Jan Makkink.
|
|
|
|
|
Dijkerhof |
|
In
de pondschatting van 1492 wordt genoemd "Tgoet Zweerssinck, Garyt
ten Dycke mit synen goede ten Dycke". Garyt zal eigenaar zijn geweest
van beide boerderijen en woonde waarschijnlijk op Zweerssinck, dat is
boerderij 't Dijker. Boerderij ten Dycke is dan waarschijnlijk de boerderij
die we nu bespreken en later bekend zou staan als 't Dijkerhof. |
|
Net
als de Braamkolk is Dijkerhof vlakbij de waterdijk gelegen die de
Eesterhoek beschermde voor het hoge water van de IJssel. En net
als bij de Braamkolk ligt er bij Dijkerhof direct achter de dijk
een kolk. Braamkolk dankt zijn naam aan de kolk, Dijkerhof doet
dat aan de dijk. De boerderijnaam wordt in 1707 voor de eerste keer
gemeld in het doopboek van Gorssel als Hendrijk Fijlipsen en Aaltjen
Janssen als "eheluijden op den Hof ten Dijke" hun dochter
Henders laten dopen. Maar de boerderij al veel langer en stond bekend
als o.a. "den Olden Dijck" welke reeds in het verpondingskohier
van 1646 wordt genoemd en volgens de inleiding al in 1492 heeft
bestaan. |
|
|
|
Op
4 mei 1624 schenken Gerrit Gerritsen en zijn huisvrouw Geertien Jorissen
aan Aelbert Gerritsen ten Busch en diens huisvrouw Tonnisken Jansen de
helft van hun hofstede genaamd Dijcker. Gerrit en Geertien waren voor
3/4 eigenaar en verkochten het resterende 1/4 aan Jan van Forstenouw en
diens echtgenote Anne ten Dijcke die al voor 1/4 eigenaar waren en nu
dus voor de helft eigenaar werden. Het Hoff ten Dijker wordt in 1633 in
een akte genoemd en is dan eigendom van de familie Galepijn. In 1638 verkopen
zij de boerderij aan Albert Gerritsen ten Bosch en Tonniske Janssen die
dan op 't Ontijdink wonen. Dit verhaal is nog niet helemaal duidelijk.
Later is zijn zoon Claes Alberts
ten Bosse eigenaar samen met zijn echtgenote Derckjen Henriks, ook zij
woonden op 't Ontijdink. Na hun overlijden wordt de boerderij in de boedelscheiding
anno 1704 toebedeeld aan hun kleindochter Geesken Henrick ten Bosse, zij
is dan getrouwd met Jan Lentink en woont met hem in Almen. Zij kregen
ook de gronden den Sweersinckamp en het Hoenderstuk. |
|
|
In
het verhaal over de Dijkerhof zal duidelijk worden dat er drie boerderijen
zijn die de naam Dijkerhof hebben gedragen en één
doet dat nog steeds. Op het kaartje hiernaast anno 1911 zijn de
drie boerderijen genummerd. De meeste bewoners van de overzichten
hieronder woonden op nummer 1. Dit is de oudste boerderij en deze
moet redelijk groot zijn geweest want vaak is er sprake van dubbele
bewoning, wij noemen deze boerderij dan ook "Groot Dijkerhof"
ook al was het maar een katerstede. Waarschijnlijk is de boerderij
al kort na 1901 afgebroken toen de bewoners er vertrokken, zie verderop
dit verhaal. Vreemd is het dan wel dat de boerderij nog staat getekend
op de kaart van 1911.
Nummer 2 is waarschijnlijk gebouwd in 1903 en diende als huisvesting
van de dienstknecht van 't Wolferink wiens bewoners eigenaar waren
van alle Dijkerhof boerderijen. Het zijn twee arbeiderswoningen
en wij noemen deze "Klein Dijkerhof" ook al stond deze
ook bekend als "De Brink".
In 1911 wordt de huidige Dijkerhof (nummer 3) gebouwd voor een zoon
van de toenmalige Wolferink bewoner en wij noemen deze "Nieuw
Dijkerhof". |
|
|
We
pakken de bewonersgeschiedenis op aan het begin van de 18e eeuw en merken
erbij op dat de bewonersgeschiedenis ouder is en mogelijk deels is genoemd
in het verhaal van boerderij 't Dijker waarover nog wat verwarring bestaat
zoals ook in dat verhaal is beschreven. Het heeft er echter alle schijn
van dat de bewoners van 't Dijker op den Dijk wonen en de bewoners
van Dijkerhof aan den Dijk. Later wijzigen de namen naar resp.
Dijkerman en Dijkerhof.
Omstreeks 1710 is er sprake van dubbele bewoning als de echtparen "Hendrijk
Fijlipsen & Aaltjen Janssen" en "Reijnt Gerrits & Janna
Teunissen" op het Dijkerhof wonen. In 1711 woont er ook nog een Garrijt
die genoemd wordt als inwoner bij Hendrijk aan den Dijk en zou er dus
sprake zijn van drie gezinnen. Dat is best mogelijk want ook later lijken
er drie gezinnen tegelijkertijd op de boerderij te wonen. Verder zal opvallen
dat de bewoners vaak kortere tijd wonen en van buiten Gorssel komen. Het
Dijkerhof lijkt daarmee een soort van import doorgangshuis te zijn geweest
voor dagloners. De genoemde personen zijn zeker geen eigenaar, pas in
1785 komen wij een bewoner tegen die ook eigenaar was. Qua bouw zal 't
Dijkerhof eruit hebben kunnen zien als 't Boschtert welke twee aparte
voordeuren had, een foto is hierboven te zien in het verhaal van Ontijdink.
|
|
Eigenaar
Jan Lentinck uit Almen is ook aanwezig bij de vergaderingen van
de marke Eschede wegens een 1/4 deel uit de Grote Muil. In de markevergadering
van 9 juli 1710 zijn inwoonder op Dijkerhof tegen St. Peter over
een jaar te laten gaan en hem te doen delogieren en ondertussen
voor alle onheil te zullen instaan. Reijnt zal niet zijn vertrokken
want in het markeboek van 1712 wordt "Reint op Dijckershof"
genoemd omdat hij zijn beesten op markegrond laat grazen. Het bijzondere
aan Reijnt is dat hij afkomstig is van 't Dijcke waarvan wij nog
steeds aannemen dat hiermee 't Dijker wordt bedoeld. Reijnt en Janna
krijgen zes kinderen "op den Dikkerhof" en "aan den
Dijk" zoals dat in de doopregisters te lezen is. Het echtpaar
verhuist voor 1745 naar het nabijgelegen erve Boonk welke wel in
't Rijsselt onder Eefde is gelegen.
Hendrijk Fijlipsen zal degene zijn
geweest die van 't Dijkerhof is vertrokken en zijn plaats wordt
ingenomen door Henderik Waanders en zijn echtgenote Henders. Bij
de doop van hun kinderen wordt de vader steeds "Henderik aan
den Dijk" genoemd. Het echtpaar woont later op de Braamkolk,
daar zullen zij omstreeks 1730 ongeveer naartoe zijn verhuisd. De
foto hiernaast is gemaakt op de plek waar 't Dijkerhof heeft gestaan
met uitzicht op de dijk. De foto even verderop is op dezelfde plek
genomen maar nu richting de Sweersingstraat met Klein Dijkerhof
(links) en Nieuw Dijkerhof (rechts). |
|
|
|
Omstreeks
1736 wonen waarschijnlijk Hendrik Wessels en Jenneken Everts Meulenkamp
op de boerderij, zij woonden eerder in Bathmen op boerderij Meulenkamp.
Jenneken woont er niet lang want Hendrik hertrouwt op 26 april 1741 met
Lummeken Bartels die zelf ook weduwe is van Garrit Stokhaar die van de
Peerdecate afkomstig is. Er worden uit dit huwelijk zes kinderen geboren
waarvan er zeker twee jong overlijden waarbij de vader Jan Hendrik op
Dijckerhof wordt genoemd, dit gebeurde in 1744 en 1749.
Hendrik is overleden voor 1754 want dat jaar hertrouwt Lummeken opnieuw
met Jan Bartels Hissink en zal bij hem in Voorst zijn gaan wonen, er zijn
dan nog drie kinderen in leven. Omstreeks 1742 komen Hendrik Jansen en
Aaltjen Gosens op Dijkerhof wonen, daarvoor woonden zij op Hoekman welke
zij waarschijnlijk zelf gesticht hebben. Hendrik zijn oorspronkelijke
familienaam is Haarman welke wijzigde naar Hoekman toen hij daar woonde.
Als in 1745 zoon Jan wordt gedoopt, wordt Hendrik "Diekerhoff"
genoemd. Aaltjen haar familienaam is ... Braamkolk! Zij wist dus al hoe
het is om vlak aan de dijk te wonen, want zij werd waarschijnlijk in 1701
op de Braamkolk geboren en woonde er in ieder geval vanaf 1705. Ook dit
echtpaar verliest in 1744 een kind. |
|
Kort
na 1750 is er opnieuw sprake van een dubbele bewoning waarbij nu de naam
Diekerhof(f) wordt gebruikt. Het eerste echtpaar is Albert Jansen (te
Borgel, later Neuteboom) en Garritjen Hendriks, mogelijk dochter van Henderik
Waanders en Henders Altena. Het tweede echtpaar is Bartelt Thijssen en
Hendrina Alberts, dochter van Albert Krukkeland uit Epse die op 16 januari
1752 in Colmschate waren getrouwd. In 1756 verliezen beide echtparen een
kind op den Dijkkerhof, opnieuw een jaar met veel leed. Albert en Garritjen
vertrekken kort daarna naar Klein Bentink in het dorp, Bartelt en Hendrina
(wiens zuster Guele op de Grote Muil woont) blijven wel op de boerderij.
Hun jongste dochter Janna wordt op 16 maart 1766 gedoopt en wordt Janna
Dijkerhof genoemd. Zoon Hendrik woonde later op Klumper en het is goed
mogelijk dat zijn ouders daar ook gewoond hebben en zelfs het boerderijtje
hebben gesticht nadat zij van Dijkerhof zijn vertrokken, dat zal voor
1772 zijn geweest. Dat jaar worden er namelijk andere bewoners genoemd
namelijk Jan Dijkerhof en Fenneken Lijster (uit Epse) als zij dat jaar
en het jaar erop een dochter laten dopen. Jan is eigenlijk Vos geheten
en is de zoon van Garrit Vos die op de Oude Vos woont. Jan trouwde op
30 april 1771 met Fenneken en hertrouwt op 17 maart 1776 met Willemken
Rensink en woont dan ook op de Oude Vos, hij is dus verhuisd. Of Fenneken
Lijster ook nog op de Oude Vos heeft gewoond of is overleden op Dijkerhof,
is niet helemaal duidelijk. |
|
|
Veel
voorbeelden van de familienaam Dijkerhof zijn er niet. De meest
bekende is wel Geertjen Dijkerhof die op 15 september 1757 wordt
gedoopt als dochter van Harmen Jansen Holtmark en Fenneken Klaessens
Buitenkamp, opnieuw afkomstig uit Epse wat opvallend is aan de bewoners
van het Dijkerhof. Haar ouders wonen dan op 't Dijkerhof en zullen
de plek van Albert Jansen en Garritjen Hendriks hebben overgenomen.
Heden ten dage bestaat nog de familienaam "Holtmark van Dijkerhof"
en het is Harmen die de stamvader van deze familie is, zoon Jan
die is gedoopt op 9 december 1759 heeft deze naam doorgegeven. Meer
kinderen dan Geertjen en Jan krijgt Harmen niet en hij is tussen
1759 en 1763 overleden.
Op 6 november 1763 hertrouwt Fenneken als "Fenneken Dikerhof"
met Willem Abrahams Schoolderman en er worden in de periode 1764
tot 1776 nog zeven kinderen geboren die de familienaam Schoolderman
krijgen ook al worden de laatste drie kinderen gedoopt als zoons
van Willem Dijk(k)erhof die in 1766 wordt aangesteld als scheuter
van de marke Eschede. Hun halfzus Geertjen Dijkerhof trouwde op
4 februari 1781 met Esse Horstman en gaat wonen op Baltink in Almen.
Later verhuizen ze naar het geboortehuis van Esse in de Holtense
Dijkerhoek welke (Klein) Horstman of Booij wordt genoemd. Hier is
Geertjen op 30 november 1833 overleden. |
|
|
Afgezien van de doop van de laatste twee
kinderen van Willem en Fenneken in 1774 en 1776 betreft de laatste registratie
van Dijkerhof in de Gorsselse kerkboeken die van de belijdenis van "Janna
Engelengoor, huisvrouw van Esken Botterman, wonende op het Dijkerhof".
Op 14 april 1775 wordt Esken zelf aangenomen als lidmaat als "bouman
op den Brink". Zij zijn de eerste bewoners van Brinkman en zijn
dus tussen 1773 en 1775 vertrokken van Dijkerhof. Opvolgers zijn niet
bekend, wel komen wij straks nog een zoon van dit echtpaar op Dijkerhof
tegen. Wel is duidelijk dat op 13 januari 1774 "het erve en goed
den Dijkerhoff" door Hendrik Lentink en consorten wordt opgedragen
aan Gerrit Podt en zijn echtgenote Sara Aleijda Eekhout. Gerrit (ook
wel Gerhard) Podt is de zoon van Hendrik Podt, voormalig burgermeester
van Deventer en eigenaar van 't Eschede.
|
|
Als
er na de dijkdoorbraak van 1784 een speciaal fonds in het leven wordt
geroepen, blijkt er nog steeds een dubbele bewoning te bestaan als "Willem
Dykerhof" (Schoolderman) en ene "Jannes Dykerhof" apart
worden geregistreerd waarvan wij aannemen dat het zojuist genoemde Jan
Dijkerhof betreft. Veel geld krijgen ze niet uit het fonds, laten we hopen
dat de schade daarom meegevallen is. Op 16 januari 1786 wordt het "Erve
Dijkershof" verkocht (door de erven Podt) aan het echtpaar Salomon
Doornink en Hendrica Johanna ter Beest en zij komen dan op de boerderij
komen wonen. Waarschijnlijk wonen zij er al een jaar eerder omdat zoon
Jacob op 9 augustus 1785 in Gorssel is geboren. Ze zullen de plaats van
Jannes hebben ingenomen, Willem en Fenneken hebben waarschijnlijk tot
hun overlijden op de boerderij hebben gewoond. Data zijn niet bekend maar
dat kon wel eens tot 1803 zijn geweest.
Op 11 mei 1791 verkoopt de familie Doornink het erve en goed Dijkerhoff
bestaande in huijs, bergh, hof en land, en opgaande boomen aan Berend
Mentink. Hij trouwt op 29 april 1792 met Berendina Janssen en gaan dan
samen op de boerderij wonen. Lang zijn zij niet samen, want Berendina
hertrouwt als weduwe op 7 december 1794 met Lucas Kamp en hij gaat dan
op de boerderij wonen en wordt in een akte in 1797 dan ook Lucas Dijkerhof
genoemd. Hij leent dan 300 gulden en leent nog eens 200 gulden in 1799
van Arend Wiltink en Teune Wolferink van 't Wolferink. Een jaar later,
op 27 juli 1800, verkopen Lucas en Berendina "caterstede den Dijkerhof,
met al het onder behoorende getimmer, voorts hof, bouw- en weijdeland
en daarop staande boomen" voor 1200 gulden aan dit echtpaar van 't
Wolferink. Waarschijnlijk blijven Lukas en Berendina tot 1804 op 't Dijkerhof
en gaan dan inwonen op 't Nijland. In het register van oorlogsschade van
1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij Lucks Dijckerhof genoemd. |
|
De
bewonersgeschiedenis mag dan na 1800 duidelijker zijn, het gaat te ver
om aan alle bewoners veel aandacht te besteden. Niet alleen is er sprake
van dubbele bewoning, vaak woonden de bewoners er voor korte tijd. Hierdoor
kent Dijkerhof vele bewoners waarvan de hoofdbewoners natuurlijk wel allemaal
in de overzichten zijn verwerkt. Geen van de bewoners waren eigenaar,
dat was de eigenaar/bewoner van 't Wolferink. Het is goed mogelijk dat
de Dijkerhof bewoners op 't Wolferink werkten waarbij dat zeker is van
de bewoners van de "Kleine Dijkerhof". In de lijst der hoofden
van huisgezinnen anno 1815 worden Gerrit Botterman en Arend Visser genoemd.
Gerrit is eigenlijk Gerrit Hendrik, is dagloner van beroep, getrouwd met
Harmina Schuitert en is de zoon van Esken Botterman en Janna Engelengoor
die eerder op Dijkerhof woonden. Janna is overigens op 13 november 1811
overleden op het erve Dijker waarbij verondersteld mag worden dat dit
niet 't Dijker maar Dijkerhof zal zijn geweest en dat zij bij haar zoon
in huis woonde. Gerrit Hendrik woonde ook op de Oude Vos, hij komt dus
straks weer ter sprake. Waarschijnlijk heeft Gerrit Hendrik maar even
op Dijkerhof gewoond en was hij meer op de Oude Vos. |
|
Dat
kan niet gezegd worden van Arend Visser die op 16 februari 1804
trouwde met Christina Peters en op 1 oktober 1837 op Dijkerhof is
overleden. Het echtpaar zal waarschijnlijk deze hele periode op
Dijkerhof hebben gewoond en Arend werkte er als kleermaker. Christina
is de dochter van Thomas Peters en Lubbertjen Jansen uit Wilp en
heeft een broer en zus die ook in Gorssel wonen. Broer Gerrit Steven
is getrouwd met Willemina van der Meij en woont op Braamkolk. Zus
Geertrui woont met Klaas Wiltink op Frankenplaats. Klaas is een
neef van Arend Wiltink van 't Wolferink en heeft er mogelijk voor
gezorgd dat zijn zwager en schoonzus op Dijkerhof konden wonen.
Overigens is Klaas zijn zus Janna getrouwd met Zwier Botterman,
broer van Gerrit Hendrik Botterman. Zij hebben verder niets met
Dijkerhof maar het geeft wel aan dat familieverbanden een grote
rol speelden in de woonsituatie van de oude Eesterhoekers.
Arend Wiltink van 't Wolferink is eigenaar van Dijkerhof welke volgens
de kadastrale atlas van 1832 perceelnummer 694 heeft. Het bouwland
achter de boerderij heeft nummer 693 en is 2,5 hectare groot. De
kolk achter de dijk is nummer 692. |
|
|
|
Het
is dan ook geen verrassing dat de volgende familienaam Van der Meij is!
Gerrit Berend van der Meij, daar hebben wij het over, is een broer van
de zojuist genoemde Willemina van der Meij en de zoon van Albert van der
Meij en Willemina Braamkolk. Hij trouwde op 27 augustus 1813 met Aleida
Smeenk en woonde met haar eerst op haar oudershuis Kappert in de Eesterbrink.
Nadat Gerrit Hendrik Botterman is teruggekeerd naar de Oude Vos komt hij
naar Dijkerhof wat in of kort na 1815 zal zijn geweest. Gerrit Berend
krijgt waarschijnlijk de opdracht iets te maken van Dijkerhof als boerderij
en gaat werken als landbouwer en wordt in 1832 genoemd als werkbaas op
Dijkerhof. Hij moet dat goed hebben gedaan want jaren later wordt hij
aangesteld als werkbaas op de grotere boerderij Smeenk, hij wist dus van
aanpakken. Hij was ook nog schatter van slachtvee. Er worden negen kinderen
op Dijkerhof geboren waarvan er wel een aantal jong zijn overleden. Jongste
dochter Lena wordt op 1 juli 1833 in Eefde geboren, waarschijnlijk op
de Platenkamp waar zij waarschijnlijk in 1832 zijn komen wonen. Gerrit
Berend woonde uiteindelijk in zijn geboortehuis Braamkolk waar hij op
15 januari 1854 is overleden. Waarschijnlijk is hij in 1838 verhuisd van
de Platenkamp naar de Braamkolk nadat dat jaar zijn zwager Gerrit Steven
Peters op Braamkolk is overleden.
In 1836 wordt Derk Jan Jansen geregistreerd als bewoner van 't Dijkerhof,
hij is de zoon van Hendrik Jansen en Gerritjen Peters. Hij zal er zijn
komen wonen in 1835 toen hij op 27 maart van dat jaar trouwde met Jenenken
Nijenhuis. Hij zal ongetwijfeld weer ergens familie zijn, maar we schenken
aan Derk Jan verder geen aandacht, hij zal er kort hebben gewoond want
woonde in 1838 ook al in Harfsen, op katerstede Schiethoppe. Maar met
de familienaam Peters er is wel weer een bruggetje naar de andere kant!
Hier wonen in 1835 Albert Willem Peters en Geertjen Roeterdink die er
na 1832 zijn komen wonen. Albert Willem is de zoon van Gerrit Steven Peters
en Willemina van der Meij van 't Braamkolk. Hij heeft maar kort op Dijkerhof
gewoond en staat in 1836 al op de Oude Vos geregistreerd. Op 11 mei 1837
overlijdt de 57-jarige militair Bernardus van Nekken, maar onbekend is
wat hij te zoeken had op Dijkerhof. In 1841 worden Jan Willem Mensink
en Mannes Bannink geregistreerd. Hoe lang Jan Willem Mensink er woonde
is niet duidelijk, maar later zou hij lange tijd op Nijland wonen dus
hem komen wij straks wel weer tegen. Mannes Bannink was een dagloner die
op 7 juni 1839 in Gorssel trouwde met Aaltjen Rietman en toen mogelijk
op 't Dijkerhof zijn gaan wonen. |
|
|
In
1846 is er geen registratie en was er mogelijk sprake van een complete
volksverhuizing. Antoni Wiltink trouwde op 6 februari 1846 met Willemina
Christina Bovendorp en Jan Willem Mensink zal voor hem moeten plaatsmaken,
Antoni was dan ook de oudste zoon van Klaas Wiltink van 't Wolferink
en Willemina Christina is een nichtje van Willemina Bovendorp, vrouw
van Klaas! Die is op 12 mei 1846 getuige bij de aangifte van de
geboorte van Hendrika Geltink, dochter van Fredrik Geltink en Willemina
Boterman die dan ook op Dijkerhof zijn komen wonen en de plek van
Mannes Bannink en Aaltjen Rietman hebben ingenomen. Frederik en
Willemina zijn afkomstig van de Nieuwe Vos en Willemina is een nichtje
van Gerrit Berend van der Meij, zij is een dochter van Johanna van
der Meij van 't Raland.
Toen Antoni Wiltink op 't Dijkerhof is gaan wonen, is de boerderij
waarschijnlijk vergroot. Een sluitsteen anno 1846 herrinert hier
nog aan. Deze sluitsteen is later nog in een schuur van het nieuwe
Dijkerhof gebouwd en waarschijnlijk zijn toen meerdere stenen van
het oude Dijkerhof gebruikt. In 1848 biedt Antonij een bedrag van
7.110 gulden voor het erve en goed Groterkamp maar hij wordt hiervoor
bedankt door de verkopers den Heer J. Sappius Graevenstein en vrouwe
E. Fischer op den huize Eschede. |
|
|
Antoni
en Willemina verhuizen rond 1851 naar Voorst. Zeker is dat Frederik en
Willemina in 1852 nog op Dijkerhof wonen, maar doordat er geen registraties
zijn in 1856 en 1859 is niet duidelijk tot wanneer precies. In 1861 woont
Willem Boterman er met zijn tweede vrouw Geertjen Poorterman. Willem is
een broer van Willemina en het echtpaar is er waarschijnlijk al in 1852
komen wonen. Zij woonden daarvoor namelijk op Veldzicht in Epse welke
eigendom was van Teunis Brinkman van de Kippe die in 1852 de Kippe verkocht
en daarna op Veldzicht zal zijn komen wonen. Aan de andere kant wonen
anno 1861 Antoni Peters en Gerritjen Tuitert die de plek hebben ingenomen
van Antoni Wiltink en Willemina Christina Bovendorp die in 1852 in Twello
blijken te wonen. Gerritjen is de dochter van Marten Tuitert en Jenneken
Roeterdink van 't Smeenk.Aangezien Antoni en Gerritjen pas op 19 februari
1858 trouwden, is het mogelijk dat in de tussentijd dit gedeelte van de
boerderij niet bewoond is geweest. Tenzij Willem Boterman de plek van
Antoni Wiltink en Willemina Christina Bovendorp en pas in 1858 is verhuisd
naar de andere kant waar toen mogelijk Fredrik Geltink en Willemina Boterman
zijn vertrokken naar Eefde. Door de gebrekkige registratie van die tijd
blijft het gissen, helaas was Gorssel wat laat met het instellen van bevolkingsregister
die in andere gemeenten al in 1850 werd ingesteld. |
|
Maar
nadat het bevolkingsregister in 1861 werd ingesteld, kan met veel meer
zekerheid gezegd wie er waar woonde. Om niet te veel te kleppen, doen
we dat van de twee gedeelten apart. Antoni Peters en Gerritjen Tuitert
woonden er tot 18 januari 1873 en vertrokken toen naar Beekbergen. Bij
hun woonde ook weduwvrouw Aaltjen Bussink die daarna op Hoekman is gaan
wonen. In het gezin Peters woonde ook neefje Hendrik Jan Tuitert van de
Grote Muil nadat zijn moeder Johanna Gardina Hoogkamp in 1869 is overleden.
Antoni was akkerbouwer van beroep en vormt daarmee een uitzondering op
de andere Dijkerhof bewoners die eigenlijk allemaal dagloners waren. Pas
in januari van 1877 komen de volgende bewoners, dit woongedeelte heeft
dus toen opnieuw een aantal jaren leeggestaan. Nieuwe bewoners zijn Jan
Willem Pekkeriet en Everdina Zandscholten. Zij zijn in 1874 getrouwd maar
woonden eerst in op huidig adres Markeweg 4. Jan Willem is de zoon van
Geertjen Poorterman die met Willem Boterman op Dijkerhof woonde, maar
eerder getrouwd was met Derk Jan Pekkeriet. |
|
|
|
In
1885 wordt hun plek overgenomen door Hendrik Onstenk en Aaltje Frederika
Kolkman die van 't Bosser komen welke dan wordt afgebroken. Ze hebben
twee zoons en op 27 april 1886 wordt dochter Gerritje op Dijkerhof
geboren. Zij is te zien op de foto hiernaast samen met Antonij Jannes
van het Hekke met wie zij later trouwde. Bijna twintig jaar woonden
haar ouders op Dijkerhof, een hele lange tijd na maatstaven van
andere bewoners. Ze verhuizen op 10 juni 1901 naar een boerderijtje
aan de Markeweg welke zij Nieuw Bosser noemen.
Januari van 1904 komen dan de broers Bernardus en Gradus Johannes
Evers en werken beiden als arbeider, zeer waarschijnlijk voor 't
Wolferink. In deze periode is "Groot Dijkerhof" afgebroken
en "Klein Dijkerhof" gebouwd waar de broers zijn gaan
wonen, waarschijnlijk al vanaf het begin. De afbraak van Groot Dijkerhof
en de bouw van Klein Dijkerhof zal dus tussen 1901 en 1904 hebben
plaatsgevonden en mogelijk zijn de stenen van de oude boerderij
gebruikt voor het nieuwe huis maar nog aannemelijker is dat deze
in 1901 zijn gebruikt voor de bouw van Nieuw Bosser. Meer duidelijkheid
over de bouw van het nieuwe huis is verderop in dit verhaal te vinden.
Op resp. 21 juni 1916 en 15 augustus 1913 zijn de broers overleden
en zo komt een natuurlijk einde aan de bewoning. Hun ouders Gerhardus
Johannes Evers en Maria Leemreise woonden in Eefde. |
|
|
|
November
van 1916 krijgt "Klein Dijkerhof" haar nieuwe bewoners met Hein
Beekman en Aaltje Ilbrink en acht kinderen die afkomstig waren van de
Kniepe uit Epse, zij huurden deze van de familie Klein Bronsvoort van
't Loo. Van Hein is niet zeker dat hij voor 't Wolferink werkte. In 1921
was hij arbeider voor een ijzergieterij en dat deden ze niet op 't Wolferink!
Toch wonen Hein en Aaltje een hele lange periode op Klein Dijkerhof. Na
het overlijden van Hein in 1940 is Aaltje er nog lang blijven wonen. Op
de groepsfoto bij het verhaal van de Borghte zit zij eerste van links.
Ook zoon Annie is op deze foto te zien.
|
|
Terug
in de tijd! Willem Boterman en Geertjen Poorterman waren al voorgesteld.
Ze wonen er met dochter Willemken die twee onechte kinderen krijgt. Deze
kinderen worden alsnog erkend als zij op 6 september 1866 met Gerrit Hendrik
Zomer trouwt. De familie Boterman is dan al vertrokken van Dijkerhof en
hun plek is in november 1865 ingenomen door Berend Spenkelink en Hendrina
Klazes. Deze mensen komen ook voor in het verhaal over 't Bosser aangezien
zij daar in maart 1877 komen wonen. Juni 1877 zijn het dan Albert Jan
Holmer en Clasina Bolink die naar Dijkerhof komen maar al in 1879 vertrekken
en dan opnieuw de plek van Berend Spenkelink en Hendrina Klazes innemen
die dan van 't Bosser vertrekken. Zo lijkt Dijkerhof een opstapje naar
't Bosser te zijn geweest waar de families op zichzelf kunnen wonen en
de woonruimte niet met anderen hoeven te delen zoals dat op Dijkerhof
het geval was. Gerrit Jan Jansen en Aaltje Smeenk zien dat op dat moment
anders, want zij zijn van 't Bosser afkomstig en ruilen dus met Albert
Jan en Clasina maar hebben het na een jaar alweer bekeken op Dijkerhof,
op 't Bosser woonden zij overigens nog korter. De volgende bewoners vestigen
zich voor langere tijd op Dijkerhof. Het zijn Hendrik Jan Grooteboer en
Berendina Oosterkamp, zij is geboren op de Eikeboom. Het echtpaar heeft
geen kinderen d.w.z. een dochtertje leeft maar twee dagen en een ander
dochtertje wordt levenloos geboren. In november 1894 dienen de volgende
bewoners zich aan en ze hebben een bekende naam en het betreft geen toeval.
Het is namelijk Gerrit Jan Boterman, kleinzoon van Willem Boterman die
ongeveer 40 jaren eerder zich op Dijkerhof vestigde. Zijn vader Albert
woonde nog op de Grote Muil en zijn echtgenote is Bartha Toorneman. Willem
is metselaar van beroep en is de eerste Dijkerhof bewoner die niet op
het land werkte. Op 26 juli 1898 weer een nieuwe maar ook bekende naam
als Hendrik Antoon Jansen zijn intrek doet. Maar zoals zo vaak is deze
Jansen geen familie van de andere Jansen. Familie is Hendrik Antoon wel
van Johanna Martina Schierboom met wie hij op 7 december 1894 was getrouwd.
Wel is hij de kleinzoon van Willem Jansen die op de Grote Muil woonde.
|
|
|
Op
27 september 1900 vertrekt de familie Jansen met drie kinderen naar
Vorden en komen er niet gelijk nieuwe bewoners. Pas begin 1904 kwamen
er de nieuwe bewoners zoals dat ook het geval was met de bewoners
van de andere kant. Beide nieuwe bewoners zullen zijn gaan wonen
in de twee arbeiderswoningen van Klein Dijkerhof welke eigenlijk
de Brink werd genoemd. Het huis is namelijk gebouwd op het zuidwestelijke
gedeelte van het bouwland genaamd "Den Brink" (perceel
1262 op de kaart van 1889 hiernaast) welke voorheen eigendom was
van de familie Slagman van 't Eschede en bij de scheiding op 3 december
1901 overging van Harmanus van Zeijts en Derkjen Slagman. Het echtpaar
woont in Laren en had eigenlijk niets aan bouwland zover van huis
en zij zullen dus bedacht hebben om er een huis op te bouwen en
deze met het bouwland te gaan verpachten.
Dat zullen ze dan hebben gedaan in 1903 omdat in 1904 de nieuwe
bewoners worden geregistreerd, dat waren de gebroeders Evers en
het echtpaar Gerrit Jan Wilgenhof & Jantjen Hendriksen die op
20 februari 1904 zijn getrouwd en dan gelijk op De Brink komen wonen.
Wij houden echter in dit verhaal wel de fictieve huisnaam Klein
Dijkerhof aan omdat even verderop naast Nieuw Dijkerhof ook een
huisje stond met de naam Den Brink (deze wordt besproken op de Eesterbrink
pagina van deze website) en dit huisje er al eerder stond. Eerder
in het verhaal werd gesuggereerd dat de stenen van het oude Dijkerhof
gebruikt kunnen zijn voor het nieuwe huis maar dat is maar zeer
de vraag, want deze waren immers van een andere eigenaar. Na het
overlijden van eigenaar Harmanus van Zeijts wordt "de Brink",
zijnde een huis met twee woningen met erven en bouwland op de kadastrale
percelen E 3215 t/m 3217, op 22 juli 1909 geveild en voor 2160 gulden
verkocht aan Hendrik Makkink van 't Wolferink. De aanvaarding was
per 22 februari 1910 omdat tot die tijd de huurders Evers en weduwe
Wilgenhof er nog mochten wonen. Tevens hadden zij zelf zaadbergen
en vruchtbomen op het erf staan en Evers had ook nog een eigen schuurtje. |
|
|
Jantjen Hendriksen was eerder getrouwd met Gerrit Antonie Dekker
en was van hem gescheiden. Gerrit Jan en Jantjen krijgen twee dochters
en ook dochter Hendrika Johanna Esselina Dekker uit het eerste huwelijk
van Jantjen woont op Dijkerhof. Zij trouwt op 29 april 1916 met
Johan Krijt die dan ook op Klein Dijkerhof komt wonen. Een mannelijke
hoofdbewoner is er dan al een tijdje niet meer want Gerrit Jan Wilgenhof
was al op 19 juni 1908 overleden. In januari 1919 komt weduwnaar
Jan Albert Bussink ook op Dijkerhof wonen waarna Johan en Hendrika
in mei naar Epe vertrekken. Jan Albert was al twee keer getrouwd,
maar trouwt op 26 januari 1924 voor de derde keer met Jantjen Hendriksen
die zelf ook voor de derde keer in het huwelijksbootje stapt. In
1931 krijgen ze nog gezelschap van Jantjen haar dochter Gerdina
Hendrika Wilgenhof en diens echtgenoot Lucas Rossel en wordt kleinzoon
Johannes Rossel geboren.
Op de linkerfoto hiernaast zien wij Jan Albert Bussink en op de
rechterfoto zien wij Jantjen Hendriksen zittend op een graanmaaier
met aflegger van de familie Makkink van 't Wolferink. Op deze foto
uit 1935 staan verder v.l.n.r. Hendrik Makkink, Hendrik Karel Makkink,
Annie Beekman, Derk Addink, Willem Poesse, August Wilhelm Droste
en Hendrik Jan Heijink. Ze zijn er aan het werk aan de Jodendijk
waar de familie Makkink ook land had liggen.
Jan Albert Bussink is overleden op 26 september 1939 overleden en
Jantjen is op 15 januari 1951 overleden en in 1952 wordt ene J.H.G.A.
Schepers geregistreerd.
|
|
|
|
|
|
|
In 1956 komen dan Willem Poesse en
Derkjen Wunderink. Willem Poesse werkte als dienstknecht voor
Makkink van 't Wolferink. De foto hiernaast is op 18 juli van
dat jaar gemaakt en wij zien hem hier aan het schudden op de Achterste
Middelweerd met de "Vicon-Lely".
Willem en Derkjen zijn afkomstig van 't Braamkolk zoals dat vaker
gebeurde het geval was bij bewoners van Dijkerhof. Hun woning
daar was in slechte staat en ze kwamen dus maar al te graag naar
de Sweersingstraat waar inmiddels al de huidige woning stond welke
de arbeiderswoning van 't Wolferink was. Op de foto hiernaast
zien wij het echtpaar op latere leeftijd.
Het boerderijtje "Klein Dijkerhof" was voor 1947 (waarschijnlijk
1946) afgebrand en de huidige dubbele woning kwam ervoor in de
plaats. Maar dat was niet de eerste keer dat het boerderijtje
door brand werd getroffen want in 1932 is "de dubbele boerenwoning,
bewoond door de gezinnen Beekman en Bussink, geheel afgebrand"
zoals in de Telegraaf van 3 september 1932 staat geschreven. Het
vee kon worden gered en de verzekering dekte de schade, de oorzaak
van de brand was onbekend.
|
|
|
Op
27 september 1932 doet eigenaar Hendrik Karel Makkink van 't Wolferink
al een bouwaanvraag voor de herbouw van een dubbele woning gelegen
aan "den zandweg van Eeschede naar nieuwe Dijkerhof".
Het huis wordt gebouwd door aannemer Boerstoel en de bouwkosten
zijn 3800 gulden. De vergunning wordt precies een maand later verleend
op 27 oktober 1932 en op 3 januari 1933 is het huis al gereed voor
bewoning door de families Beekman en Bussink.
|
|
Overzicht hoofdbewoners
met huisnummer 55 anno 1861 en huisnummer 437 anno 1951 met huidig
adres Sweersingstraat
1: |
|
|
1707-1711 |
Hendrijk Fijlipsen op den Hof
ten Dijke & Aaltjen Janssen |
Eerste bewoners van dit overzicht |
1711-1745< |
Reijnt Gerrits op den Dikkerhof en Janna
Teunissen |
Het echtpaar woont later op Boonk |
1712-1730~ |
Henderik Waanders aan den Dijk en Hendersken
Klein Bannink |
Het echtpaar woont later op Braamkolk |
1736-1741 |
Hendrik Wessels Dijckerhof en Jenneken
Everts Meulenkamp |
Het echtpaar is afkomstig van Bathmen |
1741-1754 |
Hendrik Wessels Dijckerhof en Lummeken
Bartels Paalman |
Lummeken is de tweede echtgenote van
Hendrik |
1741-1750~ |
Henderik Jansen Hoekman>Dijckerhof
en Aaltjen Gosens Braamkolk |
Het echtpaar is afkomstig van Hoekman |
1752-1772< |
Bartelt Thijssen op Diekerhoff en Hendrina
Alberts Krukkeland |
Het echtpaar woont later waarschijnlijk
op Klumper |
1753-1756 |
Aelbert Jansen Neuteboom op het Diekerhof
en Garritjen Hendriks Nieuwmeijer |
Het echtpaar woont later op Klein Bentink |
1757-1763 |
Harmen Holtmark>Dijkerhof en Fenneken
Buitenkamp |
Het echtpaar is mogelijk afkomstig van
Epse |
1763-1803~ |
Willem Schoolderman>Dijkerhof en
Fenneken Buitenkamp |
Willem is de tweede echtgenoot van Fenneken |
1771-1776< |
Jan Garrits Dijkerhof en Fenneken Willems
Lijster |
Geen familie van vorige bewoners |
1771-1774 |
Esken Botterman en Janna Engelengoor |
Het echtpaar woont later op Brinkman |
1785-1791 |
Salomon Doornink en Hendrika Johanna
ter Beest |
Eerste bewoners die ook eigenaren zijn |
1792-1794 |
Berend Mentink en Berendina Janssen |
Geen familie van vorige bewoners |
1794-1804 |
Lucas Kamp en Berendina Janssen |
Lucas is de tweede echtgenoot van Berendina |
1804-1837 |
Arend Visser en Christina Peters |
Geen familie van vorige bewoners |
1834-1836~ |
Albert Willem Peters en Geertjen Roeterdink |
Albert Willem is een neefje van Christina |
1836-1846~ |
Jan Willem Mensink en Janna Fokkink |
Geen familie van vorige bewoners |
1846-1852 |
Antoni Wiltink en Willemina Christina
Bovendorp |
Geen familie van vorige bewoners |
1858-1873 |
Antoni Peters en Gerritjen
Tuitert |
Antoni is de zoon van Albert
Willem en Geertjen |
1877-1885 |
Jan Willem Pekkeriet en Everdina Zandscholten |
Jan Willem is de zoon van Geertjen Poorterman |
1885-1901 |
Hendrik Onstenk en Aaltje Frederika
Kolkman |
Geen familie van vorige bewoners |
1904-1916 |
Bernardus en Gradus Johannes Evers |
Geen familie van vorige bewoners, eerste
hoofdbewoners van de Brink |
1916-1953 |
Hein Beekman en Aaltje Ilbrink |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
Overzicht hoofdbewoners
met huisnummer 55-2 anno 1861 en huisnummer 438 anno 1951 met huidig adres
Sweersingstraat 3:
|
|
1813-1815 |
Gerrit Hendrik Botterman
en Harmina Schuitert |
Eerste bewoners van dit
overzicht |
1815-1833~ |
Gerrit Berend van der Meij en Aleida
Smeenk |
Verre familie van Gerrit Hendrik en
Harmina |
1835-1838 |
Derk Jan Jansen en Jenneken Nijenhuis |
Geen familie van vorige bewoners |
1839-1846 |
Mannes Bannink en Aaltjen Rietman |
Geen familie van vorige bewoners |
1846-1855~ |
Fredrik Geltink en Willemina Boterman |
Willemina is een nichtje van Gerrit
Berend van der Meij |
1852-1865 |
Willem Boterman en Geertjen Poorterman |
Willem is een broer van Willemina |
1865-1877 |
Berend Spenkelink en Hendrika Klazes |
Geen familie van vorige bewoners |
1877-1879 |
Albert Jan Holmer en Clasina Bolink |
Geen familie van vorige bewoners |
1879-1880 |
Gerrit Jan Jansen en Aaltje Smeenk |
Geen familie van vorige bewoners |
1880-1894 |
Hendrik Jan Grooteboer en Berendina
Oosterkamp |
Geen familie van vorige bewoners |
1894-1898 |
Gerrit Jan Boterman en Bartha Toorneman |
Gerrit Jan is de kleinzoon van Willem
Boterman |
1898-1900 |
Hendrik Antoon Jansen en Johanna Martina
Schierboom |
Geen familie van vorige bewoners |
1904-1924 |
Gerrit Jan Wilgenhof en Jantjen Hendriksen |
Geen familie van vorige bewoners, eerste
medebewoners van de Brink |
1919-1951 |
Jan Albert Bussink en Jantjen Hendriksen |
Jan Albert is de derde echtgenoot van
Jantjen |
1952 |
J.H.G.A. Schepers |
Geen familie van vorige bewoners |
|
Hulsegge |
|
1956>1986 |
Willem Poesse en Derkjen Wunderink |
Geen familie van vorige bewoners |
1986 |
Marinus Hissink en Hendrika Johanna
Poesse |
Hendrika Johanna is de dochter van Willem
en Derkjen |
|
|
|
|
Het
Nieuwe Dijkerhof is in 1911 gebouwd voor de bewoners die er op 3 mei 1912
komen wonen: Bertus Makkink en Willemina Boschloo. Bertus is de zoon van
Hendrik Makkink van 't Wolferink die het oude Dijkerhof niet goed genoeg
vond voor zijn zoon en de nieuwe boerderij liet bouwen. Willemina Boschloo
is de dochter van Albert Boschloo van 't Boschloo. Haar broer Gerrit trouwde
in 1914 met Willemina Johanna Makkink, dochter van Hendrik Makkink. Zo
hadden Hendrik Makkink en Albert Boschloo, die in die tijd de herenboeren
van de Eesterhoek waren, samen de zaakjes weer goed geregeld. |
|
|
Bertus woonde voor zijn trouwen op
't Wolferink en werkte toen al als landbouwer wat hij uiteraard
bleef doen op het nieuwe Dijkerhof. Er worden vijf kinderen geboren
waarvan dochter Willemina in 1916 maar 19 dagen heeft geleefd.
Met de andere vier kinderen poseren Bertus en Willemina op de
foto hiernaast. Het zijn v.l.n.r. Albert, Bertus, Hendrik en Karolina
Willemina. De andere mensen op de foto werkten op de boerderij.
Hier werkte ook mijn opa Gerrit Willem Dijkerman en later zijn
dochter Gerda, mijn moeder.
Op 23 februari 1921 overlijdt Karolina
Willemina Wiltink, moeder van Bertus Makkink. Zij is dan samen
met haar echtgenoot Hendrik Makkink nog eigenaar van boerenerve
"Dijkerhof" welke dan in de boedelscheiding wordt meegenomen.
Dijkerhof bestaat dan uit een huis met schuur, berg, erf, boomgaard,
bouwland, weiland, akkerhout, heide, dennenbosch en water. Deze
bestrijken een oppervlak van ruim 22 hectare en wordt getaxeerd
op een waarde van 53.916 gulden. Er worden twee huizen genoemd:
woonhuis op perceel 1974 en perceel 3735 betreft huis, schuur,
boomgaard, grasland en bouwland. Het laatste perceel zal dus van
de boerderij zijn geweest, het huis op perceel 1974 is daglonerswoning
de Brink. Bertus Makkink zijn erfdeel is 18.010 gulden en hij
krijgt het Dijkerhof daardoor toebedeeld onder bijbetaling van
35.906 gulden.
Gerda werkt dan voor Albert Makkink die de boerderij van zijn
ouders heeft overgenomen. Hij trouwde op 6 juni 1947 met Maria
Jacoba Frederika Zwavink. Zij is afkomstig van de IJsselhoeve
waar Gerda toevallig ook werkte. Op vrijdag bij van Zeijst op
de IJsselhoeve en op zaterdag bij Makkink op Dijkerhof en overnachten
op de IJsselhoeve.
|
|
|
Bertus
Makkink is overleden op 15 februari 1950 en Albert moest het dus
al snel zonder de hulp van zijn vader doen. Willemina Boschloo overleed
op 6 april 1967 in een verzorgingstehuis waar zij het laatste halve
jaar van haar leven woonde.
Albert Makkink en Marie Swavink vertrekken in 1970 van de boerderij
en gaan wonen in een nieuw gebouwde bungalow even verderop aan de
Eefdese Enkweg.
Opvolgers zijn Hendrikus Johannes Hakvoort en Johanna Antonia Haarman
uit Bathmen. Hendrikus Johannes is in 1911 op de Haar in Gorssel
geboren en voelde een grote verbintenis met Gorssel en daarom ging
hij terug. Hij is in 1976 overleden en op 30 april 1976 kwam zijn
zoon Henricus Gerardus Johannes met zijn gezin vanuit Lettele naar
Gorssel.
Het huisnummer van de Nieuwe Dijkerhof anno 1951 is 439 welke dan
wordt omgezet in Sweersingstraat 2. |
|
|
|
1912-1966 |
Bertus Makkink en Willemina
Boschloo |
Bertus komt van 't Wolferink,
Willemina van 't Boschloo |
1947-1970 |
Albert Makkink en Maria Jacoba Frederika
Zwavink |
Albert is de zoon van Bertus en Willemina |
1970-1994< |
Hendrikus Johannes Hakvoort en Johanna
Antonia Haarman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1976-1994 |
Henricus Gerardus Johannes Hakvoort
en Wilhelmina Johanna Tolboom |
Henricus Gerardus Johannes is een zoon
van Hendrikus Johannes en Johanna Antonia |
|
|
|
|
Huidig adres: Sweersingstraat 2 |
|
|
|
|
Nijland |
|
De oudste vermeldingen van Nijland zijn
te vinden in akten van 1627 en 1634 waarin de "het Nijenlandt metten
Kappert" is gelegen in de Escheder Velt. Eigenaren zijn de ehelieden
Reinting en Luessincks en het land behoorde eerder tot 't Ontijdinck.
Diens eigenaar Peter Sels kocht de grond in 1627 van Aelbert Gerritsen
ten Bosch. In het verpondingskohier van 1646 wordt gesproken over "dat
Nieuwe Landt" met eigenaar Bartelt Henrix en dit betreft nog steeds
alleen een stuk land. In hetzelfde verpondingskohier wordt nogmaals
gesproken over "dat Nieuwe Landt" met als eigenaar de weduwe
Cremers en hierbij wordt ook gesproken over een hof, maar dit betreft
de boerderij bij 't Joppe. Het land zou ook wel eens in Joppe hebben
gelegen want daar komt de naam Barthold Hendrijck ook voor.
|
|
|
Wij
maken een stap voorwaarts in de tijd van 110 jaar en komen dan uit
bij Jan Jansen, geboren op de Vos en wonende op de Borghte als hij
op 13 november 1756 als Jan Borgman trouwt met Grietjen Weijenberg.
Hun negen kinderen worden geboren in de periode 1758-1770 en gedoopt
als Nijlandt en Nieuwlandt. Aangenomen mag worden dat Jan en Grietjen
na hun trouwen boerderij Nijland hebben gesticht en Jan dus als
Nijland door het leven ging. Broer Arend bleef op de Borghte en
zus Elisabeth woonde op Scholten. Op 11 augustus 1757 koopt hij
een stuk land behorende tot 't Nijland van J.C. van Hasselt, burgermeester
van Zutphen die samen met zijn echtgenote Arnoldina Lucretia Wentholt
in die tijd eigenaar van 't Nijland zal zijn geweest. Zus Elisabeth
en haar echtgenote Jan Janssen Sandscholte kopen dan een ander gedeelte
van hetzelfde stuk bouwland welke "in den wandeling" den
Kappert wordt genoemd. Aan het einde van dit bouwland wordt jaren
later boerderij de Kappert gebouwd, hierover meer op de Eesterbrink
pagina. Op 12 februari 1768 lenen zij geld van de vader en twee
broers van Jan en dan dient het plaatsje "Nieuweland"
of "Nijeland" als onderpand, het echtpaar was dus eigenaar
van de boerderij.
Jan is voor 17 februari 1774 overleden en de boerderij wordt op
21 april 1774 vrijwillig overgedragen aan haar zwagers die deze
later dat jaar zullen hebben verkocht want op 30 september 1774
verkoopt stadhouder R.J. Staring van Zutphen katerstede het Nieuweland
aan Reijnder Cornegoor. Niet zeker is of hij hier is gaan wonen
want hij wordt 27 maart 1775 aangenomen als lidmaat van de kerk
te Almen en woont (later) op Beumersplaats aldaar. Tevens was hij
schoenmaker en geen landbouwer of dagloner. |
|
|
Op 5 december 1785 wordt Harmen Toorneman
ingeschreven als lidmaat van de kerk in Gorssel. Hij was getrouwd
met Catharina Braamkolk van 't Braamkolk en is de zwager van Albert
van der Meij en Willemina Braamkolk die in die tijd op 't Braamkolk
woonden. Harmen gaat wonen op het boerderijtje Nieuwland oftewel
Nijland. Waarschijnlijk is Catharina dan niet meer in leven want
zij wordt niet als lidmaat ingeschreven.
Het jaar erop hertrouwt Harmen op 28 mei met Engele Willems en
wordt dan Harmen Nijland genoemd. Harmen overlijdt op 30 april
1811 en wordt dan wel weer Harmen Toorneman genoemd. Deze familienaam
is afkomstig van de Swormertoren aan de Schipbeek in Colmschate
waarvan Harmen afkomstig is.
Geertruij, dochter uit zijn eerste huwelijk met Catharina Braamkolk,
is dan degene die op de boerderij blijft wonen. Zij trouwde op
29 april 1804 met Jan Hendrik Scholten, zoon van Berent Braamkolk
en Ida Scholten. Zij hadden dus beiden een Braamkolk ouder.
|
|
|
|
Als
Jan Hendrik Scholten op 3 oktober 1824 overlijdt, is oudste zoon
Berend pas 19 jaren oud en ongehuwd. Samen met zijn moeder runt
hij dan de boerderij en werkt er als dagloner. Op 1 mei 1829 trouwt
hij dan met Janna Runneboom. Waarschijnlijk is moeder Geertruij
nog 10 jaar op Nijland blijven wonen en is zij in of na 1839 naar
Voorst vertrokken waar haar dochter Katriena is gaan wonen.
De kadastrale kaart van 1832 laat het erve Nijland zien met perceel
663 als huis en erf met een grootte van 570 m2. Achter het huis
is een boomgaard (665) en daar weer achter ligt ruim een hectare
bouwland. Ook perceel 664 is bouwland en grenst net als het erf
aan het voetpad (zie stippellijn) van Zutphen naar Deventer, de
huidige Eefdese enkweg.
Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt
uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Janna
Geertruid Lijsen, weduwe van Kornegoor, als eigenaresse van het
plaatsjen het Nijland.
Op 5 en 19 augustus 1847 wordt katerstede het Nijland, gelegen nabij
den huise Eschedé, geveild. De grootte van de katerstede
is 2 bunders, 66 roeden en 60 ellen buiten de daartoe behoorende
regten van drie koeweiden. Tot de veiling behoren ook het boeren
erve Altena te Eefde, idem de Spiegel te Harfsen en het plaatsje
Veldzigt in het grote Harfsensche Veld onder Almen. Koper van 't
Nijland is Arend Hoetink uit Zutphen, verkoper is de familie Kornegoor. |
|
Op
16 juli 1866 overlijdt Berend Scholten en op 27 mei 1870 overlijdt
Janna Runneboom. Dochter Johanna Hendrika was de aangewezen opvolgster,
maar zij overleed al op 3 januari 1870 waarna haar echtgenoot Garrit
Jan Bielderman (met wie zij op 25 april 1862 was getrouwd) alleen
overbleef. Maar niet voor lang, want Garrit Jan hertrouwde al op
14 mei 1870 met Geertjen Nekkers. Zij wonen tot 1876 op Nijland
en vertrekken dan naar Harfsen. |
|
|
|
|
Op
8 juni 1875 wordt katerstede het Nijland geveild. Deze bestaat dan
uit een daghuurderswoning, boomgaard, weide- en bouwland gelegen
onder Gorssel in den Eschedeër-hoek aan het voetpad naar Deventer.
Verder ook een bouwland genaamd de Nieuwe Lenden en een weiland
genaamd de Brinkweide. In een apart perceel in de akte wordt ook
een akkermaalsbosje met enig bouwland in de Eschedeër-hoek
onder Gorssel aangeboden. Bijzonder zijn de vermeldingen van den
Eschedeër-hoek waarvan de naam Eesterhoek zal zijn afgeleid.
|
|
|
Verkoper is de familie Broeker (de acht
kinderen van Gerrit Willem Broeker en wijlen Johanna Elisabeth Hoetink,
dochter van Arend Hoetink en Mechteld Diesel) en de koper is Gerrit
Hendrik Ilbrink, landbouwer onder Vorden. Hij betaalt 4655 gulden en
Hermanus Hekkelman van de Nieuwe Kap koopt het genoemde akkermaalsbosje
met enig bouwland. Op 21 februari 1876 vestigen Gerrit Hendrik Ilbrink
en Antonia Fredrika Scholten zich op Nijland. Ze waren afkomstig van
Vorden, maar zijn geboren Gorsselnaren. Gerrit is de zoon van Gerrit
Jan Ilbrink en Willemina Scholten van 't Hekkert en Antonia is de dochter
van Gerrit Scholten en Fenneken Roeterdink van Brinkman, ze waren dus
ook neef en nicht van elkaar. Gerrit Hendrik volgt het voorbeeld van
zijn vader en gaat boeren en wordt daarmee de eerste landbouwer op Nijland
en heeft zelfs een dienstknecht in dienst. Er worden maar liefst tien
kinderen geboren, maar daarvan sterven er wel zes op jonge leeftijd.
Gerrit Hendrik en Antonia Fredrika wonen vele jaren op Nijland en vieren
er op 15 februari 1912 hun 50-jarige huwelijk. Als Antonia op 30 januari
1916 overlijdt, heeft ze net geen 50 jaar op Nijland gewoond. Gerrit
Hendrik doet dat wel, hij overlijdt een jaar later op 26 december 1917.
|
|
|
|
Het is dan jongste zoon Jan (geb.
27-05-1887) die alleen overblijft op Nijland, het is ineens erg
stil geworden. Zeven jaren woont hij alleen totdat op 6 mei 1924
Johanna Maria Ruegebrink van Brummen naar Gorssel komt, hij zal
met haar dat jaar zijn getrouwd. Het echtpaar kreeg geen kinderen
waardoor er gezocht moest worden naar een opvolger. In de periode
1932-1937 woont ook Jan Willem Ruegebrink, neefje van Johanna,
op 't Nijland. Hij werkte er voor kost en inwoning en wat zakgeld
tot aan zijn militaire diensttijd en zou daarna de opvolger op
de boerderij worden, maar daarvan kwam het nooit.
Jan mocht graag fietsen en zo fietste hij op een zomerse dag ook
wel eens naar familie in Loenen. Als ze hem dan vroegen of die
niet moest hooien, antwoordde hij met zijn kenmerkende piepstem
"die 't nat maakt zal 't ok wel weer dreuge maak'n".
|
|
In
1949 zijn er plannen om de boerderij te vergroten, maar daar komt
het niet van. Het ging om een verbetering en uitbreiding van het
woongedeelte van een oude boerderij met keuken en slaapkamers. Op
bijgaande tekeningen is goed te zien hoe het voorhuis van de boerderij
eruit zag en wat de bedoeling was. Overigens wordt in de vergunning
melding gemaakt van de Eesterbrinkweg zoals de huidige Eefdese Enkweg
toen nog geheten zal hebben. |
|
|
|
|
Verre
familie Johanna Gerda Stenvert (haar opa is een neef van Jan Ilbrink)
en haar man Karel Willem Makkink van 't Wolferink komen dan in oktober
1958 naar Nijland. Zij bouwen een nieuw huis dichter aan de weg
om te wonen en gebruiken het achterhuis van de oude boerderij voor
het boerenbedrijf, terwijl Jan en Johanna in het voorhuis blijven
wonen. Het echtpaar Makkink zal toen de gehele boerderij hebben
gekocht.
De boerderij was toen al niet meer in een goede conditie, maar nog
wel bewoonbaar. De V1 die in de oorlog bij boerderij Kappert van
de familie Jansen viel, heeft boerderij Nijland namelijk al behoorlijk
ontwricht. Jan Ilbrink en Johanna Maria Ruegebrink waren reeds overleden
op resp. 16 april 1970 en 18 december 1971 en woonden tot aan hun
dood op Nijland. Zij waren niet de laatste bewoners, want Hendrik
Karel Makkink (vader van Karel Willem) van 't Wolferink sliep de
laatste zeven jaren van zijn leven in de oude boerderij. |
|
|
Overdag was Hendrik Karel bij zijn zoon
en schoondochter in het nieuwe huis en zondagmorgen was hij steevast
in de kerk te vinden. Op een zondagmorgen, vlak voor tienen, was Hendrik
echter nog thuis. Zoon Karel vroeg hem of hij niet naar de kerk moest
waarna vader zich naar de kerk haastte. Bij thuiskomst vroeg Karel aan
zijn vader of hij nog wel op tijd was. Dat bleek niet het geval, maar
antwoordde vader Hendrik "ze waren wel blij me te zien, want ze
begonnen allemaal te zingen!".
De foto hiernaast is van Karel Willem Makkink die aan het ploegen is
op 't Nijland of Nieuwe Lende. De foto is gemaakt in 1955 toen Karel
nog niet op 't Nijland maar op 't Wolferink woonde.
Op de andere foto uit 1962 is goed te
zien op welke plek de boerderij stond, het huis links en de bomen rechts
staan er namelijk nog. Karel en Jo Makkink hadden geen kinderen maar
neef Henk Makkink uit Vierakker kwam er vanaf jongs af aan iedere zomervakantie,
en zo nodig ook tussendoor, om te helpen op de boerderij. Hij mocht
daar al jong op de trekker rijden en was 13 jaar oud toen deze foto
werd gemaakt.
|
|
|
|
|
|
De
zware storm van 25 januari 1990 (zwaarste storm in decennia) werd
het voorhuis fataal. Het achterhuis bleeft staan en werd nog gebruikt
maar viel in 1995 ten prooi aan de slopershamer. |
|
|
1756-1785< |
Jan Jansen Nijland en Grietjen Jansen
Weijenberg |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1785-1811 |
Harmen Toorneman en Engele Willems |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1804-1839 |
Jan Hendrik Scholten en
Geertruij Toorneman |
Geertruij is de dochter
van Harmen |
1829-1870 |
Berend Scholten en Janna Runneboom |
Berend is de zoon van Jan Hendrik en
Geertruij |
1862-1870 |
Garrit Jan Bielderman en Johanna Hendrika
Scholten |
Johanna Hendrika is de dochter van Berend
en Janna |
1870-1876 |
Garrit Jan Bielderman en Geertjen Nekkers |
Geertjen is de tweede echtgenote van
Garrit Jan |
1876-1917 |
Gerrit Hendrik Ilbrink en Antonia Fredrika
Scholten |
Geen familie van vorige bewoners |
1887-1971 |
Jan Ilbrink en Johanna Maria Ruegebrink |
Jan is de zoon van Gerrit Hendrik en
Antonia Fredrika |
1958-2016 |
Karel Willem Makkink en Johanna Gerda
Stenvert |
Johanna Gerda is verre familie van Jan
en Johanna Maria |
|
|
Bovenstaand
overzicht is van de hoofdbewoners van 't Nijland, maar zij waren niet
de enige bewoners. In 1815 worden namelijk ook Lukas Kamp en Berendina
Janssen geregistreerd. Berendina overlijdt op 1 juni 1819 waarna Lukas
waarschijnlijk naar Zutphen vertrekt. Het echtpaar was afkomstig van 't
Dijkerhof waarvan zij de eigenaren waren maar al in 1800 verkochten aan
de bewoners van 't Wolferink. |
|
|
Op
1 april 1820 trouwen boerenknecht Gerrit Broekman en Derkjen Beekman
en zij gaan dan op 't Nijland wonen. Er worden geen kinderen op
't Nijland geboren, maar ze hadden al wel een zoontje die op 19
februari 1820 in Almen was geboren.
In 1822 komen dan de Holtenaren Arend Willem Bach en Grietjen Claasen
naar Nijland. Op 29 juli 1822 wordt hun eerste kind geboren, een
dochter genaamd Jenneken. Tot hun grote verrassing is er op zondag
26 januari 1823, nog geen zes maanden na de geboorte van Jenneken,
alweer sprake van gezinsuitbreiding als zij om 7 uur 's ochtends
voor de deur van hun woning een mandje aantreffen met daarin een
pasgeboren meisje. Het is januari en koud, maar het meisje is gelukkig
goed aangekleed. Het meisje is omwonden met kinderdoeken en heeft
een luier aan. In de mand liggen verder nog eens zeven kinderdoeken,
twee lange luiers, drie hemdjes, vier borstrokjes, twee gebreide
en twee bonte driehulsdoekjes, drie mutsjes en drie ondermutsjes,
zes linnen bandjes en een bont bovenkleedje. Alles is nieuw en ongemerkt
en is in een wollen deken omwikkeld. Er is geen briefje bij en het
is geheel onduidelijk van wie het kind is waarna Arend Willem de
volgende dag het kind aangeeft als "Ignota van Gorssel"
en hem het kind wordt toevertrouwd. De volgende dag moet Arend echter
weer terug naar het gemeentehuis om aan te geven dat Ignota dezelfde
nacht al is overleden ... Een triest verhaal! |
|
|
Arend
Willem Bach (overigens verre familie van Johann Sebastian Bach)
en Grietjen Claasen zijn voor 1831 vertrokken naar de Duizend
Vreezen in Eefde. Dan worden namelijk Gradus Romville en Clasina
Balster als medebewoners geregistreerd. Zij zijn in 1825 getrouwd
en hebben kinderen en daar komen er in 1832 en 1834 nog twee jongens
bij. Gradus is stratenmaker van beroep.
Zijn opvolger is Hendrikus Steenbergen die net als Arend Willem
Bach uit Holten afkomstig is en op 13 april 1835 trouwde met de
Gorsselse Teune Velderman, zij zullen toen dus op Nijland zijn
komen wonen.
In 1848 worden Hendrikus en Teune opgevolgd door Lambert Berentzen
en Alberdina van der Meij die van de Braamkolk kwamen. Het echtpaar
kreeg acht kinderen, waarvan er zes levenloos werden geboren en
de andere twee maar 3 resp. 8 dagen leefden, zij hadden geen geluk.
|
|
|
|
Omstreeks
1851 komt dan de gemeentebode Jan Willem Mensink met zijn vrouw Janna
Fokkink naar Nijland. Zij zijn dan beiden ongeveer 50 jaar oud en woonden
daarvoor op de Duizend Vreezen en daarvoor op Dijkerhof. Jan Willem overlijdt
op 11 oktober 1859 en Janna blijft dan met haar zoon Gerrit Jan op Nijland
wonen. Hij trouwt op 18 februari 1864 met Grada Johanna Meijer en er worden
vijf kinderen geboren. Er is geen plek meer voor Gerrit Jan Mensink en
Grada Johanna Meijer als Gerrit Hendrik Ilbrink en Antonia Fredrika Scholten
in 1876 naar Nijland komen en zij vertrekken dan van de boerderij en hiermee
eindigt de dubbele bewoning van Nijland. Moeder Janna Fokkink was inmiddels
op 22 juli 1874 overleden. |
|
1804-1819 |
Lukas Kamp en Berendina Janssen |
Eerste medebewoners |
1820-1821 |
Gerrit Broekman en Derkjen Beekman |
Geen familie van vorige bewoners |
1822-1831 |
Arend Willem Bach en Grietjen Claasen |
Geen familie van vorige bewoners |
1831-1835 |
Gradus Romville en Clasina Balster |
Geen familie van vorige bewoners |
1835-1848 |
Hendrikus Steenbergen en Teune Velderman |
Geen familie van vorige bewoners |
1848-1851 |
Lambert Berentzen en Alberdina van der
Meij |
Geen familie van vorige bewoners |
1851-1874 |
Jan Willem Mensink en Janna
Fokkink |
Geen familie van vorige
bewoners |
1864-1876 |
Gerrit Jan Mensink en Grada Johanna
Meijer |
Gerrit Jan is de zoon van Jan Willem
en Janna |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond naast
huidig adres Eefdese Enkweg 7 |
|
|
|
|
Scholten |
|
De eerste vermelding van deze boerderij
dateert van 24 oktober 1702 als Hubert Berents en Geertjen Jans hun
dochter Janna laten dopen. Er wordt dan ook gemeld dat zij "inwonende
zijn bij de Scholte" wat aangeeft dat zij niet de hoofdbewoners
van Scholten zijn welke dan een dubbele bewoning heeft. In 1699 wordt
het eerste kind van Hubert en Geertjen in Gorssel geboren en dat zal
waarschijnlijk ook op Scholten zijn geweest.
|
|
|
In
het eerste lidmatenboek van 1713 wordt Scholten niet als zodanig
genoemd maar wordt er wel melding gemaakt van "Jan Hendrijks
en Hendersken Jans, de onderschoute zijn dochter" en staat
deze vermelding tussen die van de bewoners van 't Wolferink en de
Vosstede en is het aannemelijk dat we hier te maken hebben met de
bewoners van Scholten mede door het feit dat de naam Scholten is
afgeleid van schout. Het is goed mogelijk dat eerder genoemde Geertjen
Jans ook een dochter van Jan Hendriks is en dat deze Jan Hendriks
(die ook wel Alink wordt genoemd) er in 1699 ook al zal hebben gewoond.
De moeder van Hendersken en Geertjen zal in 1713 zijn overleden,
onbekend is wie zij was. Geertjen en Hubert wonen anno 1713 in Eefde,
waarschijnlijk op 't Rijsselt. Later komen ze nog wel weer in Gorssel
wonen. Dochter Janna die in 1702 werd geboren trouwde in 1724 te
Gorssel met Hendrik Berents en woonde daarna in Wilp, maar opvallend
is het wel dat bij de doop te Wilp van één van hun
kinderen Hendrik "Schol" wordt genoemd en mogelijk hebben
zij dus ook nog kort op Scholten gewoond.
Reeds genoemde Hendersken Jans trouwt op 15 oktober 1718 Gerrit
Jansen van den Beldt en zij gaan op Scholten wonen. In 1722 wordt
dochter Janna geboren en zij wordt op 14 april 1740 aangenomen als
lidmaat van de kerk en ze wordt dan Janna Garrits Scholten genoemd,
hiermee is het ontstaan van de familienaam Scholten in Gorssel ook
een feit. Op 10 mei 1750 trouwt zij met Jan Jansen Vos van de Oude
Vos en ze gaan dan op Scholten wonen waarna Jan ook Scholten wordt
genoemd.
|
|
|
Naam
van Jan en dus ook de boerderij is niet alleen Scholten maar ook
Zandscholte(n) of Sandscholte(n). De plek zal een zanderige vlakte
zijn geweest wat ook de naam van boerderij 't Zand even verderop
verklaart. Ook de huidige familienamen Zand Scholten en Zandscholten
kennen dus hier hun oorsprong. Jan en Janna krijgen drie kinderen
in de periode 1751-1755. Op 29 november 1756 komt Janna te overlijden
en Jan hertrouwt op 24 april 1757 met Elisabeth Harmina Cornelia
Borgman. Zij is afkomstig van de Borghte maar is in 1735 geboren
op de Vos waar Jan dus ook vandaan komt. Er worden nog eens negen
kinderen geboren in de periode 1758-1773. Op 15 maart 1757 wordt
er een magescheid opgemaakt waarin wordt vermeld dat Jan eigenaar
is van "het huis (en land) de Groote Moijle" maar hij
zal daar waarschijnlijk niet hebben gewoond. Op 11 augustus 1757
kopen Jan en Elisabeth een stuk bouwland behorende tot 't Nijland
"ook wel in den wandeling den Kappert genaamd". Op 30
september 1774 kopen zij nog een helft van het bouwland "Nieland
of Kappert". Al met al heeft Jan behoorlijk wat bezittingen.
Dat blijkt ook jaren later als Jan overlijdt in 1795 en op 18 september
van dat jaar zijn nalatenschap wordt verdeeld. Deze bestaat uit
"een stuk land de Groote Muijle genaamd met het getimmer daarop
staande ook wel de Zandscholte geheten (550 gulden) met het daarbij
behorende boomplantsoen onder Eschede (180 gulden), een stukjen
in 't Nieuwe Land de Kappert genaamd (350 gulden) en een stuk land
op het Norde gelegen (320 gulden). Verder bestond de nalatenschap
van Jan uit contanten, meubilaire goederen, levende have en vee
en gewas op het land t.w.v. 667 gulden zodat de waarde van de nalatenschap
2067 gulden bedroeg, best veel geld voor die tijd. De kleren van
Jan werden ook onder de nog levende kinderen en een kleinkind verdeeld.
Uit het eerste huwelijk van Jan leeft in 1795 alleen nog zoon Gerrit
die in Apeldoorn woont. De twee andere kinderen (beiden dochters)
zijn al overleden waarbij opgemerkt dat dochter Jenneken wel getrouwd
is geweest met de in 1795 ook al overleden Arij de Graaf en dat
zoon Willem bovengenoemd kleinkind is.
|
|
|
|
Uit het tweede
huwelijk leven nog zeven kinderen en zij zorgen ervoor dat de familienaam
(Zand)Scholten een veel voorkomende naam in de Eesterhoek zou worden.
Zoon Arend trouwt met Kunneken van Hummel van de Bloedkamp, dochter Jenneken
was getrouwd met Harmen Smeenk van 't Smeenk, zoon Jan kwamen wij al tegen
op de Steege, dochter Janna leerden we al kennen op 't Hekkert en zoon
Gerrit trouwde met Johanna Boschloo van 't Boschloo en zij woonden op
Brinkman. En dan is er nog Harmen die op 14 september 1800 trouwt met
Maria Ilbrink van 't Ilbrink. Zij gaan wonen op Scholten waar (schoon)moeder
Elisabeth op 31 januari 1809 is overleden. Zij maakte nog wel de geboorte
van vier van de zes kinderen van Harmen en Maria mee. Het jongste kind
is geboren op 9 maart 1813 en overleed kort daarna op 21 april. Vader
Harmen wordt dan geregistreerd als dagloner en dat zal waarschijnlijk
ook het beroep van zijn vader zijn geweest. |
|
|
In het register van de kadastrale atlas van 1832 wordt Harmen
nog steeds als dagloner geregistreerd en wordt duidelijk dat Harmen
ook de eigenaar van het boerderijtje was welke perceelnummer 653
had. Daarbij hoorden perceel 652 (weiland), perceel 654 (tuin),
perceel 655 (bouwland) en perceel 656 (hakhout). Links is de weg
te zien die naar beneden naar 't Nijland liep.
Ondertussen waren de twee dochters van Harmen en Maria al getrouwd.
Dochter Willemken trouwde op 3 mei 1822 met Jan Schutte en woonde
op Kappert in de Eesterbrink en later op 't Bosser. Dochter Elisabeth
trouwde op 12 augustus 1830 met timmermansgezel Mannes Hekkelman
uit Haarlo en zo kwam de familienaam Hekkelman in Gorssel en op
Scholten terecht. Mannes werkte voor Jan Arend ter Maat van 't
Hekkert en woonde er ook. De eerste jaren van het huwelijk woonde
hij en Elisabeth ook op 't Hekkert. In 1833 wonen zij wel op Scholten
en in 1837 gaan zij een contract aan met Harmen en Maria voor
verpleging in ruil met overdracht van gereed goed. |
|
|
Op
12 maart 1840 is Harmen Scholten overleden op het erve Zandscholten.
Maria Ilbrink overleed vier jaar later op 27 april 1844 en zij maakte
nog mee dat het achterhuis in 1842 werd verbouwd en haar initialen
staan dan ook nog in de sluitsteen die toen werd geplaatst. Daaronder
de initialen van Mannes Hekkelman en Elisabeth Scholten.
Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt
uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Manus
Hekkelman als eigenaar van de zogenaamde Scholtenplaats. Hij was
dus timmerman van beroep en bleef dat ook. Dat betekende dat Elisabeth
het boerenwerk voor haar rekening nam en natuurlijk zorgde voor
de opvoeding van de kinderen. Dat waren er zeven waarvan drie jongens
voor hun 18e zijn overleden. De anderen vier kinderen (twee jongens
en twee meisjes) trouwden allemaal in 1863: Albert op 18 april met
Gerdina Brilman, Harmanus op 7 mei met Hendrika Struik, Johanna
Willemina op 3 oktober met Philippus Martinus Dommerholt en Hendrika
op 5 december met Jan Garssen. Alle huwelijken vonden plaats in
Gorssel. Vader Mannes was daar niet bij want hij overleed op 16
september 1857. |
|
|
|
|
Zoon
Albert werd ook timmerman en zoon Harmanus ging als akkerbouwer
werken en is degene die op Scholten bleef wonen en deed dat dus
met eerder genoemde Hendrika Struik. De glasfoto hiernaast is van
Harmanus en Hendrika en zal zijn gemaakt op hun trouwdag 7 mei 1863
en zal daarmee de oudste foto van de Eesterhoek pagina zijn. Albert
woonde de eerste paar jaar na zijn huwelijk ook op Scholten en zo
ontstond opnieuw een dubbele bewoning.
Er worden vier kinderen van Harmanus en Hendrika geboren op Scholten
waarvan één levenloos. Net na de geboorte van dochter
Mina op 25 oktober 1871 verhuizen Harmanus Hekkelman en Hendrika
Struik naar een nieuw boerderijtje in de Eesterbrink. Dit boerderijtje
is gebouwd op een perceel bouwland welke tot Zandscholten behoorde
en ten westen van katerstede "De Kap" lag. Het boerderijtje
krijgt de toepasselijke naam "De Nieuwe Kap". In deze
periode bestond een groot gedeelte van de Eesterbrink nog uit heide
die in de loop van de jaren in cultuur werden gebracht. Hermanus
had daar als akkerbouwer dus werk genoeg. Moeder Elisabeth verhuisde
niet mee want zij was al op 6 oktober 1868 overleden.
Inwonend bij de familie Hekkelman is ook Catharina Toorneman die
wel meeging naar de Nieuwe Kap. Ook woonde Gesina Harmina Boterman
tijdelijk op Scholten, later woonde zij op 't Loobosch. |
|
De
verkoop van katerstede "de Scholte" of "Zandscholte"
onder Gorssel vond eerder plaats op 8 augustus 1871. Nieuwe
bewoners zijn dagloner Hendrik Rothman en Hendrika Scheppink die
op 10 november 1871 op Zandscholten komen wonen en daarvoor op De
Waterdijk in Eefde woonden. Dochter Willemken is daar in 1869 geboren
en zoon Hendrik wordt in 1873 geboren op Scholten. Op 6 februari
1880 leent Hendrik 1400 gulden van Willem Hendrik Wiltink van 't
Wolferink. Hij wordt dan als landbouwer geregistreerd en als zekerheid
van het kapitaal dient de katerstede "de Scholte of Zandscholte".
Deze is dan nog gelijk aan de perceelnummers van 1832 er is in die
jaren dus niet uitgebreid, het totale oppervlak was en is ongeveer
twee hectare.
In 1889 vertrekt zoon Hendrik van de boerderij en blijft dochter
Willemken bij haar ouders wonen. Op 14 december 1895 trouwt zij
met Jan Zomer uit Harfsen die pas op 3 mei 1896 op Scholten komt
wonen. Tsja, een Zomer komt natuurlijk niet in de winter! Ook Jan
is dagloner van beroep maar wordt in 1900 als landbouwer geregistreerd.
Dat geldt ook voor zijn schoonvader die op 10 mei 1907 overlijdt,
schoonmoeder Hendrika was het jaar ervoor op 11 september overleden.
|
|
|
|
Op
19 april 1916 koopt Jan ter uitbreiding van de landbouw activiteiten het
bouwland genaamd de Dwarsakker welke aan het kerkepad van de molen naar
de kerk liep. Er waren meerdere akkers aan dit pad gelegen, maar allen
aan de korte kant. De Dwarsakker (perceel E206, groot 0,34ha) lag aan
de lange kant aan het kerkepad en werd daarom de Dwarsakker genoemd. Het
land werd tijdens een veiling gekocht van Willem Dikkers, broodbakker
en winkelier te Gorssel, voor 500 gulden. De naastgelegen percelen de
Korte Voren (E204) en Biezenakker (E205) werden ook geveild, maar niet
door Jan gekocht. |
|
|
Jan
en Willemken krijgen negen kinderen in de periode 1897-1911. Drie
kinderen overleven hun eerste levensjaar niet en één
dochter wordt maar 14 jaar oud. Ook dochter Hendrika wordt met 24
jaar niet oud, zij was getrouwd met Hendrik Braakhekke. Met de andere
vier kinderen verliep het beter: Hendrik trouwde met Johanna Alberta
Oostenenk van Hoekman, Hendrika Johanna met Jan Hendrik Rietman
en Willemken met Gerrit Jan Broer.
En dan was er nog Hendrikus die op 9 mei 1925 trouwde met Hermina
Johanna Bruggeman uit Gorssel en zij kwamen op Scholten wonen en
kregen er vier kinderen: twee jongens en twee meisjes. Hendrikus
was melkrijder van beroep maar werd later landbouwer en deed dat
zelfstandig na het overlijden van zijn vader op 9 januari 1938.
|
|
|
|
Moeder
Willemken is op 17 juli 1942 overleden en was vaak thuis om er voor de
kleinkinderen te zijn omdat schoondochter Hermina ook vaak op het land
bezig was. Op 18 februari 1966 overlijdt Hendrikus op Scholten. Zoon Hendrikus
was toen nog als enige thuis met zijn moeder die tot 1971 op de boerderij
bleef wonen en toen naar Eefde vertrok. Daarna is er mogelijk al Louise
Dirkzwager komen wonen, zij was weduwe van Henri Albert Jan Reumer die
in 1968 te Den Haag is overleden. In 1983 vind er een inventarisatie plaats
van het perceel en zijn er nog foto's gemaakt van de boerderij, de schuur
en het kippenhok. De boerderij was na het vertrek van de familie Zomer
niet meer als zodanig in gebruik, maar er was nog wel een achterhuis met
deel wat op de foto's hieronder is te zien. Tegenwoordig is Scholten volledig
een woonboerderij. |
|
|
|
1699-....... |
Jan Hendrijks |
|
1718-....... |
Garrit Jansen van den Beldt en Hendersken
Jansen Alink/Scholten |
Hendersken is de dochter van Jan |
1750-1756 |
Jan Jansen Scholten en Janna Garrits
Scholten |
Janna is de dochter van Garrit en Hendersken |
1757-1809 |
Jan Jansen Scholten en Elisabeth Harmina
Cornelia Borgman |
Elisabeth is de tweede echtgenote van
Jan |
1800-1844 |
Harmen Scholten en Maria
Ilbrink |
Harmen is de zoon van Jan
en Elisabeth |
1833-1868 |
Mannes Hekkelman en Elizabeth Scholten |
Elizabeth is de dochter van Harmen en
Maria |
1863-1871 |
Harmanus Hekkelman en Hendrika Struik |
Harmanus is de zoon van Mannes en Elizabeth |
1871-1907 |
Hendrik Rothman en Hendrika Scheppink |
Geen familie van vorige bewoners |
1895-1942 |
Jan Zomer en Willemken Rothman |
Willemken is de dochter van Hendrik
en Hendrika |
1935-1971 |
Hendrikus Zomer en Hermina Johanna Bruggeman |
Hendrikus is de zoon van Jan en Willemken |
|
|
Hieronder
een overzicht van de mensen die vanaf 1846 inwoonden op Scholten zoals
dat in de 18e eeuw ook gebeurde. Eerste medebewoners zijn Jan Willem Schutte
en Hendrika Johanna Groot Wesseldijk die ongeveer vijf jaar op Zandscholten
hebben gewoond en toen aan de huidige Ketenbosweg in Gorssel zijn gaan
wonen. Daarna is er een tijdje geen sprake van dubbele bewoning. De volgende
dubbele bewoning ontstaat op 18 april 1863 als Albert Hekkelman trouwt
met Gerdina Brilman en de eerste twee jaren op Scholten blijft wonen.
Daarna vertrekken ze naar een nieuw boerderijtje in de Eesterbrink. Opvolgers
zijn Garrit Pongers en Berendina Stoelhorst die op 1 oktober 1864 waren
getrouwd, voor hen was Scholten ook het eerste liefdesnestje. Datzelfde
geldt ook voor Derk Jan Meijer en Gerritjen Mensink die op 13 augustus
1868 trouwden en dan op Scholten komen wonen. Voor alledrie de echtparen
geldt tevens dat hun eerste kind op Scholten ter wereld kwam en zij daarna
verder de wereld introkken. Op 1 oktober 1870 trouwen Jan Hendrik Braakhekke
en Aaltjen Frederika van der Meij maar zij zijn al vertrokken voordat
hun eerste kind werd geboren. Het echtpaar verhuisde naar de Kleine Muil
waar ze ook gingen inwonen. Jan Hendrik woonde vanaf 1864 in de Eesterhoek
toen hij met de familie Meijerink vanuit Harfsen meekwam naar de Borghte
waar hij als dienstknecht werkte. |
|
Opvolgers
waren Mannes Mensink en Lammerdina Slagman die direct na hun trouwen
op 30 november 1871 op Scholten kwamen wonen. Niet bekend is hoe
lang zij er hebben gewoond, zeker is wel dat ze in 1876 in Harfsen
wonen en ze zullen waarschijnlijk in 1874 of 1875 zijn verhuisd.
Jan Hendrik en Mannes waren beiden dagloner van beroep en ook Mannes
werkte voor zijn huwelijk op de Borghte. Lammerdina werkte als dienstmeid
op 't Eschede en zo heeft het stel elkaar leren kennen.
De foto hiernaast is van boerderij de Borghte afkomstig en betreft
waarschijnlijk die van Lammerdina Slagman met haar drie oudste kleinkinderen.
Dat zijn de drie oudste kinderen van zoon Hendrik Albertus Mensink
die op 8 mei 1872 op Zandscholten is geboren. Zoon Albert is op
24 augustus 1873 geboren. Bij beide geboorte aangiften was Hendrik
Rothman, hoofdbewoner van Zandscholten, getuige. Na het vertrek
van de familie Mensink was er een aantal jaren geen sprake meer
van dubbele bewoning en woonde Hendrik en zijn gezin alleen op de
boerderij. |
|
|
|
In
1883 komt Jan Willem ter Mul en daarmee weer een timmerman op Scholten
wonen. Hij trouwde op 11 november 1882 met Gerritje Korsing en hun
dochter Harmina Gerritdina wordt op 25 februari 1883 nog in Eefde
geboren op de katerstede Klein Have, het huis van de ouders van
Jan Willem. Meer kinderen zouden elders geboren worden want in juli
1883 verhuist het echtpaar weer naar Eefde en in november 1883 nemen
de laatste medebewoners al hun plek in.
Het zijn Johan Albert Willemsen en Susanna Hendrika Wilhelmina van
Hulst die het na een jaar ook al voor gezien houden waarmee in 1884
de dubbele bewoning op Scholten eindigt. |
|
|
1846-1851 |
Jan Willem Schutte en Hendrika Johanna
Groot Wesseldijk |
Eerste medebewoners van dit overzicht |
1863-1864 |
Albert Hekkelman en Gerdina Brilman |
Geen familie van vorige bewoners |
1865-1867 |
Garrit Pongers en Berendina Stoelhorst |
Geen familie van vorige bewoners |
1868-1869 |
Derk Jan Meijer en Gerritjen Mensink |
Geen familie van vorige bewoners |
1870-1871 |
Jan Hendrik Braakhekke en
Aaltjen Frederika van der Meij |
Geen familie van vorige
bewoners |
1871-1875~ |
Mannes Mensink en Lammerdina Slagman |
Geen familie van vorige bewoners |
1883-1883 |
Jan Willem ter Mul en Gerritje Korsing |
Geen familie van vorige bewoners |
1883-1884 |
Johan Albert Willemsen en Susanna Hendrika
Wilhelmina van Hulst
|
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Wolferinksweg 1 |
|
|
|
|
|
't
Senneke |
|
Het
boerderijtje met de liefste naam van de Eesterhoek, wel even wat anders
dan bijvoorbeeld 't Gier! Toch heeft de naam niet zo'n positieve betekenis
want het "senneken" is het slechtste stukje vlees van een varken
of rund en waarschijnlijk is de grond waarop het huisje het slechtste
stuk grond van de familie Wiltink van 't Wolferink en vonden zij het wel
prima dat een dagloner er iets van probeerde te maken en mocht hij er
een huisje bouwen. Dat is een gedachte achter het ontstaan van dit huisje,
maar waarschijnlijk niet de juiste. Want op 10 juli 1863 koopt Andries
Nijveldt uit Zutphen tijdens de veiling van 't landgoed Eschede een kamp
bouwland het Zandeken genaamd. Dit betreft kadastraal perceel E 1206 en
is ruim 1,5 bunder groot. Tevens koopt Andries een bouwland het Langewand
welke achter de Eikeboom is gelegen en dus niet ver van 't Senneke.
|
|
|
Bouwland
het Zandeken was verpacht aan Arend Klein Hulze van de Oude Vos
(tot 22 februari 1866) en Jan Willem Ilbrink van de Kleine Muil
(tot 22 februari 1864). Die moeten het minder land gaan doen want
Andries koopt het Zandeken voor 620 gulden. Andries is meester timmerman
en metselaar van beroep en het heeft er alle schijn van dat hij
op het Zandeken het boerderijtje bouwt waarvan de naam Senneken
een verbastering lijkt te zijn. Andries kocht ook nog het zuidelijke
gedeelte van bouwland den Brink en bouwde hier waarschijnlijk de
Buitenbrink.
De boerderij Senneken is van het hallenhuistype en werd in 1865
gebouwd als daglonerswoning, met Arend Klein Hulze zal dus zijn
overeengekomen dat de pachtduur werd verkort. ’t Senneke is
een van de weinige voorbeelden van een daglonerswoning in Gorssel.
De hoofdvorm van de kleine boerderij is goed bewaard gebleven, met
het wolfsdak (afgeschuind zadeldak) en de asymmetrisch ingedeelde
voorgevel. Eerste hoofdbewoner was Harmen Nengerman, een vrijgezelle
dagloner die er vanaf 21 maart 1865 woonde met Johanna Spijkerman
en haar twee jonge kinderen waarvan de jongste op 14 februari 1865
nog op Nijhuis is geboren, het huis van Jan Hendrik Scheuter. Vreemd
genoeg woont Marten Kuipers, echtgenoot van Johanna, niet op Senneken.
Harmen en Johanna komen op 19 april 1864 al op de Eesterbrink wonen
in het nieuw gebouwde boerderijtje den Brink welke tussen de eerder
genoemde boerderijen Nijhuis en Buitenbrink stond. Ze waren afkomstig
van Zutphen maar komen van oorsprong uit Brummen en zullen elkaar
daarvan kennen. Op 3 februari 1864 heeft Johanna in Zutphen nog
een dochtertje verloren. |
|
|
Harmen
verhuist in 1867 met Johanna en de kinderen naar zijn geboorteplaats
Brummen en wordt dan opgevolgd door Derk Jan Scheuter en Lammerdina
Peters die van de Duizend Vreezen afkomstig zijn. Derk Jan is ook
dagloner van beroep en is de broer van eerder genoemde Jan Hendrik
Scheuter (die mogelijk de eigenaar van Senneken was) en ook van
Hendrika Scheuter van de Beltmanskamp. Lammerdina is de dochter
van Gerrit Steven Thomas Peters en Willemina van der Meij van de
Braamkolk waar zij in 1808 is geboren. Op 20 september 1872 overlijdt
Derk Jan op 60-jarige leeftijd. Lammerdina blijft dan over met dochter
Johanna en diens dochtertje Johanna.
Zoon Hendrik en schoondochter Janna Braakhekke komen dan op 26 mei
1874 met hun twee kinderen vanuit de Eesterbrink naar Senneken en
Lammerdina gaat dan in een apart gedeelte van het boerderijtje wonen.
In 1885 trouwt kleindochter Johanna met Hendrik Jan Peters en gaat
op Veldkamp in de Eesterbrink wonen en haar moeder en oma verhuizen
dan met haar mee.
Eigenaar Andries Nijveldt
is overleden op 8 februari 1876 en het eigendom gaat dan over naar
dochter Jacomina Antonia Nijveldt en schoonzoon Jan Willem Wilten.
|
|
|
|
Ook Hendrik
Scheuter was dagloner van beroep, veel ruimte was er dan ook niet op Senneken
om echt te boeren. Zoon Engbert Jan trouwt in 1907 met Johanna Gerritdina
Onstenk van 't Zand en gaat daar dan wonen. Na het overlijden van Janna
Braakhekke op 11 april 1908 vertrekt Hendrik van Senneken. In 1910 gaat
hij bij zijn zoon op 't Zand wonen waar hij op 2 augustus 1928 is overleden.
Gradus Joling is de opvolger op Senneken en komt er wonen in maart 1909,
maar vertrekt alweer in oktober. Hij woonde er met zijn zoon en schoondochter. |
|
|
In
december van 1909 zijn het Berend Jan ter Mull en zijn vrouw Sophia
Hermina Lentink uit Eefde die Senneken komen bevolken met hun drie
kinderen. Ook deze mensen komen, net als de eerste bewoner, oorspronkelijk
van Brummen. Berend Jan is de broer van Jan Willem ter Mul (zonder
dubbel L maar toch echt familie) die in 1883 op Scholten woonde.
Het echtpaar had zes kinderen waarvan er twee kort na elkaar in
1889 te Eefde zijn overleden.
Op 7 juli 1911 overlijdt jongste zoon Gerrit die maar 14 jaren oud
wordt. Oudste zoon Willem komt op 12 juli 1912 bij zijn ouders wonen,
hij woonde niet eerder op Senneken. Op 5 april 1913 trouwde hij
Jenneken van Uitert en vertrekt dan samen met zijn ouders van Senneken.
Er was ook nog dochter Sophia Hermina en zoon Berend Jan Herman
die met Tonia Wunderink van de Braamkolk zou trouwen. |
|
In april van het jaar 1913 komen Albert ten Have en Alberdina Willemina
Plaggert wonen op Senneken, zij woonden daarvoor nog in op de Oude
Pastorie en hebben met Senneken nu een boerderijtje voor hunzelf.
Het echtpaar heeft vier kinderen en er worden er nog twee op Senneken
geboren.
Albert werkte als landbouwer, maar haalde (later) ook melkbussen
op, zoals op de foto hiernaast bij 't Boschloo. Op 15 juni 1918
overlijdt Alberdina aan T.B.C. In de boedelbeschrijving van 11 oktober
1918 staat gescheven dat zij het plaatsje het Senneken pachten van
J.W. Wilten te Eefde voor 150 gulden per jaar.
Albert hertrouwt op 26 augustus 1922 en gaat dan op de Eikeboom
wonen. Al die tijd woonde hij met zes kinderen op 't Senneken. Alleen
jongste dochter Alberdina Willemina is in 1920 bij haar oom en tante
Harmen Jan Plaggert en Gerritje Brinkman in Eefde gaan wonen.
|
|
|
|
|
Albert
ten Have zal al voor 22 februari 1922 van Senneken zijn vertrokken,
want dan komen de nieuwe bewoners. Als hoofdbewoners worden Gerrit
Uunk en Berendina Wesselink geregistreerd, maar eigenlijk zijn hun
dochter Berendina Uunk en schoonzoon Bernard Barink de feitelijke
nieuwe hoofdbewoners. Zij hebben twee jonge kinderen die in Warnsveld
zijn geboren, waar de hele familie vandaan komt. Gerrit Uunk is
landbouwer op Senneken, schoonzoon Bernard werkt als veldarbeider.
Na het overlijden van zijn schoonvader op 27 juni 1929 boert hij
verder met drie koeien en een paard en wagen waarmee hij melk ophaalde
bij de boeren zoals Albert ten Have dat ook deed. Bernard en Berendina
hadden uiteindelijk zeven kinderen welke met wat passen en meten
in de drie bedsteden van het boerderijtje konden slapen. Bernard
is overleden op 20 augustus 1969 en Berendina op 22 oktober 1982.
Zoon Hendrik Jan vertrok in 1985 waarmee een einde kwam aan 63 jaar
Barinks op Senneken. De boerderij is toen aangekocht door het Gelders
Landschap uit het legaat van mevrouw Henny die op 't Zand woonde. |
|
|
|
1865-1867 |
Harmen Nengerman |
Eerste bewoner |
1867-1885 |
Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters
|
Geen familie van vorige bewoner |
1874-1908 |
Hendrik Scheuter en Janna Braakhekke |
Hendrik is de zoon van Derk Jan en Lammerdina |
1909-1909 |
Gradus Joling |
Geen familie van vorige bewoners |
1909-1913 |
Berend Jan ter Mull en Sophia Hermina
Lentink
|
Geen familie van vorige bewoner |
1913-1922 |
Albert ten Have en Alberdina Willemina
Plaggert |
Geen familie van vorige bewoners |
1922-1929 |
Gerrit Uunk en Berendina Wesselink |
Geen familie van vorige bewoners |
1922-1982 |
Bernard Barink en Berendina Uunk |
Berendina is de dochter van Gerrit en
Berendina |
1938-1985 |
Hendrik Jan Barink |
Hendrik Jan is de zoon van Bernard en
Berendina |
|
|
|
|
Huidig adres: Laan van Eschede 1 |
|
|
|
|
|
De
oorspronkelijke naam van deze boerderij is Beckerstede en volgens het
verpondingskohier van 1646 nog genoemd als "de Beecker Hoeven"
met als eigenaar Jan van den Vastenouw. De naam is later ook wel Bakkers
Hofsteetjen en verraadt dat er een bakker woonde, maar dat is niet bekend
van de bewoners die wij hierna zullen noemen. In 1597 wordt er in Deventer
een zoon gedoopt van Enghelbert Becker van Eschede en hij zal waarschijnlijk
op 't Zand hebben gewoond. De volgenden bekende bewoners komen wij pas
in 1664 tegen, dat zijn Harmen Everts en Hendersken Gerrits die op Beckerstede
wonen. Zij trouwden in 1660 te Warnsveld en zullen daarna op de boerderij
zijn komen wonen. Ze wonen er tot ongeveer 1670 en verhuizen dan naar
de Oude Vos, nog later wonen zij op 't Ilbrink. |
|
|
De
volgende bewoners zijn Berent Aelberts en zijn echtgenote Fenneken
die er ongeveer twee jaar wonen. Ze worden opgevolgd door Gerrit
Jansen en Aeltjen Reijnts die op 1 september 1672 trouwden. Het
echtpaar komt uit de buurt want Gerrit is afkomstig van 't Smeenk
en Aaltjen van 't Wolferink. Bij de doop van dochter Lijsabet later
dat jaar wordt nog niet aangegeven dat zij op Beckerstede woonden
dus dat is niet helemaal zeker, maar bij de doop van zoon Reint
in 1675 is dat wel het geval. We gaan er maar vanuit dat het echtpaar
wel vanaf 1672 op Beckerstede hebben gewoond. Na 1675 wordt er geen
doop meer geregistreerd en de eerstvolgende doop dateert van 1682
en betreft van een ander echtpaar dat op de Beckerstede is komen
wonen namelijk Jan op den Beckershoff en Elsken.
Mogelijk betreft dit Jan Hendericks (later bouman op den Hoff tot
Eeschede) en Elsken Hendriks d.v. Hendrik Borgman en Trijne Reijnts
Wolferink, zij is dan een nichtje van Aeltjen Reijnts Wolferinck.
Dit is dan de eerste keer dat er een familierelatie bestaat tussen
de opvolgende hoofbewoners, tot nu toe valt op dat er geen relatie
bestaat en de bewoners relatief kort wonen. In dat geval ongeveer
zes jaar want omstreeks zullen 1688 zullen Jan en Elsken zijn verhuisd
naar de Hof te Eschede. Jan was ruiter onder Carl Sophronius Philipp
Graaf van Flodorph en Wartensleeben.
De volgende hoofdbewoners zijn Jan Gerrits en Willemken Gerritsen
Hoevinck. De kans bestaat dat zij familie
is van de eerste vrouwelijke hoofdbewoonster Hendersken
Gerrits Heuvinck gezien de achternaam en dat
ze beiden uit Warnsveld komen. Jan niet, die is afkomstig van 't
Klaphekke in Gorssel. Het echtpaar trouwt in 1692 en krijgt zeker
vijf kinderen.
|
|
|
Niet
bekend is hoe lang het stel op Beckerstede woont en pas in 1749 duikt
de naam Bekkershofste weer op in een kerkboek als een kind van Jan op
Bekkershofste is overleden. Jan is Jan Willems die van
boerderij 't Loo afkomstig is alwaar hij in 1716 is geboren. Hij trouwde
op 26 april 1741 met Garritjen Japiks (Jacobs) en blijft met haar op
't Loo wonen waar in ieder geval hun kinderen Teunis en Janna in 1742
en 1744 zijn geboren. Als in 1747 zoon Willem wordt gedoopt, wordt Jan
alleen als Jan Willems geregistreerd, het is dan dus niet meer duidelijk
of hij nog wel op 't Loo woont. Het is goed mogelijk dat zij dan al
op Beckerstede wonen en dus zeker in 1749 als op 24 januari hun kind
is overleden. Wie er in de periode van ca. 1704 tot 1747 woonde is niet
bekend, maar het zijn mogelijk de ouders van Garritjen geweest van wie
niet bekend is waar in Gorssel zij gewoond hebben. Het betreft hier
het echtpaar Jacob Gerrits en Geesken Garrits die in 1704 trouwden en
twee kinderen in Gorssel kregen. Jacob is geboren op 't Dijker en woonde
later op Paalman in Epse. Het zou kunnen dat zij op Beckerstede woonden
en opgevolgd werden door hun dochter en schoonzoon. Garritjen komt te
overlijden en Jan hertrouwt op 3 maart 1754 met Hendrina Hendriks. Er
worden daarvoor mombers aangesteld voor zijn twee onmondige kinderen
Teunis (12) en Willemken (5) en dus leven de andere twee kinderen Janna
en Willem niet meer. Vader zal de kinderen lezen en schrijven laten
leren en in de Vrese des Heeren opbrengen. De dochter Willemken krijgt
bij meerderjarigheid een twiltogen bedteek zondr vederen en haar moeders
kiste. Als de kinderen ziek of zugtig worden, hebben ze tot aan hun
meerderjarigheid vrije ingang in het huis. Ze kunnen hun portie opeisen
als ze 16 zijn. Als een van de kinderen overlijdt zal het goed op de
vader versterven. Zo werd alles goed geregeld.
|
|
Uit
het nieuwe huwelijk wordt dochter Garritjen al in 1754 geboren.
Op 8 februari 1756 wordt zoon Hendrik gedoopt en wordt voor de eerste
keer melding gemaakt van de naam "Sandt". Hendrina is
mogelijk zelf geboren op het Hof van Eschede en komt dus niet ver
van haar ouderlijk huis te wonen. Op 15 april 1761 laten Jan en
Hendrina een akte opmaken en hierin wordt nog (voor de laatste keer)
gesproken over Bakkers Hofstee. Ook wordt er in deze akte al gesproken
over de Eesterhoek!
Jan overlijdt en Hendrina hertrouwt op 16 april 1773 met Jan ter
Welle uit Markelo die na zijn komst naar Gorssel Jan op 't Zand
gaat heten. Hendrina heeft dan allang Sara gezien en kinderen komen
er dus niet meer. Op 23 juni 1782 hertrouwt Jan met Jenneken Landewer
en is Hendrina dus overleden. Het huwelijk met Jenneken is van korte
duur want op 9 maart 1783 hertrouwt Jan alweer nadat hij opnieuw
weduwnaar is geworden.
Nieuwe hoofdbewoonster van 't Zand is Aaltjen Nijenhuis uit Bathmen
en zo wordt 't Zand bewoond door mensen die niet van oorsprong uit
Gorssel komen. Tijd voor inburgeren hebben ze voldoende gehad, want
zij bleven lang de hoofdbewoners van 't Zand. Jan wordt met Aaltjen
ook vader van twee dochters: Hendrina en Teune waarvan de laatste
op jonge leeftijd overlijdt.
De dijkdoorbraak van 1784 betekent ook veel ellende voor Jan en
Aaltjen. Het huis raakt beschadigd en ze krijgen een vergoeding
van 7 guldens uit een fonds. Op 25 september 1798 koopt Jan OpSandt,
een stuk zaaijland, het Bakkershofjen
genaamd, uit de veiling van 't Eschede. Dit stuk zaailand was al
door hem gepacht en hij werd er nu eigenaar van voor ƒ 213,15. |
|
|
|
Dochter
Hendrina trouwt op 16 april 1814 met Wichert Knaap uit Diepenveen en zo
komt er nog meer import op 't Zand. Aaltjen Nijenhuis overlijdt op 12
februari 1823 en hetzefde jaar overlijden ook Teuntjen en Aaltjen Knaap,
dochters van Wichert en Hendrina. Jan op 't Zand is overleden op 8 februari
1828, hij is 90 jaren oud geworden. Wiggert en Hendrina waren eigenaars
van het boerderijtje en dat zullen de voorouders van Hendrina waarschijnlijk
ook zijn geweest, zeker is dat van haar ouders Jan en Aaltjen die op 23
mei 1799 bij de diaconie van de Hervormde Gemeente Gorssel een bedrag
van 200 gulden lenen en als onderpand wordt dan de katerstede 't Zand
gebruikt. Wichert en Hendrina lenen in 1840 nog eens 300 gulden van de
diaconie. Naast de katerstede fungeert ook het
aangrenzende stuk zaailand genaamd Het Bakkershofje als onderpand. De
kadastrale percelen E 632, 633 en 634. Wiggert was dagloner van beroep,
wat zijn schoonvader ook was, en had geen vee, althans niet volgens de
registratie van 1840.
Naast de jong overleden dochters Teuntjen en Aaltjen hadden Wiggert en
Hendrina nog een dochter: Janna. Als enig overgebleven kind blijft zij
op 't Zand en Jan Willem Bannink uit Laren trouwt op 5 juni 1841 bij haar
in. Jan Willem werkte voor zijn huwelijk op 't Smeenk en zal zo Janna
hebben leren kennen. Er worden zes kinderen geboren: zoon Gerrit Willem
wordt nog geen jaar oud en de andere vijf kinderen zijn meisjes. Een nieuwe
familienaam op 't Zand ligt dan ook in de lijn der verwachting. Oudste
dochter is Gerritjen en zij mag op 't Zand blijven wonen. Nu is het een
vent uit het Gelderse Hengelo die naar Gorssel verhuist. Zijn naam is
Steven Onstenk en op 25 maart 1875 trouwt hij met Gerritjen. Uit dit huwelijk
worden vijf kinderen geboren in de periode 1877-1886, bij de geboorte
van het laatste kind was Gerritjen al bijna 42 jaar oud. In 1889 overlijden
Janna Knaap op 2 mei en Jan Willem Bannink op 5 oktober. Hendrina op 't
Zand is overleden op 21 januari 1853 en Wichert Knaap is overleden op
27 maart 1855. Gerritjen Bannink is overleden op 25 mei 1894, zij wordt
maar 49. |
|
Steven Onstenk blijft dan alleen achter met zijn vijf kinderen waarvan
zoon Karel op 3 maart 1896 overlijdt. Er was nog een zoon genaamd
Jan Willem en hij vertrekt naar Harfsen. De andere drie kinderen
waren meisjes dus weer een nieuwe familienaam, maar dit keer een
bekende! Dochter Johanna Gerritdina trouwde op 26 januari 1907 namelijk
met Engbert Jan Scheuter, zoon van Hendrik Scheuter en Janna Braakhekke
van 't Senneken!
Engbert Jan is de eerste landbouwer op 't Zand, maar was bij zijn
trouwen nog arbeider van beroep. Er worden vier kinderen geboren,
waarvan de jongste in 1912 vier maanden na de geboorte overlijdt.
Steven Onstenk overlijdt op 17 april 1915, maar de drie kinderen
(twee zoons en een dochter) van Engbert Jan en Johanna Gerritdina
houden een opa in huis, want Hendrik Scheuter (vader van Engbert
Jan) is in 1910 ook op 't Zand komen wonen en is er op 2 augustus
1928 overleden. |
|
|
|
|
De twee zoons van
Engbert en Johanna trouwden met de gezusters Wijnbergen, dochters
van Reinder Wijnbergen en Johanna Jacoba Dijkerman van 't Weiland.
Zoon Derk Jan trouwde op 7 mei 1938 met Wilhelmina Johanna Antonia
en zij gingen op 't Zand wonen. Vader Engbert en moeder Johanna
maken plaats en verhuizen naar Eefde en gaan wonen bij zoon Gerrit
Steven die trouwde met Gerda Maria Wijnbergen.
Op de foto hiernaast staan Derk Jan Scheuter en Mina Wijnbergen
met hun drie kinderen Reina, Dick en Gerrie. Er was ook nog een
zoon Engbert Jan (Eppie) maar hij is maar twee maanden oud geworden
en is op 5 november 1945 overleden. Derk Jan Scheuter was een
grote man en had daardoor de bijnaam "Lange Derk". In
1962 verhuizen Derk en Mina naar de Rietdekkerweg in Gorssel.
|
Volgens
bewoonster is mevrouw A.C. Henny, een bekend bloemsierkunstenares.
Na haar overlijden komt de boerderij en grond in 1977 in bezit van
het Gelders
Landschap.
De boerderij wordt vervolgens verpacht aan de familie Verholt die
er in 1981 een bekend ooievaarsdorp bij lieten maken. Met ooievaars
die uit het verre Afrika komen aanvliegen, was er weer sprake van
veel import en een komen en gaan op 't Zand! |
|
|
|
1660-1670 |
Harmen Everts op Beckerstede en Hendersken
Gerrits Heuvinck |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1670-1672 |
Berent Aelberts op Beckerstede en Fenneken |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1672-1682< |
Gerrit Jansen op Beckerstede en Aeltjen
Reijnts Wolferinck |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1682-1688~ |
Jan op den Beckershoff en Elsken |
Elsken is waarschijnlijk een nichtje
van Gerrit en Aeltjen |
1692-1704~ |
Jan Gerrits op Beckerstede en Willemken
Gerritsen Hoevinck |
Jan is afkomstig van 't Klaphekke |
1704-1747~ |
Jacob Gerrits Paalman en Geesken Garrits
Landeweer |
Geen familie van vorige hoofdbewoners
(bewoning niet bewezen) |
1747-1754 |
Jan Willems op 't Sandt en Garritjen
Jacobs |
Garritjen is de dochter van Jacob en
Geesken |
1754-1773 |
Jan Willems op 't Sandt en Hendrina
Hendriks |
Hendrina is de tweede echtgenote van
Jan |
1773-1782 |
Jan Lammerts op 't Zand en Hendrina
Hendriks |
Jan is de tweede echtgenoot van Hendrina |
1782-1783 |
Jan Lammerts op 't Zand en Jenneken
Landewer |
Jenneken is de tweede echtgenote van
Jan |
1783-1828 |
Jan Lammerts op 't Zand en Aaltjen Nieuwenhuis |
Aaltjen is de derde echtgenote van Jan |
1814-1855 |
Wichert Knaap en Hendrina
op 't Zand |
Hendrina is de dochter van
Jan en Aaltjen |
1841-1889 |
Jan Willem Bannink en Janna Knaap |
Janna is de dochter van Wichert en Hendrina |
1875-1915 |
Steven Onstenk en Gerritjen Bannink |
Gerritjen is de dochter van Jan Willem
en Janna |
1907-1938 |
Engbert Jan Scheuter en Johanna Gerritdina
Onstenk |
Johanna Gerritdina is de dochter van
Steven en Gerritjen |
1938-1962 |
Derk Jan Scheuter en Wilhelmina Johanna
Antonia Wijnbergen |
Derk Jan is de zoon van Engbert Jan
en Johanna Gerritdina |
|
|
|
|
Huidig adres: Eefdese Enkweg 5 |
|
|
|
|
Oude
Vos |
|
De boerderij wordt ook Vostede genoemd
wat later wordt afgekort naar de Vos. Weer later wordt gesproken over
de Oude Vos wanneer de Nieuwe Vos, de volgende boerderij van deze pagina,
wordt gebouwd. De rekeningen van het Gasthuis in Zutphen van Johan ter
Breide (1577/1578) melden het volgende over Jan Vos: " 22 juni
1577 ontvangen van Jan Ffosses frouw tho Gorssel up rekenschap ter olden
restande ontvangen vif dalers enz. enz." Wellicht was Vosstede
toendertijd eigendom van het Gasthuis in Zutphen? Zie mail Dick ten
Bosch dd 31-12-2014. Waarschijnlijk betreft het hier Johan Vos wiens
weduwe Hille in 1590 een gedeelte van een stuk land, het Langewant in
de buurtschap Eschede, verkoopt. Dit stuk land zal ten noorden van de
boerderij hebben gelegen en hebben gegrensd aan de huidige Gorsselse
Enkweg welke vroeger de Langewant werd genoemd, als beschreven in een
akte anno 1761 van de Kleine Muil. In het verpondingskohier van 1646
wordt melding gemaakt van de hofstede van "Wychert Voss" die
dan op deze boerderij woont. Hij is getrouwd met Lummeken Hendriks en
ze woonden in 1626 waarschijnlijk nog in Eefde op erve en goed De Bellart.
|
|
|
Op 7 februari 1639 verkopen de gebroeders
Warner, Wijcher, Jan en Henrick, zonen van wijlen Jan Vos, "seeckere
anderthalff waerdeel in die Eescheden nijevene rijswaerden, voor
deze gehoort hebbene in den voorn. Vossesstede. Bron: pagina 27
boek Ten Bosch.
In 1668 wonen er Willem Hendericks
en Cunneken Courts op de Vosstede. Er bestaat een Court Vos, vast
familie en waarschijnlijk bewoner. Bij de doop van de kinderen
van Willem en Cunneken is Roelof Wiltink getuige, waarschijnlijk
familie. Allemaal nog uitzoeken.
In 1672 wordt er een dochter gedoopt van Harmen Everts op Vostede
en Henders. Dit echtpaar woonde eerder op Beckerstede en later
op 't Ilbrink.
In 1686 wonen Alard Janssen en Willemken Gerritsen op de Vostede
en volgens het lidmatenregister van 1713 wonen zij er dan nog
steeds. In de tussentijd zijn er vier kinderen geboren. (17-7-1725
- Hendriksken ten Bosse wed. van Henrik Wiltink sij met haere
onmondige kinderen aan Jacob Hendsriksen off Kerkmeijer hebben
verkogt haere gerechte 1/6 part in de Vosstede in Gorssel. 5/6
part kopen zij van de anderen kinderen).
Dochter Janna trouwt op 23 februari 1726 met Jan Arents van 't
Ilbrink en het echtpaar gaat dan op de Vos wonen. Er wordt in
1727 een zoon geboren maar daar bleef het bij doordat Janna waarschijnlijk
kort na de geboorte al is overleden.
|
|
Op
31 juli 1729 hertrouwt Jan met Jenneken Groot Hulze uit Harfsen. Uit dit
huwelijk worden zes kinderen geboren, maar niet allemaal op de Vos want
tussen de geboorte van het vierde kind in 1735 en het vijfde kind in 1737
verhuist het echtpaar naar de Borghte. Een aantal van de kinderen zijn
wij reeds tegengekomen: oudste zoon Jan woonde op Nijland, dochter Elisabeth
op Zand Scholten en zoon Arend bleef op de Borghte wonen. Elisabeth woonde
op Zand Scholten met Jan Scholten die zelf ook van de Vos afkomstig is!
Zijn vader Jan zal de opvolger zijn geweest van de ouders van Elisabeth.
Onbekend is wie de moeder van Jan is en of zij ook op de Vos heeft gewoond,
Jan is namelijk niet op de Vos geboren. Jan senior is overleden op 8 maart
1747 en Jan junior was toen nog niet getrouwd. Hij trouwde op 10 mei 1750
met Janna Scholten en mogelijk woonde het echtpaar tot 1755 nog op de
Vos omdat pas in dat jaar bij de doop van hun derde kind melding wordt
gemaakt van "Santscholte". De twee oudste kinderen worden "anoniem"
als Jansen gedoopt. |
|
Er
is echter nog een andere mogelijkheid: op 1 april 1747, kort na
het overlijden van Jan Vos, wordt namelijk ene Kunneken Garrits
uit Wilp als lidmaat van de Gorsselse kerk ingeschreven. Zij is
dan getrouwd met Garrit Jansen en heeft één zoontje
genaamd Jan die in 1746 te Empe is geboren. Er worden in de periode
1748 tot 1755 zes kinderen geboren in Gorssel die allen als Jansen
worden gedoopt. Maar als op 22 januari 1758 een zevende kind wordt
geboren en vader Garrit dan als "Garrit Jansen de Vos"
wordt genoemd is het zeker dat Garrit en Kunneken op de Vos woonden.
Aangenomen wordt dat zij dit al in 1747 deden, immers Jan Vos was
toen nog niet getrouwd en een echtpaar op de Vos lijkt logischer.
Neemt natuurlijk niet weg dat Jan toen best op de Vos heeft kunnen
blijven wonen en dat later ook nog een tijdje met Janna Scholten
heeft gedaan. Op 9 april 1751 deed Jan nog belijdenis als "Jan
Jansen van de Vosssteede" en woonde toen zeker nog op de Vos.
Ze zijn geen eigenaar, dat is het echtpaar Harmen Kelholt en Maria
Hendriks Meutstege die op 10 maart 1757 geld lenen van de diaconie
van Almen en daaraan hun eigendom de Vossteede verbonden. Harmen
wordt ook wel Kerkenmeijer en Jebbink genoemd. |
|
|
|
|
Oudste
zoon van Garrit en Kunneken is dus eerder genoemde Jan. Hij trouwde
in 1771 met Fenneken Lijster en woonde met haar op de Dijkerhof
waar twee dochters werden geboren in 1772 en 1773. Het is goed mogelijk
dat Fenneken al kort daarna is overleden want meer kinderen worden
er niet geboren en op 17 maart 1776 hertrouwt Jan met Willemken
Rensink. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de
periode 1794-1795 wordt hij Jan de Vos genoemd.
Met Willemken woont Jan op de Vos waar zes kinderen worden geboren,
maar alleen over zoon Evert valt iets te vertellen. Hij trouwde
op 2 mei 1810 met Geertrui Jebbink en gaat op de Vos wonen, mogelijk
als enige opvolger. De naam Jebbink komt al voor in een akte anno
1788 waarin Harmen Jebbink wordt genoemd en zijn overleden echtgenote
Maria Muetstege. Hij was de eigenaar van de Vosstede en de landerijenen
Vosstuk en Eschederweerth die in dezelfde akte worden genoemd en
bij de Vos behoord zullen hebben. Op 7 augustus 1788 wordt het erve
en goed de Vossteede en het daar onder gehoorende zoogenaamde Vosstukke
verkocht aan zoon Jan Jebbink en diens echtgenote Aaltjen Meijerink.
Harmen is de zoon van eerder genoemde Jacob Hendriks Kerkenmeijer
die in 1725 eigenaar werd van de Vos en zo waren er drie generaties
van deze familie eigenaar van de boerderij. Overigens is Geertrui
Jebbink geen familie, ze hebben alleen toevallig dezelfde achternaam.
Op 6 mei 1813 overlijdt vader Jan Vos die. In de overlijdensakte
wordt melding gemaakt van zijn beroep zijnde landbouwer, niet echt
een verrassing. Ook grootvader Garrit was landbouwer, terwijl grootmoeder
Kunneken het "huiswerk" deed. Wanneer Garrit en Kunneken
zijn overleden is niet bekend. Waarschijnlijk heeft hun zoon Teunis
met zijn echtgenote Harmina Ordelman ook nog op de Oude Vos gewoond.
Zij trouwden in 1792 en vertrokken op 16 maart 1799 naar Terwolde
en er werden in de tussentijd twee dochters in Gorssel geboren.
Zoon Hendrik zat bij de verhuizing in de buik van Harmina en is
op 4 augustus 1799 in Terwolde geboren. |
|
|
In
1815 wordt Evert (samen met ene Derk Harmsen, mogelijk Jebbink)
geregistreerd, maar hetzelfde jaar verhuizen Evert met zijn vrouw
en moeder naar een nieuwe boerderij die de toepasselijke naam Nieuwe
Vos krijgt. De handtekening hiernaast is van Evert Vos die op 2
maart 1821 als buurman aangifte deed van het overlijden van Jan
Oostenenk die dan op de Oude Vos woonde. |
|
|
|
Na
het vertrek van de familie Vos komen de eerste mensen op de Vos wonen
die zich niet naar de boerderij vernoemen. Dat ging ook niet meer, want
Napoleon had in 1811 de mensen verplicht een familienaam aan te nemen
en deze niet meer te wijzigen. De nieuwe naam op de Vos is Botterman en
het zijn Gerrit Hendrik Botterman en Harmina Schuitert die de nieuwe hoofdbewoners
zijn. Ze waren afkomstig van Dijkerhof en woonden daarvoor op Brinkman
en Gerrit Hendrik werd in die tijd ook wel Brinkman genoemd. Op 3 april
1817 overlijdt Gerrit Hendrik, een maand daarvoor was zoon Esse ook al
overleden. Op 6 februari 1818 hertrouwt Harmina met Klaas Dijkink die
van Nukkert uit Groot Dochteren afkomstig is. Hij is dagloner van beroep
net als Gerrit Hendrik Botterman. Kinderen komen er niet meer, Harmina
is dan ook al bijna 44 jaren oud. De Oude Vos blijkt zijn naam eer aan
te doen, want in 1820 overlijden er de 75-jarige Jan Haarman en in 1821
de eerder genoemde 68-jarige Jan Oostenenk, oom van Gerrit Hendrik Botterman
en vader van Janna Oostenenk die later op Hoekman woonde. In 1815 was
niet alleen Botterman de nieuwe naam op de Vos, want ook Derk Harmsen
en zijn echtgenote Jenneken Smeenk wonen dan op de Vos en er is dan dus
sprake van dubbele bewoning. Tussen 1817 en 1820 verhuist het echtpaar
en ontstaat er ruimte voor het "bejaardentehuis" op de Oude
Vos. |
|
|
Volgens
het kadastrale register van 1832 is Gerrit Valkeman eigenaar van
de Vos. Deze bestond naast het huis en erf (637) uit bouwland (635
en 640, ten noorden van de boerderij), weiland (636), tuin (638),
boomgaard (639, ten noorden van de boerderij) en hakhout welke aan
de oostzijde van bouwland 640 grensde. Totale oppervlak is 2,35
hectare. Gerrit Valkeman is de schoonzoon van Jan Jebbink en is
getrouwd met diens dochter Anna Jebbink. Zij kregen de boerderij
toebedeeld bij de boedelscheiding na het overlijden van Jan Lebbink
in 1802 en Anna was dus van de vierde Lebbink generatie die eigenaar
van de boerderij was.
Links van bouwland 635 is de boerderij van 't Zand te zien. Deze
had perceelnummer 634. |
|
|
Op
3 februari 1835 overlijdt Harmina Schuitert en op 14 mei overlijdt haar
schoonzoon Hendrik Bomer die met dochter Geesken Boterman was getrouwd.
Klaas Dijkink hertrouwt op 19 februari 1836 met Gardina Bluemink, weduwe
van Derk Meijer. Zij woont op de Prins en Klaas trekt dan bij haar in
en wordt in dit huwelijk nog wel vader van een zoon. Opvolgers op de Oude
Vos zijn Albert Willem Peters en Geertjen Roeterdink die van 't Dijkerhof
komen. Er is nog steeds sprake van dubbele bewoning want op 11 januari
1841 overlijdt Johanna van der Meij, sinds 1824 weduwe van Hendrik Boterman.
Zij kwam in 1827 van 't Raland en is de schoonzuster van Gerrit Hendrik
Botterman en Harmina Schuitert en zal al die tijd op de Oude Vos hebben
gewoond.
Terug naar de familie Peters. Albert Willem is geboren op de Braamkolk
en Geertjen op 't Gier en zij zijn dus geboren en getogen Eesterhoekers.
Toch blijft het echtpaar niet hun hele leven in de Eesterhoek wonen, want
op 22 februari 1848 verhuizen zij naar Empe, gemeente Brummen. Deze gemeente
kent dan al het bevolkingsregister, Gorssel begon daar pas in 1861 mee.
Uit het bevolkingsregister blijkt dat Everdina Bomer, dochter van eerder
genoemde Hendrik Bomer, vanaf 7 september 1848 als meid bij de familie
Peters woont en werkt en dat mogelijk ook al op de Oude Vos zal hebben
gedaan. |
|
Arend
Klein Hulze en Geertjen Lensink trouwen op 11 februari 1848. Beiden
zijn afkomstig van Harfsen: Arend van het erve Groot Mensink en
Geertjen van het naburige erve Lensink. Ouders van Arend zijn Hendrik
Flierman en Teuntjen Bieleman.
Vader Hendrik woonde op het erve Klein Hulze te Harfsen en zodoende
worden hij en zijn nakomelingen Klein Hulze genoemd.
Arend zijn zus Hendrika trouwde in 1855 en ging op de Nieuwe Vos
wonen. Deze boerderij staat ongeveer 200 meter vanaf de Oude Vos,
maar dit is opnieuw de Eesterbrink. Beide boerderijen waren in die
tijd nog eigendom van 't Eschede en werden dus gepacht, het pachtcontract
van Arend liep tot 22 februari 1866. In 1863 wordt het landgoed
Eschede met alle boerderijen geveild en ziet Arend zijn kans schoon
om eigenaar van de boerderij te worden. In de veilingsakte wordt
deze omschreven als het plaatsje de Oude Vos bestaande in huis en
erf, bakoven, berg en pomp, voorts hof, bouw- en heideland, bosch-
en heidegrond welke samen ongeveer 3,5 bunder groot is. Arend is
de hoogste bieder met 2620 gulden en wordt zo eigenaar en kan op
de boerderij blijven wonen. Dat geldt niet voor zijn zus die in
1864 van de Nieuwe Vos moet vertrekken.
Hendrik Jan Klein Hulze trouwde op 7 november 1875 met Willemken
Nijland (zie foto hiernaast).
|
|
|
|
Op
de foto hiernaast zitten Arend Klein Hulse en Aaltjen Wichers. Zij
trouwden op 21 mei 1904 en kregen zeven kinderen, allen geboren
op de Oude Vos. Aaltjen is de dochter van Aaltjen Nijland, zus van
Willemken Nijland. Arend en Aaltjen zijn dus neef en nicht van elkaar.
Vanaf 1951 (of eerder) is Arend Klein Hulze eigenaar. Deze Arend
is op 29 augustus 1947 getrouwd met Johanna Braakhekke, de jongste
dochter van Berend (Bertus) Braakhekke en Johanna Hietbrink, geboren
op 't Raland. Het stel trouwde
in bij de ouders en bij de dove Albert Klein Hulze. Deze Albert
bleef ongetrouwd en woonde, met zijn ouders, bij Arend en Hanna
in huis. Hij is verongelukt bij Dekker aan de Deventerweg.
Arend en Johanna wonen tot 1979 op de Oude Vos en verhuizen dan
naar het dorp Gorssel. De boerderij wordt verkocht aan de familie
Van Os uit Deventer. |
|
Foto
van de familie van Hendrik Jan Klein Hulse voor de Oude Vos. Staand
v.l.n.r. Albertus Gerhardus Klein Hulze, Albert Jan Heijenk, Roelof
Pelgrum, Arend Klein Hulse, Hendrik Jan Hulshof en Gerrit Klein
Hulze. Zittend v.l.n.r. Hendrika Antonia Draaijer, Willemina Hendrika
Klein Hulze, Johanna Klein Hulze, Willemken Nijland, Aaltjen Wichers,
Johanna Alberdina Klein Hulze en Aaltjen Nijland. |
|
|
|
1570 |
Jan (Johan) Vos en Heijle (Hille) |
Johan Voss en zijn vrouw Heijle worden
genoemd in erfmagescheid akte van 1570 |
|
Warner Janssen Vos |
Warner is de zoon van Jan en waarschijnlijk
Heijle |
<1643-1663> |
Wijcher Warners Vos en Lummeken Hendriks |
Wijcher is de zoon van Warner, mogelijk
afkomstig van 't Bussche |
1667-1670 |
Willem Hendericks op Vosstede en Cunneken
Courts |
|
1670<1686 |
Harmen Evers en Hendersken Heuvinck |
Ze vertrekken naar 't Ilbrink, komen
van Beckerstede ('t Zand) |
1686>1726 |
Alard Jansen Vos en Willemken
Gerritsen |
Geen familie van vorige
bewoners |
1726 -1729 |
Jan Ilbrink-Vos en Janna Vos |
Janna is de dochter van Alard en Willemken |
1729 -1736 |
Jan Ilbrink-Vos en Jenneken Groot Hulze |
Jenneken is de tweede echtgenote van
Jan |
1736 -1747 |
Jan Vos en ? |
Geen familie van vorige bewoners |
1747>1776 |
Garrit Jansen Vos en Kunneken Garrits |
Geen familie van vorige bewoner of wellicht
zijn zoon? |
1776 -1815 |
Jan Vos en Willemken Rensink |
Jan is de zoon van Garrit en Kunneken |
1810 -1815 |
Evert Vos en Geertrui Jebbink |
Evert is de zoon van Jan en Willemken |
1815 -1817 |
Gerrit Hendrik Botterman en Harmina
Schuitert |
Geen familie van vorige bewoners |
1818 -1836 |
Klaas Dijkink en Harmina Schuitert |
Klaas is de tweede echtgenoot van Harmina |
1836 -1848 |
Albert Willem Peters en Geertjen Roeterdink |
Geen familie van vorige bewoners |
1848 -1887 |
Arend Klein Hulze en Geertjen Lensink |
Geen familie van vorige bewoners |
1875 -1931 |
Hendrik Jan Klein Hulze en Willemken
Nijland |
Hendrik Jan is de zoon van Arend en
Geertjen |
1904 -1967 |
Arend Klein Hulse en Aaltjen Wichers |
Arend is de zoon van Hendrik Jan en
Willemken |
1947- 1979 |
Arend Klein Hulse en Johanna Braakhekke |
Arend is de zoon van Arend en Aaltjen |
|
|
|
|
Huidig adres: Kolkweg 2 |
|
|
|
|
© 2010-2024
Erwin Strookappe |
|