Eschede
Eesterhoek homepage
   
 
Dit is het oudste stukje Eesterhoek vernoemd naar het Hof en de Marke Eschede. Onder het Hof te Eschede vallen diverse boerderijen waaronder de Braamkolk en de Oude Vos. Deze boerderijen zijn het startpunt en het eindpunt van deze pagina over ’t Eschede waar de oudste geschiedenis van Gorssel wordt beschreven.
 
Braamkolk 
 
Waren we bij 't Boschloo nog in de marke van Gorssel, op de Braamkolk zijn we weer terug op het grondgebied van de marke Eschede. Sterker nog, de Braamkolk is een boerderij welke eigendom was van de bewoners van het Huize Eschede. De naam braam is waarschijnlijk niet afgeleid van de vrucht maar van de vis brasem die in de kolk bij de boerderij gezwommen zal hebben. De eerste vermelding van Braamkolk dateert van 1 januari 1706 als "Goossen Janss en Jenneken Gerrijts Eheluijd. op den Braamkolk" hun dochter Janna laten dopen. Het echtpaar was op 15 december 1695 getrouwd in Gorssel en is toen mogelijk al op de Braamkolk komen wonen. Janna trouwt in 1724 met Gosen Brinkman uit Oolde die op Braamkolk komt wonen en dan ook zo gaat heten. Zus van Janna is Aaltjen die wij al op Hoekman tegenkwamen.
 
Braamkolk boerderij links
Gosen senior zal omstreeks 1730 zijn overleden en er komt dan een nieuwe familie op de Braamkolk wonen. Dat is het gezin van Hendrik Waanders en zijn echtgenote Henders die van 't Dijkerhof afkomstig zijn.

Hendrik en Hendersken hadden zeven kinderen waarvan oudste dochter Aaltjen in 1733 trouwt met Frederik Jansen uit Bathmen en dan ook een tijdje op de boerderij blijft wonen. Zoon Berent woonde later op Scholten, wij komen hem verderop deze pagina nog tegen. En dochter Henders woont na haar huwelijk in 1739 op 't Hof te Eschede en haar komen wij straks dus ook weer tegen.

Op 14 april 1742 trouwt dochter Derksken met Jan Jansen en in 1743 wordt hun zoon Jan Willem geboren. Meer kinderen worden er niet uit dit huwelijk geboren want Jan overlijdt op 23 oktober 1744 als "Jan op den Braemcolk".
 
Als op 13 juli 1746 ook vader Hendrik overlijdt, zijn er geen mannelijke hoofdbewoners meer op de boerderij. Dat wordt echter snel opgelost: een dag na de begrafenis van 16 juli hertrouwt Derksken op 17 juli met Arent Garrits! Nou niet denken dat Derksken dat allemaal snel geregeld had, want op 18 juni was zij al in ondertrouw gegaan, het kwam even zo uit. Dochter Aaltjen wordt in 1747 geboren en daarna worden er nog vier kinderen geboren. Het laatste kind werd in 1758 geboren "op de Hutte" en Aerent en Derksken woonden toen dus niet meer op de Braamkolk. Mogelijk is de Hutte het "Kleine Loo" waar de volgende bewoners van de Braamkolk vandaan komen. Hendersken Klein Bannink is als "de oude vrouw op den Braamkolck" op 14 september 1750 overleden.
 
Van de Hutte zijn Aerent en Derksken verhuisd naar Epse waar zij een nieuwe boerderij Braamkolk hebben gesticht welke ook wel de Olde Pessink Hutte werd genoemd en mogelijk de Hutte is waar in 1758 het laatste kind is geboren. Eerder genoemde Jan Willem woonde er later met Berendina Mols en Lutgert Kuster en hij is de stamvader van velen met de familienaam Braamkolk waarvan wij er een aantal nog verderop in dit verhaal tegenkomen. Later woonde hij op 't Hekkert in Epse en wordt dan ook wel Jan Willem Hekkert genoemd. Wellicht is de naam van deze boerderij ook ontstaan uit 't Hekkert van de Eesterhoek?

Waarschijnlijk omstreeks 1756 komen Willem en Geertuid van 't Loo naar de Braamkolk. Hun jongste dochter Willemina is in december 1750 nog op 't Loo geboren. Zij trouwde op 22 februari 1778 met Albert van der Meij die op Braamkolk introuwde waarmee de familienaam Van der Meij zijn intrede deed.
 
Zes jaren later, op 4 maart 1784, heeft Albert even spijt dat hij zo dicht bij de IJssel is gaan wonen wanneer de rivierdijk ter hoogte van de Braamkolk over een lengte van 100 meter wordt weggeslagen en een groot gedeelte van de Eesterhoek blank zet. Het risico van natte voeten moet Albert bekend zijn geweest, want de naam Braamkolk is ontstaan van de nabijgelegen kolk welke door een vroegere dijkdoorbraak gevormd moet zijn geweest. Toch zal de schade zijn meegevallen want "Aalbert Braamkolk" krijgt maar twee guldens uit een speciaal fonds. Schoonmoeder Geertuid maakt de dijkdoorbraak niet mee, zij is op 26 januari 1783 overleden. Wanneer Willem Braamkolk is overleden is niet bekend.

Ter gelegenheid van de Erfgenamen Theatertocht van 2012, welke over de dijk voerde, werd op de plek van de doorbraak een tijdelijk monument geplaatst, zie foto.
 
In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt Albert Braamkolk genoemd. De Braamkolk behoorde tot 't Eschede welke in 1799 werd gekocht door Fredrik Christiaan Colenbrander van de erfgenamen van wijlen Elia Elisabeth Podt. Uit de verkoopakte daarvan blijkt de katerstede Braamkolk te bestaan in " een huijs, een stuk zaaijland, akkermaalsbosch en hegge, beuken, Telgenboschje en opgaande boomen, 6½ koeweijde in de 41¼ op den Escheder Koeweerd, voorts nog ¼ whaar in de Gorsselsche Weerden, regt van schaapendrift, stemrecht in de Mark van Eschede en Gorssel, Markenrichterschap in de Mark van Eschede, bank en grafstede in de kerk van Gorssel, zijnde het erve Eschede als een zadelleen, voormaels leenroerig geweest aan de gewezen Provincie Gelderland, daarentegen bij dit parceel verkogt de leenkamer met de vasallagien daarbij behoorende".
 
Albert en Willemina krijgen vier kinderen waarvan dochter Johanna op Raland zou wonen. Het is dochter Willemina die na het overlijden van haar vader (7-2-1811) en moeder (21-6-1814) op Braamkolk bleef wonen. Zij trouwde in 1802 met Gerrit Steven Peters (broer van Gerritje Peters van de Bloedkamp) die op 1 maart 1838 op Braamkolk is overleden.

Waarschijnlijk vertrekt Willemina daarna van de boerderij. Tot 1838 wonen ook Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters op de boerderij. Lammerdina is de dochter van Gerrit Steven Peters en Willemina van der Meij en trouwde op 27 april 1832 met Derk Jan. Er worden drie dochters geboren en in 1838 vertrekken zij met moeders naar de Kleine Muil en later naar de Duizend Vreezen in Eefde waar Willemina van der Meij op 2 februari 1860 is overleden. Derk Jan en Lammerdina verhuizen in 1862 naar de Nieuwe Duizend Vreezen in Gorssel en wonen later op 't Senneken waar Derk Jan is overleden. Lammerdina woont daarna nog op Veldkamp. Al deze huizen komen op de Eesterhoek pagina aan bod!
 
Nieuwe bewoners van de Braamkolk zijn Gerrit Scholten en Fenneken Roeterdink. Zij trouwden in 1837 en zullen eerst op het ouderlijk huis van Gerrit hebben gewoond, dat is 't Bosser in de Boschterhoek. Als Gerrit zijn ouders in 1841 op Brinkman gaan wonen, trekken Gerrit en Fenneken bij hun in. Er komt dan weer een Van der Meij op de Braamkolk. Het is Gerrit Berend, broer van Willemina en dus ook een zoon van Albert van der Meij en Willemina Braamkolk. Hij werkte als werkbaas op 't Dijkerhof en staat in 1843 geregistreerd als werkbaas op 't Smeenk. Op 22 augustus 1845 trouwde dochter Alberdina met Lambert Berentzen en zij gaan dan inwonen op de Braamkolk welke groot genoeg was voor dubbele bewoning. Als andere dochter Willemken van der Meij op 19 mei 1848 trouwt met Egbert Bannink, gaan zij inwonen op de Braamkolk en vertrekken Alberdina en Lambert naar de katerstede Nijland. Egbert Bannink kwam van Laren en volgde het voorbeeld van zijn broer Mannes Bannink die in 1839 naar Gorssel kwam en toen de plek van de familie Van der Meij op 't Dijkerhof overnam! Broer Jan Willem kwam in 1841 ook naar Gorssel en ging wonen op 't Zand. Hij werkte ook als boerenknecht op boerderij 't Smeenk en had zodoende contact met Gerrit Berend van der Meij die zijn werkbaas zal zijn geweest. Egbert woonde voor zijn huwelijk bij zijn broer Jan Willem op 't Zand. Willemken en Egbert wonen tot circa 1852 op de boerderij. Gerrit Berend is op 15 januari 1854 overleden, hij was daarmee de laatste Van der Meij op Braamkolk. Na zijn overlijden vind er een boedelscheiding plaats en in de akte valt op dat al zijn schoonzoons als ook zoon Gerrit Jan daghuurder van beroep zijn. Verder valt op dat Gerrit Berend eigenaar is van een huis en heide maar daar niet woonde. Het betreft huis en erf E1383 + heide E1384 t.w.v. 300 gulden. Deze is aangekocht op 10 januari 1851 van Albert Eggink en dat was een stuk heide E547 waarop dus een huis zal zijn gebouwd. Het betreft de Stiele op de hoek van de huidige Flierderweg en Lindeboomweg waar dochter Willemina met echtgenote Teunis Hagens woonde, maar waarvan Gerrit Jan eigenaar werd bij de boedelscheiding. In die buurt woonden ook dochter Willemken en als zoon Gerrit Jan in 1854 trouwt met Lammerdina Klein Nulent gaat hij op de Stiele wonen en trekt Aleida bij het stel in.
 
Hendrikus Kamperman en Gerritjen Scholten (dochter van Gerrit Scholten van Brinkman) worden in 1854 de nieuwe bewoners. Hendrikus komt oorspronkelijk uit Bathmen maar werkte op Groot Bentink in Gorssel en leerde zo Gerritjen kennen die op de naastgelegen boerderij 't Bosse woonde. Zij trouwden op 19 juni 1846, hun huwelijk bleef kinderloos. Het echtpaar pacht de boerderij van het echtpaar Graevestein en uiteindelijk de weduwe Elizabeth Graevestein-Fischer van 't Eschede. Zij laat in 1863 het gehele landgoed Eschede incl. de Braamkolk veilen. Deze wordt dan beschreven als het plaatsje Braamkolk bestaande in huis en erf, bakhuis, berg en pomp voorts bouw- en weideland, akkermaalshout en uitweg. De perceel is aanvaardbaar vanaf 22 februari 1864, de datum dat het pachtcontract eindigt. Koper is Bernardus van Til die bij de veiling gelijk twee percelen bouwland genaamd het Hoenderstuk en de Middelkamp koopt en in totaal 3910 gulden hiervoor betaalt. Hendrikus koopt bij de veiling een kamp bouwland de IJsselkamp genaamd, deze is gelegen nabij 't Gier. Hij gaat wonen in een nieuw kleiner boerderijtje nabij de Braamkolk, welke op de tekening hierboven is te zien. Ook dit boerderijtje wordt Braamkolk genoemd en de oude boerderij wordt daarna ook wel Groot Braamkolk genoemd. Wij gaan straks bij Hendrikus en Gerritjen op visite. Gerritjen werkte overigens voor haar trouwen als dienstmeid op boerderij 't Gier bij de familie Roeterdink en ze woonde er ook.

Op de foto hiernaast zien wij de boerderij en het paard Rossinant. Op de oude boerderijfoto hierboven herkennen wij een cirkelvormige plek. Hier liep Rossinant en zijn voorgangers vele rondjes waarmee een as werd aangedreven voor o.a. een hakselmachine.
 
Op 3 februari 1864 wordt de plaats op (Groot) Braamkolk dan ingenomen door Bernardus van Til en Hendrika Olijslag, zus van Maria Olijslag van de Kleine Muil. Ze waren op 31 oktober 1863 getrouwd. Er worden twee zoons en twee dochters geboren. De jongens overlijden op jonge leeftijd.

Dochter Janna trouwde met Jan Wuestman en later met Teunis Bouwmeester en woonde met hen op het Emsbroek, de boerderij naast Erve Strookappe in Harfsen. Met Jan heeft Janna in het eerste huwelijksjaar nog wel op Braamkolk gewoond. Zij trouwde op 4 mei 1895 en op 30 juli overleed haar moeder Hendrika Olijslag dus het was wel net zo praktisch dat Janna toen op Braamkolk bleef wonen. Februari 1896 verhuizen Janna en Jan naar Eefde en in 1898 verhuizen zij dan naar Harfsen. In 1896 komt overigens nog een zuster van Hendrika Olijslag op de Braamkolk wonen, haar naam is Leentjen. Zij was toen zelf net weduwe geworden en zo konden Bernardus en Leentjen elkaars gemis een beetje opvullen. Van lange duur was het niet, Leentjen overleed op 22 februari 1898.

Op de foto hiernaast zien wij de gezusters van Til op latere leeftijd. Ook een foto van de bijbel van Hendrika Olijslag die zij in 1848 kreeg, zij was toen 17 jaar oud. Op het sluitwerk zijn haar initiatel H.O.S. gegraveerd.

Na het overlijden van Hendrika wordt op 3 december 1896 een akte opgemaakt waarin de scheiding van goederen wordt beschreven. Hierin wordt de nalatenschap van Hendrika verdeeld over de beide dochters. De onroerende goederen bestaan uit een huis, schuur, berg en erf, tuin, bouwland, weiland, akkerhout en een uitweg welke samen ruim vier hectare groot is en een geschatte waarde van 4750 gulden heeft. Er blijkt ook nog een hypotheek van 2500 gulden te zijn welke op 14 november 1863 was afgesloten met Johanna Hendrika Wassink maar in 1894 was overgenomen door Hendrik Makkink van 't Wolferink.
 
Familie Boerstoel anno 1913
 
Dochter Garritjen is degene die op de Braamkolk is blijven wonen en deed dat met Jan Willem Boerstoel (neef van Teunis Bouwmeester) met wie zij op 8 mei 1897 was getrouwd. Vader Bernardus blijft op Braamkolk wonen en overlijdt er op 13 juni 1911. Hij verkocht de boerderij al in 1898 aan zijn schoonzoon. De Boerstoel familiefoto hierboven is gemaakt in 1913 en wij zien v.l.n.r. zoon Hendrik, vader Jan Willem, zoon Gerrit, dochter Hendrika, moeder Garritjen, dochter Johanna Willemina en zoon Bernard. Dochter Johanna en zoon Jan Willem waren nog niet geboren en staan niet op de foto, maar Johanna zien wij op het paard Rossinant op de foto hierboven en zoon Jan Willem komt zo aan bod. Op de foto hieronder zien wij Rossinant aan het werk met Gerrit Boerstoel. Als Gerrit niet aan het werk was, mocht hij graag fotograferen mede waardoor het Braamkolk verhaal zo geïllustreerd is!
 
Van hun zeven kinderen is het jongste zoon Jan Willem die op Braamkolk is blijven wonen. Hij trouwde in 1946 met Gerdien Slijkhuis uit Deventer en zij kregen drie dochters.

Op vrijdagmorgen 2 september 1949 slaat het noodlot toe als de boerderij afbrandt. Een dienstknecht vulde de petroleumlamp met benzine i.p.v. petroleum waarna de Braamkolk in lichterlaaie kwam te staan, er was geen redden meer aan! Dat kwam mede door een gebrek aan bluswater. De inboedel ging grotendeels verloren, maar persoonlijke ongelukken deden zich gelukkig niet voor.

Garritjen maakte de brand niet meer mee, zij was eerder dat jaar op 21 februari overleden. Jan Willem overleed op 23 april 1957. De foto hiernaast is gemaakt in 1937 toen het echtpaar 40 jaar was getrouwd.
 
De familie Boerstoel woonde daarna korte tijd in de schuur met een kamer, keuken, twee slaapkamers en twee bedsteden. In oktober en november 1949 wordt een bouwaanvraag gedaan voor een nieuw woonhuis aan de Eesterhoekweg en een landbouwschuur op een bestaande fundering van een uitgebrand perceel, met de tekening van de schuur waar de familie Boerstoel woonde. Het plan voor het nieuwe woonhuis wordt later nog gewijzigd en pas in november 1950 wordt de vergunning verleend en het nieuwe huis gebouwd, het huidige adres is Gorsselse Enkweg 11. Op de plek van de Braamkolk stond later een kippenschuur. Jan Willem junior deed nog wat boerenwerk op Braamkolk en werkte daarnaast als melkrijder voor de zuivelfabriek in Eefde. De ‘melkritten’ werden bij inschrijving toegekend en dit was een nevenactiviteit bij zijn boerenwerk. Later had hij een grondverzetbedrijf en woonde hij met Gerdien in een nieuw huis welke in 1969 is gebouwd, vergunning werd verkregen op 5 november 1968. Zijn oudste dochter woonde toen met haar man en twee kinderen op nummer 11.
 
 
Jan Willem was vooruitstrevend in zijn werk, zo had hij als eerste een sproei installatie. De andere boeren vonden dat allemaal maar niets, maar jaren later had iedereen er wel één! Jan Willem mocht in zijn jonge jaren ook graag varen op de IJssel in zijn eigen gebouwde kano en bouwde op latere leeftijd in de schuur een waar jacht! En vliegen mocht hij ook graag, vanaf Teuge ging de vlucht dan vaak richting Gorssel en Harfsen waar de familie Boerstoel oorspronkelijk op boerderij Klein Hoentjen woonde. Kortom: ter land (ook met de motorfiets op de weg), ter zee en in de lucht, Jan Willem was overal voor in! Gerdien is overleden in 1982 en Jan Willem woonde tot 2006 op nummer 13 en ging toen wonen in een verpleegtehuis, eerst in Zutphen, later in Deventer waar hij op 21 januari 2012 op 93-jarige leeftijd is overleden. De jaren na zijn vertrek uit Gorssel bleef hij zijn verjaardag vieren in Gorssel waarvoor een zaal in de Roskam werd gehuurd en oude buren uit de Eesterhoek hem de hand kwamen schudden!
 
1695-1730~ Gosen Jansen Braamkolk en Jenneken Gerrits Landeweer Eerste hoofdbewoners
1730-1750 Hendrik Waanders Braamkolk en Hendersken Klein Bannink Geen familie van vorige bewoners
1742-1744 Jan Jansen en Derksken Hendriks Braamkolk Derksken is de dochter van Hendrik en Hendersken
1746-1756~ Aerent Garrits en Derksken Hendriks Braamkolk Aerent is de tweede echtgenoot van Derksken
1756-1783 Willem Braamkolk en Geertruid Ligtenberg Geen familie van vorige bewoners
1778-1814 Albert van der Meij en Willemina Braamkolk Willemina is de dochter van Willem en Geertruid
1802-1838 Gerrit Steven Peters en Willemina van der Meij Willemina is de dochter van Albert en Willemina
1839-1840 Gerrit Scholten en Fenneken Roeterdink Geen familie van vorige bewoners
1841-1854 Gerrit Berend van der Meij en Aleida Smeenk Gerrit Berend is de broer van Willemina en zoon van Albert en Willemina Braamkolk
1854-1864 Hendrikus Kamperman en Gerritjen Scholten Geen familie van vorige bewoners
1864-1911 Bernardus van Til en Hendrika Olijslag Geen familie van vorige bewoners
1897-1957 Jan Willem Boerstoel en Garritjen van Til Garritjen is de dochter van Bernardus en Hendrika
1946-2006 Jan Willem Boerstoel en Gerdien Slijkhuis Jan Willem is de zoon van Jan Willem en Garritjen
     
  Huidig adres: Afgebrand, stond nabij huidig adres Gorsselse Enkweg 11  
 
 
Klein Braamkolk 
 
Het ontstaan van dit boerderijtje werd al beschreven in het verhaal van de Braamkolk. Hendrikus Kamperman en zijn echtgenote Garritjen Scholten moesten op zoek naar een nieuw onderkomen nadat boerderij de Braamkolk in 1863 was verkocht en het pachtcontract in 1864 was beëindigd. Er wordt een nieuw boerderijtje gebouwd en aan de bouw van het huisje werden geen hoge eisen gesteld. Slecht cement tussen de stenen voldeed, het huisje hoefde niet zo lang mee te gaan, 100 jaar was lang zat. Wij noemen het huisje Klein Braamkolk omdat de oorspronkelijke boerderij nadien ook wel Groot Braamkolk werd genoemd.
 


Hendrikus en Garritjen hadden geen kinderen, maar hun neven Jan, Teunis en Gradus Dommerholt woonden bij hun in, zij zijn zoons van Garritjen haar zuster Fredrika. Op 10 november 1874 komt Hendrikus te overlijden en de neven zijn ook vertrokken.

Voor Garritjen alleen is het huisje te groot en zij besluit deze te verhuren aan een familie met een hele toepasselijke naam ... Braamkolk! Het is Gerrit Braamkolk uit Epse die terug naar zijn roots gaat, want hij is de kleinzoon van Jan Willem Braamkolk die in 1743 op de Braamkolk werd geboren! Zelf is hij geboren op het boerderijtje Braamkolk aan de huidige Hankweg in Epse.

De pachtveiling dateert van 5 februari 1877 en betreft het daghuurdersplaatsje de Braamkolk aan de Waterdijk en bestaat uit een huis en erf, bouwland en hakhout op de kadastrale percelen E 756, 764 en 765 met een totale oppervlakte van 2,25 hectare. Niet inbegrepen zijn een kamer gelegen ten zuiden van het huis (waarin Gerritje zal zijn blijven wonen) alsmede het hakhout en een stukje grond. Het contract gaat in per 22 februari 1877 voor de duur van zes jaren. Hoogste bieder is Gerrit Braamkolk voor 138 gulden per jaar, dit bod brengt hij uit samen met zijn broer Albert Braamkolk en zwager Albert Kieftenbelt.

Op 12 februari 1877 heeft Garritjen nog veel spullen op een veiling verkocht. Dat waren huisraad, gereedschappen, gewassen en ook nog twee koeien en twee pinken. Bij elkaar kreeg zij er 707 gulden voor en daarmee kon zij samen met de pacht toch nog aardig in haar oude dag voorzien.

 
Gerrit Braamkolk is klompenmaker en getrouwd met Hendrika Lammerdina Beltman. Het gezin bestaat verder uit vier zoons en in 1879 wordt er nog één geboren, dat is zoon Hendrik. Garritjen Scholten blijft dus in een apart gedeelte van het huis wonen en is er overleden op 15 oktober 1886. Na haar overlijden worden de resterende goederen geveild op 10 november 1886 op Braamkolk door haar erfgenamen (diverse personen o.a. Dommerholt, Klein Velderman en Wiltink) en dat bracht nog bijna 120 gulden op. Vervolgens wordt op 12 januari 1887 ook het boerderijtje met de grond geveild, dat zijn de kadastrale percelen E 764, 765, 1977 (huis), 1978 en 1979. Koper is Hendrik Makkink van 't Wolferink en hij betaalt er 2.210 gulden voor. Een ander gedeelte van het bouwland met perceelnummer E 1979 wordt voor 1.050 gulden gekocht door Gerrit Jan Wiltink van de Pastorie.

Op 28 mei 1887 trouwt Harmanus Scholten (achterneef van Garritjen Scholten) met Tonia Enterman en zij gaan dan in het gedeelte van het huis wonen waar Garritjen eerder woonde.

In 1889, na twee pachttermijnen van 6 jaar, vertrekt de familie Braamkolk weer naar Epse en gaan daar wonen op de Boschweide aan de huidige Kletterstraat waar ze in 1877 ook vandaan kwamen. Later bouwen ze een boerderijtje verderop de Kletterstraat welke Nieuw Braamkolk werd genoemd, deze had later het adres Kletterstraat 35 en werd in 1900 verkocht aan zoon Hendrik Jan. Ernaast werden twee andere gelijksoortige boerderijtjes gebouwd welke werden bewoond door zoons Gerrit Jan (Kletterstraat 33) en eerder genoemde Hendrik (Kletterstraat 31). Hem zien wij hiernaast op de foto, een bijzondere foto want hij is de enige Braamkolk die op Braamkolk in Gorssel is geboren en waarvan een foto is!
In 1889 vertrekt ook de familie Scholten en wordt de boerderij bewoond door één familie: Wunderink. Het zijn Harmen Wunderink (weduwnaar van Willemina Stoelhorst) en Tonia Leusink die naar Braamkolk komen en zij blijven er hun hele leven wonen. Harmen werkte voor de familie Makkink van 't Wolferink die in 1889 al eigenaar van het boerderijtje was geworden, vandaar dat Harmen er mocht wonen. Harmen is tragisch overleden op 17 oktober 1917 nadat hij door paard en wagen achterwaarts de kolk in werd gedrukt. Niet duidelijk is of dit de kolk bij de Braamkolk of het Bartjes Gat bij 't Wolferink is geweest. Bij het Bartjes Gat deed zich een soortgelijk ongeval voor waarbij ene "Bart(je)" verongelukte en waarnaar toen de kolk toen is vernoemd.

Bartjes Gat is eigenlijk een oude weerdstrang. Een strang is een waterloop. In de uiterwaarden (de weerdjes of de weerden) langs de IJssel, ter hoogte van ’t Boschloo, de Braamkolk, ’t Eschede en ’t Wolferink liep zo’n strang. Dit is een oude waterloop van de IJssel. Er is echter weinig van over. Bartjes gat dat ten onrechte een kolk wordt genoemd is een overblijfsel. Ook verder stroomafwaarts richting de duiker zijn nog sporen te vinden. Bij de veiling van het Groote en Kleine Loo werd ook een weerdstrang geveild welke mogelijk die ter hoogte van 't Boschloo was.

Op 31 mei 1919 trouwt dochter Derkjen Wunderink met Willem Poesse die de volgende mannelijke hoofdbewoner van het huis werd. Willem werkte ook Makkink van 't Wolferink. Deze bood hem aan diens arbeiderswoning aan de Sweersingstraat te kopen waar Willem graag gebruikt van maakt.
Het boerderijtje bij het Braamkolk was ondertussen in zeer slechte staat en Makkink van 't Eschede weigerde er ook maar iets aan op te knappen, hij had veel liever de grond als landbouwgrond. Hij kreeg zijn zin, in 1956 werd het boerderijtje gesloopt nadat de familie Poesse al naar de Sweersingstraat was verhuisd. Hierna mocht de bungalow van de Gorsselse Enkweg 13 worden gebouwd welke veel meer richting de weg stond.

Op 8 november 1932 is Tonia Leusink op Braamkolk overleden en zijn er in de periode van 1922 tot 1936 vijf kinderen van Willem Poesse en Derkjen Wunderink geboren.
De foto hiernaast is van Willem Poesse en is genomen voor het Boershuis.
 
1864-1886 Hendrikus Kamperman en Garritjen Scholten Eerste bewoners van het nieuwe huis, afkomstig van oude Braamkolk boerderij
1877-1889 Gerrit Braamkolk en Hendrika Lammerdina Beltman Geen familie van vorige bewoners, wel van de oorspronkelijke Braamkolk bewoners
1887-1889 Harmanus Scholten en Tonia Enterman Harmanus is een achterneef van Garritjen
1889-1932 Harmen Wunderink en Tonia Leusink Geen familie van vorige bewoners
1919-1956 Willem Poesse en Derkjen Wunderink Derkjen is de dochter van Harmen en Tonia
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond eind achter huidig adres Gorsselse Enkweg 13  
 
 
Sweersink
 

De boerderijnaam Sweersink bestaat al in 1494 (toen geschreven als"Swersinck") in de Eesterhoek maar het betreft hier boerderij 't Dijker. Deze boerderij wordt in de 17e eeuw genoemd als Sweersinck en in 1783 als "Sweerssink of Dijkersplaats" maar overwegend als 't Dijker of een afgeleide daarvan. Aan het einde van de 18e eeuw herleeft de naam Sweersink als een nieuwe boerderij wordt gebouwd op het land Sweersinkkamp welke toebehoorde aan 't Dijker en ook wel den Moijlerhuisacker werd genoemd zoals te lezen is in een akto anno 1699. Dit stuk land wordt op 1 augustus 1797 verkocht door Garrit Dijkerman aan Jan Jebbink uit Leesten. Zijn dochter Anna Jebbink en schoonzoon Gerrit Valkeman werden later eigenaar. Mogelijk is de boerderij gebouwd in de periode dat de Berger Hoeve is afgebroken en zijn de gebinten van deze boerderij gebruikt voor de bouw van boerderij Sweersink welke aan de weg werd gebouwd welke van 't Eschede naar de Pastorie liep.

 

De familie ging er niet wonen maar verpachtte de boerderij en het land aan hun achterneef Gerrit Jan Nengerman uit Eefde. Hij en zijn vrouw Aaltjen Teunissen zullen er in 1799 zijn komen wonen. Gerrit Jan werkt als landbouwer en dat geeft aan dat Sweersink een redelijke boerderij moet zijn geweest welke in 1829 nog als klasse 7 wordt ingedeeld, dezelfde klasse als Hoekman dat jaar.

Er worden in 1829 vijf gezinsleden geregistreerd, naast Gerrit Jan en Aaltjen zijn dat dochter Teune, schoonzoon Teunis en kleinzoon Albert. Gerrit Jan en Aaltjen kregen tien kinderen waaronder zoon Gerrit die op 10 mei 1822 trouwde met Anneken Zandscholten die als dienstmeid op 't Smeenk werkte en op de Steege heeft gewoond. Het stel vertrekt naar Brummen.

Teune was het jongste van Gerrit Jan en Aalten en is op 3 februari 1800 als enige op 't Sweersink geboren. Zij trouwt op 13 mei 1825 met Teunis, ook een Nengerman! Zij zijn niet alleen naamgenoten, maar ook neef en nicht. Ze worden de nieuwe hoofdbewoners van Sweersink en staan er alleen voor als hun (schoon)ouders in 1835 allebei komen te overlijden: Aaltjen op 26 maart en Gerrit Jan op 10 november.

De foto hiernaast is in 2024 gemaakt. Het bosje bomen dat middenin het weiland staat, markeert de plek waar ooit boerderij Sweersink stond. Rechts in de verte is boerderij Smeenk te zien, de fotograaf staat met zijn rug naar de Laan van Eschede.

 
Teune en Teunis krijgen acht kinderen in de periode 1826-1843. Dochter Hendrika trouwde met Jan Brummelman en woonde achter Erve Strookappe in Harfsen. Dochter Stina Gerritdina trouwde op 20 juli 1860 met Jannes Schutte en bleef op Sweersink wonen. Teunis is dan al overleden, dat gebeurde op 27 augustus 1856. Teune overleed op 28 december 1861. Teune werd in 1861 nog wel oma van kleinzoon Gerrit. In 1862 en 1864 werden twee dochters geboren en op 28 januari 1865 vertrekken Jannes Schutte en Stina Gerritdina Nengerman met hun drie kinderen naar Bathmen waar nog een zoon werd geboren. Later woonde de familie Schutte in Laren alwaar Stina Gerritdina op 31 maart 1928 is overleden op de gezegende leeftijd van 91 jaar.
 
Gerrit Valkeman en Anna Jebbink verkopen de boerderij op 10 april 1837 aan de 25-jarige Frederik Christiaan Colenbrander en zo komt 't Sweersink onder 't Eschede te vallen. Frederik Christiaan overlijdt in 1839 ongehuwd op 27-jarige leeftijd en zo komt het eigendom terecht bij zijn moeder Elisabeth Fischer. In 1863 laat zij het gehele landgoed Eschede en dus ook 't Sweersink veilen. Deze wordt dan omschreven als het plaatsje Sweersing bestaande in huis en erf, bakoven en pomp met bouwland en boomgaard en samen bijna drie bunders groot. In de akte staat ook geschreven dat de familie Nengerman het plaatsje tot 22 februari 1865 in pacht heeft. Koper is Teunis Wiltink die ook een stuk heide met bouwland van vier bunders koopt en daar in totaal 10.260 gulden voor betaalt.
 
Teunis Wiltink en zijn echtgenote Elisabeth ter Maat zijn dus de nieuwe bewoners die op 21 maart 1865 vanuit Diepenveen komen alwaar zij woonden op het erve Midden Wechele. Gorssel is echter bekend terrein want ze zijn er beiden geboren. Zo komt Teunis van Frankenplaats en is Elizabeth geboren op 't Hekkert. Teunis is al 65 en Elisabeth is 63 en ze doen het dus rustig aan. Ze hebben zes dochters die met drie broers Oostenenk, twee broers Roeterdink en één Wiltink zijn getrouwd. Dat is Gerrit Jan Wiltink die met jongste dochter Hendrika Willemina Wiltink is getrouwd en neef en nicht van elkaar zijn. Gerrit Jan is namelijk de zoon van Hendrik Jan Wiltink, broer van Teunis en hoofdbewoner van 't Reins. Wij zien hem op de foto hiernaast, van de andere Wiltinks is er helaas (nog) geen foto. Hendrik Jan is weliswaar geen bewoner van 't Sweersink maar zal er ongetwijfeld op bezoek zijn geweest.

Gerrit Jan trouwde namelijk in op 't Sweersink. Hij en Hendrika Willemina verhuizen in 1868 met hun (schoon)ouders naar de naastgelegen Oude Pastorie. Sweersink wordt niet verkocht, maar verhuurd. Aan wie zien we zo. Teunis en Elisabeth overlijden beiden in 1871 op de Oude Pastorie en boerderij Sweersink wordt daarna op 31 mei 1872 getaxeerd. Het "erve Zwiersink" bestaat dan uit een huis en erf met een zaadberg en een boomgaard, bouwland de Kamp, nog een stuk bouwland en een weiland, te samen 7 hectare met een geschatte waarde van ruim 10.000 gulden.
 
Op 5 maart 1868 kwamen Derk Wansink en Helena Stegink met vier kinderen vanuit Wilp en op 10 februari 1869 wordt er nog een dochter geboren. Op 25 mei 1871 vertrekt het gezin naar Deventer.

Opvolgers zijn dagloner Hendrik Leunk (van de Botter in Harfsen) en Johanna Smeenk die op 10 februari 1871 waren getrouwd en in november 1871 naar Sweersink komen, de boerderij heeft dan alweer een half jaar leeggestaan. Het zal niet meer in goede staat zijn geweest en daarom wonen Hendrik en Johanna er ook maar drie jaren. Zoon Hermanus Albertus is er nog geboren op 13 september 1873 en het volgende kind werd in 1876 in Harfsen geboren, begin 1875 zullen Hendrik en Johanna de boerderij hebben verlaten waarna 't Sweersink zal zijn afgebroken. Op 23 januari 1875 stond er een advertentie in de krant waarin G.J. Wiltink van de Oude Pastorie de boerenwoning Zweersink voor afbraak aanbiedt met de vermelding dat deze thans nog wordt bewoond door H. Leunk. Tevens worden er meerdere appelbomen en twee notenbomen, staande bij de boerenwoning, aangeboden.

De huidige Sweersingstraat is nog het enige wat aan de boerderij herinnert. De weg welke op de tekening is te zien liep naar 't Boershuis van 't Eschede en het verlengde hiervan na 't Wolferink is de Sweersingstraat. De weg is tegenwoordig nog herkenbaar in de weilanden nabij boerderij de Borghte zoals op de foto hiernaast is te zien. Overigens staat er in het huidige bosje op de plek van de oude boerderij ook nog een notenboom!
Hiernaast zien wij een koperen knoop. Deze is gevonden op de plek nabij het Sweersing waar vroeger de oude weg langs de boerderij liep. Onduidelijk is of deze van één van de bewoners of van een passant is geweest.
 
1799-1835 Gerrit Jan Nengerman en Aaltjen Teunissen de Groot Geen familie van vorige hoofdbewoners
1825-1861 Teunis Nengerman en Teune Nengerman Teune is de dochter van Gerrit Jan en Aaltjen
1860-1865 Jannes Schutte en Stina Gerritdina Nengerman Stina Gerritdina is de dochter van Teunis en Teune
1865-1868 Teunis Wiltink en Elisabeth ter Maat Geen familie van vorige hoofdbewoners
1868-1871 Derk Wansink en Helena Stegink Geen familie van vorige hoofdbewoners
1871-1875 Hendrik Leunk en Johanna Smeenk Geen familie van vorige hoofdbewoners
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond tussen huidige adressen Gorsselse Enkweg 9 en Laan van Eschede 2
 
 
Het Sweersink behoorde tot 't huis van Eschede net als het Borghte (het boershuis van 't Eschede), de Braamkolk, de Kleine Muil, de Oude & Nieuwe Vos en het Nijhuis. Oorspronkelijk behoorden alle boerderijen tot de Marke Eschede, later werd deze gesplitst in de Eesterhoek en de Eesterbrink waartoe de Nieuwe Vos en Nijhuis behoren.

Nu volgen we de boerderijen die zoals op bijgaande tekening te zien is om het huis van Eschede lagen t.w. 't Burgte, 't Koetshuis, Ontijdink, Bosser, Wolferink en Dijkerhof waarvan de laatste later is verplaatst.

Maar eerst brengen wij een bezoek aan het Huis te Eschede, het oudste huis van de Eesterhoek.
 
 
't Eschede  
 
't Eschede is een eeuwenoud huis welke anno 1046 al in een oorkonde staat vermeld en dan "Ascete" wordt genoemd. In 1212 heet het Eschete en in 1296 Ascede. Uiteindelijk wordt de naam geschreven als 't Eschede ook al wordt het wel eens foutief als Enschede geschreven, maar dat ligt iets verder van Gorssel in Twente. Daar ligt weer het dorp Tubbergen waar ook een huis met de naam Eschede stond welke ook wel Eeshof was geheten. De namen Eesterhoek en Eesterbrink zullen dan waarschijnlijk ook zijn afgeleid van de naam Eschede. Het is vrijwel zeker dat er familiebanden zijn tussen de bewoners van 't Eschede in Tubbergen en Gorssel.
 
't Eschede was de zetel van de Marke Eschede en was er al voordat er een kerk in Gorssel stond en eigenlijk is 't Eschede het oorspronkelijke centrum van het huidige Gorssel. Dat de kerk uiteindelijk in het huidige centrum van Gorssel is gebouwd zal er mogelijk mee te maken hebben gehad dat 't Eschede wel erg dicht bij de IJssel stond en men er wel eens last van natte voeten kreeg zoals in het verhaal bij het naburige Ontijdink ook te lezen is.
 
In 1378 was eigenaresse Alijt van Escheen en zij wordt dan beleend met "Den Hoff tot Escheen". Waarschijnlijk is zij de Jonfrouwe van Eschede die in 1382 wordt genoemd in den kerspel van Goirslo. De volgende belening vindt plaats in 1406 en is op naam van Willem van der Horst "van Escheide" die 't Eschede waarschijnlijk geërfd heeft en zich dan ook Eschede gaat noemen. Anno 1401 wordt hij als weerbare man "in den kirspel van Gorslo" genoemd als Willem van Esgede. Zijn eerste vrouw Jutte van Diepenbroeck en tweede vrouw Aleid van Rouwenoort worden er resp. in 1406 en 1422 & 1428 mee beleend. Ook zijn zuster Wilhelmina (getrouwd met Reinier Lensink) wordt in 1422 beleend met 't Eschede, Willem is dan overleden. In 1438 wordt 't Eschede overgedragen aan zoon Hendrik van Eschede die later trouwde met Aleid van Haef. Uit dit huwelijk worden twee zoons geboren: Hendrik en Albert. Het is zoon Albert die het goed overneemt en hij wordt vermeld in de pondschatting van 1492 als Aelbert van Eesschede bij het goed "ten Putte" waarvan hij ook eigenaar zal zijn geweest, onbekend is alleen waar deze boerderij heeft gestaan.
 
Albert wordt in 1511 beleend met 't Eschede maar transporteert zijn bezit in 1527 aan Jan Ketel. Zijn broer Hendrik trouwt omstreeks 1508 met Anna van Beverforde en zij krijgen een dochter genaamd Anna. Zij is de laatste eigenaresse uit het geslacht Eschede en heeft deze verkregen van de weduwe van Jan Ketel en wordt in 1531 beleend als erfgename van haar oom Albert. Zij is dan al getrouwd met Johan van Voorst die in 1549 te Gorssel overlijdt en ook "Van Voorst tot Gorssel" is geheten. Anna van Eschede overlijdt in 1566 te Deventer. Dat jaar wordt 't Eschede dan uitgegeven als sadelleen, in 1378 (toen Alijt werd beleend) was dat nog als een dienstmansleen. Anna draagt 't Eschede in 1564 en 1566 over aan haar zoon Johan die was getrouwd met Elisabeth van Gent en later in Doesburg woonde. Dit huwelijk is kinderloos en daarmee wordt Margriet, dochter van Anna, erfgenaam van 't Eschede. Zij is weduwe van Arent van Lintelo en heeft een zoon genaamd Diederik die de volgende erfgenaam is. Maar Diederik wordt in 1600 doodgeslagen door Jan Dymberg, richter te Anholt en zo ging 't Eschede over aan Diederik zijn zoon Arnt die dan nog minderjarig is.
 
In de verpondingskohieren van de periode 1646-1650 blijkt Maximiliaan von Pasqualine de eigenaar van 't Eschede. Hij is de zwager van zojuist genoemde Arnt die kinderloos is overleden. Bij 't Eschede blijken dan twee hoven te behoren met weidelanden waarop 12 koeien grazen, deze stonden bekend als het Hof 't Eschede. De twee hoven stonden ongeveer op de plek van het latere Koetshuis en worden daar verder besproken. De Borghte, het latere Boershuis van 't Eschede, wordt apart in het kohier genoemd en is dan nog geen eigendom van 't Eschede. Wij gaan even verder in de tijd en komen uit bij bij Goossen van Keppel die geen familie van de familie Eschede was. Hij was ook eigenaar van de havezate Nijenhuis bij Laren en wilde van 't Eschede ook een havezate maken zodat hij zijn beide zoons een havezate kon nalaten. Hij slaagde daar echter niet in en na zijn overlijden in 1679 erfde zoon Hendrik met 't Eschede een leuk optrekje, maar geen havezate. Op 6 mei 1686 wordt in het breukenboek genoemd "Hendrick van Keppel tot Eschede" en is hij hier dus nog woonachtig.
 
De Marienborch anno 1720
In 1692 wordt Evert Marrienborch bij een gerechtelijke uitspraak met 't Eschede beleend. Hendrik van Keppel is dan al overleden en zijn broer Derk, die 't Eschede van hem erfde, zal financiële problemen hebben gehad en 't Eschede hebben moeten verkopen. Evert is getrouwd met Martha (Maria) Helena Vriesen die in 1713 als lidmaat op 't Eschede wordt geregistreerd en dan weduwe blijkt te zijn. Krachtens het testament van Evert worden Hendrik en Evert Pot in 1715 met 't Eschede beleend. Hendrik en Evert zijn neven en kinderen van Harmina Marrienborgh (zus van Evert) en Gerrit Podt. Evert en Martha zullen dus geen kinderen hebben gehad. Wel hadden zij een dochter maar zij overleed in 1700 te Deventer.

De tekening hiernaast is gemaakt in 1720 door Frans Berkhuijs en heeft de titel "De Marienborch". Het is zeer aannemelijk dat hiermee 't Eschede wordt bedoeld en dat de naam van de vroegere eigenaar is gebruikt. Er bestaat bij Gorssel geen ander huis met deze naam. Enig voorbehoud bij de authentiekheid van deze tekening moet wel gemaakt worden omdat Frans Berkhuijs niet altijd even betrouwbaar was. Tevens wijkt de tekening af van de twee verdere tekeningen die van 't Eschede zouden zijn gemaakt die even verderop dit verhaal staan afgebeeld. Maar ook daarvan is het niet helemaal zeker of die 't Eschede betreffen en kan het goed zijn dat dit een herenhuis betreft die na 1720 is gebouwd en dat op de tekening hiernaast het oude Eschede te zien is.

 

Hendrik Pot (ook wel Podt) wordt uiteindelijk alleeneigenaar en was burgemeester van Deventer. Als burgermeester van deze stad is het niet aannemelijk dat hij permanent op 't Eschede heeft gewoond. Als knecht Hendrik Jansen van der Meij op 13 mei 1749 overlijdt wordt hij genoemd als "als knecht van de heer Podt" en zal Hendrik wel bekend zijn geweest in Gorssel. Ook werd zijn tweede vrouw Willemina Elisabeth Greven in 1718 peetmoeder van een kind dat op 't Hof ten Eschede is geboren. In 1753 gaat 't Eschede over naar enige zoon Gerhard Podt en na diens overlijden in 1783 naar Elia Elisabeth Podt, een dochter van Hendrik Podt en echtgenote van Jacob van de Graaff. Zij overlijdt op 31 augustus 1793 op den Huize Eschede en haar eigendom gaat dan over op Jacob en hij moet dan de 50ste penning (een bedrag van maar liefst 465 gulden) betalen voor het volgende: 1e den Hof te Eschede, 2e uijt de rijsweerden, twee drie vierde whaaren, 3e twee en een halve whaar uijt de Borgh, 4e de whaare uijt Ontedinck, 5e het erve de Borgh, 6e het erve Ilbrink, 7e den halfscheid van een stuck uijt Ontendinck, 8e het halve erve Busse, alle onder Gorssel geleegen. Jacob overlijdt twee jaar later in 1797 en het bezit gaat dan over op Egbert Hendrik Greven. Hij is de naaste bloedverwant, een zoon van een neef van Elia Elisabeth van moeders kant. Maar hij moest 't Eschede delen met anderen en verkoop bleek de enige mogelijkheid om de erfenis te verdelen. De families Podt en Greve(n) woonden resp. in Deventer en Zwolle en niet bekend is of zij ook permanent op 't Eschede hebben gewoond, waarschijnlijk was het meer een zomer- of weekenverblijf. In de uiteindelijke verkoopakten wordt alleen de naam van Geertruid Femma Ingena Podt genoemd, de andere erfgenamen waren absent. Zij is een dochter van een andere neef van Elia Elisabeth van vaders kant en de enige erfgenaam met de naam Podt.

 

De veiling van 1798 bestond uit de volgende zeven percelen:

1. Het goed Eschede, bestaande uit de erven vanouds genoemd Borgte en Eschede, met de verdere onder dit parceel opgenoemde landerijen, waarop het heerenhuijs en verder getimmerte, hoven, platagien om het huis, Sterrebosch, allées en bosschen van linden, beuken, eijken en andere boomen, het weijdeland de Pas genoemd, een groote buijtendijksche hooijweerd met vijf en een quart whaare in de één en twintig van de Escheder Rijsweerden, het eijgentlijke erve Eschede, bestaande in huijs, bergh, schaapenschot en oven, hof en boomgaard en verdere landerijen, als de Grote Eester of Schotkamp, den Nieuwenkamp, den Middelstenkamp, den IJsselkamp, in gebruik bij Braamkolk, het Nieuwe Land, in gebruijk bij Jan Op ’t Zand, het weijdeland de Maate, de onverdeelde helft in den Sweertsenkamp, en het Hoenderstuk, waarvan de andere helft behoord aan de ervgenaamen van wijlen Mr. J. v.d. Graaf, alles met de akkermaels bosschen, heggen en boomen daar op, om en tegen, de katerstede de Braamkolk, bestaande in huijs, een stuk zaaijland, akkermaalsbosch en hegge, beuken, Telgenboschje en opgaande boomen, 6½ koeweijde in de 41¼ op den Escheder Koeweerd, voorts nog ¼ whaar in de Gorsselsche Weerden, regt van schaapendrift, stemrecht in de Mark van Eschede en Gorssel, Markenrichterschap in de Mark van Eschede, bank en grafstede in de kerk van Gorssel, zijnde het erve Eschede als een zadelleen, voormaels leenroerig geweest aan de gewezen Provincie Gelderland, daarentegen bij dit parceel verkogt de leenkamer met de vasallagien daarbij behoorende.

2. Het erve Ilbrink, bestaande in een huijs, hooijberg, schaapschot etc. boomgaard en schapenland, hofkamp, voorsten Steenkamp, Laagenkamp, Middelstenkamp, Loohoek, Korte Vooren en Paaltjes Stuk, alles met de akkermaals bosschen en heggen daarbij behoorende, benevens de opgaande boomen, zoo op den kamp bezijden als achter het huijs, met vijf en één halve koeweijdens op den Escheder Koeweerd, mitsgaders drie zestiende whaare in de Gorsselse weerden, alsmede het regt van schaapendrift. Gekocht door Mr. Engelbert OpGelder uit Zutphen voor ƒ 8050,-- excl. hooggelden.

3. Het allodiale erve Bosse, bestaande in huijs, berg, hof en boomgaard met een stuk zaaijland, voorts een kamp zaaijland, Saaltjeskamp geheeten, en het Loostukje met het akkermaals hout en boomen, weijdegrond en uitdrift op de hooge kloot, één vierde part in de Bos, het Lookamp genaamd, twee koeweijdens op den Escheder Koeweerd, en nog een achtste whaare in de Gorsselsche Weerden. Gekocht door Gerrit Santscholten uit Gorssel voor ƒ 4265,--.

4. Katerstede het Loo genoemd, bestaande in huijs en onderhoorige zaeij- en weijdeland, bij Philippus in ‘t Loo in pagt gebruikt wordende, mitsgaders de heggen om het land en het daarbij gelegen akkermaals boschje en verder houtgewas, benevens een koeweijde in den Escheder Koeweert. Aangekocht door Hendrik Grotenhuijs uit Epse voor van als vooren voor ƒ 1213,10.

5. Het weiland de Kleijne Hooijweert bij Braamkolk gelegen, met het rijsweertje daarachter en de peppelenboomen daarvoor, dan nog een rijsweertje verder naar beneden gelegen, te zaamen met ééne whaar in de één en twintig whaaren in de Escheder rijsweerden. Deze wordt samen met perceel 2 aangekocht door Engelbert OpGelder voor ƒ 1690,-- excl. hooggelden. Samen met perceel 2 betaalde hij ƒ 9907,-- incl. hooggelden.

6. Een stuk hooijland met de daarom staande hegge, onder het schoutampt Zutphen, bij het erve Joppe kennelijk gesitueerd. Aangekogt door A.H. van Markel Bouwer van het Huize Joppe voor ƒ 795,--.

7. Een stuk zaaijland, het Bakkershofjen genaamd, door kooper Jan OpSandt van 't Zand in pagt. Aangekocht voor ƒ 213,15.

 
De veiling vindt plaats op 25 september 1798 (waarschijnlijk in Zwolle) en de koper van perceel 1 met het heerenhuijs is Frederik Christiaan Colenbrander, weduwnaar van Maria Christina Alida Hissink. Op 20 april 1799 wordt de koop in een akte bekrachtigd. Het goed Eschede blijkt dan te bestaan uit "de erven van ouds genaamd Borgte en Eschede met de verdere onder dit parceel opgenoemde landerijen, waarop het Herenhuis, met stalling, hoveniers huis en verdere getimmerte, hoven plantagiën om het huis, Sterrebosch, Slingerbosch, Alleen en Bosschen van linden, beuken, eiken en andere bomen". Uit bovenstaande blijkt dat er dus twee erven (boerderijen) op het landgoed stonden: de Borghte (het boershuis) en 't Hof te Eschede. Dit stond ook al hierboven beschreven bij de opsomming van de zeven geveilde percelen. Tevens staat daar nog vermeld dat ook katerstede de Braamkolk tot dit perceel behoorde.

Begin 1800 wordt het goed Eschede getekend, zie hiernaast. Het huize Eschede is duidelijk te herkennen aan zijn bijzondere vorm. Ten noorden ervan staat de Borghte en links het Hof te Eschede met hoveniershuis en stalling, het toen nog onbewoonde koetshuis.

Tot het goed Eschede behoren ook 6,5 van de 41 koeweiden en een vierde op de Escheder koeweerd, stemrecht in de marke van Eschede en ook die van Gorssel, uiteraard het markerichterschap van Eschede en een bank en grafstede in de kerk van Gorssel. De prijs van het goed Eschede was 33.600 gulden.
 
Frederik Christiaan Colenbrander is koopman te Zutphen en woonde wel op 't Eschede en wordt dan ook in onderstaand bewonersoverzicht vermeld. Hij woonde er echter niet permanent maar alleen "des zomers op den huize Eschede te Gorssel, des winters te Zutphen". Hij verhuurde 't Eschede daarom ook en deed dat al vanaf 1800 toen Arie van der Linde en Susanna van Rhee er gingen wonen. Zij krijgen twee kinderen op 't Eschede die er zijn opgegroeid want pas in 1823 vertrekken Arie en Susanna naar Sloterdijk. In 1822 hadden ze al gezelschap gekregen van Leonard de Casembroot en Adriana Johanna van Neukirchen, er was dan ook ruimte zat in het grote huis en ook zij kregen er twee kinderen. Leonard was Agent van het Departement van Oorlog. Andere bekende huurders zijn Matthieu Guillaume van der Bank en Johanna Willemina Wijnveldt die er in 1836 voor vier maanden wonen. Het is niet duidelijk of ze dat alleen in 1836 hebben gedaan of ook in andere jaren.
 
Huize Eschede
Frederik Christiaan Colenbrander had een zoon genaamd Gerhardus Johannes die in 1810 trouwde met Elizabeth Fischer en zij zullen ook zo nu en dan op 't Eschede hebben gewoond. Merendeel van de tijd waren ze in Zutphen waar Gerhardus in 1817 is overleden.

Elizabeth hertrouwt in 1821 met Johan Frederik Klein en zij wonen in Zutphen, Duiven en Velp waar Johan in 1832 is overleden. Maar ook nu mag aangenomen worden dat zij ook wel eens op 't Eschede hebben gewoond. Elizabeth Fischer gaat daarna voor langere tijd op 't Eschede wonen en doet dat met zoon Frederik Christiaan Colenbrander die op 20 februari 1839 op 't Eschede overlijdt. Zijn opa Frederik Christiaan was op 22 mei 1836 in Zutphen overleden. Hij is daar ook begraven en heeft dus geen gebruik gemaakt van de verworven grafstede in de kerk van Gorssel, mogelijk heeft hij deze verkocht.

Elizabeth Fischer trouwt op 27 maart 1840 voor de derde maal en doet dat dit keer in Gorssel met gepensioneerd majoor bij de infanterie Jacobus Sappius Graevestein en zij gaan permanent op 't Eschede wonen. Met Gerhardus Joannes Bremer wordt dan een werkbaas aangetrokken; zijn moeder, broers en zuster worden op de Borghte gestationeerd. In die tijd was het erfmarkerigterschap van de marke Eschedé nog steeds verbonden aan het Eschedé. Dit is zo gebleven tot aan de opheffing van de marke in 1842. Een halfzus van Jacobus Sappius Graevestein woonde dat jaar op 't Ontijdink.
 
De tekening hierboven is afgebeeld in het boek "Uit Gorssel's Verleden" van J. de Graaf als huis Eschede omstreeks 1860. De tekening hiernaast zou ook van 't Eschede zijn maar zeker is dat niet, het is waarschijnlijk de Groote Haar in Gorssel welke ook wel Klein Eschede werd genoemd. De tekening is namelijk gemaakt door Wijnand Klinkhamer wiens broer Sibout Christiaan op de Groote Haar woonde. Tevens zijn er ook verschillen tussen de beide tekeningen die beide van omstreeks 1860 dateren. Zo heeft het huis op de tekening hiernaast geen trap bij de voordeur, geen klok op het dak en geen schoorstenen. Daarnaast zijn de ramen hoger en is er een dakraam welke 't Eschede niet had. Meest kenmerkend is de vorm: duidelijk is dat het achterhuis even breed is als het voorhuis terwijl 't Eschede naar achteren toe steeds smaller werd. De tekening staat bij de nazaten van het echtpaar Klein-Fischer echter bekend als zijnde die van 't Eschede, maar een vergissing kan toen ook zijn gemaakt. Overigens kan het goed zijn dat beide tekeningen hetzelfde huis betreffen maar dat de eerste tekening een bouwtekening was, zo ziet die er wel uit. Uiteindelijk is het huis dan met wat minder pracht en praal gebouwd.

Dan zijn we er nog niet helemaal uit met de onduidelijkheden, want wellicht zijn er twee Huize Eschedes geweest. Van de eerste heeft dan nog lange tijd een steunbeer tegen het latere koetshuis gestaan, zie foto bij dat verhaal. Dat zou dan die van de tekening van Marienborch kunnen zijn. Het tweede huis Eschede stond dan op de bekende plek en zou dus die van bijgaande tekeningen kunnen zijn. De bouwstijl is veel recenter dan de andere tekening en lijkt op het nog bestaande Reuversweerd te Cortenoever waarvan de familie Colenbrander ook eigenaar was. Het kan ook nog zijn dat de familie Colenbrander dat huis dan nieuw heeft laten bouwen wat dan de afwijkende vorm met de tekening van 1798 verklaart.
Huize Eschede of Groote Haar
 
Er wonen en werken ook gewone Eesterhoekers op 't Eschede. Dat is bijvoorbeeld koetsier Jan Willem Ilbrink van 't Ilbrink wiens dochter Gerritdina in 1848 op het erve Eschede wordt geboren wat dan alleen nog de Borghte blijkt te zijn. Jan Willem woont later op de Kleine Muil maar blijft werkbaas op 't Eschede.

Andere bekende namen zijn Harmen Roeterdink van 't Roeterdink, Gerrit van Hummel van de Bloedkamp en Berend Scheuter van 't Scheuter te Eefde die zou trouwen met de zus van Hendrika Grada Broekman van de Borghte. Zo ontsprong er ook wel eens een romance op 't Eschede!
Op 23 december 1862 overlijdt Jacobus Sappius Graevestein en is Elisabeth voor de derde keer weduwe. Alleen op 't Huize Eschede ziet ze niet meer zitten en ze besluit permanent naar Zutphen te verhuizen wat ze doet op 15 augustus 1863. De portretten hiernaast zijn van Jacobus Sappius Graevestein en Elisabeth Fischer.

Het Huize Eschede is in slechte staat en verkoop (voor afbraak) lijkt daarom een logische keuze. Er wordt een veiling georganiseerd en aangekondigd op 23 mei 1863 in de advertentie hieronder.
 
Dit is de advertentie voor de veiling van 't Eschede op 10 juli 1863 bij de Roskam in Gorssel. De veiling omvatte het landgoed Eschede met de daarbij behorende boerenerven en verdere gronden, twee banken in de hervormde kerk en en drie graven op de begraafplaats te Gorssel. De aanwijzing van de percelen werd gedaan door den werkbaas Jan Willem Ilbrink van de Kleine Muil. Het herenhuis kon per 15 augustus 1863 in gebruik worden genomen, maar werd dus afgebroken. Koper was Albert Slagman die op de Borghte woonde en daarna verhuisde naar het koetshuis die tot 't Eschede behoorde. Albert kocht perceel 1 en deze omvatte het aanzienlijk en rentegevend landgoed Eschede bestaande in heerenhuis, koetshuis, paardenstalling, tuinmanswoning, schuur en verdere getimmerten. Albert betaalde er het aanzienlijke bedrag van 16.300 gulden voor.

De boeren-erven waren allemaal verpacht en konden pas op de 22ste februari van 1865 (Sweersing en het Nijhuis), 1866 (Oude Vos) en 1867 (Burgte, Braamkolk, Kleine Muil en Nieuwe Vos) worden aanvaard. De pachters staan allemaal op deze website genoemd bij de betreffende boerderijen en daar wordt tevens meer geschreven over de kopers, in een aantal gevallen waren dat de pachters zelf.
De twee kerkbanken werden gekocht door vier boeren: Jan Boschoo van 't Boschloo en zijn broer Gerrit Boschloo van 't Dijker kochten bank 17 voor 180 gulden en Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink en zijn zwager Willem Roeterdink van Groot Bentink kochten bank 18 voor 200 gulden.

Op de luchtfoto hiernaast staat in de voorgrond het koetshuis en in de achtergrond het boershuis. Het voormalige landhuis stond in het weiland rechts op de foto. De schuur tussen het koetshuis en de groene loods zou wel eens de tuinsmanswoning en één van de twee oude hoven kunnen zijn geweest. Hieronder volgt meer informatie over het boershuis (de Borghte) en het Hof & Koetshuis van 't Eschede en hun bewoners.


 
Op 5 december 1863 plaatst Albert Slagman een advertentie in de krant waarin een veiling wordt aangekondigd welke zou worden gehouden op den Huize Eschede zelve waarin deze voor afbraak te koop wordt aangeboden samen met verscheidene percelen bomen. Dat waren o.a. 22 eikenbomen en 22 beukenbomen en in totaal leverde dat Albert nog ruim 1.100 gulden op bij de uiteindelijk veiling die in de Roskam werd gehouden. De afbraak van het huis levert Albert het dubbele op, namelijk 2.200 gulden en de koper is ene Van Dijk. Deze zal de slopershamer hebben gehanteerd waarmee het oudste en bekendste huis van de Eesterhoek in 1864 is afgebroken!
 
Tot slot gaan we nog even terug naar de familie Colenbrander. Zij waren eigenaar van meerdere landhuizen en één daarvan is Reuversweerd te Cortenoever bij Brummen. Deze werd in 1830 gebouwd in de stijl van 't Eschede. Het landhuis werd bewoond door Frederik Christiaan Colenbrander junior, broer van Gerhardus Johannes Colenbrander. Daarna wonen er nog twee generaties Colenbrander en uiteindelijk woont er achterkleinzoon Johannes Galenus Willem Hendrik van Sytzama die er op 13 april 1945 door de Duitsers wordt gefusilleerd. Daarna is het landhuis niet meer bewoond maar niet afgebroken ook al werd deze tijdens de oorlog flink beschadigd.

Het huis maakt dus een vervallen indruk maar geeft daarbij wel een goed beeld van hoe 't Eschede eruit zal hebben gezien. Neem eens een kijkje en waan je terug in de tijd! Het adres is Piepenbeltweg 3. Of fiets deze route en kom langs de plek van 't Eschede, kasteel Reuversweerd en Slot Nijenbeek! En natuurlijk ook langs vele boerderijen van de Eesterhoek!
 
1692-1715~ Everhard Marrienborgh en Martha Helena Vriesen Eerste hoofdbewoners c.q. eigenaren van dit overzicht
1715-1753~ Hendrik Gerrits Podt en Willemina Elisabeth Greve Hendrik is de neef van Everhard
1753-1783 Gerhard Podt en Sara Aleida Eekhout Gerhard is de zoon van Hendrik en Wilemina Elisabeth
  Jacob van de Graaf en Elia Elisabeth Podt  
1799-1836 Frederik Christiaan Colenbrander  
1810-1820 Gerhardus Johannes Colenbrander en Elizabeth Fischer Gerhardus is de zoon van Frederik (en Maria Hissink)
1821-1839 Johan Frederik Klein en Elizabeth Fischer Johan Frederik is de tweede echtgenoot van Elizabeth
1840-1863 Jacobus Sappius Graevestein en Elizabeth Fischer Jacobus Sappius is de derde echtgenoot van Elizabeth
     
1800-1823 Arie van der Linde en Susanna van Rhee  
1822-1825 Leonard de Casembroot en Adriana Johanna van Neukirchen Eerste medebewoners en huurders van dit overzicht
1836-1836 Matthieu Guillaume van der Bank en Johanna Willemina Wijnveldt Geen familie van de hoofdbewoners
 
 
 De Borghte
 
De Borghte wordt ook wel 't Boershuis van 't Eschede genoemd maar is niet altijd als boerderij aan 't Eschede verbonden geweest, deze taak was oorspronkelijk weggelegd voor 't Hof te Eschede. In 1417 bestaat de boerderij al en wordt dan "erf Duedingh" genoemd. In 1473 wordt de boerderij genoemd als Ter Borch en in de pondschatting van 1494 komen wij de naam Doeinck tegen, eigenaar is dan Gerrit v.d. Capellen te Zutphen. In de pondschatting van 1492 wordt deze nog genoemd als "Doynck" en wordt er nog gesproken over een goetken, een kleiner goet dus. In het verpondingskohier van 1646 blijkt de Borghte genoemd als "De Borch, anders Doedinck" en is duidelijk dat beide namen dezelfde boerderij betreffen waarvoor ook de namen Borchte en Burgte zijn gebruikt.
 
Eigenaar is de familie Van Steenbergen die op Slot Nijenbeek aan de overkant van de IJssel woont. Dit kon wel eens onderdeel van een strijdplan zijn geweest tussen Voorst en Gorssel waarvan gedacht wordt dat zij hun grondgebied probeerden de vergroten door de IJssel af te dammen en zo een andere koers te laten stromen waardoor de natuurlijke grens tussen beide grondgebieden wijzigde. De vreemde kronkel van de IJssel kan hiermee verklaard worden en daarmee zou Gorssel dus als winnaar uit de strijd zijn gekomen. Maar met een boerderij op Gorssels grondgebied hadden de Voorstenaren toch een troef in handen zeker omdat deze naast 't Eschede stond.
 
Eerste vermelding in de kerkboeken dateert van 1653 en is Jan Gerraetsen op Borgh, in 1649 getrouwd met Marie Everts. Jan was onderschout en uiteraard ook landbouwer. Omstreeks 1650 zorgde hij voor vijf koeien en twee kalveren. Marie is dochter van Evert Jacobs die waarschijnlijk de eerdere hoofdbewoner van de Borghte was en in 1646 ook nog dienst deed als onderrichter en conform wordt genoemd in het verpondingskohier van dat jaar. Jan en Marie krijgen vier kinderen waarvan dochter Geertjen later op 't Walle woont.

Op 20 juni 1669 hertrouwt Marie en is Jan dus overleden. Nieuwe echtgenoot van Marie is Hendrik Jansen die zelf weduwnaar is van Trijne Reijnts Wolferink en vader is van dochter Elsken waarover we straks te spreken komen. Hendrik trouwt in bij Marie en wordt dus de nieuwe bouwman op de Borghte.

Op 14 juni 1674 trouwt Hendrik voor de derde keer en is Marie dus overleden. Hij trouwt met Trijntjen Hansen uit Markelo en zij gaat dan op de Borghte wonen.
 
Mogelijk is het echtpaar voor 1679 verhuisd van de Borghte naar 't Hof te Eschede want dan trouwt zojuist genoemde Elsken en zij wordt dan vermeld als "dochter van Hendrick op den Hoff ’t Eschede" echter dit is niet met zekerheid vastgesteld en het kan ook een andere Elsken zijn geweest. Wie de opvolgers zijn op de Borghte is niet bekend, pas in 1724 wordt een "Jan van de Boersplaatse" genoemd van wie zoon Garret dan trouwt en gaat wonen op de Stege in Harfsen. Niet helemaal zeker is of met de Boersplaatse de Borghte wordt bedoeld, maar het is wel aannemelijk.
 
Voor meer zekerheid over de bewoning maken we een klein sprongetje in de tijd en komen dan Jan Borgman tegen die met zijn naam de familienaam Borgman deed ontstaan welke dus is afgeleid van de boerderijnaam. Het zal ongeveer 1736 zijn geweest als Jan van de Oude Vos kwam, daarvoor was zijn naam nog Jan Vos en hij komt oorspronkelijk van 't Ilbrink. Hij is de zoon van Arent Jansen op 't Ilberinck.

Op 5 oktober 1738 trouwt te Lochem Peter Arends, zoon van Arent te Boershuijs van Gorsel, met Lutgert Nengerman. In 1738 woont er dus een Arent op het Boershuis. Mogelijk was dat de vader van Jan die eerder ook op 't Ilbrink woonde. Hij woonde daar zeker tot 1729 en kan omstreeks 1736 met zijn zoon Jan op 't Boershuis zijn komen wonen.

Echtgenote van Jan is Jenneken Groot Hulze uit Harfsen. Het echtpaar had zes kinderen waarvan de laatste twee op de Borghte zijn geboren. Jenneken overlijdt op 6 februari 1757 en Jan is overleden voor 17 februari 1774, in een peindinge akte van die datum wordt namelijk gesproken over de erfgenamen van Jan Arentzen Borgman.

 

Eén van die erfgenamen is Jan zijn jongste zoon Arend. Hij trouwt op 14 april 1772 te Zutphen met Janna Christina Jolink en er worden uit dit huwelijk vijf kinderen geboren. Het echtpaar zal waarschijnlijk op de Borghte zijn komen wonen maar zijn voor december 1784 verhuisd naar 't Bosse (Ontijdink) want in een latere akte van bekendheid van Arend Borgman wordt beschreven dat hij in december des jaars 1784 is overleden op het erve Bosscher. Het is niet bekend wie de opvolgers zijn op de Borghte.
 
Als in 1815 een register van hoofden der huisgezinnen wordt aangelegd blijkt pas dat Hendrik Roeterdink de hoofdbewoner van de Borghte is. Hij trouwde op 18 februari 1813 met Hendrika Nikkels en zij zullen na hun huwelijk waarschijnlijk direct op het boershuis komen wonen. Hendrik is afkomstig van Groot Bentink en is uiteraard landbouwer van beroep. Het echtpaar had geen kinderen maar kreeg in 1831 wel de zorg over hun 4-jarige neefje Gerrit Nikkels nadat diens ouders Harmen Nikkels en Maria Botterman waren overleden. Harmen is de broer van Hendrika en woonde en werkte voor zijn huwelijk op de Borghte. De zorg voor kleine Gerrit was van korte duur, hij overlijdt op 17 september 1832. Hendrik zelf is overleden op 4 maart 1837 en Hendrika hertrouwt op 4 augustus 1838 te Bathmen met Gerrit Koersen en zal toen uit Gorssel zijn vertrokken.

De nieuwe bewoners komen uit Toldijk. De nieuwe hoofdbewoonster is Petronella Versteeg die in 1836 weduwe is geworden van Derk Bremer. Haar kinderen zijn allemaal ongehuwd volwassen en vestigen zich ook in Gorssel: drie op het Boershuis bij moeders en één (de oudste zoon) op het Koetshuis, hem komen wij straks weer tegen.
In 1843 wordt het achterhuis vergroot en de nieuwe sluitsteen vermeldt "J.S.G. + E.F. 1843". De initialen zijn van Jacobus Sappius Graevestein en Elisabeth Fischer, bewoners van Huize Eschede en eigenaren van de Borghte. De verbouwing valt mogelijk samen met de komst van de nieuwe bewoners: Lammert Nengerman en Derkjen Scheuter. Derkjen was al bekend in de buurt, zij woonde en werkte anno 1821 op 't Wolferink. Het echtpaar had geen kinderen, maar wel waren er vele dienstknechten en dienstmeiden op de boerderij. Anno 1846 waren dat bijvoorbeeld Jenneken van der Meij (geboren op 't Dijkerhof) en haar latere zwager Gerrit Leunk. Ook Albert Slagman was knecht in 1846 en in 1851 lopen er zelfs twee Albert Slagmannen rond op de Borghte, het zijn neven van elkaar. Eén van de twee is de zoon van Janna Scheuter, zus van Derkjen Scheuter. Door deze familieband mag hij zijn oom en tante opvolgen en hij doet dat met Hendrika Grada Broekman met wie hij in 1860 trouwde. Ook Hendrika is familie, haar moeder Geertjen is de zus van Lammert Nengerman. Zo trouwde een nicht van Lammert met een neef van Derkjen, prima geregeld! Overigens woonde en werkte er nog meer familie van het echtpaar op boerderij waaronder Gerrit Jan Nengerman, broer van Lammert, die er op 17 september 1859 is overleden.

1863 is het jaar dat er veel veranderde bij 't Eschede. Het herenhuis wordt in de zomer geveild en gekocht door Albert Slagman die het laat afbreken. Hij koopt ook de tuinmanswoning en het koetshuis welke niet worden afgebroken. Op 10 december 1863 verhuizen de families Nengerman en Slagman van het Boershuis naar het Koetshuis nadat zij deze tot boerderij hebben verbouwd.

De Borghte wordt gekocht door Jan Willem Meijerink voor 9920 gulden. Deze bestaat dan uit de boerderij met schuur, bakhuis, pomp, zaadberg, akker- en weidegronden, bos en opgaande bomen en dat alles was ruim 10 hectare groot.

Februari 1864 komen Jan Willem Meijerink en zijn echtgenote Gerdina Jacobs met vijf kinderen vanuit Harfsen. In 1865 en 1866 worden nog twee kinderen geboren en op 5 februari 1867 overlijdt Jan Willem. Gerdina hertrouwt op 4 juni 1868 met Evert Jan Pelgrum die uit Warnsveld afkomstig is en het na een jaar wel gezien heeft in Gorssel en Gerdina en de kinderen dan meeneemt naar Warnsveld. Daarbij zoon Gerrit Johan Pelgrum die op 15 juli 1869 is geboren. Gerdina is de zus van Evert Jan Jacobs die in 1866 op 't Weiland kwam wonen.

 
Op 13 november 1869 is het dan de beurt aan Harmen Plumpman en Janna Polsvoort. Harmen is geboren op 1 januari 1800 en is daarmee de eerstgeborene te Gorssel van de 19e eeuw. Hij en Janna zijn afkomstig van Deventer maar woonden tot 1866 op de Plumpe te Harfsen. Ook de ongetrouwde zoon Hermanus komt op de Borghte wonen. Bijna tien jaren lang wonen zij op de boerderij, ze vertrekken op 7 juni 1879 naar Zutphen. Harmen overlijdt er later dat jaar. Hij was geen eigenaar maar pachter van de Borghte, het pachtcontract dateert van 28 september 1869 en hij pachtte deze van Evert Jan Pelgrum en Gerdina Jacobs.
 
In 1879 dan eindelijk weer een geboren Eesterhoeker op het boershuis van 't Eschede! Het is Hendrik Karel Wiltink die op 7 mei 1848 op 't Dijkerhof is geboren als zoon van Antoni Wiltink en Willemina Bovendorp. Niet alleen Hendrik Karel maar ook zijn zus Christina en broer Antonij komen op 't Boershuis wonen, zij zijn allen afkomstig van Epe. Christina en Antonij zijn niet in Gorssel maar in Diepenveen geboren. Alle drie de Wiltinks zijn ongehuwd, maar trouwen later wel. Hendrik Karel is de hoofdbewoner en leent op 18 november 1880 achtduizend gulden van Hendrik Makkink van 't Wolferink. Het geld had hij nodig om de Borghte te kunnen kopen, hij was dan ook eigenaar van de boerderij. Hij kocht de boerderij van Gerdina Jacobs.

In 1883 vertrekt Antonij weer naar Epe en blijven Hendrik Karel en Christina alleen met dienstmeid Gerritje Kiezebrink over. Hendrik Jan Poorterman wordt dan aangetrokken als dienstknecht en een jaar later wordt met Willemina Kiezebrink, zus van Gerritje, een extra dienstmeid aangetrokken.

Op 17 januari 1885 is het dan zover: Hendrik Karel trouwt met Willemina Voorhorst uit Baak. Zij is de dochter van Krisjen Wiltink, en ja, familie! Krisjen is namelijk de zus van Antoni (vader van Hendrik Karel) en zij zijn kinderen van Klaas Wiltink en Willemina Bovendorp van 't Wolferink. Dat maakt Hendrik Karel en Willemina neef en nicht van elkaar. Kinderen kwamen er niet, maar net als jaren ervoor met het kinderloze echtpaar Roeterdink komt er wel een klein kereltje naar de Borghte. Het is de 6-jarige Christiaan Schieven, zoon van Willemina haar zus Johanna Voorhorst die dan nog wel in leven is. Het heeft er alle schijn van dat er op dat moment opnieuw geïnvesteerd wordt in de toekomst, het huwelijk was feitelijk ook al een investering waarbij het geld binnen de familie bleef.

Op 10 december 1888 wordt er overigens nog wel een kind geboren op de boerderij. Het is Gerrit Willem Bluemink, zoon van de ongehuwde dienstmeid Gerdina Bleumink wiens moeder Gerritjen Scheuter nog op de Braamkolk geboren is. De boerderij huisvest met Jan Willem Muller ook een kostganger die op 22 maart 1892 overlijdt.
Als Christina in 1895 van de boerderij vertrekt, zijn Hendrik Karel en Willemina de enige hoofdbewoners. Christiaan trouwt op 25 oktober 1902 met Hendrika Verdonk die afkomstig is van de Kleine Koekkoek te Harfsen, daar waar de familie Strookappe vroeger inwoonde. Als Hendrik Karel Wiltink op 25 oktober 1905 overlijdt, zijn er al twee kinderen geboren en heeft hij geweten dat het met de verdere opvolging wel goedkomt. De boerderij had hij in 1903 al aan Christiaan verkocht, de Borghte is dan al uitgegroeid tot een erve met ruim 13 hectare oppervlak. Christiaan was landbouwer van beroep maar had met de Borghte een gemengd bedrijf met akkerbouw, veeteelt, varkens en kippen.

Wat hij nog niet kon weten dat het de jongste van de in totaal zeven kinderen zou zijn die voor de opvolging zou zorgen. Wij hebben het dan over Christiaan junior die op 22 juli 1915 werd geboren. Op de foto hiernaast was het nog niet zover en zien wij zijn andere vijf zussen en één broer samen met zijn ouders en "oma" Willemina Voorhorst. Zij overlijdt op 28 januari 1934 en heeft dus ruim 49 jaren op de Borghte gewoond.
Op de foto rechts zien wij Christiaan senior met zijn kinderen Derk en Jet tijdens vespertijd uitrusten van het zware werk op het land.

Zoon Christiaan junior trouwde op 17 mei 1940 met Gerritjen Ebbink en zij kregen vier kinderen die op 't Boershuis zijn geboren. Het echtpaar boerde van 1940 tot 1948 op de boerderij. Ook al was 't Boershuis een aanzienlijke boerderij met veel grond, de ambities van Christiaan reikten verder. Zo besloot de familie te emigreren naar Canada wat in 1948 gebeurde. Dit deed hij samen met zijn zuster Johanna en zwager Gerrit Hendrik Kloosterboer die op de Steege in Harfsen woonden.
De Eesterhoekers komen afscheid nemen van de familie Schieven en ter gelegenheid hiervan is bijgaande foto genomen. Wij herkennen hierop de bewoners van o.a. Senneken, Oude Vos, Dijker, Koetshuis, Braamkolk, Smeenk, Zand, Wolferink, Boschloo, Nijland en Dijkerhof.


Christiaan Schieven en Hendrika Verdonk bleven wel op de Borghte wonen. Christiaan is op 11 december 1972 overleden en woonde toen mogelijk nog op de Borghte. Hendrika is op 4 oktober 1976 overleden, zij woonde toen in een rusthuis te Eefde.
 
Opvolgers zijn Jan Tuitert en Gerritdina Johanna Schieven, zus van Christiaan. Zij waren afkomstig van boerderij Marsman te Joppe en kwamen in 1949 naar het Boershuis. Zij hebben de boerderij eerst gepacht van Christiaan Schieven senior en in 1953 gekocht. Boerderij Marsman werd ondertussen aangehouden en verpacht aan Willem en Jet Wolters en later aan Hendrik Jan in 't Hof.

Na diens vertrek werd de boerderij overgenomen door zoon Fré Tuitert ook al was zoon Wim de beoogde opvolger op de Borghte. Hij trouwde echter met Johanna Smeenk in Almen en nam daar de boerderij over. Zoon Fré werd daarop gevraagd op de Borghte te komen boeren wat hij deed vanaf 1968 nadat Jan Tuitert op 15 januari 1968 was overleden. Gerritdina Johanna Schieven is op 12 november 1980 overleden, zij verhuisde na de komst van haar zoon naar de Noorseweg in Gorssel.

En dit zijn de muizenvangers van de Borghte!
 
Tegenwoordig wordt er niet meer geboerd op het boershuis. De boerderij is door Bureau Prent, het bedrijf van de latere eigenaar, vakkundig verbouwd. Het resultaat van het totaal, boerderij, erf- en landschapsinrichting was van hoge kwaliteit en resulteerde in 2003 tot de status van ‘Boerderij van het Jaar’!
 
1649-1669 Jan Gerrits en Marie Everts Borghman Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1669-1674 Hendrik Jansen en Marie Everts Borghman Hendrik is de tweede echtgenoot van Marie
1674-....... Hendrik Jansen en Trijntjen Hansen Costers Trijntjen is de tweede echtgenote van Hendrik
1736-1774< Jan Borgman en Jenneken Groot Hulze Geen familie van vorige hoofdbewoners
1772-1784< Arend Borgman en Janna Christina Jolink Arend is de zoon van Jan en Jenneken
1784-1813 Onbekend  
1813-1838 Hendrik Roeterdink en Hendrika Nikkels Geen familie van vorige bewoners
1838-1843 Petronella Versteeg Geen familie van vorige bewoners
1843-1863 Lammert Nengerman en Derkjen Scheuter Geen familie van vorige bewoners
1864-1867 Jan Willem Meijerink en Gerdina Jacobs Geen familie van vorige bewoners
1868-1869 Evert Jan Pelgrum en Gerdina Jacobs Evert Jan is de tweede echtgenoot van Gerdina
1869-1879 Harmen Plumpman en Janna Polsvoort Geen familie van vorige bewoners
1879-1934 Hendrik Karel Wiltink en Willemina Voorhorst Geen familie van vorige bewoners
1902-1972~ Christiaan Schieven en Hendrika Verdonk Christiaan is een neefje van Willemina
1940-1948 Christiaan Schieven en Gerritjen Ebbink Christiaan is de zoon van Christiaan en Hendrika
1949-1968 Jan Tuitert en Gerritdina Johanna Schieven Gerritdina Johanna is de dochter van Christiaan en Hendrika
     
  Huidig adres: Laan van Eschede 2  
 
 
't Koetshuis
 
In de verhalen van 't Eschede en de Borghte werd al gesproken over 't Hof te Eschede. Deze aanduiding werd ook wel gebruikt voor 't Huize Eschede, maar het zijn twee verschillende huizen. Drie eigenlijk, want het hof bestond uit twee hoven. Er liep dan ook meer vee dan op de Borghte die omstreeks 1650 vijf koeien had, op 't Hof te Eschede waren dat er 12. Eeuwenlang woonden en werkten op 't Hof de bouwlieden voor de eigenaren van 't Eschede. Door de ligging was de boerderij al duidelijk verbonden aan het huize Eschede zoals vele boerderijen tot 't Eschede behoorden. Feitelijk is zo de Eesterhoek ontstaan waar daglonerhuisjes rond 't Eschede werden gebouwd en uitgroeiden tot de erven van later en nu.
 
In 1615 wordt in het markeboek Eschede melding gemaakt van Albert ten Busche die dan bouwman "op den hoft tho Eschede is" en dan opdracht krijgt om opzicht te dragen over de schuttingen. Drie jaar eerder was hij ook al opzichter over de kribben en zal hij ook al op 't Hof te Eschede hebben gewoond, want dat soort erebaantjes waren vaak voor de bouwman van 't Hof te Eschede. Albert komt oorspronkelijk van 't Boschtert in de Boschterhoek en was getrouwd met Tonnisken Jansen. Ze wonen er tot 1637 en verhuizen dan naar 't Ontijdink. De reden was de hoge pachtprijs op 't Hof: ze betaalden 100 gulden per jaar maar de laatste drie jaren moesten ze 100 daalders per jaar gaan betalen.

Bij de start van het lidmatenboek in 1713 wordt melding gemaakt van Martha Vriesen "op 't huijs toe Eschede" en Jan Hendriks en Geertjen "op den Hof toe Eschede" wat dus aangeeft dat het Huis en het Hof verschillend zijn. Maar één echtpaar op het Hof dan, maar eerder en ook later was er zeker sprake van dubbele bewoning.

Omstreeks 1657 waren er bijvoorbeeld Gerraet Albers met zijn echtgenote Evertien Rensink en Aelbert Jansen met zijn echtgenote Jenneken en zo'n 30 jaren later waren dat Lambert Simons & Welmer en Jan Hendericks & Elsken Hendriks. Het laatstgenoemde echtpaar woonde eerst op de Beckerstede ('t Zand) en Jan was ruiter onder Carl Sophronius Philipp Graaf van Flodorph en Wartensleeben. Omstreeks 1688 zal het echtpaar zijn komen wonen op de boerderij. In 1690 en 1691 worden er kinderen uit hun huwelijk geboren en waarschijnlijk wonen zij er in 1708 nog steeds ervan uitgaande dat Jenneken, die dat jaar trouwt en wordt genoemd als dochter van "Jan Hendrijks op den Hof toe Eschede", hun dochter is.
 
Voor 1713 zal het echtpaar waarschijnlijk zijn verhuisd of overleden omdat in het lidmatenregister van dat jaar alleen de ehelieden Jan Hendrijks en Geertjen worden genoemd en dat zijn Jan Hendriks van 't Ilbrink en Geertjen Arends van 't Gier. Zij trouwden in 1670 en woonden eerst in op 't Ilbrink waar dochter Peterken in 1675 "in Ilberinck kamer" wordt geboren. Waarschijnlijk is het echtpaar al in 1686 op 't Eschede komen wonen en in dat geval is er nog steeds sprake van dubbele bewoning, eerst woonden zij dan bij Lambert & Welmer en later met Jan & Elsken. Toch is het niet helemaal zeker dat zij er in 1713 niet meer woonden omdat in 1714 ene Hendrik Janssen trouwt en genoemd wordt als zoon van "Jan Hendriksen uijt Gorsel op het hof Eschede" en het is aannemelijker dat dit een zoon is van Jan & Elsken dan Jan & Geertjen.
 


Op de laatste dag van 1713 trouwt zojuist genoemde Peterken met Hendrik Gerrits van 't Dijker en hij komt dan op 't Hof wonen. Peterken is al 38 jaren oud maar krijgt nog vier kinderen: drie dochters en een zoon genaamd Peter die in 1715 wordt geboren maar op 16 augustus 1748 overlijdt. Een dochter moet dus voor de opvolging zorgen. Dat is niet dochter Hendrina (waarvan mevrouw Pots van 't Eschede bij de doop nog peete was) want zij gaat wonen op 't Zand.

Nee, het is dochter Harmina van wie overigens geen doopakte gevonden is. Zij trouwt op 13 december 1748 (dus kort na het overlijden van haar broer) met Berent Jansen uit Deventer die daarna Berent Jansen Hofmeijer wordt genoemd. De benaming "den Hof tot Eschede" komen wij dan niet meer in de kerkboeken tegen, de boerderijnaam is overgegaan naar een gekozen familienaam zoals dat in die tijd ook met de Borghte gebeurde.

Berent had ook kunnen kiezen voor de familienaam Hofman maar deze was reeds vergeven, want op 3 mei 1739 trouwde Jan Breukink uit Holten met Hendersken Hendriks van 't Braamkolk en noemt zich vanaf dan Hofman en verraadt daarmee ook op 't Hof te Eschede te hebben gewoond en er is dan dus weer dubbele bewoning.
 
We volgen eerst even weer de familie Hofmeijer. Berent en Harmina krijgen zes kinderen in de periode 1750-1758. Berent overlijdt op 12 juli 1762 en Harmina leeft alleen verder als weduwvrouw. Haar moeder Peterken was in 1758 al overleden "bij de boer van Eschede" en vader Hendrik zal er waarschijnlijk ook niet meer zijn geweest. Maar gelukkig dus wel kinderen waarvan zoon Peter op 16 juli 1780 trouwt met buurmeisje Hendrika van 't Wolferink. Opvallend is het dat de familienaam dan is gewijzigd van Hofmeijer naar Boers. Ook dochter Henders trouwt in 1774 al als Boers. Mogelijk is hierdoor weer de boerderijnaam Boershuis ontstaan welke van 't Hof overging naar de Borghte toen deze boerderij nog de enige boerderij van 't Eschede was. Dat kan al in 1783 zijn geweest want op 28 januari vertrekken Peter, Hendrika en (schoon)moeder Harmina naar Eefde.
De kaart rechts dateert van ongeveer 1786. Rechtsboven zien we het (nieuwe) Huize Eschede en een weg naar beneden lopen. Links daarvan ligt de Borgthe en rechts daarvan twee hoven van 't Eschede. De linkse markeert de plek van het latere koetshuis en het andere hof stond dus wat meer naar de IJssel. De twee stipjes rechts zijn van 't Ontijdink.

Of is de familie Hofman langer op 't Hof gebleven? Dat was in ieder geval niet Jan Hofman want die is al voor 1768 overleden. Hij was toen getrouwd met Harmina Hendriks Lepper nadat Henders Braamkolk op 7 maart 1759 was overleden. Na het overlijden van Jan hertrouwt Harmina op haar beurt op 24 april 1768 met Garrit Braakhekke uit Harfsen. Of en hoe lang dit echtpaar op 't Hof te Eschede heeft gewoond is niet bekend. Garrit is op 8 maart 1817 overleden en woonde toen op het erve Hassink in Epse, Harmina was toen al overleden.
 
Dat er nog wel bouwlieden op 't Hof zijn blijven wonen blijkt uit de verkoopakte van 20 april 1799 als Frederik Christiaan Colenbrander het hele Eschede koopt en 't Hof als volgt wordt omschreven: " Het eigenlijke Erve Eschede, bestaande in huis, berg, schapenschot en oven, hof en boomgaard en verdere landerijen, als de Groote Eester of Schotkamp, de Nieuwenkamp, waarvan twee mudden tiendplichtig, de Middenstenkamp, de IJsselkamp, in gebruik bij Braamklok, het Nieuweland, In gebruik bij Jan Op Zand, zijnde tiendpligtig, het weideland de Maate, de helft onverdeeld in den Sweersenkamp en het Hoenderstuk, waarvan de andere helft behoord aan de erfgenamen van wijlen mr. Jacob de Graaff, zijnde den Sweersenkamp in gebruik bij de boer van Eschede, en het Hoederstuk bij Braamkolk, alles met de akkermaalsbosschen heggen en bomen, daar op, om en tegen".
 
Als in 1815 een huizenregistratie wordt ingevoerd, is huisnummer 45 voor 't Ontijdink, huisnummer 46 voor 't Eschede en huisnummer 47 voor de Borghte. Geen apart huisnummer voor 't Hof welke dan waarschijnlijk niet meer bewoond zal zijn geweest of de bewoners werden gerekend tot bewoners van Huize 't Eschede waar dan Arie van der Linde als hoofdbewoner wordt geregistreerd.

Eigenlijk is van Arie niets bekend en wordt nergens beschreven wat hij voor de kost deed. Het is dan ook mogelijk dat hij de werkbaas of tuinman van 't Eschede was en niet op 't Huize maar op het oude Hof te Eschede woonde. Wij hebben hem opgenomen in het bewonersoverzicht van de tuinmanswoning. Van 1797 tot 1799 woont namelijk ene Gerrit Kuiper in Gorssel, waarvan bekend is dat hij tuinman van beroep was. Na zijn vertrek zou Arie dus aan het werk kunnen zijn gegaan als tuinman. Gerrit Kuiper trouwde in 1798 met Johanna Gerrits Helderman en vertrok op 13 augustus 1799 naar Wijhe.
 
Dat het eerder genoemde hoveniers huis en de stalling van de akte van 1799 er nog stonden blijkt later. De stalling is het latere koetshuis en het hoveniershuis wordt genoemd als tuinmanswoning. In 1837 komt er dan eindelijk duidelijkheid over het leven op het oude Hof 't Eschede als, beetje wrang in de context, Herman van Manen komt te overlijden "in de tuinmanswoning bij de huize Eschede". Herman is het 18 maanden oude zoontje van tuinman Herme van Manen en Jacoba Jorksveld. Bij de geboorte van Herman wordt zijn vader genoemd als werkbaas, hij zal beide functies voor 't Eschede hebben uitgevoerd. Later in 1837 verhuist de familie van Gorssel naar Millingen.
 
Mogelijk hebben daarna andere tuinmannen of werkbazen in de tuinsmanswoning gewoond, maar daarvan is geen aparte registratie. Het kan zijn dat Jan Willem Ilbrink, Harmen Roeterdink, Gerrit van Hummel en Berend Scheuter, die op huisnummer 46 werden geregistreerd, hier hebben gewoond.
 
De tuinmanswoning is naar alle waarschijnlijkheid de schuur welke links van het koetshuis staat en dat zal één van de twee hoven zijn geweest. Dat hier bewoning is geweest is te zien aan de brievenbus in de deur en de stookplaats welke zich in de ruimte achter de deur bevindt. De tuinsmanswoning stond dichtbij de tuin waarvan de muur op de foto hierboven nog zichtbaar is. Het is goed mogelijk dat dit één van de twee oorspronkelijke hoven is geweest en in de bewonersgeschiedenis hieronder hebben wij de bewoners van 't Kleine Hof laten doorlopen naar de bewoners van de tuinmanswoning.

Omdat de woning ook bij de stalling stond is het daarom ook goed mogelijk dat de koetsier c.q. verzorger van de paarden hier heeft gewoond. Bij de invoering van het bevolkingsregister anno 1861 is Jannes Schoolderman de koetsier van 't Eschede en hij wordt op hetzelfde blad als die van Jacobus Sappius Graevestein geregistreerd en er wordt daarbij geen melding gemaakt van een andere woning. Het lijkt erop dat in die tijd de vaste werknemers dus op 't Huize Eschede hebben gewoond. Eén van de dienstmeiden anno 1862 was Hendrika Veenhuizen die in 1867 trouwt met Hendrik Jan Zomer die in 1862 op de Borghte werkte.
 
Op de kadastrale kaart van 1832 is goed de ligging en grootte van het huis & erf van het koetshuis van perceel 717 te zien t.o.v. het die van Huize Eschede van perceel 705.

Perceel 716 was een tuin en percelen 718 en 719 waren boomgaarden. Perceel 704 was het enorme terrein van vermaak.
 
Wij volgen nu verder de bewonersgeschiedenis van het koetshuis van 't Eschede. Nadat het landhuis van 't Eschede in 1863 is afgebroken en de weduwe van Jacobus Sappius Graevestein naar Zutphen is vertrokken, verhuizen Lammert Nengerman en Derkjen Scheuter in december van het boershuis naar het koetshuis. Het blad van Huize 't Eschede uit het bevolkingsregister wordt gebruikt om de nieuwe bewoners van het koetshuis te registreren wat aangeeft dat het koetshuis daarvoor niet bewoond is geweest en alleen gebruikt is als stalling voor de koetsen. Met hen verhuizen Albert Slagman en Hendrika Grada Broekman en zij worden de hoofdbewoners nadat Lammert kort na de verhuizing, op 14 januari 1864, komt te overlijden. Albert Slagman is degene die het herenhuis 't Eschede had gekocht en veilde deze voor afbraak op 28 december 1863. Het herenhuis behoorde tot perceel 1 van de veiling en daarbij hoorde ook de tuinsmanswoning en het koetshuis welke tot boerderij werd verbouwd.
 
Eschede koetshuis met tuinmanswoning

Foto links hiernaast is van de voorzijde van het koetshuis. Aan de voorzijde van het koetshuis waren eerder (drie) grote staldeuren waardoor de paarden en koetsen konden, deze zijn de te zien op de foto rechts.

De schuur links is de tuinmanswoning. In de ruimte achter de schuur en links van het koetshuis liep het paard zijn rondjes in de rosmolen. Deze foto is gemaakt omstreeks 1965. De tractor is een MF25 en is gekocht in Ootmarsum samen met loonwerker Hennie Boschloo. De wagen ligt vol zakken meel voor de varkens, kippen en koeien en is gehaald bij de molen van Teun Wesselink. Maar we lopen nu vooruit op de zaken, even weer terug naar de 19e eeuw!

Koetshuis met meisje
 
Lammert en Derkjen hadden geen kinderen en Hendrika was een nichtje van het echtpaar. Zij kreeg wel kinderen, er werden er acht geboren waarvan er al twee op het Boershuis waren geboren en er dus nog zes op het Koetshuis het eerste levenslicht zagen. Na het overlijden van tante Derkjen op 18 januari 1870 waren zij officieel de hoofdbewoners van het Koetshuis. Zij zijn dan ook degenen die Jan Strookappe uit Harfsen in dienst nemen, hij werkte er vanaf 15 juni 1870. Dochter Derkje verkocht op 10 oktober 1910 een stuk broekgrond te Harfsen aan mijn opa Hendrik Jan Strookappe.
 

Albert Slagman was akkerbouwer van beroep en is overleden op 18 januari 1890, precies 20 jaar na zijn tante Derkjen! Hendrika Grada wordt daarna de nieuwe hoofdbewoonster, er zijn nog geen opvolgers want geen van de kinderen is getrouwd. Oudste zoon Lammert trouwt op 17 mei 1895 met Johanna Velderman en haalt haar naar 't Eschede. De volgende generatie Slagman dient zich aan op 22 februari 1896 als dochter Hendrika Grada wordt geboren. Er worden daarna nog een meisje en twee jongens geboren.

Hendrika Grada Broekman is op 31 augustus 1900 overleden. Op 2 juli 1901 verkoopt Lammert Slagman uit naam van de erven Slagman het boerenerve Eschedé aan buurman Hendrik Makkink van 't Wolferink die het boerenhuis, schuur, berg en erf, tuin en het bouwland en weiland met vruchtbomen nabij de boerderij koopt voor 13.000 gulden. Het oppervlak hiervan is 3,7 hectare, maar het totaal oppervlak met andere weilanden en akkers is 15 hectare. Kopers hiervan zijn o.a. Gerrit Scholten van Brinkman, Gerrit Hendrik Ilbrink van Nijland en Hendrik Rothman van Scholten.

Hetgeen niet verkocht is, wordt samen met de opbrengt van de veiling op 3 december 1901 verdeeld onder de vijf kinderen Slagman. Dat is b.v. een gedeelte van een perceel bouwland genaamd den Brink, zijnde het zuidwestelijke gedeelte van perceelnummer E 1262. Deze wordt toegekend aan Derkjen Slagman en haar echtgenoot Harmanus van Zeijts, wij komen de Brink weer tegen bij het verhaal over het Dijkerhof. Lammert Slagman krijgt nog een perceel weiland, verder waren er geen onroerende goederen meer.

Pas op 22 oktober 1902 vertrekken Lammert, Johanna en hun vier kinderen naar boerderij Zonnenberg in Harfsen waar door de twee dochters en met name zoon Gerrit geschiedenis zou worden geschreven. Deze kinderen waren ongetrouwd en woonden op boerderij Zonnenberg. Deze Saksische boerderij verleende in de oorlog onderdak aan iedereen die moest onderduiken voor de bezettende macht: hulp aan onderduikers, joden, geallieerde militairen, knokploegen en afgeschoten vliegers. Dit werd verraden aan de Duitsers die op 14 oktober 1944 iedereen arresteerden en de boerderij in brand staken. De twee zusters werden vrijgelaten en hebben de boederij herbouwd. Gerrit is omgekomen in het concentratiekamp Wöbbelin in Duitsland waar hij op 12 april 1945 is overleden. Ter nagedachtenis aan Gerrit kreeg de weg waaraan de Zonnenberg lag de naam Gerrit Slagmanstraat.

De foto hiernaast is in Harfsen gemaakt en wij zien v.l.n.r. dochter Jaantje, vader Lammert, zoon Gerrit, dochter Hendrika Grada (Heintje), moeder Johanna en zoon Albert.
 
De familie Slagman had alle tijd om te zoeken naar een nieuwe boerderij, want Hendrik Makkink kocht de boerderij met het doel dat daar een zoon op zou gaan boeren. In 1906 trouwde oudste zoon Willem Hendrik met Johanna Nieuwenhuis, maar ging boeren op 't Walle, ook een boerderij die vader Hendrik had gekocht. Pas in 1909 trouwde de volgende zoon en deze kwam op 't Eschede te wonen. Van 1902 tot 1909 was 't koetshuis dus onbewoond.
 

Het is Hendrikus Makkink die op 1 mei 1909 trouwde met Gerritjen Menkveld, zie trouwfoto hiernaast. Hendrikus is op 1 juni 1882 geboren op 't Wolferink en zal het koetshuis ongetwijfeld hebben gebruikt voor boerenactiviteiten maar is er pas na zijn trouwen gaan wonen, daarvoor woonde hij nog bij zijn ouders op ´t Wolferink. Gerritje is geboren op de Adelaar in Voorst en woonde later met haar ouders en tien(!) broers in Teuge, zij was het enige meisje in het gezin!

De foto rechts is van 12,5 jaar later en er waren toen vijf kinderen geboren. Van links naar rechts: Herman, Karolina Willemina, Hendrika, Hendrik en Gerritjen. Jongste zoon Hendrikus was toen nog niet geboren.

Op 23 februari 1921 overlijdt Karolina Willemina Wiltink, moeder van Hendrikus Makkink. Zij is dan samen met haar echtgenoot Hendrik Makkink nog eigenaar van boerenerve "Het Eschede" welke dan in de boedelscheiding wordt meegenomen. Het Eschede bestaat dan uit een huis met schuren, bergen, erf, boomgaard, tuin, bouwland, weiland, akkerhout en water. Deze bestrijken een oppervlak van ruim 17 hectare en wordt getaxeerd op een waarde van 37.143 gulden. Er worden twee huizen genoemd: huis en erf op perceel 1977 en perceel 3428 betreft huis, schuren en erf op een groter oppervlak. Het laatste perceel zal dus van de boerderij zijn geweest, het huis op perceel 1977 is waarschijnlijk Klein Braamkolk. Hendrik Willem Makkink zijn erfdeel is 18.010 gulden en hij krijgt het Eschede daardoor toebedeeld onder bijbetaling van 19.133 gulden.

Hendrikus Makkink is overleden op 1 januari 1953 en Gerritjen Menkveld overleed op 25 april 1967. Zij woonden toen nog steeds op 't Eschede. Gerritjen ging wel eens met de kleinkinderen van 't Eschede op stap, ze was een ondernemende vrouw.

 
Zoon Herman Makkink is de opvolger en hij trouwde op 26 mei 1944 met Berendina Hagen uit Eefde van de Huete (Rijsselthoeve). Maar niet lang daarna wordt zij ziek en overlijdt na een kort ziekbed op 13 september 1944. Herman hertrouwde op 29 mei 1948 met Grietje Gerritje Nieuwenhuis van 't Rodijk uit Colmschate en uit dit huwelijk worden acht kinderen geboren. De eerste vijf worden in de periode 1949-1955 geboren en nummer 6 dient zich pas aan in 1961 en zo spreken ze op 't Eschede gekscherend van de eerste en tweede lichting kinderen. In 1953 werd de boerderij verbouwd en konden er werden er boven ook slaapkamers gemaakt zodat er genoeg ruimte was voor alle kinderen. Grietje is overleden op 24 november 1986 en Herman blijft daarna op de boerderij wonen met zijn jongste zoon. Herman verhuist in de zomer van 2003 naar de Borkel en zijn zoon heeft er nog tot april 2004 gewoond, de boerderij is in oktober van dat jaar verkocht.

Op de foto linksonder staan de drie oudste kinderen met hun vader Herman en oma Gerritjen en een dienstknecht. De foto ernaast is gemaakt bij de trouwerij van Herman en Berendina en ze worden hier gefeliciteerd door de buren. Op de derde foto zien wij Herman en Grietjen en hun eerstgeborene. En op de rechterfoto zien wij vier generaties Makkink met links Hendrikus Makkink en rechts zijn oudste zoon Hendrik. De foto is gemaakt voor het kippenhok welke tegen de tuinmuur met de steunbeer was gebouwd.
 
 
De foto hieronder is ook gemaakt op de trouwdag van Herman en Berendina waarbij vele familieleden en Eesterhoekers voor 't Eschede staan. Het koetshuis en de schuur is het enige wat nog over bleef van 't Eschede. De schuur stond lange tijd op instorten en is inmiddels afgebroken, maar het koetshuis is prachtig herbouwd en is daarmee gelukkig nog bewaard gebleven!
 
 
     
1605-1637 Aelbert Gerritsen ten Bosch en Tonnisken Jansen Eerste hoofdbewoners van dit overzicht van 't Grote Hof
1637-1645 Onbekend  
1645-1657< Gerrit Aelberts (Smeenk/Rensink) en Evertien Rensink Afkomstig van Smeenk en wonen in 1657 op Lentinck in Almen
1660-1692> Henderick Hendericks op Eschede Jan is de zoon van Henderick
1688-1713< Jan Hendericks op den hof 't Eschede en Elsken Hendriks Borghman Afkomstig van Beckerstede
1686-1724~ Jan Hendriks Eschede en Geertjen Arents Gier Afkomstig van 't Ilbrink
1713-1758 Hendrik Gerrits Dijkerman en Peterken Jansen Eschede Peterken is de dochter van Jan en Geertjen
1748-1783 Berent Jansen Hofmeijer en Harmina Hendriks Eschede Harmina is de dochter van Hendrik en Peterken
1780-1783 Peter Boers en Hendrica Wolferink Peter is de zoon van Berend en Harmina
     
1739-1759 Jan Hofman en Henders Braamkolk Eerste hoofdbewoners van dit overzicht van 't Kleine Hof
1759-1768 Jan Hofman en Harmina Hendriks Lepper Harmina is de tweede echtgenote van Jan
1768-1797< Garrit Harms Braakhekke en Harmina Hendriks Lepper Garrit is de tweede echtgenoot van Harmina
1797-1799 Gerrit Kuiper en Johanna Gerrits Helderman Waarschijnlijke hoofdbewoners van de tuinmanswoning
1800-1823 Arie van der Linde en Susanna van Rhee Geen familie van vorige hoofdbewoners
1833-1837 Hermen van Manen en Jacoba Jorksveld Geen familie van vorige hoofdbewoners
     
1863-1870 Lammert Nengerman en Derkjen Scheuter Eerste hoofdbewoners van 't Koetshuis
1863-1909 Albert Slagman en Hendrika Grada Broekman Hendrika is een nichtje van Lammert en Derkjen
1895-1909 Lammert Slagman en Johanna Velderman Lammert is de zoon van Albert en Hendrika Grada
1909-1967 Hendrikus Makkink en Gerritjen Menkveld Geen familie van vorige bewoners
1944-1948 Herman Makkink en Berendina Hagen Herman is de zoon van Hendrikus en Gerritjen
1948-2003 Herman Makkink en Grietje Gerritje Nieuwenhuis Grietje is de tweede echtgenote van Herman
     
  Huidig adres: Laan van Eschede 3  
 
 
Ontijdink
 
Het erf "Untidinck" wordt al in 1382 genoemd en is daarmee één van de oudste erven van de Eesterhoek, de vermoedelijke bewoner is dan Duric Untidinc. Anno 1401 wordt het huis bewoond door Elys Untidinck die dan als weerbaar man wordt genoemd op de monsterrol in het Graafschap Zutphen. Net als 't Eschede is 't Ontijdink een landhuis en beide landhuizen stonden vlak bij elkaar in de oude kern van het buurtschap Eschede. In 1456 wordt "Ontedenck" in een leenakte vermeld en blijkt het een leengoed van het klooster Prüm in Duitsland te zijn samen met het Robiinsguet. In de pondschatting van 1492 wordt 't goet Ontyinck genoemd met als bouman Teelman, het geeft aan dat het oorspronkelijk een boerderij was. Opmerkelijk in een leenakte van 1607 is dat dan maar de helft van het gebruikelijke bedrag hoeft te worden betaald omdat het goed door de IJssel is overstroomd! In een akte van 1528 is te lezen dat Johan van Voirthuysen en zijn vrouw joffer Walburch de jaarrenten uit hun erven Robynxgoed en Ontydinck zullen uitkeren aan het St. Elisabeth gasthuis waarvan is bewezen dat deze het gasthuis toekomen. Het erve Robynxgoed is ook gelegen in Gorssel en waarschijnlijk de marke Eschede, maar de exacte plek is niet bekend. De boerderij wordt reeds in 1456 genoemd, maar wordt niet vermeld in de bewaarde DTB boeken vanaf 1642 en zal voor deze periode al zijn verdwenen. De laatste keer dat de naam Robijn wordt genoemd is in het Markeboek van 1617 waarin eigenaar Peter Sels beweert dat "'t goet Robijn meerendeels is verloopen" en mogelijk zwaar beschadigd is door de overstroming van 1607 en nadien onbewoond. Het is niet de enige boerderij die door overstromingen is verdwenen. Zo wordt er in een akte van 1543 aangaande Gosen Buininck (eigenaar van o.a. Grooterkamp) nog gesproken over het oude erve Middeldorp (of Blasergoed) en in een akte van 1630 getuigt een nakomeling dat hij van het erve Middeldorp nooit heeft gehoord maar wel weet dat er in de afgelopen jaren veel land door de IJssel is "wechgespoelet" en dat dit erve ook in de river zal zijn verdwenen, waarschijnlijk al voor 1600.
 
In 1617 wordt het Ontijdink omgezet in een tynsgoed en op 12 januari 1633 wordt Ontijdink gekocht van Peter Sels door markegenoten van Eschede en door de marke op 13 februari in vijf of zes percelen geveild. Hiermee wilden ze voorkomen dat het Ontijdink in vreemde handen zou komen en door het te verdelen in percelen betaalbaar te maken voor de bewoners van de marke. Het huis behoort tot het eerste perceel en wordt gekocht door Aelbert Gerritsen ten Bosch die daarvoor nog bouwman "op den hof tho Eschede" was. Albert kocht niet alleen 't Ontijdink, maar was later ook eigenaar van "den Olden Dijck" en de "Groote Moeyl" en was dus een belangrijk man in 't Eschede. Nadat Albert op 't Ontijdinck is komen wonen, wordt het huis ook wel het Bossche, Busse of Bosse(r) genoemd. Waarschijnlijk zijn Albert zijn voorouders afkomstig van 't Bosse in de Boschterhoek (zie foto hieronder) in de marke Gorssel en is de familienaam daarvan afgeleid. Ook is de familienaam Boschloo hieruit ontstaan, zie ook het verhaal over boerderij 't Boschloo.

Bij de koop in 1633 wordt bij de koper modo Garrit ten Bosch genoemd, dat is Aelbert zijn vader Garrit Garritsen ten Bussche.
 

Tijdens de markevergadering van Eschede op 23 september 1634 wordt genoteerd "Noch heeft Albert Gerrits belooft wegens het setten van den Bergh op Ontijdinck ende wegens het uijt setten van den thuijn aen den hoff eenen ancker rijnschen wijns van den besten met eenen vetten hamel (schaap)". Er wordt dus flink op het land gewerkt tussen het Hof te Eschede en Ontijdink. In het markeboek van 1637 wordt geschreven dat Albert Gerrits ten Busse zijn huis tegenwoordig op Ontijdink staat, mogelijk is dat een nieuw huis welke op de grond van Ontijdink is gebouwd. Op 29 januari 1642 worden Aelbert Gerrits ten Bus en buurman Reint Gerrits op Wulfferinck aangesteld tot voogden over de onmondige dochter Gerritjen van wijlen Jorrien Gerrits op Ontedinck en zijn huisvrouw Hendersken Roleffs die dus ook op 't Ontijdink hebben gewoond.

Albert en Tonnisken hebben een zoon genaamd Claes die omstreeks 1620 op 't Hof te Eschede is geboren. Claes trouwt op 21 januari 1644 met Garberich Gerritsen op 't Have en zij krijgen later dat jaar een dochter waarbij Garberich in het kraambed overlijdt. Claes hertrouwt op 29 juni 1645 met Derksken Hendriks Schuringh en uit dit huwelijk worden nog vier kinderen geboren waaronder drie jongens. De oudste twee trouwen in op Smeenk (Jan) en Roeterdink (Henderick) en de jongste (Gerrit) trouwt op 16 november 1684 met Reijntjen Garrits op 't Have (mogelijk een nichtje van Garberich) en zij blijven op 't Ontijdink wonen. In 1686 wordt uit dit huwelijk zoon Jan geboren. Voor 8 juli 1698 (registratie markeboek Eschede) is Gerrit overleden en op 20 januari 1701 wordt Reintjen als lidmaat aangenomen in de kerk te Zutphen waar ze op 26 december van hetzelfde jaar hertrouwt Arent Hendriks Brouwer. Op 5 mei 1702 is Jan als "novitus" aanwezig bij een vergadering van de Marke Eschede en op 13 april 1703 wordt door Jan voor zijn intrede betaald, maar Jan zal met zijn moeder naar Zutphen zijn vertrokken en niet meer op 't Ontedinck wonen, hij was immers ook te jong om als hoofdbewoner en kostwinner zijn vader op te volgen.
Op 8 januari 1704 wordt hij wel officieel eigenaar als bij een boedelscheiding van zijn grootouders "Het huis en hof van Ontijdinck in Eschede gelegen met den Huigenkamp en het stuckjen achter den hof wordt toegedeilt aan de soon van wijlen Gerrit Claessen ten Bosse, Jan genaemt".

 
De opvolger blijft wel in de familie want het is neef Aelbert (zoon van Henderick) die op 't Ontijdink komt wonen en hij trouwt op 17 april 1702 met Hilleken Jansen Vaarneman. Ook hij krijgt in de boedelscheiding van zijn grootouders iets toebedeeld en wel het "Het halve Erve en goedt ten Bosse in Gorssel gelegen, met drie vierde parten van den Holtkamp". Deze moet hij delen met zijn nicht Claesken Janssen Smeenk, maar geen van beiden gaan er wonen. Naast het Ontijdink en Ten Bosse waren zijn grootouders ook nog eigenaar van het Dijkerhof.

Volgens het lidmatenboek van 1713 woont Albert Hendriks ten Busse nog steeds op Ontijdink. Er zijn dan al zes kinderen geboren en in 1714 en 1717 worden nog twee kinderen geboren. Het volgende kind wordt in 1720 geboren en het echtpaar woont dan inmiddels op Wiltink in het dorp Gorssel en het echtpaar zal dus omstreeks 1719 zijn verhuisd en nadien gaat Albert als Wiltink door het leven. Albert zijn broer Jan was de eerste bewoner van 't Boschloo en dochter Janna Wiltink trouwde met Berent van der Meij en woont in Gorssel en later op de Snappert te Epse. Albert was geen eigenaar van Ontijdink, dat was de in 1686 geboren Jan ten Bosch die net als zijn moeder in Zutphen ging wonen. Hij en zijn echtgenote Johanna Brouwers verkopen het "erve en goet Ontijdinck onder Scholtambt Zutphen, kerspel Gorssel, boerschap Eschede" op 9 juli 1728 aan Jenneken Hummen, weduwe van Peter van Gumster.
Johanna is de dochter van zojuist genoemde Arent Hendriks Brouwer en diens tweede echtgenote Trijntjen Everts. Eerder was hij nog getrouwd met Wichmont Claessen Olthof. Het is overigens best mogelijk dat Jan ten Bosch en Johanna Brouwers (die in 1706 trouwden) ook een tijd op 't Ontijdink hebben gewoond, maar zij zullen op een gegeven moment (voor 1713, namelijk niet vermeld als lidmaten en mogelijk 1708) wel zijn verhuisd naar Zutphen waar Jan werkte als brouwer.
 

Wie de bewoners van 't Ontijdink ten tijde van de verkoop in 1728 zijn, is niet duidelijk. Waarschijnlijk is dat Hendersken Gerrits, weduwe van Hendrik Wiltink. Zij woonde namelijk op 't Wiltink en kan geruild hebben met Albert en Hilleken. En zij is de zus van Reijntjen Gerrits. In een akte van 17 juli 1725 wordt zij genoemd als Hendersken ten Bosse en dit kan betekenen dat zij toen op 't Ontijdink heeft gewoond. Later woont zij in Vorden, misschien niet toevallig de plaats waar de volgende bewoners van 't Ontijdink van afkomstig zijn ...

Op 4 maart 1746 overlijdt "Barteld op Ontedink" en weten we dat er sprake van bewoning was. Het betreft Barteld Jurriens Hiddink die in 1736 met zijn echtgenote Anneken Geltink van Vorden naar Gorssel is verhuisd, zij zijn afkomstig van Klein Hammink in Vorden. Op 20 januari 1737 wordt in Gorssel zoon Hendrik gedoopt die op 't Ontijdink zal zijn geboren. In 1754 zijn Hendrik Bartels en Elsken Wilbrink de bewoners en mogelijk is dat de in 1737 geboren Hendrik alhoewel hij dan wel op erg jonge leeftijd op 18 augustus 1754 zou zijn getrouwd. Het echtpaar woont tot en met 1759 op 't Ontijdink, daarna wonen zij in Eefde of Deventer (dat is niet helemaal duidelijk). Er is mogelijk een familieverband met de familie ten Bosch, want als Eva Jurriens Hiddink (zus van Barteld) in 1730 overlijdt wordt ene Hendrik Jansen ten Bosche genoemd als oom en momber.

 
Eigenaar in die tijd is nog steeds de familie van Gumster. Jenneken van Gumster (dochter van Jenneken Hummen) is getrouwd met Nicolaas van Huet. Het echtpaar woont in Zutphen en gaat waarschijnlijk dan ook op 't Ontijdink wonen, er is in ieder geval geen registratie meer van andere pachters. Op 3 juni 1768 zijn Nicolaas en Jenneken al wel voor de helft eigenaar van het "erve en goed Ontedink of Dijkersplaats" die zij dan krijgen opgedragen door de moeder van Jenneken. Zoon Jan trouwde op 16 mei 1784 te Zutphen met Wilhelmina Margaretha Lebbink en wij gaan er gemakshalve van uit dat zij daarna op Ontijdink zijn gaan wonen. Dat doen ze alleen in de zomer, in de winter wonen (overwinteren) ze in Zutphen.

Het is goed mogelijk dat de merklap van de foto hiernaast op 't Ontijdink heeft gehangen. Deze is waarschijnlijk geborduurd door Johanna Aleijda van Huet, dochter van Nicolaas en Jenneken en zus van Jan van Huet. De merklap is namelijk gemaakt in 1766 en Johanna Aleijda was toen 13-14 jaar oud en rond deze leeftijd borduurden de meisjes vaak deze merklappen. Op dit doek vinden wij de initialen vann Nicolaas, Jenneken en Jan, van Johanna Aleijda zelf en van Johanna Willemina van Huet, oudste dochter van Nicolaas en Jenneken, over haar komen wij zo nog te spreken. Verder staan er op het doek wat kroontjes voor de jong overleden kinderen van Nicolaas en Jenneken en idem dito voor de jong overleden kinderen uit het eerste huwelijk van Jenneken met Derk Aalderink. Johanna Aleijda is zelf ook niet oud geworden, zij is overleden in 1778 op 26-jarige leeftijd en was niet gehuwd. De merklap bevindt zich nu in de Collectie Centraal Museum Utrecht en de maakster van de merklap is ontdekt door Jan Pieter de Groot te Hoogezand, zie ook zijn website.
 
In die tijd zullen Arend Borgman en Janna Christina Jolink als pachters op 't Bosse hebben gewoond en gewerkt. Zij deden dat eerder op de Borghte en het is niet helemaal duidelijk in welk jaar zij zijn verhuisd. Dat is wel geweest voor december 1784 want dan overlijdt Arend en wordt in een latere akte van bekendheid vermeld dat hij is overleden op erve Bosscher en tevens dat hij is begraven op het kerkhof te Gorssel even na Kerstmis van hergemelde jaar 1784. Janna wordt in het register van oorlogsschade kort daarna genoemd als de weduwe van Arend Bosch. Zij hertrouwt op 20 augustus 1785 met Waander Eskes en uit dit huwelijk wordt op 25 februari 1788 zoon Evert Jan geboren, Janna is dan al 44 jaar oud en daar bleef het dan ook bij. Wel zou er nog een derde man in haar leven komen, want op 18 maart 1796 trouwt zij met Harmen Maalderink en is Waander Eskes dus ook overleden. Voor dit huwelijk worden de zaken middels het wezenprotokol geregeld voor zoon Evert Jan. Hierin wordt o.a. opgenomen dat hij een bedrag van 340 gulden krijgen zal zo gauw hij meerderjarig is. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt Harmen genoemd als Bosserman. In 1802 verhuizen Harmen en Janna naar Warnsveld.
 
Op 16 mei 1834 zijn Jan van Huet en Wilhelmina Margaretha Lebbink 50 jaar getrouwd en schenken zij de kerk van Gorssel een doopbekken, schotel, wijnkan en twee bekers, alles van zilver. Het geeft aan dat de bewoners het goed hadden en dat het Ontijdink een aangezienlijke plaats moet zijn geweest. Beiden waren dan ook rentenier van beroep, hadden veel grond en waren naast 't Ontijdink ook eigenaar van de Kleine Muil (die zij in 1761 kochten), Brinkman en Hekkert. Jan van Huet is overleden op 21 oktober 1836 en Wilhelmina Margaretha Lebbink op 25 oktober 1839. Het echtpaar had geen kinderen.
 
Op 29 april 1840 wordt 't Ontijdink geveild door de erfgenamen van het echtpaar Van Huet. De afbeelding hiernaast stond bij de advertentie voor de veiling. In de advertentie hieronder staat 't Ontijdink duidelijk beschreven waardoor wij zonder foto of tekening toch een aardig beeld van dit huis hebben. Op de kadastrale atlas van 1832 wordt 't Ontijdink onder perceel 714 getekend. De uitstulping lijkt een lange stoep voor het huis te zijn.

In dezelfde advertentie wordt kaderstede "den Bossert" aangeboden welke omstreeks 1832 is gesticht en de huizen worden in massa geveild. Er waren nog tien percelen: naast het huisakker waren dat de uiterwaarden "den Gravenweerd", het weiland "de Muilerweerdjes", twee maal ankermaalsbosch genaamd "het Siebelinkboschje" en "het Oldenkampje", bouwland "het Scheultjesstuk", twee stukken grond "het Norden" en "het Nordermaat", weide "Moespotweerdjen" en het bouwplaatsje "Hekkert" of "Ewoltstede" genaamd. Aanwijzing van alle percelen werd gedaan door Hendrikus Martens, zoon van Jannes Martens van 't Bosser. Brinkman behoort niet tot de veiling, deze was in 1837 al verkocht aan Gerrit Scholten. Ook de Kleine Muil was al verkocht.

Ook de inboedel van Ontijdink ging onder hamer en bestond uit tafels, stoelen, massief manohijhouten secretaires en chifonnieres, porcelein, kristal, glaswerk, koper-, blik-, ijzerwerk enz. en de voorhandene voorwerpen van boerderij en melkerij.

Het Ontijdink en Bosser worden gekocht door drie gezusters Lindeman die familie van Jan van Huet waren, zij waren kleindochters van Johanna Willemina van Huet, de zus van Jan. Zij behoorden ook tot de erfgenamen. Eén van de zussen (Johanna Willemina) was getrouwd met Berend Jan Boland die voor 't Ontijdink zitting hield in de marke. Hij woonde waarschijnlijk niet op 't Ontijdink, ook al wordt in 1840 gesproken over de "Erven van de weduwe J. van Huet" in het register van personele omslag.

 
Anno 1841 wordt er in het register van de personele omslag niemand op 't Ontijdink geregistreerd maar dat wil niet zeggen dat er niemand woonde, mogelijk woonden de gezusters Lindeman er zo nu en dan en op het moment van registratie even niet.

Op 1 november 1842 wordt op 't Ontijdink Willem Carel Adriaan Ziegenhirt von Rosenthal geboren als zoon van Jan Hendrik Albert Ziegenhirt von Rosenthal en Willemina Carolina Graevestein. Laatstgenoemde is een halfzus van Jacobus Sappius Graevestein die op 't Eschede woonde. Willemina haar moeder Adriana Kleijnhoff is op 27 juli 1842 in Gorssel overleden, waarschijnlijk op 't Ontijdink.
Willem Carel Adriaan Ziegenhirt van Rosenthal trouwt op 16 december 1875 te Amsterdam met Johanna Jacoba Emma Heijse. De foto hiernaast is van dit echtpaar en is omstreeks 1890 genomen.
 
Zeno Wilhelm van der Werff wordt in 1846 als hoofdbewoner geregistreerd. Hij trouwde op 7 maart 1844 te Amsterdam met Geertje Prosman en het echtpaar is mogelijk na hun huwelijk al op 't Ontijdink komen wonen. Als Zeno Wilhelm op 29 maart 1848 enkele roerende goederen op 't Ontijdink verkoopt, is het duidelijk dat het echtpaar er dan nog woont. Mooi is het ook om te zien dat de huisraad nogal afwijkt van die van de boerderijen in de omgeving zoals vogelkooien, theebladen, een koperen en bronzen lamp, een pijpenstandaard, een pers, een schrijftafel, lessenaars en twaalf champagneglazen die door Jacobus Sappius Graevestein werden verkocht en zo van 't Ontijdink naar 't Eschede verhuisden. Ook werden er een paar geiten verkocht waarvan één melkgevende dus liepen er nog wel beesten bij het landhuis. Mogelijk was de verkoop bedoeld om de huisraad wat kleiner te maken t.b.v. van de aanstaande verhuizing? In 1851 staat het echtpaar in ieder geval niet meer geregistreerd en zijn het Arnoldus Lodewijk van Moock en Catharina Elisabeth Pareau die op 't Ontijdink wonen. Ook zij zijn getrouwd in Amsterdam maar deden dat al op 6 maart 1829. Het echtpaar woont er sowieso tot 1859. Ook wordt er ene A.W. Pareau geregistreerd die ongetwijfeld familie zal zijn geweest. Beide genoemde echtparen woonden gehuurd maar waren wel vermogend aangezien zij in klasse 14 waren ingedeeld, alleen Jacobus Sappius Graevestein van 't Eschede was in Gorssel in een hogere klasse ingedeeld.
 
Op 22 juni 1857 gingen 't Ontijdink en 't Bosser opnieuw onder de hamer nadat de drie gezusters Lindeman in 1852, 1855 en 1857 zijn overleden. Anna Hendrika is één van hen en overleed op 16 september 1852. De afbeelding hiernaast is van haar, zij was getrouwd met Jan Adam ten Bokkel Huinink. De andere zus was Josina Geertruid die op 29 april 1857 is overleden. Zes dagen tevoren had zij nog met haar zwagers Berend Jan en Jan Adam besloten te veilen omdat zij niet langer het gemeenschappelijke eigendom van 't Ontijdink wensten te hebben.

De veiling vindt plaats in drie percelen t.w. het buitengoed Ontijdink, de katerstede den Bossert en het bouwland den Heuvenkamp welke tussen 't Ontijdink en de IJssel is gelegen. Ook de kerkbank gaat in de aanbieding en wordt gekocht kleermaker Hendrik Brummelman die vlakbij de kerk woonde. Het buitengoed Ontijdink wordt verkocht aan Gerrit Jan Nengerman, broer van Lammert Nengerman, die ook op 't Boershuis woonde. Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink koopt 't Bosser en de Heuvenkamp en laat 't Bosser afbreken.

Gerrit Jan Nengerman verkoopt 't Ontijdink op 1 mei 1860 aan Abraham van den Bovenkamp (van de Grote Muil) die elf dagen later met een leuke winst doorverkoopt aan Carel Joost de Casembroot, zoon van Leonard de Casembroot die eerder op 't Eschede woonde. Hij laat het buitengoed "Ontedink" bestaande uit een herenhuis, tuinderswoning en verder getimmerte veilen op 23 maart 1861 maar bedankt daarvoor op 6 april 1861. Carel Joost woonde van 18 april tot 9 augustus 1862 met zijn gelijknamige zoon op 't Ontijdink en was afkomstig van Oost Indië.
 
Als in 1865 't Ontijdink opnieuw te koop wordt aangeboden, wordt deze "Soeka Coemï" genoemd, vast een Oost Indisch woord. Kennelijk laat de staat van onderhoud te wensen over want geveild wordt "een heerenhuis voor afbraak, staande op het buitengoed Ontidink genaamd". Koper is jonkheer Raimond Schuurbecque Boeije.
 
In 1872 wordt 't Ontijdink voor de laatste keer verkocht en Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink slaat opnieuw zijn slag waarmee hij nu eigenaar van 't Ontijdink en het inmiddels allang verdwenen Bosser is geworden. Willem Hendrik besluit 't Ontijdink te verhuren, in de tijd van Raimond Schuurbecque Boeije was 't Ontijdink onbewoond.

In 1882 is Hendrik Makkink van 't Wolferink door vererfing eigenaar van Ontijdink. Het huis staat hem in de weg en het land eromheen is voor Hendrik veel beter te gebruiken als bouwland of weiland voor de boerenactiviteiten 't Wolferink waarvan de boerderij ernaast is gelegen. Hij besluit daarom Ontijdink te laten afbreken en laat dit doen door timmerman Egbert Enterman en metselaar Gerrit Willem Oosterkamp die nog op de Eikeboom heeft gewoond. Wel bijzonder dat juist bouwers van huizen nu de boel gaan slopen.

Afgesproken wordt dat de sloopwerkzaamheden voor 1 april 1883 zijn afgerond en dat het puin uiterlijk 1 oktober is afgevoerd. Verder wordt afgesproken dat alle vloeren mogen worden uitgebroken behalve de "Bremer steenen in den gang en de stoepen voor het huis". Egbert en Gerrit Willem klaren de klus voor 805 guldens en daarmee verdwijnt een belangrijk pand uit de geschiedenis van de Eesterhoek.
 
De bewoners vanaf 1872 zijn hieronder te zien. Zij huurden dus 't Ontijdink van Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink en waren de hoofdbewoners. Het Ontijdink had meerdere kamers en er waren dan ook nog andere bewoners.

Zo woonden Jan Boschloo en Willemina Roeterdink van 't Boschloo vanaf 1 maart 1877 ook op 't Ontijdink. Ze maakten plaats op 't Boschloo voor Albert Boschloo en Willemina Menkveld die op 15 februari 1877 waren getrouwd. Jan en Willemina konden echter niet wennen op 't Ontijdink, ook omdat het huis vochtig was en het er zodanig tochtte dat het niet warm te stoken was. Het echtpaar keert daarom terug naar 't Boschloo waarna 't Ontijdink kon worden afgebroken. Het is niet helemaal duidelijk wanneer het echtpaar is teruggekeerd, maar dat is uiterlijk maart 1883 geweest.

De familie Guicherit was in 1881 al vertrokken en zo woonden de Boschloo's mogelijk twee jaar lang alleen in het grote huis en waren zij de laatste bewoners van 't Ontijdink ofwel het vroegere Bossche. Mogelijk heeft Jan geweten dat zijn voorouders van deze plaats komen en wilde hij zo lang mogelijk blijven wonen op deze zo bijzondere plek. Op 't Boschloo was op 13 maart net Willemina Boschloo geboren. Zij zou later de schoondochter van Hendrik Makkink worden en woonde op 't Dijkerhof.

Andere medebewoners waren Hendrik Akkerman en Antonia Zwaantje Johanna Hietbrink die van augustus 1880 tot april 1881 een kamer van 't Ontijdink huurden. Ze waren afkomstig van Sneek en zullen in 1877 al in Gorssel zijn gaan wonen als dochter Berendina Sofia dat jaar in Gorssel trouwt. De echtelieden Boschloo en Akkerman woonden op het huisnummer 74-3. Het huisnummer van Ontijdink was in die tijd 74. Huisnummer 74-2 was van de tuinsmanswoning van 't Ontijdink en wordt hieronder beschreven.
 
1637-1657~ Aelbert Gerritsen ten Bosch en Tonnisken Jansen Eerste hoofdbewoners van dit overzicht, afkomstig van 't Hof te Eschede
1644-1644 Claes Aelberts ten Bosch en Garberich Gerritsen op 't Have Claes is de zoon van Aelbert en Tonnisken
1645-1703 Claes Aelberts ten Bosch en Derksken Hendricks Schuring Derksken is de tweede echtgenote van Claes
1684-1701 Gerrit Claessen ten Bosch en Reijntjen Gerrits op 't Have Gerrit is de zoon van Claes en Derksken
1702-1719~ Aelbert Hendriks ten Busse en Hilleken Jansen Vaarneman Albert is een neefje van Gerrit en Reijntjen
1725 Hendersken ten Bosse Hendersken is de zus van Reijntjen Gerrits op 't Have
1736-1754~ Barteld Jurriens Hiddink en Anneken Willemsen Geltink Geen familie van vorige bewoners
1754-1759 Hendrik Bartels en Elsken Wilbrink Hendrik is de zoon van Barteld en Anneken
1760-1784 Nicolaas van Huet en Jenneken van Gumster Geen familie van vorige bewoners
.......-1784 Arend Borgman en Janna Christina Jolink Pachters afkomstig van de Borghte
1785-1796 Waander Eskes en en Janna Christina Jolink Waander is de tweede echtgenoot van Janna Christina
1796-1802 Harmen Maalderink en en Janna Christina Jolink Harmen is de de derde echtgenoot van Janna Christina
1784-1839 Jan van Huet en Wilhelmina Margaretha Lebbink Jan is de zoon van Nicolaas en Jenneken
1840-1841~ Gezusters Lindeman De gezusters zijn kleindochters van een zus van Jan
1842-1843~ Jan Hendrik Albert Ziegenhirt von Rosenthal en Willemina Carolina Graevestein Geen familie van vorige bewoners
1844-1848~ Zeno Wilhelm van der Werff en Geertje Prosman Geen familie van vorige bewoners
1849-1859~ Arnoldus Lodewijk van Moock en Catharina Elisabeth Pareau Geen familie van vorige bewoners
1860-1861~ Onbewoond Niet van toepassing
1862-1862 Carel Joost de Casembroot Geen familie van vorige bewoners
1862-1872 Onbewoond Niet van toepassing
1872-1875 Antonie Johannes Swaving en Gerardina Anna Hendrika du Bon Brooks Geen familie van vorige bewoners, afkomstig van 't Heemstra in Gorssel
1878-1879 Jacoba Grada Geelen - Lindveld Geen familie van vorige bewoners
1880-1882 Johannes Hendrik Enschedé Geen familie van vorige bewoners
1881-1881 Rudolph Guicherit en Anna Magdalena Sophia Loges Geen familie van vorige bewoners
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond tussen Laan van Eschede 3 en Wolferinksweg 3  
 
 
De tuinmanswoning bij 't Ontijdink heeft waarschijnlijk twee perioden van bewoning gekend en was in de periode ertussen niet bewoond doordat de bewoners op de katerstede 't Bosser woonde, zie het verhaal hieronder. Van 1774 tot 1803 woonde Harmanus Lentink waarschijnlijk in de tuinmanswoning, van hem weten wij dat hij tuinman van beroep was en was getrouwd met Garritje Wesselink. Hij was ook diaken bij de kerk in Gorssel. In 1803 vertrekken zij naar Warnsveld en worden aldaar op 30 maart 1803 ingeschreven als lidmaat van de kerk.
 
Volgende hoofdbewoner is Jannes Martens en zijn echtgenote Maria Berendsen. Zij zijn rooms katholiek en laten op 4 september 1803 hun dochter Maria Henrica dopen in de rooms katholieke kerk van Zutphen. Er worden daarna nog drie kinderen geboren. Maria Berendsen is 23 maart 1821 overleden en in de overlijdensakte wordt over 't Bosser gesproken. Jannes hertrouwt op 3 mei 1822 met Maria Brink, die in 1821 al als dienstmeid op 't Ontijdink werkte, en woont met haar nog ongeveer tien jaren op 't Ontijdink en is dan landbouwer van beroep. Hij zal de grond verbouwen die tot het landgoed van 't Ontijdink behoorde en in 1832 wordt voor hem een katerstede met de naam 't Bosser gebouwd, deze wordt hieronder besproken. In dat verhaal is te lezen dat de familie Martens er tot 1858 heeft gewoond.
 
Volgende hoofdbewoners zijn Jan Schutte en Willemken Zandscholten, dochter van Harmen Scholten en Maria Ilbrink van het erve Scholten. Het al wat oudere echtpaar zal tussen 1859 en 1861 in de tuinmanswoning zijn komen wonen en in het bevolkingsregister van 1861 worden zij geregistreerd op huisnummer 52, het huisnummer van 't Ontijdink. Bij de hernummering van 1866 werd deze gewijzigd naar 74-2, dat van 't Ontijdink werd toen 74. We spreken over de tuinmanswoning, maar zijn hierover niet helemaal zeker want ik de veilingsakte van 1857 wordt deze niet meer specifiek genoemd en wordt alleen melding gemaakt van "het eigenlijke buitengoed, bestaande in heerenhuis en verder getimmer op perceel 714". Onder het verder getimmer kan de oude tuinsmanswoning worden bedoeld, maar dat is niet zeker. Het kan de schuur met keuken en stalling zijn geweest die in de advertentie van 1840 werd genoemd welke dan wel of niet bewoond werd. We gaan er in dit verdere verhaal gemakshalve vanuit dat deze beide omschrijvingen opgaan voor de tuinsmanswoning er dat deze er stond. Een andere mogelijkheid is dat deze niet meer bewoond werd en dat Jan en Willemken en de andere bewoners hieronder hebben gewoond in een gedeelte van het grote herenhuis, maar we spreken dus verder over de tuinsmanswoning omdat dit ook vaak overeenkomt met de beroepen van de bewoners. Jan namelijk is dagloner en tuinman van beroep en onderhield waarschijnlijk de tuin van 't Ontijdink. Bij hun woont nog dochter Alberdina die op 15 februari 1864 bevalt van een zoon genaamd Willem Hermanus. Alberdina is dan nog ongehuwd, maar trouwt op 12 maart met Willem Hermanus van der Wal en gaat dan in Laren wonen. Nadat Jan op 14 maart 1871 overlijdt, vertrekt Willemken op 17 mei 1871 ook naar Laren alwaar zij op 14 november 1876 is overleden.
 
Nieuwe hoofdbewoners zijn Karel Weenink en Willemina Cornegoor die uit Brummen komen. Zij trouwden op 10 juni 1871 te Brummen en nemen de volgende dag hun intrek in de tuinmanswoning en wonen er zes jaren lang. Ook Karel is tuinman van beroep, later zou hij gemeente- en onbezoldigd rijksveldwachter te Almen worden.

Zoon Antonie wordt op 14 november 1871 geboren. Hij werd onderwijzer te Almen en was later het hoofd van de lagere school te Eefde. Dat was hij ook in Oosterbeek en Antonie werd ook het hoofd van de (M)Ulo- school aldaar. Ter herinnering aan de grote inzet voor het onderwijs in de plaats is de Antonie Weeninklaan naar hem vernoemd.
 
De drie volgende hoofdbewoners zijn allemaal dagloners en hebben een relatie met het naastgelegen erve Dijkerhof. De eerste is Berend Spenkelink die samen met zijn echtgenote Hendrika Klazes en twee kinderen op 13 maart 1877 Dijkerhof verruilt voor 't Ontijdink. In 1879 worden zij opgevolgd door Gerrit Jan Jansen en Aaltje Smeenk die er maar een paar maanden wonen en dan vertrekken naar 't Dijkerhof waar zij overigens ook niet lang wonen. Gerrit Jan en Aaltje waren afkomstig van het boerderijtje bij de begraafplaats van Gorssel alwaar zij inwoonden bij de ouders van Gerrit Jan.
Nieuwe bewoners zijn dan Albert Jan Holmer en Clasina Bolink die van Dijkerhof komen en daar in 1877 zijn komen wonen toen Berend Spenkelink en Hendrika Klazes er vertrokken. De families Jansen en Holmer ruilden op 22 oktober 1879 dus van woning. Dat er meer mensen van Dijkerhof naar de tuinmanswoning gingen en dat de familie Jansen maar zo kort op Dijkerhof woonde doet vermoeden dat de tuinsmanswoning een mooier onderkomen is geweest dan Dijkerhof waarbij opgemerkt dat wij het dan wel hebben over de bijbewoners van Dijkerhof.

Op 27 april 1882 komen de laatste bewoners naar de tuinsmanswoning. Het zijn Hendrik Onstenk en Aaltje Frederika Kolkman en ze zijn afkomstig van Warnsveld. Hendrik zijn broer Steven woont op 't Zand en zijn zus Aaltje op de Nieuwe Vos, zij zullen Hendrik dus getipt hebben over 't Ontijdink. Hendrik en Aaltje hebben al een zoon (Karel, zie foto) en op 30 maart 1883 wordt zoon Herman geboren. De sloop van 't Ontijdink is dan inmiddels afgerond en Hendrik Makkink van 't Wolferink zijn volgende plan is dat ook de tuinmanswoning tegen de vlakte gaat. In 1885 vertrekken Hendrik en Aaltje dus noodgedwongen en ook zij gaan dan op 't Dijkerhof wonen, maar worden er wel de bewoners van het hoofdgebouw van 't Dijkerhof. Hun foto is bij het verhaal over deze boerderij te zien.
Nieuw Bosser
De tuinmanswoning wordt daarna afgebroken en van de resten is later waarschijnlijk in 1885 boerderij Veldkamp (ook wel Klein Bosser) aan de Markeweg gebouwd. Binnen de familie Makkink wordt beweerd dat de stenen zijn gebruikt voor de bouw van Klein Dijkerhof maar dat lijkt minder aannemelijk omdat deze waarschijnlijk pas in 1903 is gebouwd.

Tevens zijn volgens Makkink overlevering de stenen van 't Ontijdink gebruikt voor een ander boerderijtje aan de Markeweg waar in 1901 Hendrik Onstenk en Aaltjen Frederika Kolkman zijn gaan wonen en de naam Nieuw Bosser kreeg. Dat lijkt ook niet te kloppen, het is eerder mogelijk dat deze stenen (ook) zijn gebruikt voor de bouw van Veldkamp en dat voor de bouw van Nieuw Bosser stenen van 't Dijkerhof zijn gebruikt maar nog aannemelijker is dat het stenen zijn van het huisje wat daar eerder in de buurt van het nieuwe huis stond. De gebruikte stenen zaten in het achterhuis, deze stenen waren duidelijk ouder dan die van het voorhuis. Ook dit huis was eigendom van de familie Makkink. De foto hiernaast is van het bewuste boerderijtje Nieuw Bosser en geeft mogelijk inzicht van hoe 't Bosser eruit heeft gezien, daarmee bedoelen wij de katerstede die hieronder wordt beschreven.

Aaltje Frederika Kolkman is op 7 mei 1936 overleden op Nieuw Bosser met huidig adres Markeweg 4. Zoon Karel werd de hoofdbewoner van dit huis en kleinzoon Jan Willem is er geboren en woonde later op de Kleine Muil. Hendrik Onstenk was al op 15 maart 1909 overleden, ook op Nieuw Bosser.
 
   
1774-1803 Harmanus Lentink en Garritje Wesselink Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1803-1821 Jannes Martens en Maria Berendsen Geen familie van vorige hoofdbewoners
1822-1832 Jannes Martens en Maria Brink Maria is de tweede echtgenote van Jannes
1832-1860 Onbewoond  
1860-1871 Jan Schutte en Willemken Zandscholten Geen familie van vorige bewoners
1871-1877 Karel Weenink en Willemina Cornegoor
Geen familie van vorige bewoners
1877-1879 Berend Spenkelink en Hendrika Klazes Geen familie van vorige bewoners
1879-1879 Gerrit Jan Jansen en Aaltje Smeenk Geen familie van vorige bewoners
1879-1882 Albert Jan Holmer en Clasina Bolink Geen familie van vorige bewoners
1882-1885 Hendrik Onstenk en Aaltjen Frederika Kolkman Geen familie van vorige bewoners
 
 
Bosser
 
't Bosser behoorde tot 't Ontijdink zoals in het verhaal hierboven is te lezen. Het was een katerstede welke onmiddelijk aan het perceel van Ontijdink was gelegen zoals ook te zien is in de advertentie hieronder. 't Bosser zal zijn gesticht omstreeks 1832 en is beschreven in het kadastrale register van dat jaar onder perceelnummer 697 (huis en erf) waarbij opgemerkt dat het huis nog niet in het perceel is getekend, zo nieuw zal het huis geweest zijn. Perceel 697 is voor de bouw kadastraal gesplitst en het eigenlijke perceelnummer van het huis is dan 1274 en wordt omschreven als een daglonerswoning. Het andere gedeelte krijgt perceelnummer 1275 en bestaat uit weide- en bouwland. Aan de overkant van de weg ligt perceel 696 waarop een klein schuurtje staat, daarvoor stond er een grotere schuur of schaapsschot en deze staat ook op de kadastrale tekening. Perceel 698 grenst aan perceel 697 en is een stuk bos van een halve hectare en is gelegen tussen Ontijdink en 't Bosser en kan met de naam 't Bosser te maken hebben waarbij opgemerkt dat 't Ontijdink als "Bosser" op de kadastrale kaart staat!
 
Eerste hoofdbewoner is Jannes Martens die in 1831 inwoont op 't Ontijdink met huisnummer 45, dat zal de tuinmanswoning zijn geweest. Jannes pacht de katerstede maar is wel eigenaar van het kleine schuurtje en een bakoven. Jannes woont hier met zijn tweede echtgenote Maria Brink en twee kinderen uit zijn eerste huwelijk met Maria Berendsen, uit het huwelijk met Maria Brink worden geen kinderen geboren.

Oudste zoon Everardus Wilhelmus is op 22 april 1831 getrouwd en woonde op 't Grooterkamp en was daarvan zelfs eigenaar. Daar was vast ook wel de ruimte voor Jannes Martens om er te gaan wonen en wellicht is hem toen aangeboden de nieuwe katerstede te bouwen met de voorwaarde dat hij op 't Ontijdink bleef werken. Maar niet erg lang, want Jannes overlijdt op 15 oktober 1837 op 63-jarige leeftijd.

Zoon Hendrikus Gerhardus volgt zijn vader op en trouwt op 20 november 1840 met Janna Janssen. Dat jaar wordt 't Bosser geveild, maar bleef het in de familie van Jan van Huet en de familie Martens kan gewoon blijven wonen.
 
Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel aanleg voorpoting en huisplaats met kadastrale nummers geheel 697 & 698 en gedeeltelijk 699 & 713 verkocht aan de gezusters Lindeman en wordt vermeld dat zij reeds eigenaar waren van het hierop staande huis.

Als op 22 juni 1857 "de katerstede den Bossert bestaande in eene daghuurderswoning" wordt verkocht aan Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink is het wel tijd voor Hendrikus Gerhardus om te vertrekken en de familie gaat dan na het verlopen van de pachttermijn op 22 februari 1858 op de Konijnenbosch in Eefde wonen. Zij hebben deze daghuurdersplaats al op 16 augustus 1855 gekocht van de ouders van Janna. Maria Brink is dan al overleden, zij overleed op 14 maart 1851. Overigens werden uit het huwelijk van Hendrikus Gerhardus en Janna acht kinderen geboren waarvan de laatste in december 1858 in Eefde.
 
In 1858 zal de katerstede 't Bosser zijn afgebroken en in 1859 wordt er dan ook niemand meer geregistreerd op huisnummer 53 van dit boerdertijtje, ook in het bevolkingsregister vanaf 1861 komt huisnummer 53 niet meer voor. Opmerkelijk in de akte van 1857 is nog dat er wordt gesproken over de daghuurderswoning en het daarom liggende open erf in zoverre door paaljes om de scheiding van de percelen behorende bij 't Ontijdink aan te geven. In de praktijk stond de daglonerwoning dus gewoon op het erf van 't Ontijdink en werd deze daarom 't Bosser genoemd wat eigenlijk gewoon de naam van 't Ontijdink was. Het is dus eigenlijk een daghuurderswoning op het erf van 't Ontijdink geweest die er maar ongeveer een kwart eeuw heeft gestaan.
 
1832-1851 Jannes Martens en Maria Brink Eerste hoofdbewoners
1840-1858 Hendrikus Gerhardus Martens en Janna Janssen Hendrikus Gerhardus is de zoon van Jannes en Maria Berendsen (1e vrouw)
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond ten zuidoosten van Ontijdink t.h.v. Wolferink  
 
 
Wolferink
 
Alweer zo'n oude erve van de Eesterhoek en misschien wel de voornaamste aangezien deze in de marke van Eschede vaak met 't Capittel werd aangeduid. In een rekening van 1382 wordt Gerrit Wolferdinc genoemd, in de 14e eeuw bestond de boerderij dus al. De volgende vermelding van deze boerderij is "Wolfardinck" en is van 1401 en in de pondschattingen van 1492 en 1494 wordt de boerderij genoemd als "Wolferdinck" met in 1492 de bouman Conraet. De eerst volgende bekende hoofdbewoner is Reijnt Wolferink en de familienaam blijft verbonden aan de boerderij tot aan Teune Wolferink die er in 1754 is geboren. Overigens zijn er in de tussentijd mannen met andere namen op Wolferink ingetrouwd, maar zij namen dan de naam Wolferink aan als familienaam. 't Wolferink was dan ook een erve met aanzien en de mannen vernoemden zichzelf dan ook maar al te graag naar de boerderij. Het is een T-boerderij met een riet gedekt schilddak en op het achterhuis een wolfdak welke mogelijk met de naam Wolferink van doen heeft. 't Wolferink lag hoger dan 't Ontijdink en had zo minder last bij hoog water.
 
Omdat er een familieband bestaat tussen Reijnt Wolferink en de latere Makkink bewoners van de 19e en 20e eeuw, is het het interessant naar de 17e eeuw terug te gaan en de hoofdbewoners één voor één te benoemen. We beginnen met "Gerrit op Wulferinck" die in het markeboek van 1616 als pachter wordt genoemd. Hij heeft waarschijnlijk ten minste twee zoons genaamd Reijnt en Jan die beiden op de boerderij blijven wonen, maar Jan woont later (vanaf 1655) met zijn echtgenote Aeltien op boerderij Kleijnderkamp (Reuvekamp) in Gorssel. Rheijnt was getrouwd met Rheijntgen Wijchers en zij hadden zeker vijf kinderen. Eén daarvan is Wijcher die 16 april 1654 trouwde met Jenneken Teunissen. Ze gaan wonen op 't Dijker (dan genoemd Sweersinck) maar wonen in 1672 op 't Wolferink. Dan wordt namelijk zoon Teunis geboren en wordt Wijcher genoemd als "bouman op Wolferinck".

Teunis is de jongste zoon en de enige die op het Wolferink werd geboren. Hij heeft dan ook het voorrecht de boerderij over te nemen en doet dat samen met Hendersken Gerrits Kleijnderkamp met wie hij op 25 oktober 1691 trouwde. Ze krijgen vier kinderen. Hendersken komt te overlijden en Teunis hertrouwt op 22 april 1708 met Jenneken Jansen, dochter van Jan Hendrijks op den Hof toe Eschede, zij was dus een buurvrouw. Kinderen worden er zover bekend uit dit huwelijk niet geboren. Teunis wordt net als zijn eerste vrouw Hendersken niet oud en overlijdt in 1714. Op 12 januari 1715 hertrouwt Jenneken op haar beurt met Arent Swavink van de gelijknamige boerderij uit Eefde. Arent neemt dan de naam Wolferink aan.

 
Er worden in de periode 1715 tot 1722 vier kinderen geboren die dus de naam Wolferink krijgen. Opnieuw is het de jongste die op de boerderij mag blijven wonen en dit keer is het een meisje genaamd Henders. Zij trouwde op 9 september 1743 met Hendrik Jansen Franke en gaat eerst bij hem wonen op Frankenplaats (Reins) in de Boschterhoek. Op 30 maart 1750 wordt daar nog een dochter geboren. Kort daarna zullen Hendrik en Henders zijn verhuisd naar 't Wolferink. Moeder Jenneken is er namelijk overleden op 26 januari 1750 en vader Arent zal eenzaam en niet zo sterk meer zijn geweest, hij overlijdt namelijk nog geen jaar later op 6 januari 1751. Hendrik, die uiteraard ook Wolferink is gaan heten, overlijdt voor 1762 want dan wordt over Henders gesproken als "de weduwe op Wolferink". Vele jaren lang zal zij zo bekend zijn geweest, want Henders hertrouwt niet. In 1784 krijgt zij nog een kleine liefdegift uit het fonds voor schade i.v.m. de grote overstroming van dat jaar.
 
Pas in 1791 dient zich een nieuwe mannelijke hoofdbewoner aan. Het is neef Arend Wiltink van Reins, zoon van Judith Wolferink, een oudere zus van Henders. Op 19 juni 1791 trouwt hij met zijn nicht Teune Wolferink, die de laatste Wolferink op 't Wolferink zal zijn. Eigenwijze Arend doet namelijk niet mee aan de traditie om de naam Wolferink over te nemen en behoudt de naam Wiltink. Met het overlijden van Teune op 9 augustus 1825 komt dan ook een einde aan de Wolferink familienaam op Wolferink. Wel is het zo dat Arent wel eens Wolferink wordt genoemd b.v. in het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt zijn naam als Wolfferink geschreven. In dat register worden veel personen genoemd met de huisnaam. Ook wordt hij in het pachtcedul van 25 november 1811 genoemd als Arend Wolferink en hij verklaart dan in huur te accepteren het erve en goed Wolferink voor 102 guldens, hij pacht deze van het Geestelijke Rentambt te Zutphen. Garrit Valkeman en Garrit Roeterding staan borg voor betaling van de pacht.

Arend en Teune kregen drie zoons waarvan alleen zoon Klaas het redde en hem komen wij dan straks als opvolger op 't Wolferink tegen. Arend was landbouwer van beroep wat ongetwijfeld ook het beroep van de voorgaande hoofdbewoners zal zijn geweest.

In het kadastrale register van 1832 wordt hij genoemd als hoofdbewoner en eigenaar van 't Wolferink (perceel 707). Arend en Teune hebben de boerderij gekocht op 19 maart 1813 bij de openbare verkoop van nationale goederen te Arnhem. De oudste akte van 1799 laat zien dat er eerder al werd geïnvesteerd toen het grote stuk land Weerdmaate aan 't erve Wolferink werd toegevoegd.
 
Op 27 augustus 1815 nemen Arend Wiltink (die dan ook Wolferink wordt genoemd) en Teuntjen Wolferink een hypotheek van 5.000 gulden en tot de zekerheid hiervan worden de volgende eigendommen vermeld: 1. Erve Wolferink bestaande uit een huis, schuur, schaapshut, zaadberg en verder getimmer, hof en boomgaard, een stuk bouwland den IJsselkamp, twee stukken bouwland bij ’t Gier, bouwland de Lageweerd, bouwland de Doodbieter, bouwland de Kolkkamp, bouwland het Nijland, weide Wolferinkskampkes, de IJsselkamp en het Loo Kampje, en een weerd genaamd den Wolferinksweerd en een akkermaalsboschje tussen Boschloo en Hoekman. 2. Bouwland Het Norden, gekocht van Hendrik Willem Smeenk op 17 oktober 1797. 3. De katerstede Dijkerhof met al het onderhorige getimmer , hof, bouw- en weideland zijnde van Lucas Kamp en Berendina Janssen gekocht op 25 november 1800. 4. Een stuk bouwland op het Norden onder Rijsselt, gekocht op 9 februari 1808 van Jan Gierman en Johanna Smeenk. De Weerdmaate wordt niet genoemd en zal zijn verkocht aan de familie Eggink in de marke Rijsselt waar de grond gelegen was. In het kadastrale register van 1832 blijkt dat Arend ook eigenaar is van het (onbewoonde) huis met perceelnummer 137 welke nabij 't Loo is gelegen. En grond, heel veel grond, bijna 35 bunder!
 
Uiteraard waren er ook veel dieren, in 1840 werden er één paard, 12 koeien en 32 schapen geteld. Voor de schapen had Arend een schaapshoeder in dienst, anno 1814 was dat de 21-jarige Berend Nijkamp. In de morgen van de 23ste augustus van dat jaar wilde Berend samen met de dagloners Jannes Martens (Ontijdink) en Jan Willem Stegeman (Klumper) met de boot van 't Wolferink de IJssel overvaren. Ze vertrokken vanaf de hooiweide, maar op de IJssel kwam Berend ongelukkig ten val en sloeg overboord. Ondanks alle mogelijke reddingspogingen van Jannes en Jan Willem is Berend toen verdronken. Arend Wiltink zelf is overleden op 19 februari 1843 en werd 82 jaar oud. Zoon Klaas Wiltink trouwde op 26 januari 1821 met Willemina Bovendorp. Net als haar schoonvader is Willemina geboren in Brummen. Haar zeven kinderen worden geboren op 't Wolferink in de periode 1821-1837. Bij de verdeling van de markegrond in 1843 (na het opheffen van de marke Eschede in 1842) zorgt Klaas ervoor dat er ook nog meer land aan 't Wolferink wordt toegevoegd. Als gewaarde van de Marke had 't Wolferink natuurlijk een streepje voor bij de verdeling. Anno 1836 wordt ene J. Veneman genoemd als medebewoner. Waarschijnlijk is dit Jan Venneman die schaapsherder was en eerder nog op de Borghte woonden en werkte.
 
In 1851 werd de schuur gebouwd en in 1854 bouwt het echtpaar een stuk aan het achterhuis en de sluitsteen herinnert hier nog aan. Vermoedelijk zijn er twee gebinten lengte aangebouwd, dat is zo'n 7 à 8 meter. Het jaar erop overlijdt Klaas op 4 september. Hij heeft nog net het huwelijk van zijn zoon Willem Hendrik kunnen meemaken die 31 augustus 1855 trouwde met Bartha Roeterdink, dochter van Gerrit Roeterdink en Lucretia Menkveld van Groot Bentink. Het verhaal wil dat Bartha alleen op 't Wolferdink wilde introuwen als er twee gebinten bijgebouwd werden, wat dus kennelijk de aanleiding was van de uitbreiding van het achterhuis in 1854.
 
Het was niet het enige huwelijk van kinderen van beide echtparen, want Judeken Wiltink trouwde met Willem Roeterdink en jongste dochter Heintje Wiltink trouwde met Jan Willem Roeterdink.

Hun zus Willemina Roeterdink kwamen wij ook al tegen, zij trouwde in op 't Boschloo. Van 1877 tot 1883 woonde Willemina en haar man Jan Boschloo op 't Ontijdink en werd daarmee de buurvrouw van Bartha. Het Ontijdink was in 1872 aangekocht door Willem Hendrik Wiltink en behoorde dus tot 't Wolferink.

Van de andere kinderen van Klaas Wiltink en Willemina Bovendorp overleed dochter Willemken op jonge leeftijd en trouwde zoon Antoni met Willemina Christina Bovendorp (zie Dijkerhof), dochter Aaltjen met Gerrit Jan Lijzen en dochter Christina (Krisjen) met Jan Willem Voorhorst.
Zoon Willem Hendrik en schoondochter Bartha Roeterdink zijn de opvolgers van Klaas en Willemina, die op 23 maart 1866 is overleden. Er wordt één dochter geboren, dus een vierde generatie Wiltink op Wolferink zit er dan niet meer in. Dochter Karolina Willemina werd geboren op 19 april 1856 en gaat naar school in Gorssel waar zij goed leerde schrijven zoals is te zien op het schrift hiernaast van 1865. In 1870 kreeg zij een pepermuntdoosje met haar inititalen.

Op 7 september 1878 trouwt zij met Hendrik Makkink uit Warnsveld en zo komt de naam Makkink op de boerderij en daardoor mede prominent in Gorssel zoals later zal blijken. Op 26 september komt hij over en vestigt zich op 't Wolferink en zou een belangrijke hoofdbewoner van 't Wolferink worden. Dat werd hij na het overlijden van Willem Hendrik Wiltink op 30 maart 1881. Deze kocht in 1857 't Bosser en in 1872 Ontijdink die er nog staan als Hendrik in Gorssel komt wonen. Hendrik zorgt ervoor dat deze worden afgebroken, iets wat zijn schoonvader ook al probeerde.
Hendrik en Karolina krijgen negen kinderen waarvan er twee levenloos ter wereld kwamen. Op de foto hiernaast zitten aan tafel Hendrik en Karolina. Verder v.l.n.r. de zonen Hendrik Karel, Jan, Bertus, Willem Hendrik en Hendrikus en de dochters Willemina Johanna en Bertha. De oude vrouw rechts aan tafel is Bartha Roeterdink. Zij is op 14 mei 1909 overleden.

De kinderen verhuisden naar de volgende boerderijen: 't Walle (Willem Hendrik geb. 1880 getrouwd met Johanna Nieuwenhuis), Koetshuis van 't Eschede (Hendrikus geb. 1882), Dijkerhof (Bertus geb. 1884), 't Boschloo (Willemina Johanna geb. 1891) en 't Ilbrink (Bertha geb. 1893). De dochters staan op de foto hieronder.

Dan was er nog zoon Jan die als enige niet in Gorssel bleef wonen. Hij trouwde met Jenneken Janna ter Meulen en woonde op De Gelder in Warnsveld. In het latere testament van zijn vader kreeg hij de koeweiden "de Voorste en Achterste Gelder" toegewezen die ook tot de landerijen van 't Wolferink behoorde.
Met uitzondering van 't Boschloo zijn alle boerderijen gekocht door Hendrik Makkink. Zoon Hendrik Karel bleef op 't Wolferink en zoon Jan was de enige die niet in Gorssel bleef, hij verhuisde naar Warnsveld.

Hendrik Makkink vertelde altijd trots dat hij over eigen land al zijn kinderen in Gorssel kon bezoeken. Hij zorgde er persoonlijk voor dat er steeds meer grond aan 't Wolferink werd toegevoegd, zo kocht hij in 1897 zeven hectare van het 11 hectare grote weiland de Gravenweerd welke eerder nog aan 't Ontijdink behoorde. Acht andere boeren in de Eesterhoek en Eesterbrink kochten de overige 4 hectare. Hendrik leefde als een herenboer en at apart van het personeel wat wel gebruikelijk was in die tijd. Als kinderen stout waren geweest werden ze door het personeel bij hun ouders gebracht.
 

De foto's links en rechts hieronder zijn rond 1900 van dit echtpaar genomen. Karolina was net bezig met het stoppen van de sokken, zie de stopdoos op haar stoel en de sok op de grond. Had ze misschien even moeten opruimen voor de foto. Maar ach, waar gewerkt wordt ... Om de foto's te maken werd het raam geopend en stond de camera buiten het huis, het was een hele operatie! Bijzondere foto's van het voorhuis hadden gemaakt kunnen worden bij het hoge water van 1926. De koeien op de deel stond toen op takkenbossen en zo nog net met de kop boven water. Naar buiten konden ze niet via de achterdeur en zo kwamen de dames door de voordeur van het voorhuis naar buiten!

 

Middelste foto's zijn van Hendrik op latere leeftijd. Hij werd maar liefst 92 jaren oud en is overleden op 3 juni 1946. Hij leefde ruim 25 jaar lang als weduwnaar want Karolina overleed al op 23 februari 1921 en werd 64 jaar oud. In 1913 maakt Hendrik een testament op en legateert aan zoon Hendrik Karel "de bouwplaats Wolferink met gebouwen, opstallen, bouw- en weilanden en wel zodanige onroerende goederen als hij zal begeren behalve die welke reeds aan zijn andere zoons zijn gemaakt". Van Hendrik is ook nog bekend dat hij imker was en goed tekenen kon. Na het overlijden van Karolina Willemina Wiltink vind er een boedelscheiding plaats. Het boerenerve Wolferink bestaat dan uit een huis met schuren, bergen, erf, boomgaard, tuin, bouwland, weiland, hakhout en water onder Gorssel op een oppervlak van ruim 32 hectaren en een getaxeerde waarde van 81.313 gulden. Bij de boedelscheiding krijgen we een goed beeld van de bezittingen van de familie Makkink en deze worden beschreven in de volgende artikelen van de akte:

 
1 Eenige huizen Huis E 2313/2314 (Nieuw Bosser) en E2609/2610 (Klein Bosser alias Veldkamp) 21,6 hectare 25.911 gulden Hendrik Makkink
2 Het Walle Boerderij E 2819 30,4 hectare 58.547 gulden Willem Hendrik Makkink
3 Het Eschede Boerderij E 3428 en huis E 1977 (Klein Braamkolk) 17,1 hectare 37.143 gulden Hendrikus Makkink
4 Dijkerhof Boerderij E 3735 en huis E 1974 (Den Brink) 22,8 hectare 53.916 gulden Bertus Makkink
5 Het Gelder Boerderij H 493 4,5 hectare 30.893 gulden Jan Makkink
6 Wolferink Boerderij E 2543 en huis E 3216/3217 (De Brink alias Nieuw Dijkerhof) 32,2 hectare 81.313 gulden Hendrik Karel Makkink
7 Lindeboom Boerderij E 1589 2,3 hectare 3.717 gulden Gerrit Boschloo
8 Ilbrink Boerderij E 2267 22,8 hectare 35.341 gulden Jan Willem Menkveld
9 Hypotheken Hypothecaire rentegevende schuldvorderingen n.v.t. 21.564 gulden Hendrik Makkink
10 Leningen Onderhandsche rentegevende schuldvorderingen n.v.t. 961 gulden Hendrik Makkink
11 Effecten Effecten n.v.t. 4.380 gulden Hendrik Makkink
12 Inleg Rekening boerenleenbank n.v.t. 1.102 gulden Hendrik Makkink
13 Goederen Persoonlijke meubels, kleren en beddegoed n.v.t. 500 gulden Hendrik Makkink
14 Contanten Gereede gelden n.v.t. 557 gulden Hendrik Makkink
      totaal 355.845 gulden
 
Bij alle genoemde huizen en boerderijen hoorde veel grond, het totaal oppervlak is bijna 154 hectare. Het is dus wel te begrijpen dat Hendrik Makkink vanaf 't Wolferink helemaal naar de spoorlijn in Joppe kon lopen! Het totaalbedrag van de bezittingen is 355.845 gulden wat anno 2024 ongeveer 6,4 miljoen Euro is. Hendrik Karel Makkink zijn erfdeel is 25.267 gulden (inclusief een vordering die hij had uitstaan op zijn ouders) en hij krijgt het Wolferink daardoor toebedeeld onder bijbetaling van 56.045 gulden. Het standaard erfdeel van de kinderen is 18.010 gulden en deze wordt in mindering gebracht op de waarde van de boerderijen en zij krijgen deze onder bijbetaling van de diverse restbedragen toebedeeld. Alleen het daglonersplaatsje Lindeboom van artikel 7 is minder waard en Gerrit Boschloo en zijn echtgenote Willemina Johanna Makkink krijgen deze dan ook toebedeeld met bijbetaling van 14.294 gulden. Of toen e.e.a. ook financieel afgehandeld is, is overigens niet duidelijk.
 
Hendrik Karel trouwde op 19 juni 1914 met Hendrika Oldenampsen. Zij is een achterkleindochter van eerder genoemde Gerrit Roeterdink en Lucretia Menkveld. Hendrik Karel en Hendrika krijgen drie zoons: Hendrik (geb. 1916), Hendrik Jan (geb. 1920) en Karel Willem (geb. 1927). Op de tweede foto van rechts hieronder zien wij het hele gezin en op de meest rechtste foto is Hendrika met jongste zoon Karel te zien. Links is de trouwfoto van Hendrik en Hendrika en daarnaast zien wij het echtpaar op latere leeftijd in 1956 op de fiets touren.
 
 
Hendrik Karel was bekend door zijn rijmpjes en zijn bijnaam was Hendrik van de appels, omdat hij zoveel appelbomen had. Hij droeg een rode zakdoek om zijn pet zodat deze niet kon afwaaien. Afstappen van de fiets bij de kerk deed hij door zich voorzichtig in de heg te laten vallen. Opstappen ging via een stangetje bij de achternaaf waarmee hij van achteren op het zadel plofte. Vader Hendrik kon überhaupt niet fietsen. Als hij naar een stuk land moest wat ver van huis lag, deed hij het paard voor de verenkar.
 
In het jaar (1927) dat jongste zoon Karel Willem werd geboren, kwam er ook een melkmachine op de boerderij, zie de linkerfoto hieronder uit 1927. Koeien melken werd daarvoor door het personeel gedaan. De melkmachine stond buiten zoals goed te zien is op de middelste foto uit 1936. Hendrik Karel Makkink fokte paarden en liet al het andere werk door het personeel doen. Op de foto rechts hieronder uit 1938 zien wij een graanmaaier/zelfbinder met drie paarden. In de oorlog hebben Nederlandse dwangarbeiders loopgraven moeten graven voor de Duitsers die de grond doorkruiste van 't Wolferink, waardoor het niet bruikbaar was. Van september 1944 tot april 1945 was er één onderduiker Wijma (niet Joods) geheten, hij werkte vaak mee op het land.
 
 
Hendrik Karel woonde de laatste zeven jaren van zijn leven bij zijn jongste zoon Karel Willem op 't Nijland. Hier is hij op 26 februari 1984 overleden. Hendrika Oldenampsen overleed op 9 juni 1970.
 
Zoon Hendrik Jan was degene die op 't Wolferink bleef wonen. Op de foto links zien wih hem staan met zijn vader. Hij trouwde op 9 juni 1950 met Hermina Christina Nieuwenhuis uit Diepenveen. Er worden een zoon en twee dochters geboren. Hendrik Jan legde zich toe veeteelt en landbouw en niet langer op de fruitteelt. Hij is op 25 januari 1975 overleden. Twee jaren later verlaat Hermina de boerderij en neemt zoon Hendrik Karel met zijn echtgenote Gerridine de Jong deze over.

In 1985 is de bestemming van het bedrijf veranderd. Op de deel werd vanaf toen witlof getrokken en in de zomermaanden werden er aardbeien geteeld in de volle grond. Vanaf juni 2001 was 't Wolferink een zachtfruitbedrijf met aardbeien, frambozen, kersen, bramen, rode- en witte bessen. Op 1 december 2005 verkopen Henk en Gerrie de boerderij en gaan in het dorp wonen. Het bedrijf wordt echter voortgezet op het land naast de Grote Muil alwaar elke zomer met name veel aardbeien en kersen verkocht worden.
Er werkten door de jaren heen veel dienstknechten en dienstmeiden op 't Wolferink. Eén daarvan was Jan Strookappe uit Harfsen. Hij emigreerde later naar Nieuw-Zeeland maar bezocht de familie Makkink tijdens één van zijn weinige bezoeken in Nederland. Hij zal goede herinneringen aan 't Wolferink hebben gehad! Ook Johan Strookappe (broer van Jan) werkte op 't Wolferink en nam zijn plaats in toen Jan in militaire dienst ging.
 
1600-1616> Gerrit Wolferinck Eerste hoofdbewoner van dit overzicht
1630-1672~ Reijnt Gerrits Wolferinck en Rheijntgen Wijchers Reijnt is de zoon van Gerrit
1672-1691~ Wijcher Wolferinck en Jenneken Teunissen Eerckingh Wijcher is de zoon van Reijnt en Rheijntgen
1691-1708 Teunis Wolferinck en Hendersken Kleijnderkamp Teunis is de zoon van Wijcher en Jenneken
1708-1714 Teunis Wolferinck en Jenneken Jansen Jenneken is de tweede vrouw van Teunis
1715-1751 Arent Swavink-Wolferink en Jenneken Jansen Arent is de tweede man van Jenneken
1750-1791~ Hendrik Jansen Franke-Wolferink en Henders Wolferink Henders is de dochter van Arent en Jenneken
1791-1843 Arend Wiltink en Teune Wolferink Teune is de dochter van Hendrik en Henders
1821-1866 Klaas Wiltink en Willemina Bovendorp Klaas is de zoon van Arend en Teune
1855-1909 Willem Hendrik Wiltink en Bartha Roeterdink Willem Hendrik is de zoon van Klaas en Willemina
1878-1946 Hendrik Makkink en Karolina Willemina Wiltink Karolina Willemina is de dochter van Willem Hendrik en Bartha
1914-1977 Hendrik Karel Makkink en Hendrika Oldenampsen Hendrik Karel is de zoon van Hendrik en Karolina Willemina
1950-1977 Hendrik Jan Makkink en Hermina Christina Nieuwenhuis Hendrik Jan is de zoon van Hendrik Karel en Hendrika
1977-2005 Hendrik Karel Makkink en Gerridine Johanna de Jong Hendrik Karel is de zoon van Hendrik Jan en Hermina Christina
     
  Huidig adres: Wolferinksweg 3  
 

Familiefoto van de familie Makkink welke is genomen op de 80ste verjaardag van Hendrik Makkink, zittend in het midden. Zijn verjaardag betekende niet alleen feest voor de familie, maar voor de hele schooljeugd van Gorssel want op zijn verjaardag kregen zij altijd om 3 uur vrij!

Op de rechterfoto nog een oude familiefoto van de familie Makkink die niet meer goed tussen de vele foto's hierboven pastte maar zeker een plaatsje verdiend op deze website. Op deze foto zien wij boven Hendrik Karel Makkink en een dienstbode en onder v.l.n.r. Hendrik Makkink, Hendrika Oudenampsen, Gerard Wolf (uit Duitsland), Hendrik Makkink met op schoot zijn kleinzoon Hendrik Jan Makkink.

 
Dijkerhof
 
In de pondschatting van 1492 wordt genoemd "Tgoet Zweerssinck, Garyt ten Dycke mit synen goede ten Dycke". Garyt zal eigenaar zijn geweest van beide boerderijen en woonde waarschijnlijk op Zweerssinck, dat is boerderij 't Dijker. Boerderij ten Dycke is dan waarschijnlijk de boerderij die we nu bespreken en later bekend zou staan als 't Dijkerhof.
 
Net als de Braamkolk is Dijkerhof vlakbij de waterdijk gelegen die de Eesterhoek beschermde voor het hoge water van de IJssel. En net als bij de Braamkolk ligt er bij Dijkerhof direct achter de dijk een kolk. Braamkolk dankt zijn naam aan de kolk, Dijkerhof doet dat aan de dijk. De boerderijnaam wordt in 1707 voor de eerste keer gemeld in het doopboek van Gorssel als Hendrijk Fijlipsen en Aaltjen Janssen als "eheluijden op den Hof ten Dijke" hun dochter Henders laten dopen. Maar de boerderij al veel langer en stond bekend als o.a. "den Olden Dijck" welke reeds in het verpondingskohier van 1646 wordt genoemd en volgens de inleiding al in 1492 heeft bestaan.
 
Op 4 mei 1624 schenken Gerrit Gerritsen en zijn huisvrouw Geertien Jorissen aan Aelbert Gerritsen ten Busch en diens huisvrouw Tonnisken Jansen de helft van hun hofstede genaamd Dijcker. Gerrit en Geertien waren voor 3/4 eigenaar en verkochten het resterende 1/4 aan Jan van Forstenouw en diens echtgenote Anne ten Dijcke die al voor 1/4 eigenaar waren en nu dus voor de helft eigenaar werden. Het Hoff ten Dijker wordt in 1633 in een akte genoemd en is dan eigendom van de familie Galepijn. In 1638 verkopen zij de boerderij aan Albert Gerritsen ten Bosch en Tonniske Janssen die dan op 't Ontijdink wonen. Dit verhaal is nog niet helemaal duidelijk. Later is zijn zoon Claes Alberts ten Bosse eigenaar samen met zijn echtgenote Derckjen Henriks, ook zij woonden op 't Ontijdink. Na hun overlijden wordt de boerderij in de boedelscheiding anno 1704 toebedeeld aan hun kleindochter Geesken Henrick ten Bosse, zij is dan getrouwd met Jan Lentink en woont met hem in Almen. Zij kregen ook de gronden den Sweersinckamp en het Hoenderstuk.
 
In het verhaal over de Dijkerhof zal duidelijk worden dat er drie boerderijen zijn die de naam Dijkerhof hebben gedragen en één doet dat nog steeds. Op het kaartje hiernaast anno 1911 zijn de drie boerderijen genummerd. De meeste bewoners van de overzichten hieronder woonden op nummer 1. Dit is de oudste boerderij en deze moet redelijk groot zijn geweest want vaak is er sprake van dubbele bewoning, wij noemen deze boerderij dan ook "Groot Dijkerhof" ook al was het maar een katerstede. Waarschijnlijk is de boerderij al kort na 1901 afgebroken toen de bewoners er vertrokken, zie verderop dit verhaal. Vreemd is het dan wel dat de boerderij nog staat getekend op de kaart van 1911.

Nummer 2 is waarschijnlijk gebouwd in 1903 en diende als huisvesting van de dienstknecht van 't Wolferink wiens bewoners eigenaar waren van alle Dijkerhof boerderijen. Het zijn twee arbeiderswoningen en wij noemen deze "Klein Dijkerhof" ook al stond deze ook bekend als "De Brink".

In 1911 wordt de huidige Dijkerhof (nummer 3) gebouwd voor een zoon van de toenmalige Wolferink bewoner en wij noemen deze "Nieuw Dijkerhof".
 
We pakken de bewonersgeschiedenis op aan het begin van de 18e eeuw en merken erbij op dat de bewonersgeschiedenis ouder is en mogelijk deels is genoemd in het verhaal van boerderij 't Dijker waarover nog wat verwarring bestaat zoals ook in dat verhaal is beschreven. Het heeft er echter alle schijn van dat de bewoners van 't Dijker op den Dijk wonen en de bewoners van Dijkerhof aan den Dijk. Later wijzigen de namen naar resp. Dijkerman en Dijkerhof.

Omstreeks 1710 is er sprake van dubbele bewoning als de echtparen "Hendrijk Fijlipsen & Aaltjen Janssen" en "Reijnt Gerrits & Janna Teunissen" op het Dijkerhof wonen. In 1711 woont er ook nog een Garrijt die genoemd wordt als inwoner bij Hendrijk aan den Dijk en zou er dus sprake zijn van drie gezinnen. Dat is best mogelijk want ook later lijken er drie gezinnen tegelijkertijd op de boerderij te wonen. Verder zal opvallen dat de bewoners vaak kortere tijd wonen en van buiten Gorssel komen. Het Dijkerhof lijkt daarmee een soort van import doorgangshuis te zijn geweest voor dagloners. De genoemde personen zijn zeker geen eigenaar, pas in 1785 komen wij een bewoner tegen die ook eigenaar was. Qua bouw zal 't Dijkerhof eruit hebben kunnen zien als 't Boschtert welke twee aparte voordeuren had, een foto is hierboven te zien in het verhaal van Ontijdink.
 
Eigenaar Jan Lentinck uit Almen is ook aanwezig bij de vergaderingen van de marke Eschede wegens een 1/4 deel uit de Grote Muil. In de markevergadering van 9 juli 1710 zijn inwoonder op Dijkerhof tegen St. Peter over een jaar te laten gaan en hem te doen delogieren en ondertussen voor alle onheil te zullen instaan. Reijnt zal niet zijn vertrokken want in het markeboek van 1712 wordt "Reint op Dijckershof" genoemd omdat hij zijn beesten op markegrond laat grazen. Het bijzondere aan Reijnt is dat hij afkomstig is van 't Dijcke waarvan wij nog steeds aannemen dat hiermee 't Dijker wordt bedoeld. Reijnt en Janna krijgen zes kinderen "op den Dikkerhof" en "aan den Dijk" zoals dat in de doopregisters te lezen is. Het echtpaar verhuist voor 1745 naar het nabijgelegen erve Boonk welke wel in 't Rijsselt onder Eefde is gelegen.

Hendrijk Fijlipsen zal degene zijn geweest die van 't Dijkerhof is vertrokken en zijn plaats wordt ingenomen door Henderik Waanders en zijn echtgenote Henders. Bij de doop van hun kinderen wordt de vader steeds "Henderik aan den Dijk" genoemd. Het echtpaar woont later op de Braamkolk, daar zullen zij omstreeks 1730 ongeveer naartoe zijn verhuisd. De foto hiernaast is gemaakt op de plek waar 't Dijkerhof heeft gestaan met uitzicht op de dijk. De foto even verderop is op dezelfde plek genomen maar nu richting de Sweersingstraat met Klein Dijkerhof (links) en Nieuw Dijkerhof (rechts).
 
Omstreeks 1736 wonen waarschijnlijk Hendrik Wessels en Jenneken Everts Meulenkamp op de boerderij, zij woonden eerder in Bathmen op boerderij Meulenkamp. Jenneken woont er niet lang want Hendrik hertrouwt op 26 april 1741 met Lummeken Bartels die zelf ook weduwe is van Garrit Stokhaar die van de Peerdecate afkomstig is. Er worden uit dit huwelijk zes kinderen geboren waarvan er zeker twee jong overlijden waarbij de vader Jan Hendrik op Dijckerhof wordt genoemd, dit gebeurde in 1744 en 1749. Hendrik is overleden voor 1754 want dat jaar hertrouwt Lummeken opnieuw met Jan Bartels Hissink en zal bij hem in Voorst zijn gaan wonen, er zijn dan nog drie kinderen in leven. Omstreeks 1742 komen Hendrik Jansen en Aaltjen Gosens op Dijkerhof wonen, daarvoor woonden zij op Hoekman welke zij waarschijnlijk zelf gesticht hebben. Hendrik zijn oorspronkelijke familienaam is Haarman welke wijzigde naar Hoekman toen hij daar woonde. Als in 1745 zoon Jan wordt gedoopt, wordt Hendrik "Diekerhoff" genoemd. Aaltjen haar familienaam is ... Braamkolk! Zij wist dus al hoe het is om vlak aan de dijk te wonen, want zij werd waarschijnlijk in 1701 op de Braamkolk geboren en woonde er in ieder geval vanaf 1705. Ook dit echtpaar verliest in 1744 een kind.
 
Kort na 1750 is er opnieuw sprake van een dubbele bewoning waarbij nu de naam Diekerhof(f) wordt gebruikt. Het eerste echtpaar is Albert Jansen (te Borgel, later Neuteboom) en Garritjen Hendriks, mogelijk dochter van Henderik Waanders en Henders Altena. Het tweede echtpaar is Bartelt Thijssen en Hendrina Alberts, dochter van Albert Krukkeland uit Epse die op 16 januari 1752 in Colmschate waren getrouwd. In 1756 verliezen beide echtparen een kind op den Dijkkerhof, opnieuw een jaar met veel leed. Albert en Garritjen vertrekken kort daarna naar Klein Bentink in het dorp, Bartelt en Hendrina (wiens zuster Guele op de Grote Muil woont) blijven wel op de boerderij. Hun jongste dochter Janna wordt op 16 maart 1766 gedoopt en wordt Janna Dijkerhof genoemd. Zoon Hendrik woonde later op Klumper en het is goed mogelijk dat zijn ouders daar ook gewoond hebben en zelfs het boerderijtje hebben gesticht nadat zij van Dijkerhof zijn vertrokken, dat zal voor 1772 zijn geweest. Dat jaar worden er namelijk andere bewoners genoemd namelijk Jan Dijkerhof en Fenneken Lijster (uit Epse) als zij dat jaar en het jaar erop een dochter laten dopen. Jan is eigenlijk Vos geheten en is de zoon van Garrit Vos die op de Oude Vos woont. Jan trouwde op 30 april 1771 met Fenneken en hertrouwt op 17 maart 1776 met Willemken Rensink en woont dan ook op de Oude Vos, hij is dus verhuisd. Of Fenneken Lijster ook nog op de Oude Vos heeft gewoond of is overleden op Dijkerhof, is niet helemaal duidelijk.
 
Veel voorbeelden van de familienaam Dijkerhof zijn er niet. De meest bekende is wel Geertjen Dijkerhof die op 15 september 1757 wordt gedoopt als dochter van Harmen Jansen Holtmark en Fenneken Klaessens Buitenkamp, opnieuw afkomstig uit Epse wat opvallend is aan de bewoners van het Dijkerhof. Haar ouders wonen dan op 't Dijkerhof en zullen de plek van Albert Jansen en Garritjen Hendriks hebben overgenomen. Heden ten dage bestaat nog de familienaam "Holtmark van Dijkerhof" en het is Harmen die de stamvader van deze familie is, zoon Jan die is gedoopt op 9 december 1759 heeft deze naam doorgegeven. Meer kinderen dan Geertjen en Jan krijgt Harmen niet en hij is tussen 1759 en 1763 overleden.

Op 6 november 1763 hertrouwt Fenneken als "Fenneken Dikerhof" met Willem Abrahams Schoolderman en er worden in de periode 1764 tot 1776 nog zeven kinderen geboren die de familienaam Schoolderman krijgen ook al worden de laatste drie kinderen gedoopt als zoons van Willem Dijk(k)erhof die in 1766 wordt aangesteld als scheuter van de marke Eschede. Hun halfzus Geertjen Dijkerhof trouwde op 4 februari 1781 met Esse Horstman en gaat wonen op Baltink in Almen. Later verhuizen ze naar het geboortehuis van Esse in de Holtense Dijkerhoek welke (Klein) Horstman of Booij wordt genoemd. Hier is Geertjen op 30 november 1833 overleden.
 

Afgezien van de doop van de laatste twee kinderen van Willem en Fenneken in 1774 en 1776 betreft de laatste registratie van Dijkerhof in de Gorsselse kerkboeken die van de belijdenis van "Janna Engelengoor, huisvrouw van Esken Botterman, wonende op het Dijkerhof". Op 14 april 1775 wordt Esken zelf aangenomen als lidmaat als "bouman op den Brink". Zij zijn de eerste bewoners van Brinkman en zijn dus tussen 1773 en 1775 vertrokken van Dijkerhof. Opvolgers zijn niet bekend, wel komen wij straks nog een zoon van dit echtpaar op Dijkerhof tegen. Wel is duidelijk dat op 13 januari 1774 "het erve en goed den Dijkerhoff" door Hendrik Lentink en consorten wordt opgedragen aan Gerrit Podt en zijn echtgenote Sara Aleijda Eekhout. Gerrit (ook wel Gerhard) Podt is de zoon van Hendrik Podt, voormalig burgermeester van Deventer en eigenaar van 't Eschede.

 
Als er na de dijkdoorbraak van 1784 een speciaal fonds in het leven wordt geroepen, blijkt er nog steeds een dubbele bewoning te bestaan als "Willem Dykerhof" (Schoolderman) en ene "Jannes Dykerhof" apart worden geregistreerd waarvan wij aannemen dat het zojuist genoemde Jan Dijkerhof betreft. Veel geld krijgen ze niet uit het fonds, laten we hopen dat de schade daarom meegevallen is. Op 16 januari 1786 wordt het "Erve Dijkershof" verkocht (door de erven Podt) aan het echtpaar Salomon Doornink en Hendrica Johanna ter Beest en zij komen dan op de boerderij komen wonen. Waarschijnlijk wonen zij er al een jaar eerder omdat zoon Jacob op 9 augustus 1785 in Gorssel is geboren. Ze zullen de plaats van Jannes hebben ingenomen, Willem en Fenneken hebben waarschijnlijk tot hun overlijden op de boerderij hebben gewoond. Data zijn niet bekend maar dat kon wel eens tot 1803 zijn geweest.

Op 11 mei 1791 verkoopt de familie Doornink het erve en goed Dijkerhoff bestaande in huijs, bergh, hof en land, en opgaande boomen aan Berend Mentink. Hij trouwt op 29 april 1792 met Berendina Janssen en gaan dan samen op de boerderij wonen. Lang zijn zij niet samen, want Berendina hertrouwt als weduwe op 7 december 1794 met Lucas Kamp en hij gaat dan op de boerderij wonen en wordt in een akte in 1797 dan ook Lucas Dijkerhof genoemd. Hij leent dan 300 gulden en leent nog eens 200 gulden in 1799 van Arend Wiltink en Teune Wolferink van 't Wolferink. Een jaar later, op 27 juli 1800, verkopen Lucas en Berendina "caterstede den Dijkerhof, met al het onder behoorende getimmer, voorts hof, bouw- en weijdeland en daarop staande boomen" voor 1200 gulden aan dit echtpaar van 't Wolferink. Waarschijnlijk blijven Lukas en Berendina tot 1804 op 't Dijkerhof en gaan dan inwonen op 't Nijland. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij Lucks Dijckerhof genoemd.
 
De bewonersgeschiedenis mag dan na 1800 duidelijker zijn, het gaat te ver om aan alle bewoners veel aandacht te besteden. Niet alleen is er sprake van dubbele bewoning, vaak woonden de bewoners er voor korte tijd. Hierdoor kent Dijkerhof vele bewoners waarvan de hoofdbewoners natuurlijk wel allemaal in de overzichten zijn verwerkt. Geen van de bewoners waren eigenaar, dat was de eigenaar/bewoner van 't Wolferink. Het is goed mogelijk dat de Dijkerhof bewoners op 't Wolferink werkten waarbij dat zeker is van de bewoners van de "Kleine Dijkerhof". In de lijst der hoofden van huisgezinnen anno 1815 worden Gerrit Botterman en Arend Visser genoemd. Gerrit is eigenlijk Gerrit Hendrik, is dagloner van beroep, getrouwd met Harmina Schuitert en is de zoon van Esken Botterman en Janna Engelengoor die eerder op Dijkerhof woonden. Janna is overigens op 13 november 1811 overleden op het erve Dijker waarbij verondersteld mag worden dat dit niet 't Dijker maar Dijkerhof zal zijn geweest en dat zij bij haar zoon in huis woonde. Gerrit Hendrik woonde ook op de Oude Vos, hij komt dus straks weer ter sprake. Waarschijnlijk heeft Gerrit Hendrik maar even op Dijkerhof gewoond en was hij meer op de Oude Vos.
Dat kan niet gezegd worden van Arend Visser die op 16 februari 1804 trouwde met Christina Peters en op 1 oktober 1837 op Dijkerhof is overleden. Het echtpaar zal waarschijnlijk deze hele periode op Dijkerhof hebben gewoond en Arend werkte er als kleermaker. Christina is de dochter van Thomas Peters en Lubbertjen Jansen uit Wilp en heeft een broer en zus die ook in Gorssel wonen. Broer Gerrit Steven is getrouwd met Willemina van der Meij en woont op Braamkolk. Zus Geertrui woont met Klaas Wiltink op Frankenplaats. Klaas is een neef van Arend Wiltink van 't Wolferink en heeft er mogelijk voor gezorgd dat zijn zwager en schoonzus op Dijkerhof konden wonen. Overigens is Klaas zijn zus Janna getrouwd met Zwier Botterman, broer van Gerrit Hendrik Botterman. Zij hebben verder niets met Dijkerhof maar het geeft wel aan dat familieverbanden een grote rol speelden in de woonsituatie van de oude Eesterhoekers.

Arend Wiltink van 't Wolferink is eigenaar van Dijkerhof welke volgens de kadastrale atlas van 1832 perceelnummer 694 heeft. Het bouwland achter de boerderij heeft nummer 693 en is 2,5 hectare groot. De kolk achter de dijk is nummer 692.
 
Het is dan ook geen verrassing dat de volgende familienaam Van der Meij is! Gerrit Berend van der Meij, daar hebben wij het over, is een broer van de zojuist genoemde Willemina van der Meij en de zoon van Albert van der Meij en Willemina Braamkolk. Hij trouwde op 27 augustus 1813 met Aleida Smeenk en woonde met haar eerst op haar oudershuis Kappert in de Eesterbrink. Nadat Gerrit Hendrik Botterman is teruggekeerd naar de Oude Vos komt hij naar Dijkerhof wat in of kort na 1815 zal zijn geweest. Gerrit Berend krijgt waarschijnlijk de opdracht iets te maken van Dijkerhof als boerderij en gaat werken als landbouwer en wordt in 1832 genoemd als werkbaas op Dijkerhof. Hij moet dat goed hebben gedaan want jaren later wordt hij aangesteld als werkbaas op de grotere boerderij Smeenk, hij wist dus van aanpakken. Hij was ook nog schatter van slachtvee. Er worden negen kinderen op Dijkerhof geboren waarvan er wel een aantal jong zijn overleden. Jongste dochter Lena wordt op 1 juli 1833 in Eefde geboren, waarschijnlijk op de Platenkamp waar zij waarschijnlijk in 1832 zijn komen wonen. Gerrit Berend woonde uiteindelijk in zijn geboortehuis Braamkolk waar hij op 15 januari 1854 is overleden. Waarschijnlijk is hij in 1838 verhuisd van de Platenkamp naar de Braamkolk nadat dat jaar zijn zwager Gerrit Steven Peters op Braamkolk is overleden.


In 1836 wordt Derk Jan Jansen geregistreerd als bewoner van 't Dijkerhof, hij is de zoon van Hendrik Jansen en Gerritjen Peters. Hij zal er zijn komen wonen in 1835 toen hij op 27 maart van dat jaar trouwde met Jenenken Nijenhuis. Hij zal ongetwijfeld weer ergens familie zijn, maar we schenken aan Derk Jan verder geen aandacht, hij zal er kort hebben gewoond want woonde in 1838 ook al in Harfsen, op katerstede Schiethoppe. Maar met de familienaam Peters er is wel weer een bruggetje naar de andere kant! Hier wonen in 1835 Albert Willem Peters en Geertjen Roeterdink die er na 1832 zijn komen wonen. Albert Willem is de zoon van Gerrit Steven Peters en Willemina van der Meij van 't Braamkolk. Hij heeft maar kort op Dijkerhof gewoond en staat in 1836 al op de Oude Vos geregistreerd. Op 11 mei 1837 overlijdt de 57-jarige militair Bernardus van Nekken, maar onbekend is wat hij te zoeken had op Dijkerhof. In 1841 worden Jan Willem Mensink en Mannes Bannink geregistreerd. Hoe lang Jan Willem Mensink er woonde is niet duidelijk, maar later zou hij lange tijd op Nijland wonen dus hem komen wij straks wel weer tegen. Mannes Bannink was een dagloner die op 7 juni 1839 in Gorssel trouwde met Aaltjen Rietman en toen mogelijk op 't Dijkerhof zijn gaan wonen.
 
In 1846 is er geen registratie en was er mogelijk sprake van een complete volksverhuizing. Antoni Wiltink trouwde op 6 februari 1846 met Willemina Christina Bovendorp en Jan Willem Mensink zal voor hem moeten plaatsmaken, Antoni was dan ook de oudste zoon van Klaas Wiltink van 't Wolferink en Willemina Christina is een nichtje van Willemina Bovendorp, vrouw van Klaas! Die is op 12 mei 1846 getuige bij de aangifte van de geboorte van Hendrika Geltink, dochter van Fredrik Geltink en Willemina Boterman die dan ook op Dijkerhof zijn komen wonen en de plek van Mannes Bannink en Aaltjen Rietman hebben ingenomen. Frederik en Willemina zijn afkomstig van de Nieuwe Vos en Willemina is een nichtje van Gerrit Berend van der Meij, zij is een dochter van Johanna van der Meij van 't Raland.

Toen Antoni Wiltink op 't Dijkerhof is gaan wonen, is de boerderij waarschijnlijk vergroot. Een sluitsteen anno 1846 herrinert hier nog aan. Deze sluitsteen is later nog in een schuur van het nieuwe Dijkerhof gebouwd en waarschijnlijk zijn toen meerdere stenen van het oude Dijkerhof gebruikt. In 1848 biedt Antonij een bedrag van 7.110 gulden voor het erve en goed Groterkamp maar hij wordt hiervoor bedankt door de verkopers den Heer J. Sappius Graevenstein en vrouwe E. Fischer op den huize Eschede.
 
Antoni en Willemina verhuizen rond 1851 naar Voorst. Zeker is dat Frederik en Willemina in 1852 nog op Dijkerhof wonen, maar doordat er geen registraties zijn in 1856 en 1859 is niet duidelijk tot wanneer precies. In 1861 woont Willem Boterman er met zijn tweede vrouw Geertjen Poorterman. Willem is een broer van Willemina en het echtpaar is er waarschijnlijk al in 1852 komen wonen. Zij woonden daarvoor namelijk op Veldzicht in Epse welke eigendom was van Teunis Brinkman van de Kippe die in 1852 de Kippe verkocht en daarna op Veldzicht zal zijn komen wonen. Aan de andere kant wonen anno 1861 Antoni Peters en Gerritjen Tuitert die de plek hebben ingenomen van Antoni Wiltink en Willemina Christina Bovendorp die in 1852 in Twello blijken te wonen. Gerritjen is de dochter van Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink van 't Smeenk.Aangezien Antoni en Gerritjen pas op 19 februari 1858 trouwden, is het mogelijk dat in de tussentijd dit gedeelte van de boerderij niet bewoond is geweest. Tenzij Willem Boterman de plek van Antoni Wiltink en Willemina Christina Bovendorp en pas in 1858 is verhuisd naar de andere kant waar toen mogelijk Fredrik Geltink en Willemina Boterman zijn vertrokken naar Eefde. Door de gebrekkige registratie van die tijd blijft het gissen, helaas was Gorssel wat laat met het instellen van bevolkingsregister die in andere gemeenten al in 1850 werd ingesteld.
 
Maar nadat het bevolkingsregister in 1861 werd ingesteld, kan met veel meer zekerheid gezegd wie er waar woonde. Om niet te veel te kleppen, doen we dat van de twee gedeelten apart. Antoni Peters en Gerritjen Tuitert woonden er tot 18 januari 1873 en vertrokken toen naar Beekbergen. Bij hun woonde ook weduwvrouw Aaltjen Bussink die daarna op Hoekman is gaan wonen. In het gezin Peters woonde ook neefje Hendrik Jan Tuitert van de Grote Muil nadat zijn moeder Johanna Gardina Hoogkamp in 1869 is overleden. Antoni was akkerbouwer van beroep en vormt daarmee een uitzondering op de andere Dijkerhof bewoners die eigenlijk allemaal dagloners waren. Pas in januari van 1877 komen de volgende bewoners, dit woongedeelte heeft dus toen opnieuw een aantal jaren leeggestaan. Nieuwe bewoners zijn Jan Willem Pekkeriet en Everdina Zandscholten. Zij zijn in 1874 getrouwd maar woonden eerst in op huidig adres Markeweg 4. Jan Willem is de zoon van Geertjen Poorterman die met Willem Boterman op Dijkerhof woonde, maar eerder getrouwd was met Derk Jan Pekkeriet.
 
In 1885 wordt hun plek overgenomen door Hendrik Onstenk en Aaltje Frederika Kolkman die van 't Bosser komen welke dan wordt afgebroken. Ze hebben twee zoons en op 27 april 1886 wordt dochter Gerritje op Dijkerhof geboren. Zij is te zien op de foto hiernaast samen met Antonij Jannes van het Hekke met wie zij later trouwde. Bijna twintig jaar woonden haar ouders op Dijkerhof, een hele lange tijd na maatstaven van andere bewoners. Ze verhuizen op 10 juni 1901 naar een boerderijtje aan de Markeweg welke zij Nieuw Bosser noemen.

Januari van 1904 komen dan de broers Bernardus en Gradus Johannes Evers en werken beiden als arbeider, zeer waarschijnlijk voor 't Wolferink. In deze periode is "Groot Dijkerhof" afgebroken en "Klein Dijkerhof" gebouwd waar de broers zijn gaan wonen, waarschijnlijk al vanaf het begin. De afbraak van Groot Dijkerhof en de bouw van Klein Dijkerhof zal dus tussen 1901 en 1904 hebben plaatsgevonden en mogelijk zijn de stenen van de oude boerderij gebruikt voor het nieuwe huis maar nog aannemelijker is dat deze in 1901 zijn gebruikt voor de bouw van Nieuw Bosser. Meer duidelijkheid over de bouw van het nieuwe huis is verderop in dit verhaal te vinden.

Op resp. 21 juni 1916 en 15 augustus 1913 zijn de broers overleden en zo komt een natuurlijk einde aan de bewoning. Hun ouders Gerhardus Johannes Evers en Maria Leemreise woonden in Eefde.
 
November van 1916 krijgt "Klein Dijkerhof" haar nieuwe bewoners met Hein Beekman en Aaltje Ilbrink en acht kinderen die afkomstig waren van de Kniepe uit Epse, zij huurden deze van de familie Klein Bronsvoort van 't Loo. Van Hein is niet zeker dat hij voor 't Wolferink werkte. In 1921 was hij arbeider voor een ijzergieterij en dat deden ze niet op 't Wolferink! Toch wonen Hein en Aaltje een hele lange periode op Klein Dijkerhof. Na het overlijden van Hein in 1940 is Aaltje er nog lang blijven wonen. Op de groepsfoto bij het verhaal van de Borghte zit zij eerste van links. Ook zoon Annie is op deze foto te zien.
 
Terug in de tijd! Willem Boterman en Geertjen Poorterman waren al voorgesteld. Ze wonen er met dochter Willemken die twee onechte kinderen krijgt. Deze kinderen worden alsnog erkend als zij op 6 september 1866 met Gerrit Hendrik Zomer trouwt. De familie Boterman is dan al vertrokken van Dijkerhof en hun plek is in november 1865 ingenomen door Berend Spenkelink en Hendrina Klazes. Deze mensen komen ook voor in het verhaal over 't Bosser aangezien zij daar in maart 1877 komen wonen. Juni 1877 zijn het dan Albert Jan Holmer en Clasina Bolink die naar Dijkerhof komen maar al in 1879 vertrekken en dan opnieuw de plek van Berend Spenkelink en Hendrina Klazes innemen die dan van 't Bosser vertrekken. Zo lijkt Dijkerhof een opstapje naar 't Bosser te zijn geweest waar de families op zichzelf kunnen wonen en de woonruimte niet met anderen hoeven te delen zoals dat op Dijkerhof het geval was. Gerrit Jan Jansen en Aaltje Smeenk zien dat op dat moment anders, want zij zijn van 't Bosser afkomstig en ruilen dus met Albert Jan en Clasina maar hebben het na een jaar alweer bekeken op Dijkerhof, op 't Bosser woonden zij overigens nog korter. De volgende bewoners vestigen zich voor langere tijd op Dijkerhof. Het zijn Hendrik Jan Grooteboer en Berendina Oosterkamp, zij is geboren op de Eikeboom. Het echtpaar heeft geen kinderen d.w.z. een dochtertje leeft maar twee dagen en een ander dochtertje wordt levenloos geboren. In november 1894 dienen de volgende bewoners zich aan en ze hebben een bekende naam en het betreft geen toeval. Het is namelijk Gerrit Jan Boterman, kleinzoon van Willem Boterman die ongeveer 40 jaren eerder zich op Dijkerhof vestigde. Zijn vader Albert woonde nog op de Grote Muil en zijn echtgenote is Bartha Toorneman. Willem is metselaar van beroep en is de eerste Dijkerhof bewoner die niet op het land werkte. Op 26 juli 1898 weer een nieuwe maar ook bekende naam als Hendrik Antoon Jansen zijn intrek doet. Maar zoals zo vaak is deze Jansen geen familie van de andere Jansen. Familie is Hendrik Antoon wel van Johanna Martina Schierboom met wie hij op 7 december 1894 was getrouwd. Wel is hij de kleinzoon van Willem Jansen die op de Grote Muil woonde.
 
Op 27 september 1900 vertrekt de familie Jansen met drie kinderen naar Vorden en komen er niet gelijk nieuwe bewoners. Pas begin 1904 kwamen er de nieuwe bewoners zoals dat ook het geval was met de bewoners van de andere kant. Beide nieuwe bewoners zullen zijn gaan wonen in de twee arbeiderswoningen van Klein Dijkerhof welke eigenlijk de Brink werd genoemd. Het huis is namelijk gebouwd op het zuidwestelijke gedeelte van het bouwland genaamd "Den Brink" (perceel 1262 op de kaart van 1889 hiernaast) welke voorheen eigendom was van de familie Slagman van 't Eschede en bij de scheiding op 3 december 1901 overging van Harmanus van Zeijts en Derkjen Slagman. Het echtpaar woont in Laren en had eigenlijk niets aan bouwland zover van huis en zij zullen dus bedacht hebben om er een huis op te bouwen en deze met het bouwland te gaan verpachten.

Dat zullen ze dan hebben gedaan in 1903 omdat in 1904 de nieuwe bewoners worden geregistreerd, dat waren de gebroeders Evers en het echtpaar Gerrit Jan Wilgenhof & Jantjen Hendriksen die op 20 februari 1904 zijn getrouwd en dan gelijk op De Brink komen wonen. Wij houden echter in dit verhaal wel de fictieve huisnaam Klein Dijkerhof aan omdat even verderop naast Nieuw Dijkerhof ook een huisje stond met de naam Den Brink (deze wordt besproken op de Eesterbrink pagina van deze website) en dit huisje er al eerder stond. Eerder in het verhaal werd gesuggereerd dat de stenen van het oude Dijkerhof gebruikt kunnen zijn voor het nieuwe huis maar dat is maar zeer de vraag, want deze waren immers van een andere eigenaar. Na het overlijden van eigenaar Harmanus van Zeijts wordt "de Brink", zijnde een huis met twee woningen met erven en bouwland op de kadastrale percelen E 3215 t/m 3217, op 22 juli 1909 geveild en voor 2160 gulden verkocht aan Hendrik Makkink van 't Wolferink. De aanvaarding was per 22 februari 1910 omdat tot die tijd de huurders Evers en weduwe Wilgenhof er nog mochten wonen. Tevens hadden zij zelf zaadbergen en vruchtbomen op het erf staan en Evers had ook nog een eigen schuurtje.
 

Jantjen Hendriksen was eerder getrouwd met Gerrit Antonie Dekker en was van hem gescheiden. Gerrit Jan en Jantjen krijgen twee dochters en ook dochter Hendrika Johanna Esselina Dekker uit het eerste huwelijk van Jantjen woont op Dijkerhof. Zij trouwt op 29 april 1916 met Johan Krijt die dan ook op Klein Dijkerhof komt wonen. Een mannelijke hoofdbewoner is er dan al een tijdje niet meer want Gerrit Jan Wilgenhof was al op 19 juni 1908 overleden. In januari 1919 komt weduwnaar Jan Albert Bussink ook op Dijkerhof wonen waarna Johan en Hendrika in mei naar Epe vertrekken. Jan Albert was al twee keer getrouwd, maar trouwt op 26 januari 1924 voor de derde keer met Jantjen Hendriksen die zelf ook voor de derde keer in het huwelijksbootje stapt. In 1931 krijgen ze nog gezelschap van Jantjen haar dochter Gerdina Hendrika Wilgenhof en diens echtgenoot Lucas Rossel en wordt kleinzoon Johannes Rossel geboren.

Op de linkerfoto hiernaast zien wij Jan Albert Bussink en op de rechterfoto zien wij Jantjen Hendriksen zittend op een graanmaaier met aflegger van de familie Makkink van 't Wolferink. Op deze foto uit 1935 staan verder v.l.n.r. Hendrik Makkink, Hendrik Karel Makkink, Annie Beekman, Derk Addink, Willem Poesse, August Wilhelm Droste en Hendrik Jan Heijink. Ze zijn er aan het werk aan de Jodendijk waar de familie Makkink ook land had liggen.

Jan Albert Bussink is overleden op 26 september 1939 overleden en Jantjen is op 15 januari 1951 overleden en in 1952 wordt ene J.H.G.A. Schepers geregistreerd.

 

In 1956 komen dan Willem Poesse en Derkjen Wunderink. Willem Poesse werkte als dienstknecht voor Makkink van 't Wolferink. De foto hiernaast is op 18 juli van dat jaar gemaakt en wij zien hem hier aan het schudden op de Achterste Middelweerd met de "Vicon-Lely".

Willem en Derkjen zijn afkomstig van 't Braamkolk zoals dat vaker gebeurde het geval was bij bewoners van Dijkerhof. Hun woning daar was in slechte staat en ze kwamen dus maar al te graag naar de Sweersingstraat waar inmiddels al de huidige woning stond welke de arbeiderswoning van 't Wolferink was. Op de foto hiernaast zien wij het echtpaar op latere leeftijd.

Het boerderijtje "Klein Dijkerhof" was voor 1947 (waarschijnlijk 1946) afgebrand en de huidige dubbele woning kwam ervoor in de plaats. Maar dat was niet de eerste keer dat het boerderijtje door brand werd getroffen want in 1932 is "de dubbele boerenwoning, bewoond door de gezinnen Beekman en Bussink, geheel afgebrand" zoals in de Telegraaf van 3 september 1932 staat geschreven. Het vee kon worden gered en de verzekering dekte de schade, de oorzaak van de brand was onbekend.

 
Op 27 september 1932 doet eigenaar Hendrik Karel Makkink van 't Wolferink al een bouwaanvraag voor de herbouw van een dubbele woning gelegen aan "den zandweg van Eeschede naar nieuwe Dijkerhof". Het huis wordt gebouwd door aannemer Boerstoel en de bouwkosten zijn 3800 gulden. De vergunning wordt precies een maand later verleend op 27 oktober 1932 en op 3 januari 1933 is het huis al gereed voor bewoning door de families Beekman en Bussink.

Overzicht hoofdbewoners met huisnummer 55 anno 1861 en huisnummer 437 anno 1951 met huidig adres Sweersingstraat 1: 
 
1707-1711 Hendrijk Fijlipsen op den Hof ten Dijke & Aaltjen Janssen  Eerste bewoners van dit overzicht
1711-1745< Reijnt Gerrits op den Dikkerhof en Janna Teunissen Het echtpaar woont later op Boonk
1712-1730~ Henderik Waanders aan den Dijk en Hendersken Klein Bannink Het echtpaar woont later op Braamkolk
1736-1741 Hendrik Wessels Dijckerhof en Jenneken Everts Meulenkamp Het echtpaar is afkomstig van Bathmen
1741-1754 Hendrik Wessels Dijckerhof en Lummeken Bartels Paalman Lummeken is de tweede echtgenote van Hendrik
1741-1750~ Henderik Jansen Hoekman>Dijckerhof en Aaltjen Gosens Braamkolk Het echtpaar is afkomstig van Hoekman
1752-1772< Bartelt Thijssen op Diekerhoff en Hendrina Alberts Krukkeland Het echtpaar woont later waarschijnlijk op Klumper
1753-1756 Aelbert Jansen Neuteboom op het Diekerhof en Garritjen Hendriks Nieuwmeijer Het echtpaar woont later op Klein Bentink
1757-1763 Harmen Holtmark>Dijkerhof en Fenneken Buitenkamp Het echtpaar is mogelijk afkomstig van Epse
1763-1803~ Willem Schoolderman>Dijkerhof en Fenneken Buitenkamp Willem is de tweede echtgenoot van Fenneken
1771-1776< Jan Garrits Dijkerhof en Fenneken Willems Lijster Geen familie van vorige bewoners
1771-1774 Esken Botterman en Janna Engelengoor Het echtpaar woont later op Brinkman
1785-1791 Salomon Doornink en Hendrika Johanna ter Beest Eerste bewoners die ook eigenaren zijn
1792-1794 Berend Mentink en Berendina Janssen Geen familie van vorige bewoners
1794-1804 Lucas Kamp en Berendina Janssen Lucas is de tweede echtgenoot van Berendina
1804-1837 Arend Visser en Christina Peters Geen familie van vorige bewoners
1834-1836~ Albert Willem Peters en Geertjen Roeterdink Albert Willem is een neefje van Christina
1836-1846~ Jan Willem Mensink en Janna Fokkink Geen familie van vorige bewoners
1846-1852 Antoni Wiltink en Willemina Christina Bovendorp Geen familie van vorige bewoners
1858-1873 Antoni Peters en Gerritjen Tuitert Antoni is de zoon van Albert Willem en Geertjen
1877-1885 Jan Willem Pekkeriet en Everdina Zandscholten Jan Willem is de zoon van Geertjen Poorterman
1885-1901 Hendrik Onstenk en Aaltje Frederika Kolkman Geen familie van vorige bewoners
1904-1916 Bernardus en Gradus Johannes Evers Geen familie van vorige bewoners, eerste hoofdbewoners van de Brink
1916-1953 Hein Beekman en Aaltje Ilbrink Geen familie van vorige bewoners
 
Overzicht hoofdbewoners met huisnummer 55-2 anno 1861 en huisnummer 438 anno 1951 met huidig adres Sweersingstraat 3: 
 
1813-1815 Gerrit Hendrik Botterman en Harmina Schuitert Eerste bewoners van dit overzicht
1815-1833~ Gerrit Berend van der Meij en Aleida Smeenk Verre familie van Gerrit Hendrik en Harmina
1835-1838 Derk Jan Jansen en Jenneken Nijenhuis Geen familie van vorige bewoners
1839-1846 Mannes Bannink en Aaltjen Rietman Geen familie van vorige bewoners
1846-1855~ Fredrik Geltink en Willemina Boterman Willemina is een nichtje van Gerrit Berend van der Meij
1852-1865 Willem Boterman en Geertjen Poorterman Willem is een broer van Willemina
1865-1877 Berend Spenkelink en Hendrika Klazes Geen familie van vorige bewoners
1877-1879 Albert Jan Holmer en Clasina Bolink Geen familie van vorige bewoners
1879-1880 Gerrit Jan Jansen en Aaltje Smeenk Geen familie van vorige bewoners
1880-1894 Hendrik Jan Grooteboer en Berendina Oosterkamp Geen familie van vorige bewoners
1894-1898 Gerrit Jan Boterman en Bartha Toorneman Gerrit Jan is de kleinzoon van Willem Boterman
1898-1900 Hendrik Antoon Jansen en Johanna Martina Schierboom Geen familie van vorige bewoners
1904-1924 Gerrit Jan Wilgenhof en Jantjen Hendriksen Geen familie van vorige bewoners, eerste medebewoners van de Brink
1919-1951 Jan Albert Bussink en Jantjen Hendriksen Jan Albert is de derde echtgenoot van Jantjen
1952 J.H.G.A. Schepers Geen familie van vorige bewoners
  Hulsegge  
1956>1986 Willem Poesse en Derkjen Wunderink Geen familie van vorige bewoners
1986 Marinus Hissink en Hendrika Johanna Poesse Hendrika Johanna is de dochter van Willem en Derkjen
 
 
Het Nieuwe Dijkerhof is in 1911 gebouwd voor de bewoners die er op 3 mei 1912 komen wonen: Bertus Makkink en Willemina Boschloo. Bertus is de zoon van Hendrik Makkink van 't Wolferink die het oude Dijkerhof niet goed genoeg vond voor zijn zoon en de nieuwe boerderij liet bouwen. Willemina Boschloo is de dochter van Albert Boschloo van 't Boschloo. Haar broer Gerrit trouwde in 1914 met Willemina Johanna Makkink, dochter van Hendrik Makkink. Zo hadden Hendrik Makkink en Albert Boschloo, die in die tijd de herenboeren van de Eesterhoek waren, samen de zaakjes weer goed geregeld.
 

Bertus woonde voor zijn trouwen op 't Wolferink en werkte toen al als landbouwer wat hij uiteraard bleef doen op het nieuwe Dijkerhof. Er worden vijf kinderen geboren waarvan dochter Willemina in 1916 maar 19 dagen heeft geleefd.

Met de andere vier kinderen poseren Bertus en Willemina op de foto hiernaast. Het zijn v.l.n.r. Albert, Bertus, Hendrik en Karolina Willemina. De andere mensen op de foto werkten op de boerderij. Hier werkte ook mijn opa Gerrit Willem Dijkerman en later zijn dochter Gerda, mijn moeder.

Op 23 februari 1921 overlijdt Karolina Willemina Wiltink, moeder van Bertus Makkink. Zij is dan samen met haar echtgenoot Hendrik Makkink nog eigenaar van boerenerve "Dijkerhof" welke dan in de boedelscheiding wordt meegenomen. Dijkerhof bestaat dan uit een huis met schuur, berg, erf, boomgaard, bouwland, weiland, akkerhout, heide, dennenbosch en water. Deze bestrijken een oppervlak van ruim 22 hectare en wordt getaxeerd op een waarde van 53.916 gulden. Er worden twee huizen genoemd: woonhuis op perceel 1974 en perceel 3735 betreft huis, schuur, boomgaard, grasland en bouwland. Het laatste perceel zal dus van de boerderij zijn geweest, het huis op perceel 1974 is daglonerswoning de Brink. Bertus Makkink zijn erfdeel is 18.010 gulden en hij krijgt het Dijkerhof daardoor toebedeeld onder bijbetaling van 35.906 gulden.

Gerda werkt dan voor Albert Makkink die de boerderij van zijn ouders heeft overgenomen. Hij trouwde op 6 juni 1947 met Maria Jacoba Frederika Zwavink. Zij is afkomstig van de IJsselhoeve waar Gerda toevallig ook werkte. Op vrijdag bij van Zeijst op de IJsselhoeve en op zaterdag bij Makkink op Dijkerhof en overnachten op de IJsselhoeve.

 
Bertus Makkink is overleden op 15 februari 1950 en Albert moest het dus al snel zonder de hulp van zijn vader doen. Willemina Boschloo overleed op 6 april 1967 in een verzorgingstehuis waar zij het laatste halve jaar van haar leven woonde.

Albert Makkink en Marie Swavink vertrekken in 1970 van de boerderij en gaan wonen in een nieuw gebouwde bungalow even verderop aan de Eefdese Enkweg.

Opvolgers zijn Hendrikus Johannes Hakvoort en Johanna Antonia Haarman uit Bathmen. Hendrikus Johannes is in 1911 op de Haar in Gorssel geboren en voelde een grote verbintenis met Gorssel en daarom ging hij terug. Hij is in 1976 overleden en op 30 april 1976 kwam zijn zoon Henricus Gerardus Johannes met zijn gezin vanuit Lettele naar Gorssel.

Het huisnummer van de Nieuwe Dijkerhof anno 1951 is 439 welke dan wordt omgezet in Sweersingstraat 2.
Familie Makkink van het Dijkerhof 25 jaar getrouwd
 
1912-1966 Bertus Makkink en Willemina Boschloo Bertus komt van 't Wolferink, Willemina van 't Boschloo
1947-1970 Albert Makkink en Maria Jacoba Frederika Zwavink Albert is de zoon van Bertus en Willemina
1970-1994< Hendrikus Johannes Hakvoort en Johanna Antonia Haarman Geen familie van vorige hoofdbewoners
1976-1994 Henricus Gerardus Johannes Hakvoort en Wilhelmina Johanna Tolboom Henricus Gerardus Johannes is een zoon van Hendrikus Johannes en Johanna Antonia
     
  Huidig adres: Sweersingstraat 2  
 
 
Nijland 
 

De oudste vermeldingen van Nijland zijn te vinden in akten van 1627 en 1634 waarin de "het Nijenlandt metten Kappert" is gelegen in de Escheder Velt. Eigenaren zijn de ehelieden Reinting en Luessincks en het land behoorde eerder tot 't Ontijdinck. Diens eigenaar Peter Sels kocht de grond in 1627 van Aelbert Gerritsen ten Bosch. In het verpondingskohier van 1646 wordt gesproken over "dat Nieuwe Landt" met eigenaar Bartelt Henrix en dit betreft nog steeds alleen een stuk land. In hetzelfde verpondingskohier wordt nogmaals gesproken over "dat Nieuwe Landt" met als eigenaar de weduwe Cremers en hierbij wordt ook gesproken over een hof, maar dit betreft de boerderij bij 't Joppe. Het land zou ook wel eens in Joppe hebben gelegen want daar komt de naam Barthold Hendrijck ook voor.

 
Wij maken een stap voorwaarts in de tijd van 110 jaar en komen dan uit bij Jan Jansen, geboren op de Vos en wonende op de Borghte als hij op 13 november 1756 als Jan Borgman trouwt met Grietjen Weijenberg. Hun negen kinderen worden geboren in de periode 1758-1770 en gedoopt als Nijlandt en Nieuwlandt. Aangenomen mag worden dat Jan en Grietjen na hun trouwen boerderij Nijland hebben gesticht en Jan dus als Nijland door het leven ging. Broer Arend bleef op de Borghte en zus Elisabeth woonde op Scholten. Op 11 augustus 1757 koopt hij een stuk land behorende tot 't Nijland van J.C. van Hasselt, burgermeester van Zutphen die samen met zijn echtgenote Arnoldina Lucretia Wentholt in die tijd eigenaar van 't Nijland zal zijn geweest. Zus Elisabeth en haar echtgenote Jan Janssen Sandscholte kopen dan een ander gedeelte van hetzelfde stuk bouwland welke "in den wandeling" den Kappert wordt genoemd. Aan het einde van dit bouwland wordt jaren later boerderij de Kappert gebouwd, hierover meer op de Eesterbrink pagina. Op 12 februari 1768 lenen zij geld van de vader en twee broers van Jan en dan dient het plaatsje "Nieuweland" of "Nijeland" als onderpand, het echtpaar was dus eigenaar van de boerderij.

Jan is voor 17 februari 1774 overleden en de boerderij wordt op 21 april 1774 vrijwillig overgedragen aan haar zwagers die deze later dat jaar zullen hebben verkocht want op 30 september 1774 verkoopt stadhouder R.J. Staring van Zutphen katerstede het Nieuweland aan Reijnder Cornegoor. Niet zeker is of hij hier is gaan wonen want hij wordt 27 maart 1775 aangenomen als lidmaat van de kerk te Almen en woont (later) op Beumersplaats aldaar. Tevens was hij schoenmaker en geen landbouwer of dagloner.
 

Op 5 december 1785 wordt Harmen Toorneman ingeschreven als lidmaat van de kerk in Gorssel. Hij was getrouwd met Catharina Braamkolk van 't Braamkolk en is de zwager van Albert van der Meij en Willemina Braamkolk die in die tijd op 't Braamkolk woonden. Harmen gaat wonen op het boerderijtje Nieuwland oftewel Nijland. Waarschijnlijk is Catharina dan niet meer in leven want zij wordt niet als lidmaat ingeschreven.

Het jaar erop hertrouwt Harmen op 28 mei met Engele Willems en wordt dan Harmen Nijland genoemd. Harmen overlijdt op 30 april 1811 en wordt dan wel weer Harmen Toorneman genoemd. Deze familienaam is afkomstig van de Swormertoren aan de Schipbeek in Colmschate waarvan Harmen afkomstig is.

Geertruij, dochter uit zijn eerste huwelijk met Catharina Braamkolk, is dan degene die op de boerderij blijft wonen. Zij trouwde op 29 april 1804 met Jan Hendrik Scholten, zoon van Berent Braamkolk en Ida Scholten. Zij hadden dus beiden een Braamkolk ouder.


Als Jan Hendrik Scholten op 3 oktober 1824 overlijdt, is oudste zoon Berend pas 19 jaren oud en ongehuwd. Samen met zijn moeder runt hij dan de boerderij en werkt er als dagloner. Op 1 mei 1829 trouwt hij dan met Janna Runneboom. Waarschijnlijk is moeder Geertruij nog 10 jaar op Nijland blijven wonen en is zij in of na 1839 naar Voorst vertrokken waar haar dochter Katriena is gaan wonen.

De kadastrale kaart van 1832 laat het erve Nijland zien met perceel 663 als huis en erf met een grootte van 570 m2. Achter het huis is een boomgaard (665) en daar weer achter ligt ruim een hectare bouwland. Ook perceel 664 is bouwland en grenst net als het erf aan het voetpad (zie stippellijn) van Zutphen naar Deventer, de huidige Eefdese enkweg.

Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Janna Geertruid Lijsen, weduwe van Kornegoor, als eigenaresse van het plaatsjen het Nijland.

Op 5 en 19 augustus 1847 wordt katerstede het Nijland, gelegen nabij den huise Eschedé, geveild. De grootte van de katerstede is 2 bunders, 66 roeden en 60 ellen buiten de daartoe behoorende regten van drie koeweiden. Tot de veiling behoren ook het boeren erve Altena te Eefde, idem de Spiegel te Harfsen en het plaatsje Veldzigt in het grote Harfsensche Veld onder Almen. Koper van 't Nijland is Arend Hoetink uit Zutphen, verkoper is de familie Kornegoor.
Op 16 juli 1866 overlijdt Berend Scholten en op 27 mei 1870 overlijdt Janna Runneboom. Dochter Johanna Hendrika was de aangewezen opvolgster, maar zij overleed al op 3 januari 1870 waarna haar echtgenoot Garrit Jan Bielderman (met wie zij op 25 april 1862 was getrouwd) alleen overbleef. Maar niet voor lang, want Garrit Jan hertrouwde al op 14 mei 1870 met Geertjen Nekkers. Zij wonen tot 1876 op Nijland en vertrekken dan naar Harfsen.
 
Op 8 juni 1875 wordt katerstede het Nijland geveild. Deze bestaat dan uit een daghuurderswoning, boomgaard, weide- en bouwland gelegen onder Gorssel in den Eschedeër-hoek aan het voetpad naar Deventer. Verder ook een bouwland genaamd de Nieuwe Lenden en een weiland genaamd de Brinkweide. In een apart perceel in de akte wordt ook een akkermaalsbosje met enig bouwland in de Eschedeër-hoek onder Gorssel aangeboden. Bijzonder zijn de vermeldingen van den Eschedeër-hoek waarvan de naam Eesterhoek zal zijn afgeleid.
 

Verkoper is de familie Broeker (de acht kinderen van Gerrit Willem Broeker en wijlen Johanna Elisabeth Hoetink, dochter van Arend Hoetink en Mechteld Diesel) en de koper is Gerrit Hendrik Ilbrink, landbouwer onder Vorden. Hij betaalt 4655 gulden en Hermanus Hekkelman van de Nieuwe Kap koopt het genoemde akkermaalsbosje met enig bouwland. Op 21 februari 1876 vestigen Gerrit Hendrik Ilbrink en Antonia Fredrika Scholten zich op Nijland. Ze waren afkomstig van Vorden, maar zijn geboren Gorsselnaren. Gerrit is de zoon van Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten van 't Hekkert en Antonia is de dochter van Gerrit Scholten en Fenneken Roeterdink van Brinkman, ze waren dus ook neef en nicht van elkaar. Gerrit Hendrik volgt het voorbeeld van zijn vader en gaat boeren en wordt daarmee de eerste landbouwer op Nijland en heeft zelfs een dienstknecht in dienst. Er worden maar liefst tien kinderen geboren, maar daarvan sterven er wel zes op jonge leeftijd. Gerrit Hendrik en Antonia Fredrika wonen vele jaren op Nijland en vieren er op 15 februari 1912 hun 50-jarige huwelijk. Als Antonia op 30 januari 1916 overlijdt, heeft ze net geen 50 jaar op Nijland gewoond. Gerrit Hendrik doet dat wel, hij overlijdt een jaar later op 26 december 1917.

 

Het is dan jongste zoon Jan (geb. 27-05-1887) die alleen overblijft op Nijland, het is ineens erg stil geworden. Zeven jaren woont hij alleen totdat op 6 mei 1924 Johanna Maria Ruegebrink van Brummen naar Gorssel komt, hij zal met haar dat jaar zijn getrouwd. Het echtpaar kreeg geen kinderen waardoor er gezocht moest worden naar een opvolger. In de periode 1932-1937 woont ook Jan Willem Ruegebrink, neefje van Johanna, op 't Nijland. Hij werkte er voor kost en inwoning en wat zakgeld tot aan zijn militaire diensttijd en zou daarna de opvolger op de boerderij worden, maar daarvan kwam het nooit.


Jan mocht graag fietsen en zo fietste hij op een zomerse dag ook wel eens naar familie in Loenen. Als ze hem dan vroegen of die niet moest hooien, antwoordde hij met zijn kenmerkende piepstem "die 't nat maakt zal 't ok wel weer dreuge maak'n".

In 1949 zijn er plannen om de boerderij te vergroten, maar daar komt het niet van. Het ging om een verbetering en uitbreiding van het woongedeelte van een oude boerderij met keuken en slaapkamers. Op bijgaande tekeningen is goed te zien hoe het voorhuis van de boerderij eruit zag en wat de bedoeling was. Overigens wordt in de vergunning melding gemaakt van de Eesterbrinkweg zoals de huidige Eefdese Enkweg toen nog geheten zal hebben.
Verre familie Johanna Gerda Stenvert (haar opa is een neef van Jan Ilbrink) en haar man Karel Willem Makkink van 't Wolferink komen dan in oktober 1958 naar Nijland. Zij bouwen een nieuw huis dichter aan de weg om te wonen en gebruiken het achterhuis van de oude boerderij voor het boerenbedrijf, terwijl Jan en Johanna in het voorhuis blijven wonen. Het echtpaar Makkink zal toen de gehele boerderij hebben gekocht.

De boerderij was toen al niet meer in een goede conditie, maar nog wel bewoonbaar. De V1 die in de oorlog bij boerderij Kappert van de familie Jansen viel, heeft boerderij Nijland namelijk al behoorlijk ontwricht. Jan Ilbrink en Johanna Maria Ruegebrink waren reeds overleden op resp. 16 april 1970 en 18 december 1971 en woonden tot aan hun dood op Nijland. Zij waren niet de laatste bewoners, want Hendrik Karel Makkink (vader van Karel Willem) van 't Wolferink sliep de laatste zeven jaren van zijn leven in de oude boerderij.
 

Overdag was Hendrik Karel bij zijn zoon en schoondochter in het nieuwe huis en zondagmorgen was hij steevast in de kerk te vinden. Op een zondagmorgen, vlak voor tienen, was Hendrik echter nog thuis. Zoon Karel vroeg hem of hij niet naar de kerk moest waarna vader zich naar de kerk haastte. Bij thuiskomst vroeg Karel aan zijn vader of hij nog wel op tijd was. Dat bleek niet het geval, maar antwoordde vader Hendrik "ze waren wel blij me te zien, want ze begonnen allemaal te zingen!".

De foto hiernaast is van Karel Willem Makkink die aan het ploegen is op 't Nijland of Nieuwe Lende. De foto is gemaakt in 1955 toen Karel nog niet op 't Nijland maar op 't Wolferink woonde.

Op de andere foto uit 1962 is goed te zien op welke plek de boerderij stond, het huis links en de bomen rechts staan er namelijk nog. Karel en Jo Makkink hadden geen kinderen maar neef Henk Makkink uit Vierakker kwam er vanaf jongs af aan iedere zomervakantie, en zo nodig ook tussendoor, om te helpen op de boerderij. Hij mocht daar al jong op de trekker rijden en was 13 jaar oud toen deze foto werd gemaakt.

 
De zware storm van 25 januari 1990 (zwaarste storm in decennia) werd het voorhuis fataal. Het achterhuis bleeft staan en werd nog gebruikt maar viel in 1995 ten prooi aan de slopershamer.
 
1756-1785< Jan Jansen Nijland en Grietjen Jansen Weijenberg Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1785-1811 Harmen Toorneman en Engele Willems Geen familie van vorige hoofdbewoners
1804-1839 Jan Hendrik Scholten en Geertruij Toorneman Geertruij is de dochter van Harmen
1829-1870 Berend Scholten en Janna Runneboom Berend is de zoon van Jan Hendrik en Geertruij
1862-1870 Garrit Jan Bielderman en Johanna Hendrika Scholten Johanna Hendrika is de dochter van Berend en Janna
1870-1876 Garrit Jan Bielderman en Geertjen Nekkers Geertjen is de tweede echtgenote van Garrit Jan
1876-1917 Gerrit Hendrik Ilbrink en Antonia Fredrika Scholten Geen familie van vorige bewoners
1887-1971 Jan Ilbrink en Johanna Maria Ruegebrink Jan is de zoon van Gerrit Hendrik en Antonia Fredrika
1958-2016 Karel Willem Makkink en Johanna Gerda Stenvert Johanna Gerda is verre familie van Jan en Johanna Maria
 
Bovenstaand overzicht is van de hoofdbewoners van 't Nijland, maar zij waren niet de enige bewoners. In 1815 worden namelijk ook Lukas Kamp en Berendina Janssen geregistreerd. Berendina overlijdt op 1 juni 1819 waarna Lukas waarschijnlijk naar Zutphen vertrekt. Het echtpaar was afkomstig van 't Dijkerhof waarvan zij de eigenaren waren maar al in 1800 verkochten aan de bewoners van 't Wolferink.
 
Op 1 april 1820 trouwen boerenknecht Gerrit Broekman en Derkjen Beekman en zij gaan dan op 't Nijland wonen. Er worden geen kinderen op 't Nijland geboren, maar ze hadden al wel een zoontje die op 19 februari 1820 in Almen was geboren.

In 1822 komen dan de Holtenaren Arend Willem Bach en Grietjen Claasen naar Nijland. Op 29 juli 1822 wordt hun eerste kind geboren, een dochter genaamd Jenneken. Tot hun grote verrassing is er op zondag 26 januari 1823, nog geen zes maanden na de geboorte van Jenneken, alweer sprake van gezinsuitbreiding als zij om 7 uur 's ochtends voor de deur van hun woning een mandje aantreffen met daarin een pasgeboren meisje. Het is januari en koud, maar het meisje is gelukkig goed aangekleed. Het meisje is omwonden met kinderdoeken en heeft een luier aan. In de mand liggen verder nog eens zeven kinderdoeken, twee lange luiers, drie hemdjes, vier borstrokjes, twee gebreide en twee bonte driehulsdoekjes, drie mutsjes en drie ondermutsjes, zes linnen bandjes en een bont bovenkleedje. Alles is nieuw en ongemerkt en is in een wollen deken omwikkeld. Er is geen briefje bij en het is geheel onduidelijk van wie het kind is waarna Arend Willem de volgende dag het kind aangeeft als "Ignota van Gorssel" en hem het kind wordt toevertrouwd. De volgende dag moet Arend echter weer terug naar het gemeentehuis om aan te geven dat Ignota dezelfde nacht al is overleden ... Een triest verhaal!

 

Arend Willem Bach (overigens verre familie van Johann Sebastian Bach) en Grietjen Claasen zijn voor 1831 vertrokken naar de Duizend Vreezen in Eefde. Dan worden namelijk Gradus Romville en Clasina Balster als medebewoners geregistreerd. Zij zijn in 1825 getrouwd en hebben kinderen en daar komen er in 1832 en 1834 nog twee jongens bij. Gradus is stratenmaker van beroep.

Zijn opvolger is Hendrikus Steenbergen die net als Arend Willem Bach uit Holten afkomstig is en op 13 april 1835 trouwde met de Gorsselse Teune Velderman, zij zullen toen dus op Nijland zijn komen wonen.

In 1848 worden Hendrikus en Teune opgevolgd door Lambert Berentzen en Alberdina van der Meij die van de Braamkolk kwamen. Het echtpaar kreeg acht kinderen, waarvan er zes levenloos werden geboren en de andere twee maar 3 resp. 8 dagen leefden, zij hadden geen geluk.
 
Omstreeks 1851 komt dan de gemeentebode Jan Willem Mensink met zijn vrouw Janna Fokkink naar Nijland. Zij zijn dan beiden ongeveer 50 jaar oud en woonden daarvoor op de Duizend Vreezen en daarvoor op Dijkerhof. Jan Willem overlijdt op 11 oktober 1859 en Janna blijft dan met haar zoon Gerrit Jan op Nijland wonen. Hij trouwt op 18 februari 1864 met Grada Johanna Meijer en er worden vijf kinderen geboren. Er is geen plek meer voor Gerrit Jan Mensink en Grada Johanna Meijer als Gerrit Hendrik Ilbrink en Antonia Fredrika Scholten in 1876 naar Nijland komen en zij vertrekken dan van de boerderij en hiermee eindigt de dubbele bewoning van Nijland. Moeder Janna Fokkink was inmiddels op 22 juli 1874 overleden.

1804-1819 Lukas Kamp en Berendina Janssen Eerste medebewoners
1820-1821 Gerrit Broekman en Derkjen Beekman Geen familie van vorige bewoners
1822-1831 Arend Willem Bach en Grietjen Claasen Geen familie van vorige bewoners
1831-1835 Gradus Romville en Clasina Balster Geen familie van vorige bewoners
1835-1848 Hendrikus Steenbergen en Teune Velderman Geen familie van vorige bewoners
1848-1851 Lambert Berentzen en Alberdina van der Meij Geen familie van vorige bewoners
1851-1874 Jan Willem Mensink en Janna Fokkink Geen familie van vorige bewoners
1864-1876 Gerrit Jan Mensink en Grada Johanna Meijer Gerrit Jan is de zoon van Jan Willem en Janna
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond naast huidig adres Eefdese Enkweg 7  
 
 
Scholten
 

De eerste vermelding van deze boerderij dateert van 24 oktober 1702 als Hubert Berents en Geertjen Jans hun dochter Janna laten dopen. Er wordt dan ook gemeld dat zij "inwonende zijn bij de Scholte" wat aangeeft dat zij niet de hoofdbewoners van Scholten zijn welke dan een dubbele bewoning heeft. In 1699 wordt het eerste kind van Hubert en Geertjen in Gorssel geboren en dat zal waarschijnlijk ook op Scholten zijn geweest.

 
In het eerste lidmatenboek van 1713 wordt Scholten niet als zodanig genoemd maar wordt er wel melding gemaakt van "Jan Hendrijks en Hendersken Jans, de onderschoute zijn dochter" en staat deze vermelding tussen die van de bewoners van 't Wolferink en de Vosstede en is het aannemelijk dat we hier te maken hebben met de bewoners van Scholten mede door het feit dat de naam Scholten is afgeleid van schout. Het is goed mogelijk dat eerder genoemde Geertjen Jans ook een dochter van Jan Hendriks is en dat deze Jan Hendriks (die ook wel Alink wordt genoemd) er in 1699 ook al zal hebben gewoond. De moeder van Hendersken en Geertjen zal in 1713 zijn overleden, onbekend is wie zij was. Geertjen en Hubert wonen anno 1713 in Eefde, waarschijnlijk op 't Rijsselt. Later komen ze nog wel weer in Gorssel wonen. Dochter Janna die in 1702 werd geboren trouwde in 1724 te Gorssel met Hendrik Berents en woonde daarna in Wilp, maar opvallend is het wel dat bij de doop te Wilp van één van hun kinderen Hendrik "Schol" wordt genoemd en mogelijk hebben zij dus ook nog kort op Scholten gewoond.

Reeds genoemde Hendersken Jans trouwt op 15 oktober 1718 Gerrit Jansen van den Beldt en zij gaan op Scholten wonen. In 1722 wordt dochter Janna geboren en zij wordt op 14 april 1740 aangenomen als lidmaat van de kerk en ze wordt dan Janna Garrits Scholten genoemd, hiermee is het ontstaan van de familienaam Scholten in Gorssel ook een feit. Op 10 mei 1750 trouwt zij met Jan Jansen Vos van de Oude Vos en ze gaan dan op Scholten wonen waarna Jan ook Scholten wordt genoemd.
 
Naam van Jan en dus ook de boerderij is niet alleen Scholten maar ook Zandscholte(n) of Sandscholte(n). De plek zal een zanderige vlakte zijn geweest wat ook de naam van boerderij 't Zand even verderop verklaart. Ook de huidige familienamen Zand Scholten en Zandscholten kennen dus hier hun oorsprong. Jan en Janna krijgen drie kinderen in de periode 1751-1755. Op 29 november 1756 komt Janna te overlijden en Jan hertrouwt op 24 april 1757 met Elisabeth Harmina Cornelia Borgman. Zij is afkomstig van de Borghte maar is in 1735 geboren op de Vos waar Jan dus ook vandaan komt. Er worden nog eens negen kinderen geboren in de periode 1758-1773. Op 15 maart 1757 wordt er een magescheid opgemaakt waarin wordt vermeld dat Jan eigenaar is van "het huis (en land) de Groote Moijle" maar hij zal daar waarschijnlijk niet hebben gewoond. Op 11 augustus 1757 kopen Jan en Elisabeth een stuk bouwland behorende tot 't Nijland "ook wel in den wandeling den Kappert genaamd". Op 30 september 1774 kopen zij nog een helft van het bouwland "Nieland of Kappert". Al met al heeft Jan behoorlijk wat bezittingen. Dat blijkt ook jaren later als Jan overlijdt in 1795 en op 18 september van dat jaar zijn nalatenschap wordt verdeeld. Deze bestaat uit "een stuk land de Groote Muijle genaamd met het getimmer daarop staande ook wel de Zandscholte geheten (550 gulden) met het daarbij behorende boomplantsoen onder Eschede (180 gulden), een stukjen in 't Nieuwe Land de Kappert genaamd (350 gulden) en een stuk land op het Norde gelegen (320 gulden). Verder bestond de nalatenschap van Jan uit contanten, meubilaire goederen, levende have en vee en gewas op het land t.w.v. 667 gulden zodat de waarde van de nalatenschap 2067 gulden bedroeg, best veel geld voor die tijd. De kleren van Jan werden ook onder de nog levende kinderen en een kleinkind verdeeld.

Uit het eerste huwelijk van Jan leeft in 1795 alleen nog zoon Gerrit die in Apeldoorn woont. De twee andere kinderen (beiden dochters) zijn al overleden waarbij opgemerkt dat dochter Jenneken wel getrouwd is geweest met de in 1795 ook al overleden Arij de Graaf en dat zoon Willem bovengenoemd kleinkind is.

 
Uit het tweede huwelijk leven nog zeven kinderen en zij zorgen ervoor dat de familienaam (Zand)Scholten een veel voorkomende naam in de Eesterhoek zou worden. Zoon Arend trouwt met Kunneken van Hummel van de Bloedkamp, dochter Jenneken was getrouwd met Harmen Smeenk van 't Smeenk, zoon Jan kwamen wij al tegen op de Steege, dochter Janna leerden we al kennen op 't Hekkert en zoon Gerrit trouwde met Johanna Boschloo van 't Boschloo en zij woonden op Brinkman. En dan is er nog Harmen die op 14 september 1800 trouwt met Maria Ilbrink van 't Ilbrink. Zij gaan wonen op Scholten waar (schoon)moeder Elisabeth op 31 januari 1809 is overleden. Zij maakte nog wel de geboorte van vier van de zes kinderen van Harmen en Maria mee. Het jongste kind is geboren op 9 maart 1813 en overleed kort daarna op 21 april. Vader Harmen wordt dan geregistreerd als dagloner en dat zal waarschijnlijk ook het beroep van zijn vader zijn geweest.
 

In het register van de kadastrale atlas van 1832 wordt Harmen nog steeds als dagloner geregistreerd en wordt duidelijk dat Harmen ook de eigenaar van het boerderijtje was welke perceelnummer 653 had. Daarbij hoorden perceel 652 (weiland), perceel 654 (tuin), perceel 655 (bouwland) en perceel 656 (hakhout). Links is de weg te zien die naar beneden naar 't Nijland liep.

Ondertussen waren de twee dochters van Harmen en Maria al getrouwd. Dochter Willemken trouwde op 3 mei 1822 met Jan Schutte en woonde op Kappert in de Eesterbrink en later op 't Bosser. Dochter Elisabeth trouwde op 12 augustus 1830 met timmermansgezel Mannes Hekkelman uit Haarlo en zo kwam de familienaam Hekkelman in Gorssel en op Scholten terecht. Mannes werkte voor Jan Arend ter Maat van 't Hekkert en woonde er ook. De eerste jaren van het huwelijk woonde hij en Elisabeth ook op 't Hekkert. In 1833 wonen zij wel op Scholten en in 1837 gaan zij een contract aan met Harmen en Maria voor verpleging in ruil met overdracht van gereed goed.
 
Op 12 maart 1840 is Harmen Scholten overleden op het erve Zandscholten. Maria Ilbrink overleed vier jaar later op 27 april 1844 en zij maakte nog mee dat het achterhuis in 1842 werd verbouwd en haar initialen staan dan ook nog in de sluitsteen die toen werd geplaatst. Daaronder de initialen van Mannes Hekkelman en Elisabeth Scholten.

Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Manus Hekkelman als eigenaar van de zogenaamde Scholtenplaats. Hij was dus timmerman van beroep en bleef dat ook. Dat betekende dat Elisabeth het boerenwerk voor haar rekening nam en natuurlijk zorgde voor de opvoeding van de kinderen. Dat waren er zeven waarvan drie jongens voor hun 18e zijn overleden. De anderen vier kinderen (twee jongens en twee meisjes) trouwden allemaal in 1863: Albert op 18 april met Gerdina Brilman, Harmanus op 7 mei met Hendrika Struik, Johanna Willemina op 3 oktober met Philippus Martinus Dommerholt en Hendrika op 5 december met Jan Garssen. Alle huwelijken vonden plaats in Gorssel. Vader Mannes was daar niet bij want hij overleed op 16 september 1857.

 
Zoon Albert werd ook timmerman en zoon Harmanus ging als akkerbouwer werken en is degene die op Scholten bleef wonen en deed dat dus met eerder genoemde Hendrika Struik. De glasfoto hiernaast is van Harmanus en Hendrika en zal zijn gemaakt op hun trouwdag 7 mei 1863 en zal daarmee de oudste foto van de Eesterhoek pagina zijn. Albert woonde de eerste paar jaar na zijn huwelijk ook op Scholten en zo ontstond opnieuw een dubbele bewoning.

Er worden vier kinderen van Harmanus en Hendrika geboren op Scholten waarvan één levenloos. Net na de geboorte van dochter Mina op 25 oktober 1871 verhuizen Harmanus Hekkelman en Hendrika Struik naar een nieuw boerderijtje in de Eesterbrink. Dit boerderijtje is gebouwd op een perceel bouwland welke tot Zandscholten behoorde en ten westen van katerstede "De Kap" lag. Het boerderijtje krijgt de toepasselijke naam "De Nieuwe Kap". In deze periode bestond een groot gedeelte van de Eesterbrink nog uit heide die in de loop van de jaren in cultuur werden gebracht. Hermanus had daar als akkerbouwer dus werk genoeg. Moeder Elisabeth verhuisde niet mee want zij was al op 6 oktober 1868 overleden.

Inwonend bij de familie Hekkelman is ook Catharina Toorneman die wel meeging naar de Nieuwe Kap. Ook woonde Gesina Harmina Boterman tijdelijk op Scholten, later woonde zij op 't Loobosch.
De verkoop van katerstede "de Scholte" of "Zandscholte" onder Gorssel vond eerder plaats op 8 augustus 1871. Nieuwe bewoners zijn dagloner Hendrik Rothman en Hendrika Scheppink die op 10 november 1871 op Zandscholten komen wonen en daarvoor op De Waterdijk in Eefde woonden. Dochter Willemken is daar in 1869 geboren en zoon Hendrik wordt in 1873 geboren op Scholten. Op 6 februari 1880 leent Hendrik 1400 gulden van Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink. Hij wordt dan als landbouwer geregistreerd en als zekerheid van het kapitaal dient de katerstede "de Scholte of Zandscholte". Deze is dan nog gelijk aan de perceelnummers van 1832 er is in die jaren dus niet uitgebreid, het totale oppervlak was en is ongeveer twee hectare.

In 1889 vertrekt zoon Hendrik van de boerderij en blijft dochter Willemken bij haar ouders wonen. Op 14 december 1895 trouwt zij met Jan Zomer uit Harfsen die pas op 3 mei 1896 op Scholten komt wonen. Tsja, een Zomer komt natuurlijk niet in de winter! Ook Jan is dagloner van beroep maar wordt in 1900 als landbouwer geregistreerd. Dat geldt ook voor zijn schoonvader die op 10 mei 1907 overlijdt, schoonmoeder Hendrika was het jaar ervoor op 11 september overleden.
 
Op 19 april 1916 koopt Jan ter uitbreiding van de landbouw activiteiten het bouwland genaamd de Dwarsakker welke aan het kerkepad van de molen naar de kerk liep. Er waren meerdere akkers aan dit pad gelegen, maar allen aan de korte kant. De Dwarsakker (perceel E206, groot 0,34ha) lag aan de lange kant aan het kerkepad en werd daarom de Dwarsakker genoemd. Het land werd tijdens een veiling gekocht van Willem Dikkers, broodbakker en winkelier te Gorssel, voor 500 gulden. De naastgelegen percelen de Korte Voren (E204) en Biezenakker (E205) werden ook geveild, maar niet door Jan gekocht.
 
Jan en Willemken krijgen negen kinderen in de periode 1897-1911. Drie kinderen overleven hun eerste levensjaar niet en één dochter wordt maar 14 jaar oud. Ook dochter Hendrika wordt met 24 jaar niet oud, zij was getrouwd met Hendrik Braakhekke. Met de andere vier kinderen verliep het beter: Hendrik trouwde met Johanna Alberta Oostenenk van Hoekman, Hendrika Johanna met Jan Hendrik Rietman en Willemken met Gerrit Jan Broer.

En dan was er nog Hendrikus die op 9 mei 1925 trouwde met Hermina Johanna Bruggeman uit Gorssel en zij kwamen op Scholten wonen en kregen er vier kinderen: twee jongens en twee meisjes. Hendrikus was melkrijder van beroep maar werd later landbouwer en deed dat zelfstandig na het overlijden van zijn vader op 9 januari 1938.
 
Moeder Willemken is op 17 juli 1942 overleden en was vaak thuis om er voor de kleinkinderen te zijn omdat schoondochter Hermina ook vaak op het land bezig was. Op 18 februari 1966 overlijdt Hendrikus op Scholten. Zoon Hendrikus was toen nog als enige thuis met zijn moeder die tot 1971 op de boerderij bleef wonen en toen naar Eefde vertrok. Daarna is er mogelijk al Louise Dirkzwager komen wonen, zij was weduwe van Henri Albert Jan Reumer die in 1968 te Den Haag is overleden. In 1983 vind er een inventarisatie plaats van het perceel en zijn er nog foto's gemaakt van de boerderij, de schuur en het kippenhok. De boerderij was na het vertrek van de familie Zomer niet meer als zodanig in gebruik, maar er was nog wel een achterhuis met deel wat op de foto's hieronder is te zien. Tegenwoordig is Scholten volledig een woonboerderij.
 
 
1699-....... Jan Hendrijks  
1718-....... Garrit Jansen van den Beldt en Hendersken Jansen Alink/Scholten Hendersken is de dochter van Jan
1750-1756 Jan Jansen Scholten en Janna Garrits Scholten Janna is de dochter van Garrit en Hendersken
1757-1809 Jan Jansen Scholten en Elisabeth Harmina Cornelia Borgman Elisabeth is de tweede echtgenote van Jan
1800-1844 Harmen Scholten en Maria Ilbrink Harmen is de zoon van Jan en Elisabeth
1833-1868 Mannes Hekkelman en Elizabeth Scholten Elizabeth is de dochter van Harmen en Maria
1863-1871 Harmanus Hekkelman en Hendrika Struik Harmanus is de zoon van Mannes en Elizabeth
1871-1907 Hendrik Rothman en Hendrika Scheppink Geen familie van vorige bewoners
1895-1942 Jan Zomer en Willemken Rothman Willemken is de dochter van Hendrik en Hendrika
1935-1971 Hendrikus Zomer en Hermina Johanna Bruggeman Hendrikus is de zoon van Jan en Willemken
 
Hieronder een overzicht van de mensen die vanaf 1846 inwoonden op Scholten zoals dat in de 18e eeuw ook gebeurde. Eerste medebewoners zijn Jan Willem Schutte en Hendrika Johanna Groot Wesseldijk die ongeveer vijf jaar op Zandscholten hebben gewoond en toen aan de huidige Ketenbosweg in Gorssel zijn gaan wonen. Daarna is er een tijdje geen sprake van dubbele bewoning. De volgende dubbele bewoning ontstaat op 18 april 1863 als Albert Hekkelman trouwt met Gerdina Brilman en de eerste twee jaren op Scholten blijft wonen. Daarna vertrekken ze naar een nieuw boerderijtje in de Eesterbrink. Opvolgers zijn Garrit Pongers en Berendina Stoelhorst die op 1 oktober 1864 waren getrouwd, voor hen was Scholten ook het eerste liefdesnestje. Datzelfde geldt ook voor Derk Jan Meijer en Gerritjen Mensink die op 13 augustus 1868 trouwden en dan op Scholten komen wonen. Voor alledrie de echtparen geldt tevens dat hun eerste kind op Scholten ter wereld kwam en zij daarna verder de wereld introkken. Op 1 oktober 1870 trouwen Jan Hendrik Braakhekke en Aaltjen Frederika van der Meij maar zij zijn al vertrokken voordat hun eerste kind werd geboren. Het echtpaar verhuisde naar de Kleine Muil waar ze ook gingen inwonen. Jan Hendrik woonde vanaf 1864 in de Eesterhoek toen hij met de familie Meijerink vanuit Harfsen meekwam naar de Borghte waar hij als dienstknecht werkte.
 
Opvolgers waren Mannes Mensink en Lammerdina Slagman die direct na hun trouwen op 30 november 1871 op Scholten kwamen wonen. Niet bekend is hoe lang zij er hebben gewoond, zeker is wel dat ze in 1876 in Harfsen wonen en ze zullen waarschijnlijk in 1874 of 1875 zijn verhuisd. Jan Hendrik en Mannes waren beiden dagloner van beroep en ook Mannes werkte voor zijn huwelijk op de Borghte. Lammerdina werkte als dienstmeid op 't Eschede en zo heeft het stel elkaar leren kennen.

De foto hiernaast is van boerderij de Borghte afkomstig en betreft waarschijnlijk die van Lammerdina Slagman met haar drie oudste kleinkinderen. Dat zijn de drie oudste kinderen van zoon Hendrik Albertus Mensink die op 8 mei 1872 op Zandscholten is geboren. Zoon Albert is op 24 augustus 1873 geboren. Bij beide geboorte aangiften was Hendrik Rothman, hoofdbewoner van Zandscholten, getuige. Na het vertrek van de familie Mensink was er een aantal jaren geen sprake meer van dubbele bewoning en woonde Hendrik en zijn gezin alleen op de boerderij.
In 1883 komt Jan Willem ter Mul en daarmee weer een timmerman op Scholten wonen. Hij trouwde op 11 november 1882 met Gerritje Korsing en hun dochter Harmina Gerritdina wordt op 25 februari 1883 nog in Eefde geboren op de katerstede Klein Have, het huis van de ouders van Jan Willem. Meer kinderen zouden elders geboren worden want in juli 1883 verhuist het echtpaar weer naar Eefde en in november 1883 nemen de laatste medebewoners al hun plek in.

Het zijn Johan Albert Willemsen en Susanna Hendrika Wilhelmina van Hulst die het na een jaar ook al voor gezien houden waarmee in 1884 de dubbele bewoning op Scholten eindigt.
 
1846-1851 Jan Willem Schutte en Hendrika Johanna Groot Wesseldijk Eerste medebewoners van dit overzicht
1863-1864 Albert Hekkelman en Gerdina Brilman Geen familie van vorige bewoners
1865-1867 Garrit Pongers en Berendina Stoelhorst Geen familie van vorige bewoners
1868-1869 Derk Jan Meijer en Gerritjen Mensink Geen familie van vorige bewoners
1870-1871 Jan Hendrik Braakhekke en Aaltjen Frederika van der Meij Geen familie van vorige bewoners
1871-1875~ Mannes Mensink en Lammerdina Slagman Geen familie van vorige bewoners
1883-1883 Jan Willem ter Mul en Gerritje Korsing Geen familie van vorige bewoners
1883-1884 Johan Albert Willemsen en Susanna Hendrika Wilhelmina van Hulst
Geen familie van vorige bewoners
     
  Huidig adres: Wolferinksweg 1  
 
 
't Senneke
 
Het boerderijtje met de liefste naam van de Eesterhoek, wel even wat anders dan bijvoorbeeld 't Gier! Toch heeft de naam niet zo'n positieve betekenis want het "senneken" is het slechtste stukje vlees van een varken of rund en waarschijnlijk is de grond waarop het huisje het slechtste stuk grond van de familie Wiltink van 't Wolferink en vonden zij het wel prima dat een dagloner er iets van probeerde te maken en mocht hij er een huisje bouwen. Dat is een gedachte achter het ontstaan van dit huisje, maar waarschijnlijk niet de juiste. Want op 10 juli 1863 koopt Andries Nijveldt uit Zutphen tijdens de veiling van 't landgoed Eschede een kamp bouwland het Zandeken genaamd. Dit betreft kadastraal perceel E 1206 en is ruim 1,5 bunder groot. Tevens koopt Andries een bouwland het Langewand welke achter de Eikeboom is gelegen en dus niet ver van 't Senneke.
 
Bouwland het Zandeken was verpacht aan Arend Klein Hulze van de Oude Vos (tot 22 februari 1866) en Jan Willem Ilbrink van de Kleine Muil (tot 22 februari 1864). Die moeten het minder land gaan doen want Andries koopt het Zandeken voor 620 gulden. Andries is meester timmerman en metselaar van beroep en het heeft er alle schijn van dat hij op het Zandeken het boerderijtje bouwt waarvan de naam Senneken een verbastering lijkt te zijn. Andries kocht ook nog het zuidelijke gedeelte van bouwland den Brink en bouwde hier waarschijnlijk de Buitenbrink.

De boerderij Senneken is van het hallenhuistype en werd in 1865 gebouwd als daglonerswoning, met Arend Klein Hulze zal dus zijn overeengekomen dat de pachtduur werd verkort. ’t Senneke is een van de weinige voorbeelden van een daglonerswoning in Gorssel. De hoofdvorm van de kleine boerderij is goed bewaard gebleven, met het wolfsdak (afgeschuind zadeldak) en de asymmetrisch ingedeelde voorgevel. Eerste hoofdbewoner was Harmen Nengerman, een vrijgezelle dagloner die er vanaf 21 maart 1865 woonde met Johanna Spijkerman en haar twee jonge kinderen waarvan de jongste op 14 februari 1865 nog op Nijhuis is geboren, het huis van Jan Hendrik Scheuter. Vreemd genoeg woont Marten Kuipers, echtgenoot van Johanna, niet op Senneken. Harmen en Johanna komen op 19 april 1864 al op de Eesterbrink wonen in het nieuw gebouwde boerderijtje den Brink welke tussen de eerder genoemde boerderijen Nijhuis en Buitenbrink stond. Ze waren afkomstig van Zutphen maar komen van oorsprong uit Brummen en zullen elkaar daarvan kennen. Op 3 februari 1864 heeft Johanna in Zutphen nog een dochtertje verloren.
 

Harmen verhuist in 1867 met Johanna en de kinderen naar zijn geboorteplaats Brummen en wordt dan opgevolgd door Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters die van de Duizend Vreezen afkomstig zijn. Derk Jan is ook dagloner van beroep en is de broer van eerder genoemde Jan Hendrik Scheuter (die mogelijk de eigenaar van Senneken was) en ook van Hendrika Scheuter van de Beltmanskamp. Lammerdina is de dochter van Gerrit Steven Thomas Peters en Willemina van der Meij van de Braamkolk waar zij in 1808 is geboren. Op 20 september 1872 overlijdt Derk Jan op 60-jarige leeftijd. Lammerdina blijft dan over met dochter Johanna en diens dochtertje Johanna.

Zoon Hendrik en schoondochter Janna Braakhekke komen dan op 26 mei 1874 met hun twee kinderen vanuit de Eesterbrink naar Senneken en Lammerdina gaat dan in een apart gedeelte van het boerderijtje wonen. In 1885 trouwt kleindochter Johanna met Hendrik Jan Peters en gaat op Veldkamp in de Eesterbrink wonen en haar moeder en oma verhuizen dan met haar mee.

Eigenaar Andries Nijveldt is overleden op 8 februari 1876 en het eigendom gaat dan over naar dochter Jacomina Antonia Nijveldt en schoonzoon Jan Willem Wilten.

 
Ook Hendrik Scheuter was dagloner van beroep, veel ruimte was er dan ook niet op Senneken om echt te boeren. Zoon Engbert Jan trouwt in 1907 met Johanna Gerritdina Onstenk van 't Zand en gaat daar dan wonen. Na het overlijden van Janna Braakhekke op 11 april 1908 vertrekt Hendrik van Senneken. In 1910 gaat hij bij zijn zoon op 't Zand wonen waar hij op 2 augustus 1928 is overleden. Gradus Joling is de opvolger op Senneken en komt er wonen in maart 1909, maar vertrekt alweer in oktober. Hij woonde er met zijn zoon en schoondochter.
 
In december van 1909 zijn het Berend Jan ter Mull en zijn vrouw Sophia Hermina Lentink uit Eefde die Senneken komen bevolken met hun drie kinderen. Ook deze mensen komen, net als de eerste bewoner, oorspronkelijk van Brummen. Berend Jan is de broer van Jan Willem ter Mul (zonder dubbel L maar toch echt familie) die in 1883 op Scholten woonde. Het echtpaar had zes kinderen waarvan er twee kort na elkaar in 1889 te Eefde zijn overleden.

Op 7 juli 1911 overlijdt jongste zoon Gerrit die maar 14 jaren oud wordt. Oudste zoon Willem komt op 12 juli 1912 bij zijn ouders wonen, hij woonde niet eerder op Senneken. Op 5 april 1913 trouwde hij Jenneken van Uitert en vertrekt dan samen met zijn ouders van Senneken. Er was ook nog dochter Sophia Hermina en zoon Berend Jan Herman die met Tonia Wunderink van de Braamkolk zou trouwen.


In april van het jaar 1913 komen Albert ten Have en Alberdina Willemina Plaggert wonen op Senneken, zij woonden daarvoor nog in op de Oude Pastorie en hebben met Senneken nu een boerderijtje voor hunzelf. Het echtpaar heeft vier kinderen en er worden er nog twee op Senneken geboren.

Albert werkte als landbouwer, maar haalde (later) ook melkbussen op, zoals op de foto hiernaast bij 't Boschloo. Op 15 juni 1918 overlijdt Alberdina aan T.B.C. In de boedelbeschrijving van 11 oktober 1918 staat gescheven dat zij het plaatsje het Senneken pachten van J.W. Wilten te Eefde voor 150 gulden per jaar.

Albert hertrouwt op 26 augustus 1922 en gaat dan op de Eikeboom wonen. Al die tijd woonde hij met zes kinderen op 't Senneken. Alleen jongste dochter Alberdina Willemina is in 1920 bij haar oom en tante Harmen Jan Plaggert en Gerritje Brinkman in Eefde gaan wonen.
 
Albert ten Have zal al voor 22 februari 1922 van Senneken zijn vertrokken, want dan komen de nieuwe bewoners. Als hoofdbewoners worden Gerrit Uunk en Berendina Wesselink geregistreerd, maar eigenlijk zijn hun dochter Berendina Uunk en schoonzoon Bernard Barink de feitelijke nieuwe hoofdbewoners. Zij hebben twee jonge kinderen die in Warnsveld zijn geboren, waar de hele familie vandaan komt. Gerrit Uunk is landbouwer op Senneken, schoonzoon Bernard werkt als veldarbeider.

Na het overlijden van zijn schoonvader op 27 juni 1929 boert hij verder met drie koeien en een paard en wagen waarmee hij melk ophaalde bij de boeren zoals Albert ten Have dat ook deed. Bernard en Berendina hadden uiteindelijk zeven kinderen welke met wat passen en meten in de drie bedsteden van het boerderijtje konden slapen. Bernard is overleden op 20 augustus 1969 en Berendina op 22 oktober 1982. Zoon Hendrik Jan vertrok in 1985 waarmee een einde kwam aan 63 jaar Barinks op Senneken. De boerderij is toen aangekocht door het Gelders Landschap uit het legaat van mevrouw Henny die op 't Zand woonde.
 
1865-1867 Harmen Nengerman Eerste bewoner
1867-1885 Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters Geen familie van vorige bewoner
1874-1908 Hendrik Scheuter en Janna Braakhekke Hendrik is de zoon van Derk Jan en Lammerdina
1909-1909 Gradus Joling Geen familie van vorige bewoners
1909-1913 Berend Jan ter Mull en Sophia Hermina Lentink
Geen familie van vorige bewoner
1913-1922 Albert ten Have en Alberdina Willemina Plaggert Geen familie van vorige bewoners
1922-1929 Gerrit Uunk en Berendina Wesselink Geen familie van vorige bewoners
1922-1982 Bernard Barink en Berendina Uunk Berendina is de dochter van Gerrit en Berendina
1938-1985 Hendrik Jan Barink Hendrik Jan is de zoon van Bernard en Berendina
     
  Huidig adres: Laan van Eschede 1  
 
't Zand
 
De oorspronkelijke naam van deze boerderij is Beckerstede en volgens het verpondingskohier van 1646 nog genoemd als "de Beecker Hoeven" met als eigenaar Jan van den Vastenouw. De naam is later ook wel Bakkers Hofsteetjen en verraadt dat er een bakker woonde, maar dat is niet bekend van de bewoners die wij hierna zullen noemen. In 1597 wordt er in Deventer een zoon gedoopt van Enghelbert Becker van Eschede en hij zal waarschijnlijk op 't Zand hebben gewoond. De volgenden bekende bewoners komen wij pas in 1664 tegen, dat zijn Harmen Everts en Hendersken Gerrits die op Beckerstede wonen. Zij trouwden in 1660 te Warnsveld en zullen daarna op de boerderij zijn komen wonen. Ze wonen er tot ongeveer 1670 en verhuizen dan naar de Oude Vos, nog later wonen zij op 't Ilbrink.
 
De volgende bewoners zijn Berent Aelberts en zijn echtgenote Fenneken die er ongeveer twee jaar wonen. Ze worden opgevolgd door Gerrit Jansen en Aeltjen Reijnts die op 1 september 1672 trouwden. Het echtpaar komt uit de buurt want Gerrit is afkomstig van 't Smeenk en Aaltjen van 't Wolferink. Bij de doop van dochter Lijsabet later dat jaar wordt nog niet aangegeven dat zij op Beckerstede woonden dus dat is niet helemaal zeker, maar bij de doop van zoon Reint in 1675 is dat wel het geval. We gaan er maar vanuit dat het echtpaar wel vanaf 1672 op Beckerstede hebben gewoond. Na 1675 wordt er geen doop meer geregistreerd en de eerstvolgende doop dateert van 1682 en betreft van een ander echtpaar dat op de Beckerstede is komen wonen namelijk Jan op den Beckershoff en Elsken.

Mogelijk betreft dit Jan Hendericks (later bouman op den Hoff tot Eeschede) en Elsken Hendriks d.v. Hendrik Borgman en Trijne Reijnts Wolferink, zij is dan een nichtje van Aeltjen Reijnts Wolferinck. Dit is dan de eerste keer dat er een familierelatie bestaat tussen de opvolgende hoofbewoners, tot nu toe valt op dat er geen relatie bestaat en de bewoners relatief kort wonen. In dat geval ongeveer zes jaar want omstreeks zullen 1688 zullen Jan en Elsken zijn verhuisd naar de Hof te Eschede. Jan was ruiter onder Carl Sophronius Philipp Graaf van Flodorph en Wartensleeben.

De volgende hoofdbewoners zijn Jan Gerrits en Willemken Gerritsen Hoevinck. De kans bestaat dat zij familie is van de eerste vrouwelijke hoofdbewoonster Hendersken Gerrits Heuvinck gezien de achternaam en dat ze beiden uit Warnsveld komen. Jan niet, die is afkomstig van 't Klaphekke in Gorssel. Het echtpaar trouwt in 1692 en krijgt zeker vijf kinderen.
 

Niet bekend is hoe lang het stel op Beckerstede woont en pas in 1749 duikt de naam Bekkershofste weer op in een kerkboek als een kind van Jan op Bekkershofste is overleden. Jan is Jan Willems die van boerderij 't Loo afkomstig is alwaar hij in 1716 is geboren. Hij trouwde op 26 april 1741 met Garritjen Japiks (Jacobs) en blijft met haar op 't Loo wonen waar in ieder geval hun kinderen Teunis en Janna in 1742 en 1744 zijn geboren. Als in 1747 zoon Willem wordt gedoopt, wordt Jan alleen als Jan Willems geregistreerd, het is dan dus niet meer duidelijk of hij nog wel op 't Loo woont. Het is goed mogelijk dat zij dan al op Beckerstede wonen en dus zeker in 1749 als op 24 januari hun kind is overleden. Wie er in de periode van ca. 1704 tot 1747 woonde is niet bekend, maar het zijn mogelijk de ouders van Garritjen geweest van wie niet bekend is waar in Gorssel zij gewoond hebben. Het betreft hier het echtpaar Jacob Gerrits en Geesken Garrits die in 1704 trouwden en twee kinderen in Gorssel kregen. Jacob is geboren op 't Dijker en woonde later op Paalman in Epse. Het zou kunnen dat zij op Beckerstede woonden en opgevolgd werden door hun dochter en schoonzoon. Garritjen komt te overlijden en Jan hertrouwt op 3 maart 1754 met Hendrina Hendriks. Er worden daarvoor mombers aangesteld voor zijn twee onmondige kinderen Teunis (12) en Willemken (5) en dus leven de andere twee kinderen Janna en Willem niet meer. Vader zal de kinderen lezen en schrijven laten leren en in de Vrese des Heeren opbrengen. De dochter Willemken krijgt bij meerderjarigheid een twiltogen bedteek zondr vederen en haar moeders kiste. Als de kinderen ziek of zugtig worden, hebben ze tot aan hun meerderjarigheid vrije ingang in het huis. Ze kunnen hun portie opeisen als ze 16 zijn. Als een van de kinderen overlijdt zal het goed op de vader versterven. Zo werd alles goed geregeld.

 
Uit het nieuwe huwelijk wordt dochter Garritjen al in 1754 geboren. Op 8 februari 1756 wordt zoon Hendrik gedoopt en wordt voor de eerste keer melding gemaakt van de naam "Sandt". Hendrina is mogelijk zelf geboren op het Hof van Eschede en komt dus niet ver van haar ouderlijk huis te wonen. Op 15 april 1761 laten Jan en Hendrina een akte opmaken en hierin wordt nog (voor de laatste keer) gesproken over Bakkers Hofstee. Ook wordt er in deze akte al gesproken over de Eesterhoek!

Jan overlijdt en Hendrina hertrouwt op 16 april 1773 met Jan ter Welle uit Markelo die na zijn komst naar Gorssel Jan op 't Zand gaat heten. Hendrina heeft dan allang Sara gezien en kinderen komen er dus niet meer. Op 23 juni 1782 hertrouwt Jan met Jenneken Landewer en is Hendrina dus overleden. Het huwelijk met Jenneken is van korte duur want op 9 maart 1783 hertrouwt Jan alweer nadat hij opnieuw weduwnaar is geworden.

Nieuwe hoofdbewoonster van 't Zand is Aaltjen Nijenhuis uit Bathmen en zo wordt 't Zand bewoond door mensen die niet van oorsprong uit Gorssel komen. Tijd voor inburgeren hebben ze voldoende gehad, want zij bleven lang de hoofdbewoners van 't Zand. Jan wordt met Aaltjen ook vader van twee dochters: Hendrina en Teune waarvan de laatste op jonge leeftijd overlijdt.

De dijkdoorbraak van 1784 betekent ook veel ellende voor Jan en Aaltjen. Het huis raakt beschadigd en ze krijgen een vergoeding van 7 guldens uit een fonds. Op 25 september 1798 koopt Jan OpSandt, een stuk zaaijland, het Bakkershofjen genaamd, uit de veiling van 't Eschede. Dit stuk zaailand was al door hem gepacht en hij werd er nu eigenaar van voor ƒ 213,15.

 

Dochter Hendrina trouwt op 16 april 1814 met Wichert Knaap uit Diepenveen en zo komt er nog meer import op 't Zand. Aaltjen Nijenhuis overlijdt op 12 februari 1823 en hetzefde jaar overlijden ook Teuntjen en Aaltjen Knaap, dochters van Wichert en Hendrina. Jan op 't Zand is overleden op 8 februari 1828, hij is 90 jaren oud geworden. Wiggert en Hendrina waren eigenaars van het boerderijtje en dat zullen de voorouders van Hendrina waarschijnlijk ook zijn geweest, zeker is dat van haar ouders Jan en Aaltjen die op 23 mei 1799 bij de diaconie van de Hervormde Gemeente Gorssel een bedrag van 200 gulden lenen en als onderpand wordt dan de katerstede 't Zand gebruikt. Wichert en Hendrina lenen in 1840 nog eens 300 gulden van de diaconie. Naast de katerstede fungeert ook het aangrenzende stuk zaailand genaamd Het Bakkershofje als onderpand. De kadastrale percelen E 632, 633 en 634. Wiggert was dagloner van beroep, wat zijn schoonvader ook was, en had geen vee, althans niet volgens de registratie van 1840.

Naast de jong overleden dochters Teuntjen en Aaltjen hadden Wiggert en Hendrina nog een dochter: Janna. Als enig overgebleven kind blijft zij op 't Zand en Jan Willem Bannink uit Laren trouwt op 5 juni 1841 bij haar in. Jan Willem werkte voor zijn huwelijk op 't Smeenk en zal zo Janna hebben leren kennen. Er worden zes kinderen geboren: zoon Gerrit Willem wordt nog geen jaar oud en de andere vijf kinderen zijn meisjes. Een nieuwe familienaam op 't Zand ligt dan ook in de lijn der verwachting. Oudste dochter is Gerritjen en zij mag op 't Zand blijven wonen. Nu is het een vent uit het Gelderse Hengelo die naar Gorssel verhuist. Zijn naam is Steven Onstenk en op 25 maart 1875 trouwt hij met Gerritjen. Uit dit huwelijk worden vijf kinderen geboren in de periode 1877-1886, bij de geboorte van het laatste kind was Gerritjen al bijna 42 jaar oud. In 1889 overlijden Janna Knaap op 2 mei en Jan Willem Bannink op 5 oktober. Hendrina op 't Zand is overleden op 21 januari 1853 en Wichert Knaap is overleden op 27 maart 1855. Gerritjen Bannink is overleden op 25 mei 1894, zij wordt maar 49.

 

Steven Onstenk blijft dan alleen achter met zijn vijf kinderen waarvan zoon Karel op 3 maart 1896 overlijdt. Er was nog een zoon genaamd Jan Willem en hij vertrekt naar Harfsen. De andere drie kinderen waren meisjes dus weer een nieuwe familienaam, maar dit keer een bekende! Dochter Johanna Gerritdina trouwde op 26 januari 1907 namelijk met Engbert Jan Scheuter, zoon van Hendrik Scheuter en Janna Braakhekke van 't Senneken!

Engbert Jan is de eerste landbouwer op 't Zand, maar was bij zijn trouwen nog arbeider van beroep. Er worden vier kinderen geboren, waarvan de jongste in 1912 vier maanden na de geboorte overlijdt. Steven Onstenk overlijdt op 17 april 1915, maar de drie kinderen (twee zoons en een dochter) van Engbert Jan en Johanna Gerritdina houden een opa in huis, want Hendrik Scheuter (vader van Engbert Jan) is in 1910 ook op 't Zand komen wonen en is er op 2 augustus 1928 overleden.

 

De twee zoons van Engbert en Johanna trouwden met de gezusters Wijnbergen, dochters van Reinder Wijnbergen en Johanna Jacoba Dijkerman van 't Weiland. Zoon Derk Jan trouwde op 7 mei 1938 met Wilhelmina Johanna Antonia en zij gingen op 't Zand wonen. Vader Engbert en moeder Johanna maken plaats en verhuizen naar Eefde en gaan wonen bij zoon Gerrit Steven die trouwde met Gerda Maria Wijnbergen.

Op de foto hiernaast staan Derk Jan Scheuter en Mina Wijnbergen met hun drie kinderen Reina, Dick en Gerrie. Er was ook nog een zoon Engbert Jan (Eppie) maar hij is maar twee maanden oud geworden en is op 5 november 1945 overleden. Derk Jan Scheuter was een grote man en had daardoor de bijnaam "Lange Derk". In 1962 verhuizen Derk en Mina naar de Rietdekkerweg in Gorssel.

Volgens bewoonster is mevrouw A.C. Henny, een bekend bloemsierkunstenares. Na haar overlijden komt de boerderij en grond in 1977 in bezit van het Gelders Landschap.

De boerderij wordt vervolgens verpacht aan de familie Verholt die er in 1981 een bekend ooievaarsdorp bij lieten maken. Met ooievaars die uit het verre Afrika komen aanvliegen, was er weer sprake van veel import en een komen en gaan op 't Zand!
 
1660-1670 Harmen Everts op Beckerstede en Hendersken Gerrits Heuvinck Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1670-1672 Berent Aelberts op Beckerstede en Fenneken Geen familie van vorige hoofdbewoners
1672-1682< Gerrit Jansen op Beckerstede en Aeltjen Reijnts Wolferinck Geen familie van vorige hoofdbewoners
1682-1688~ Jan op den Beckershoff en Elsken Elsken is waarschijnlijk een nichtje van Gerrit en Aeltjen
1692-1704~ Jan Gerrits op Beckerstede en Willemken Gerritsen Hoevinck Jan is afkomstig van 't Klaphekke
1704-1747~ Jacob Gerrits Paalman en Geesken Garrits Landeweer Geen familie van vorige hoofdbewoners (bewoning niet bewezen)
1747-1754 Jan Willems op 't Sandt en Garritjen Jacobs Garritjen is de dochter van Jacob en Geesken
1754-1773 Jan Willems op 't Sandt en Hendrina Hendriks Hendrina is de tweede echtgenote van Jan
1773-1782 Jan Lammerts op 't Zand en Hendrina Hendriks Jan is de tweede echtgenoot van Hendrina
1782-1783 Jan Lammerts op 't Zand en Jenneken Landewer Jenneken is de tweede echtgenote van Jan
1783-1828 Jan Lammerts op 't Zand en Aaltjen Nieuwenhuis Aaltjen is de derde echtgenote van Jan
1814-1855 Wichert Knaap en Hendrina op 't Zand Hendrina is de dochter van Jan en Aaltjen
1841-1889 Jan Willem Bannink en Janna Knaap Janna is de dochter van Wichert en Hendrina
1875-1915 Steven Onstenk en Gerritjen Bannink Gerritjen is de dochter van Jan Willem en Janna
1907-1938 Engbert Jan Scheuter en Johanna Gerritdina Onstenk Johanna Gerritdina is de dochter van Steven en Gerritjen
1938-1962 Derk Jan Scheuter en Wilhelmina Johanna Antonia Wijnbergen Derk Jan is de zoon van Engbert Jan en Johanna Gerritdina
     
  Huidig adres: Eefdese Enkweg 5  
 
 
Oude Vos
 

De boerderij wordt ook Vostede genoemd wat later wordt afgekort naar de Vos. Weer later wordt gesproken over de Oude Vos wanneer de Nieuwe Vos, de volgende boerderij van deze pagina, wordt gebouwd. De rekeningen van het Gasthuis in Zutphen van Johan ter Breide (1577/1578) melden het volgende over Jan Vos: " 22 juni 1577 ontvangen van Jan Ffosses frouw tho Gorssel up rekenschap ter olden restande ontvangen vif dalers enz. enz." Wellicht was Vosstede toendertijd eigendom van het Gasthuis in Zutphen? Zie mail Dick ten Bosch dd 31-12-2014. Waarschijnlijk betreft het hier Johan Vos wiens weduwe Hille in 1590 een gedeelte van een stuk land, het Langewant in de buurtschap Eschede, verkoopt. Dit stuk land zal ten noorden van de boerderij hebben gelegen en hebben gegrensd aan de huidige Gorsselse Enkweg welke vroeger de Langewant werd genoemd, als beschreven in een akte anno 1761 van de Kleine Muil. In het verpondingskohier van 1646 wordt melding gemaakt van de hofstede van "Wychert Voss" die dan op deze boerderij woont. Hij is getrouwd met Lummeken Hendriks en ze woonden in 1626 waarschijnlijk nog in Eefde op erve en goed De Bellart.

 

Op 7 februari 1639 verkopen de gebroeders Warner, Wijcher, Jan en Henrick, zonen van wijlen Jan Vos, "seeckere anderthalff waerdeel in die Eescheden nijevene rijswaerden, voor deze gehoort hebbene in den voorn. Vossesstede. Bron: pagina 27 boek Ten Bosch.

In 1668 wonen er Willem Hendericks en Cunneken Courts op de Vosstede. Er bestaat een Court Vos, vast familie en waarschijnlijk bewoner. Bij de doop van de kinderen van Willem en Cunneken is Roelof Wiltink getuige, waarschijnlijk familie. Allemaal nog uitzoeken.

In 1672 wordt er een dochter gedoopt van Harmen Everts op Vostede en Henders. Dit echtpaar woonde eerder op Beckerstede en later op 't Ilbrink.

In 1686 wonen Alard Janssen en Willemken Gerritsen op de Vostede en volgens het lidmatenregister van 1713 wonen zij er dan nog steeds. In de tussentijd zijn er vier kinderen geboren. (17-7-1725 - Hendriksken ten Bosse wed. van Henrik Wiltink sij met haere onmondige kinderen aan Jacob Hendsriksen off Kerkmeijer hebben verkogt haere gerechte 1/6 part in de Vosstede in Gorssel. 5/6 part kopen zij van de anderen kinderen).

Dochter Janna trouwt op 23 februari 1726 met Jan Arents van 't Ilbrink en het echtpaar gaat dan op de Vos wonen. Er wordt in 1727 een zoon geboren maar daar bleef het bij doordat Janna waarschijnlijk kort na de geboorte al is overleden.

 
Op 31 juli 1729 hertrouwt Jan met Jenneken Groot Hulze uit Harfsen. Uit dit huwelijk worden zes kinderen geboren, maar niet allemaal op de Vos want tussen de geboorte van het vierde kind in 1735 en het vijfde kind in 1737 verhuist het echtpaar naar de Borghte. Een aantal van de kinderen zijn wij reeds tegengekomen: oudste zoon Jan woonde op Nijland, dochter Elisabeth op Zand Scholten en zoon Arend bleef op de Borghte wonen. Elisabeth woonde op Zand Scholten met Jan Scholten die zelf ook van de Vos afkomstig is! Zijn vader Jan zal de opvolger zijn geweest van de ouders van Elisabeth. Onbekend is wie de moeder van Jan is en of zij ook op de Vos heeft gewoond, Jan is namelijk niet op de Vos geboren. Jan senior is overleden op 8 maart 1747 en Jan junior was toen nog niet getrouwd. Hij trouwde op 10 mei 1750 met Janna Scholten en mogelijk woonde het echtpaar tot 1755 nog op de Vos omdat pas in dat jaar bij de doop van hun derde kind melding wordt gemaakt van "Santscholte". De twee oudste kinderen worden "anoniem" als Jansen gedoopt.
 
Er is echter nog een andere mogelijkheid: op 1 april 1747, kort na het overlijden van Jan Vos, wordt namelijk ene Kunneken Garrits uit Wilp als lidmaat van de Gorsselse kerk ingeschreven. Zij is dan getrouwd met Garrit Jansen en heeft één zoontje genaamd Jan die in 1746 te Empe is geboren. Er worden in de periode 1748 tot 1755 zes kinderen geboren in Gorssel die allen als Jansen worden gedoopt. Maar als op 22 januari 1758 een zevende kind wordt geboren en vader Garrit dan als "Garrit Jansen de Vos" wordt genoemd is het zeker dat Garrit en Kunneken op de Vos woonden. Aangenomen wordt dat zij dit al in 1747 deden, immers Jan Vos was toen nog niet getrouwd en een echtpaar op de Vos lijkt logischer. Neemt natuurlijk niet weg dat Jan toen best op de Vos heeft kunnen blijven wonen en dat later ook nog een tijdje met Janna Scholten heeft gedaan. Op 9 april 1751 deed Jan nog belijdenis als "Jan Jansen van de Vosssteede" en woonde toen zeker nog op de Vos. Ze zijn geen eigenaar, dat is het echtpaar Harmen Kelholt en Maria Hendriks Meutstege die op 10 maart 1757 geld lenen van de diaconie van Almen en daaraan hun eigendom de Vossteede verbonden. Harmen wordt ook wel Kerkenmeijer en Jebbink genoemd.
Oudste zoon van Garrit en Kunneken is dus eerder genoemde Jan. Hij trouwde in 1771 met Fenneken Lijster en woonde met haar op de Dijkerhof waar twee dochters werden geboren in 1772 en 1773. Het is goed mogelijk dat Fenneken al kort daarna is overleden want meer kinderen worden er niet geboren en op 17 maart 1776 hertrouwt Jan met Willemken Rensink. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij Jan de Vos genoemd.

Met Willemken woont Jan op de Vos waar zes kinderen worden geboren, maar alleen over zoon Evert valt iets te vertellen. Hij trouwde op 2 mei 1810 met Geertrui Jebbink en gaat op de Vos wonen, mogelijk als enige opvolger. De naam Jebbink komt al voor in een akte anno 1788 waarin Harmen Jebbink wordt genoemd en zijn overleden echtgenote Maria Muetstege. Hij was de eigenaar van de Vosstede en de landerijenen Vosstuk en Eschederweerth die in dezelfde akte worden genoemd en bij de Vos behoord zullen hebben. Op 7 augustus 1788 wordt het erve en goed de Vossteede en het daar onder gehoorende zoogenaamde Vosstukke verkocht aan zoon Jan Jebbink en diens echtgenote Aaltjen Meijerink. Harmen is de zoon van eerder genoemde Jacob Hendriks Kerkenmeijer die in 1725 eigenaar werd van de Vos en zo waren er drie generaties van deze familie eigenaar van de boerderij. Overigens is Geertrui Jebbink geen familie, ze hebben alleen toevallig dezelfde achternaam.

Op 6 mei 1813 overlijdt vader Jan Vos die. In de overlijdensakte wordt melding gemaakt van zijn beroep zijnde landbouwer, niet echt een verrassing. Ook grootvader Garrit was landbouwer, terwijl grootmoeder Kunneken het "huiswerk" deed. Wanneer Garrit en Kunneken zijn overleden is niet bekend. Waarschijnlijk heeft hun zoon Teunis met zijn echtgenote Harmina Ordelman ook nog op de Oude Vos gewoond. Zij trouwden in 1792 en vertrokken op 16 maart 1799 naar Terwolde en er werden in de tussentijd twee dochters in Gorssel geboren. Zoon Hendrik zat bij de verhuizing in de buik van Harmina en is op 4 augustus 1799 in Terwolde geboren.
 
In 1815 wordt Evert (samen met ene Derk Harmsen, mogelijk Jebbink) geregistreerd, maar hetzelfde jaar verhuizen Evert met zijn vrouw en moeder naar een nieuwe boerderij die de toepasselijke naam Nieuwe Vos krijgt. De handtekening hiernaast is van Evert Vos die op 2 maart 1821 als buurman aangifte deed van het overlijden van Jan Oostenenk die dan op de Oude Vos woonde.
 
Na het vertrek van de familie Vos komen de eerste mensen op de Vos wonen die zich niet naar de boerderij vernoemen. Dat ging ook niet meer, want Napoleon had in 1811 de mensen verplicht een familienaam aan te nemen en deze niet meer te wijzigen. De nieuwe naam op de Vos is Botterman en het zijn Gerrit Hendrik Botterman en Harmina Schuitert die de nieuwe hoofdbewoners zijn. Ze waren afkomstig van Dijkerhof en woonden daarvoor op Brinkman en Gerrit Hendrik werd in die tijd ook wel Brinkman genoemd. Op 3 april 1817 overlijdt Gerrit Hendrik, een maand daarvoor was zoon Esse ook al overleden. Op 6 februari 1818 hertrouwt Harmina met Klaas Dijkink die van Nukkert uit Groot Dochteren afkomstig is. Hij is dagloner van beroep net als Gerrit Hendrik Botterman. Kinderen komen er niet meer, Harmina is dan ook al bijna 44 jaren oud. De Oude Vos blijkt zijn naam eer aan te doen, want in 1820 overlijden er de 75-jarige Jan Haarman en in 1821 de eerder genoemde 68-jarige Jan Oostenenk, oom van Gerrit Hendrik Botterman en vader van Janna Oostenenk die later op Hoekman woonde. In 1815 was niet alleen Botterman de nieuwe naam op de Vos, want ook Derk Harmsen en zijn echtgenote Jenneken Smeenk wonen dan op de Vos en er is dan dus sprake van dubbele bewoning. Tussen 1817 en 1820 verhuist het echtpaar en ontstaat er ruimte voor het "bejaardentehuis" op de Oude Vos.
 
Volgens het kadastrale register van 1832 is Gerrit Valkeman eigenaar van de Vos. Deze bestond naast het huis en erf (637) uit bouwland (635 en 640, ten noorden van de boerderij), weiland (636), tuin (638), boomgaard (639, ten noorden van de boerderij) en hakhout welke aan de oostzijde van bouwland 640 grensde. Totale oppervlak is 2,35 hectare. Gerrit Valkeman is de schoonzoon van Jan Jebbink en is getrouwd met diens dochter Anna Jebbink. Zij kregen de boerderij toebedeeld bij de boedelscheiding na het overlijden van Jan Lebbink in 1802 en Anna was dus van de vierde Lebbink generatie die eigenaar van de boerderij was.

Links van bouwland 635 is de boerderij van 't Zand te zien. Deze had perceelnummer 634.

Op 3 februari 1835 overlijdt Harmina Schuitert en op 14 mei overlijdt haar schoonzoon Hendrik Bomer die met dochter Geesken Boterman was getrouwd. Klaas Dijkink hertrouwt op 19 februari 1836 met Gardina Bluemink, weduwe van Derk Meijer. Zij woont op de Prins en Klaas trekt dan bij haar in en wordt in dit huwelijk nog wel vader van een zoon. Opvolgers op de Oude Vos zijn Albert Willem Peters en Geertjen Roeterdink die van 't Dijkerhof komen. Er is nog steeds sprake van dubbele bewoning want op 11 januari 1841 overlijdt Johanna van der Meij, sinds 1824 weduwe van Hendrik Boterman. Zij kwam in 1827 van 't Raland en is de schoonzuster van Gerrit Hendrik Botterman en Harmina Schuitert en zal al die tijd op de Oude Vos hebben gewoond.

Terug naar de familie Peters. Albert Willem is geboren op de Braamkolk en Geertjen op 't Gier en zij zijn dus geboren en getogen Eesterhoekers. Toch blijft het echtpaar niet hun hele leven in de Eesterhoek wonen, want op 22 februari 1848 verhuizen zij naar Empe, gemeente Brummen. Deze gemeente kent dan al het bevolkingsregister, Gorssel begon daar pas in 1861 mee. Uit het bevolkingsregister blijkt dat Everdina Bomer, dochter van eerder genoemde Hendrik Bomer, vanaf 7 september 1848 als meid bij de familie Peters woont en werkt en dat mogelijk ook al op de Oude Vos zal hebben gedaan.
 

Arend Klein Hulze en Geertjen Lensink trouwen op 11 februari 1848. Beiden zijn afkomstig van Harfsen: Arend van het erve Groot Mensink en Geertjen van het naburige erve Lensink. Ouders van Arend zijn Hendrik Flierman en Teuntjen Bieleman. Vader Hendrik woonde op het erve Klein Hulze te Harfsen en zodoende worden hij en zijn nakomelingen Klein Hulze genoemd.

Arend zijn zus Hendrika trouwde in 1855 en ging op de Nieuwe Vos wonen. Deze boerderij staat ongeveer 200 meter vanaf de Oude Vos, maar dit is opnieuw de Eesterbrink. Beide boerderijen waren in die tijd nog eigendom van 't Eschede en werden dus gepacht, het pachtcontract van Arend liep tot 22 februari 1866. In 1863 wordt het landgoed Eschede met alle boerderijen geveild en ziet Arend zijn kans schoon om eigenaar van de boerderij te worden. In de veilingsakte wordt deze omschreven als het plaatsje de Oude Vos bestaande in huis en erf, bakoven, berg en pomp, voorts hof, bouw- en heideland, bosch- en heidegrond welke samen ongeveer 3,5 bunder groot is. Arend is de hoogste bieder met 2620 gulden en wordt zo eigenaar en kan op de boerderij blijven wonen. Dat geldt niet voor zijn zus die in 1864 van de Nieuwe Vos moet vertrekken.



Hendrik Jan Klein Hulze trouwde op 7 november 1875 met Willemken Nijland (zie foto hiernaast).


Op de foto hiernaast zitten Arend Klein Hulse en Aaltjen Wichers. Zij trouwden op 21 mei 1904 en kregen zeven kinderen, allen geboren op de Oude Vos. Aaltjen is de dochter van Aaltjen Nijland, zus van Willemken Nijland. Arend en Aaltjen zijn dus neef en nicht van elkaar.


Vanaf 1951 (of eerder) is Arend Klein Hulze eigenaar. Deze Arend is op 29 augustus 1947 getrouwd met Johanna Braakhekke, de jongste dochter van Berend (Bertus) Braakhekke en Johanna Hietbrink, geboren op 't Raland.
Het stel trouwde in bij de ouders en bij de dove Albert Klein Hulze. Deze Albert bleef ongetrouwd en woonde, met zijn ouders, bij Arend en Hanna in huis. Hij is verongelukt bij Dekker aan de Deventerweg.

Arend en Johanna wonen tot 1979 op de Oude Vos en verhuizen dan naar het dorp Gorssel. De boerderij wordt verkocht aan de familie Van Os uit Deventer.
Foto van de familie van Hendrik Jan Klein Hulse voor de Oude Vos. Staand v.l.n.r. Albertus Gerhardus Klein Hulze, Albert Jan Heijenk, Roelof Pelgrum, Arend Klein Hulse, Hendrik Jan Hulshof en Gerrit Klein Hulze. Zittend v.l.n.r. Hendrika Antonia Draaijer, Willemina Hendrika Klein Hulze, Johanna Klein Hulze, Willemken Nijland, Aaltjen Wichers, Johanna Alberdina Klein Hulze en Aaltjen Nijland.
 
1570 Jan (Johan) Vos en Heijle (Hille) Johan Voss en zijn vrouw Heijle worden genoemd in erfmagescheid akte van 1570
  Warner Janssen Vos Warner is de zoon van Jan en waarschijnlijk Heijle
<1643-1663> Wijcher Warners Vos en Lummeken Hendriks Wijcher is de zoon van Warner, mogelijk afkomstig van 't Bussche
1667-1670 Willem Hendericks op Vosstede en Cunneken Courts  
1670<1686 Harmen Evers en Hendersken Heuvinck Ze vertrekken naar 't Ilbrink, komen van Beckerstede ('t Zand)
1686>1726 Alard Jansen Vos en Willemken Gerritsen Geen familie van vorige bewoners
1726 -1729 Jan Ilbrink-Vos en Janna Vos Janna is de dochter van Alard en Willemken
1729 -1736 Jan Ilbrink-Vos en Jenneken Groot Hulze Jenneken is de tweede echtgenote van Jan
1736 -1747 Jan Vos en ? Geen familie van vorige bewoners
1747>1776 Garrit Jansen Vos en Kunneken Garrits Geen familie van vorige bewoner of wellicht zijn zoon?
1776 -1815 Jan Vos en Willemken Rensink Jan is de zoon van Garrit en Kunneken
1810 -1815 Evert Vos en Geertrui Jebbink Evert is de zoon van Jan en Willemken
1815 -1817 Gerrit Hendrik Botterman en Harmina Schuitert Geen familie van vorige bewoners
1818 -1836 Klaas Dijkink en Harmina Schuitert Klaas is de tweede echtgenoot van Harmina
1836 -1848 Albert Willem Peters en Geertjen Roeterdink Geen familie van vorige bewoners
1848 -1887 Arend Klein Hulze en Geertjen Lensink Geen familie van vorige bewoners
1875 -1931 Hendrik Jan Klein Hulze en Willemken Nijland Hendrik Jan is de zoon van Arend en Geertjen
1904 -1967 Arend Klein Hulse en Aaltjen Wichers Arend is de zoon van Hendrik Jan en Willemken
1947- 1979 Arend Klein Hulse en Johanna Braakhekke Arend is de zoon van Arend en Aaltjen
     
  Huidig adres: Kolkweg 2  
 
 
© 2010-2024 Erwin Strookappe