Eesterhoek |
|
|
|
De
Eesterhoek is het oudste stukje Gorssel met een rijke historie met vermeldingen
van boerderijen reeds in 1382. Het is ontstaan uit de oude marke Eschede
toen deze werd verdeeld in de Eesterhoek en Eesterbrink. De naam Eesterhoek
is waarschijnlijk afgeleid van de naam Eschedeër Hoek. In de Eesterhoek
stonden en staan tientallen boerderijen welke op deze website de revue
passeren met een overzicht van hun bewoners van ongeveer de periode 1750
tot 1950 waarbij o.a. de familienamen Ilbrink, Roeterdink, Tuitert, Scheuter,
Scholten, Wiltink, Boschloo, Menkveld en Makkink vaak voorkomen. Op deze
website daarom veel informatie en foto's over dit bijzondere stukje Gorssel!
|
|
|
|
Wij verkennen
de Eesterhoek op volgorde van de huisnummers van 1841, zoals de postbode
van toen zijn rondje liep en het nieuws bracht. Startpunt is Erve ´t
Gier welke het dichtst bij het dorp Gorssel is gelegen en het huisnummer
31 had. Huisnummer 30 was van boerderij Smit welke in het dorp Gorssel
lag. Het meest noordelijk gelegen huis van de Eesterhoek is Beltmanskamp
met nummer 42a, het daarboven gelegen Beltman is namelijk gelegen in de
Boschterhoek. Vlakbij Beltmanskamp ligt ´t Raland met huisnummer
43 en deze is de meest westelijk gelegen boerderij. Later zou dat ´t
Weiland worden welke vlakbij de IJssel werd gebouwd. Het meest zuidelijk
gelegen is ´t Dijkerhof met huisnummer 55 welke later nog zuidelijker
zou worden herbouwd en eigenlijk tot de Eesterbrink behoort. Het laatste
huisnummer van de Eesterhoek is 64 van de Oude Vos, maar op deze pagina
ook aandacht voor de Nieuwe Vos in de Eesterbrink. Het is een flinke tocht
waarbij wij vele boerderijen en huizen aandoen en daar interessante personen
ontmoeten. Een overzicht van de familienamen per boerderij is hier
te zien. Het is leuk om te weten dat er anno 1815 in Gorssel 62 huizen
waren waarvan er maar 13 in de huidige bebouwde kom stonden, in de Eesterhoek
waren dat er 29! |
|
|
''t
Gier |
|
Is
de Eesterhoek tegenwoordig vooral bekend door de ooievaars, in het verre
verleden konden het wel eens gieren zijn geweest die over de Eesterhoek
en erve 't Gier cirkelden. Of is 't Gier toch vernoemd naar het riekende
goed wat over het land werd verspreid? Wij volgen op deze website de bewoners
van de boerderijen vanaf de 17e eeuw maar dat neemt niet weg dat er ook
wat verder terug in de tijd kan worden gekeken. Het erf "ten Gier"
komen wij zodoende al in 1492 tegen in de pondschatting als het goet ten
Ghier. De bouwman was toen gestorven en zijn vrouw was pauper, de boerderij
was toen eigendom van een mevrouw Ebberts (Egberts) uit Doetinchem. Volgens
een doopakte van 1608 blijken Luijken en Merrijken op het Gijer te wonen
en rond 1645 zijn dat Arendt op 't Gier en zijn echtgenote Peterken Hendericks
waarmee wij het bewonersoverzicht hieronder starten. Volgens het markeboek
van Eschede van 1648 heeft het Gier een halve whare, maar vreemd genoeg
wordt 't Gier niet met naam genoemd in het verpondingskohier van 1646.
Volgens een akte van 1657 blijkt het erve eigendom te zijn van Johanna
van Twickelo die deze in 1668 schenkt aan haar neef Rudolf van Twickelo,
afkomstig van kasteel Twickel bij Delden. |
|
|
We
gaan iets terug in de tijd naar de ehelieden Arendt en Peterken
die omstreeks 1640 op de boerderij zullen zijn gaan wonen. Er worden
uit hun huwelijk zeker drie kinderen geboren waarvan dochter Geertjen
later op 't Hof te Eschede kwam te wonen. Mogelijk is Peterken al
de derde echtgenote van Arent want in 1618 trouwt ene Arent Claessen,
weduwnaar uit Gorssel, met Marie Gerrits en zij zou dan waarschijnlijk
ook op 't Gier hebben gewoond.
Peterken hertrouwt op 15 augustus 1658 met Arent Seintsen Nijhof
uit Epse en zo komt er weer een Arent op 't Gier wonen. De naam
Gier moet wel haast met een vogel te maken hebben gehad, tot twee
keer toe wordt immers een Arend aangetrokken! Kinderen worden er
niet geboren uit dit huwelijk, waarschijnlijk is Peterken al wat
ouder en zij overlijdt voor 1675 want dat jaar hertrouwt Arent met
Fenneken Jansen Vriesekolck uit Harfsen.
Het echtpaar zal voor 1687 zijn vertrokken want dat jaar wordt Rotger
Brits als bouman op 't Gier genoemd als zijn dochter Jenneken trouwt
met Derck Hendericks en ook op 't Gier komen wonen.
Lang wonen ze er niet want in 1691 verpacht de toenmalige eigenaar
Hendrik van Dorth aan Hendrik Willems en zijn vrouw Trijntjen Hendriks
Esterholt die dan op 't Tjoonk in Epse wonen. Het echtpaar heeft
al vier kinderen en daar komen er op 't Gier nog vijf bij. In totaal
drie jongens en zes meisjes. Hendrik wordt ook wel "Gierman"
genoemd en dat geldt ook voor zijn kinderen. Opvallend is het dat
moeder bij de doop van haar kinderen steeds Trijntjen Jans wordt
genoemd. Oudste zoon Willem trouwt in 1730 met Janna Gerrits van
't Dijcke (weduwe van Garrit Jansen Huernink) maar uit dit huwelijk
worden geen kinderen geboren. Jongste zoon Jan heeft meer geluk,
uit zijn huwelijk met Fenneken Janssen worden vier kinderen op 't
Gier geboren. Hiervan zijn er echter wel drie op jonge leeftijd
overleden. |
|
|
Omdat beide zoons op 't Gier blijven wonen
en Hendrik wil genieten van zijn pensioen, bouwt hij in 1731 een eigen
huisje. Dat huisje zal hebben gestaan op het noordelijke gedeelte van
bouwland den Kievenkamp (welke door zoon Willem in 1728 was gekocht)
of net iets ten noorden daarvan op de Brinkerkamp, in ieder geval niet
ver weg van 't Gier. Later zullen er Willem en Janna gewoond hebben.
Zij nemen op 17 augustus 1750 een hypotheek op het stuk land Kievenkamp
en kopen daarmee wellicht het huisje dat voor hun tweeën groot
genoeg was. Het jaar erop slaat echter het noodlot toe als Jan op 13
februari 1751 overlijdt en 't Gier dus geen enkele mannelijke hoofdbewoner
meer heeft. Willem verkoopt op 25 maart 1762 het goed genaamd Kievecamp
aan Marcel Hendrik van Buinink, heer van Groterkamp, waar zijn broer
Henderick eerder boerde. Deze broer overleed op 21 november 1750 en
zo verloor Willem binnen drie maanden zijn beide broers. Willem was
anno 1759 ook onderschout en is in 1763 waarschijnlijk op Scholten overleden.
Hij en Johanna schonken namelijk op 25 maart 1762 hun hele roerende
bezit aan Berent Hendrik (Braamkolk?) en Eva (Yda?) Gerrits die op Scholten
woonden, dit onder de conditie van verzorging van hun oude dag die voor
Willem dus nog maar een jaar duurde, hij werd wel 77 jaar oud en heeft
wat dat betreft wel meer geluk gehad dan zijn broers. De familie Gierman
pachten van Johan Maurits van Blanckvoort wiens familie in 1778 ook
nog steeds eigenaar van 't Gier is.
|
|
Na
het overlijden van broer Jan Gierman hertrouwt Fenneken op 27 november
1751 met Teunis Jalink, hij overlijdt op 27 mei 1756 als Theunis
Jolink, bouwman op ’t Gier en zal ook niet erg oud zijn geworden.
|
|
Op
20 augustus 1757 hertrouwt Fenneken dan opnieuw en ook dit keer
met een Teunis en wel Teunis Plumpman uit Harfsen. Opvallend is
dat Teunis nog op 28 oktober 1775 wordt aangenomen als lidmaat "Theunis
Willemsen, bouman op ‘t Gier". |
|
|
In 1772 wordt
Jan Willems Olthof al genoemd als "bouman op 't Gier" als hij
op 4 februari trouwt met Johanna Harmsen Smeenk. Johanna is de dochter
van Harmen Smeenk en Hendrika Gorselings van boerderij 't Smeenk. Op deze
website zal nog veel vaker blijken dat Eesterhoekers na hun trouwen van
de ene naar de andere boerderij in de Eesterhoek verhuisden. Jan is bij
zijn trouwen 35 jaren oud en kan al een aantal jaren op 't Gier hebben
gewoond, maar niet bekend is hoe lang. Jan wordt ook wel Gierman genoemd
b.v. in het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795. |
|
Het
is ook niet echt duidelijk hoe lang Jan en Johanna op 't Gier hebben
gewoond maar gemakshalve nemen wij aan dat zij vertrokken zijn toen
de volgende bewoners op de boerderij kwamen. Jan en Johanna vertrekken
dan boerderij de Belte in de Boschterhoek waar Jan op 11 maart 1820
en Johanna op 26 januari 1832 is overleden. Het echtpaar had geen
kinderen.
De volgende bewoners zijn Antony Roeterdink en Fenneken Agterhoek
die waarschijnlijk in december 1805 vanuit het erve Bovendorp te
Epse op 't Gier komen wonen. Antony is er landbouwer en met 12 gezinsleden
(1829) en tien runderen, twee paarden en 20 schapen is er sprake
van een drukke bedoening op 't Gier. Antony en Fenneken hadden tien
kinderen, maar dit zijn niet de 12 gezinsleden van 1829 omdat er
toen al kinderen getrouwd waren en de deur uit waren.
Ook hier weer een paar voorbeelden van kinderen die introuwden op
andere Eesterhoek boerderijen, allemaal dochters: Jenneken verhuisde
naar 't Smeenk, Geertjen woonde op de Oude Vos, Fenneken op Brinkman
en Hendrika op de Grote Muil. Al deze dochters komen wij straks
op onze reis door de Eesterhoek weer tegen. Overigens is moeder
Fenneken Agterhoek van 't Smeenk afkomstig, zij is de dochter Barteld
Nijland die er in 1811 overleed. Antony is afkomstig van 't Roeterdink. |
|
|
|
|
Antony
en Fenneken hebben ook drie zoons, maar het is dochter Barta die
op de boerderij blijft wonen. Voor de naam geen probleem, want zij
trouwt op 29 maart 1822 met naamgenoot Willem Roeterdink en zo blijft
de familienaam Roeterdink op 't Gier. Willem woonde voor zijn huwelijk
bij zijn oom op Groot Bentink en het echtpaar woont daar de eerste
jaren van hun huwelijk tot 1826. Willem en Barta kregen zes kinderen
waarvan er één in 1829 levenloos werd geboren en één
in 1827 al was overleden. Daarvoor werden twee kinderen geboren
en in 1835 en 1841 nog twee. De 12 gezinsleden anno 1829 bestonden
dus uit Antony en Fenneken, zeven van hun kinderen incl. Barta,
schoonzoon Willem en twee kleinkinderen. Uit de registraties van
de overleden kinderen blijkt dat zij op 't Gier woonden echter Willem
wordt in de registers van de personele omslag pas in 1831 op 't
Gier geregistreerd en is voordien waarschijnlijk de W. Roeterdink
die dan op Groot Bentink in de personele omslag wordt genoemd. Het
heeft er dus alle schijn van dat Willem de eerste jaren van zijn
huwelijk op Groot Bentink woonde. Zou dan waarschijnlijk ook voor
Barta gelden en wellicht hebben haar vader en moeder de zorg voor
het zieke kind op zich genomen die in 1827 op 't Gier is overleden.
|
|
|
|
Volgens het kadastrale register
van 1832 betreft het huis en erf van 't Gier perceel 439. Het
naastgelegen perceel 440 bestaat uit een schuurberg en erf. Eigenaar
is Reinierus Wilhelmus van Middachten die ruim 25 bunder aan land
bezit.
Antony is overleden op 16 december 1836 en Fenneken op 28 april
1849. Ook Willem is landbouwer van beroep. Hij overlijdt op 8
juli 1853 en Barta is bijna 25 jaren weduwe als zij op 8 januari
1878 komt te overlijden. Het jaar erop wordt het achterhuis uitgebouwd
wat ook nog op de sluitsteen te zien is. Overigens heeft Bartha
in de periode 1868-1870 nog op 't Groterkamp gewoond met haar
kleinkinderen Albert Willem Roeterdink en Carolina Gardina Roeterdink.
Uit het huwelijk van Willem en Barta worden dus zes kinderen geboren
en in het kader van de normale traditie is het nu wel de oudste
zoon die de boerderij overneemt. Het is Jan Willem die op 5 oktober
1849 trouwt met Hendrika Wiltink, dochter van Klaas Wiltink en
Geertrui Peters van Frankenplaats. Hun zoon Jan Wiltink trouwt
met Antonia Frederika Roeterdink, oudste dochter van Willem en
Barta. Zo werd er over en weer getrouwd, ook niet echt uniek in
de Eesterhoek. Ook in de familie is dit niet een eenmalig toeval
zal snel blijken.
|
|
|
|
Jan
Willem en Hendrika krijgen vier kinderen waarvan er één
in 1857 na drie maanden overlijdt. Oudste zoon Albert Willem blijft dit
keer niet op 't Gier maar verhuist naar 't Smeenk waar hij introuwt met
Maria Johanna Tuitert, dochter van Antoni Tuitert en Jenneken Boschloo.
Zij hebben nog een dochter genaamd Johanna Gerritdina en u voelt 'm al
aankomen, zij trouwt in op 't Gier. Het huwelijk vind plaats op 27 april
1889 en de bruidegom is Willem Bertus Roeterdink. Er worden twee kinderen
geboren en daar blijft het bij, want Johanna Gerritdina overlijdt op 6
april 1896 en wordt maar 32 jaar oud. |
|
|
Als
moeder Hendrika Wiltink op 22 januari 1897 overlijdt zijn er geen
vrouwen meer op 't Gier behalve Hendrika Roeterdink, het dochtertje
van Willem Bertus die op 29 mei 1897 hertrouwt met Berendina Kloosterboer.
Ze krijgen een zoon in 1898 en het jaar erop overlijdt Willem
Bertus zelf waarna Jan Willem Roeterdink met zijn schoondochter
Berendina alleen overblijven. Jan Willem verloor in drie jaren
tijd zijn vrouw, zoon, schoondochter en ook nog een kleinzoon.
In februari 1900 vertrekken Berendina Kloosterboer en zoon Jan
Willem naar Diepenveen en verhuist Jan Willem en zijn 9-jarige
kleindochter Hendrika (dochter van Willem Bertus Roeterdink en
Johanna Gerritdina Tuitert) naar 't Smeenk waar Jan Willem gaat
wonen bij zijn zoon Albert Willem. Hier is Jan Willem op 26 november
1905 overleden. Hendrika trouwt later in op de Grote Muil, wij
komen haar in de Eesterhoek dus nog op twee boerderijen tegen.
|
|
|
|
|
Eigenaar
van 't Gier vanaf 1863 is baron van Hövell van Westervlier
en Weezefeld van het landgoed Joppe. Hij is katholiek en accepteert
dat de Roeterdinks protestant zijn, maar wil wel dat de nieuwe bewoners
van 't Gier katholiek zullen zijn. En dat zijn neef en nicht Willem
en Anna Klein Hofmeijer die op 7 maart 1900 vanuit Diepenveen komen.
In 1903 komt ook Willem zijn broer Johannes naar Gorssel. Dat jaar
op 22 januari trouwt Anna met Albertus Smale en vertrekt naar Zwollerkerspel.
De week erop komt ze wel terug naar Gorssel voor een bruiloft, want
dan trouwt Willem (ook wel Wilhelmus) met Anna Oosterwegel die op
't Gier komt wonen en afkomstig is van het erve "De Meijer"
te Frieswijk. Zij neemt twee kinderen mee uit haar vorige huwelijk
met Albertus Derkes die op 25 februari 1901 was overleden. De foto's
hieronder van Anna en haar kinderen "Naatje en Graadje"
zijn bij de begrafenis gemaakt. Er worden geen kinderen meer geboren
uit het huwelijk van Willem en Anna, zij is bij het trouwen dan
ook al 44 jaren oud. |
|
|
|
|
Oudste dochter
Johanna Hendrika (dat is Naatje) is geboren op 16 mei 1889 en trouwt
7 oktober 1916 met Johannes Groot Koerkamp die dan de nieuwe hoofdbewoner
van 't Gier wordt als Willem en Anna plaatsmaken voor het nieuwe
stel en in Joppe op Boschzicht gaan wonen. Johannes en Johanna kregen
negen kinderen, maar Johannes antwoorde altijd op de vraag hoeveel
kinderen hij had met "Ik heb zes jongens en elke jongen heeft
drie zusters!". Maar het waren er dus geen achttien, maar negen!
Daarbij moet worden opgemerkt dat er nog een tiende kind was, maar
hij overleed in 1926 en werd maar één jaar oud. De
kinderen werden geboren in de periode 1917 tot 1934. Ten tijde van
het huwelijk van Grada Hendrika (Graadje) Derkes met Johannes Haarman
waren er twee kinderen geboren die toen ook op de foto mochten,
zie de middelste foto hierboven. Op de foto hieronder de negen kinderen
m.u.v. jongste dochter Wilhelmina Josephina. Er waren koeien, varkens
en kippen en er was weiland en bouwland. Hier werd o.a. rogge verbouwd
welke naar de bakkerij van Dikkers ging. Graan werd gemalen bij
de molen die we straks tegenkomen. |
|
|
De
schuur is in 1928 gebouwd en deed in 1944-1945 nog dienst
als kerk toen de RK kerk in Joppe niet te bereiken was aangezien
deze in het spergebied van de V1 lag. Op de foto rechts wordt
ket kruis op de "kerk" geplaatst.
In de oorlog was op 't Gier ook nog Franse militair genaamd
Albert Bavouzet ondergedoken die eerder gevangen was genomen
door de Duitsers. Hij verhuisde naar Gerrit Slagman in Harfsen
(ook een geboren Eesterhoeker) toen de SS de boerderij als
onderkomen ging gebruiken. |
|
|
|
Opvolger
op 't Gier is zoon Gerhardus Albertus die in 1962 trouwde
met Wilhelmina Gerritdina Josephina Wilgers, ook zij is afkomstig
uit Diepenveen. Er worden vier kinderen geboren.
Johannes Groot Koerkamp is overleden op 28 augustus 1978 en
Johanna Hendrika Derkes is overleden op 17 april 1991, zij
werd 101 jaar oud. Beiden zijn op 't Gier overleden. Gerard
en Miny zijn in 1996 verhuist naar het dorp Gorssel.
Op de foto's hiernaast zien wij Johannes maaien met de zicht
en Gerard ploegen met de paarden. Zoon Hans, die nu nog op
't Gier boert, zien wij voornamelijk op de tractor! |
|
|
|
|
|
Uiteraard
werd 't Gier ook bewoond door dienstmeiden en dienstknechten. Anno 1840
en 1841 was dat mijn voorouder Hendrik Willem van
der Meij en anno 1823 en 1825 was dat Thomas Peters. In die tijd werkte
Jenneken Hoefman als dienstmeid op de Bloedkamp. Zij trouwen op 23 december
1825 en hun liefde zal vast zijn ontstaan in de Eesterhoek! Wij gaan gelijk
maar eens een kijkje nemen op de Bloedkamp, de boerderij waar de familienaam
Peters weer terug zal komen. |
|
1640-1658 |
Arendt Claes op 't Gier en Peterken
Hendericks |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1658-1675 |
Arent Seijnsen op 't Gier en Peterken
Hendericks |
Arent is de tweede echtgenoot van
Peterken |
1675-1687< |
Arent Seijnsen op ’t Gier en
Fenneken Jansen Vriesekolk |
Fenneken is de tweede echtgenote van
Arent |
1687-1691 |
Rotger Brits op 't Gier |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1687-1691 |
Derck Hendericks op 't Gier en Jenneken
Rotgers |
Jenneken is de dochter van Rotger |
1691-1731 |
Hendrik Willems Gierman en Trijntjen
Hendricks Esterholt |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1730-1750 |
Willem Hendriks Gierman en Johanna
Gerrits |
Willem is de zoon van Hendrik en Trijntjen |
1738-1751 |
Jan Hendriks Gierman en Fenneken Jansen |
Jan is de broer van Willem en de zoon
van Hendrik en Trijntjen |
1751-1756 |
Teunis Jalink-Gierman en Fenneken
Jansen |
Teunis is de tweede echtgenoot van
Fenneken |
1757-1775> |
Teunis Willemsen Plumpman en Fenneken
Jansen |
Teunis is de derde echtgenoot van
Fenneken |
1772-1805 |
Jan Willems Olthof en Johanna Smeenk |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1805-1849 |
Antonij Roeterdink en
Fenneken Agterhoek |
Geen familie van vorige
bewoners |
1826-1878 |
Willem Roeterdink en Barta Roeterdink |
Barta is de dochter van Antony en
Fenneken |
1849-1900 |
Jan Willem Roeterdink en Hendrika
Wiltink |
Jan Willem is de zoon van Willem en
Barta |
1889-1896 |
Willem Bertus Roeterdink en Johanna
Gerritdina Tuitert |
Willem Bertus is de zoon van Jan Willem
en Hendrika |
1897-1900 |
Willem Bertus Roeterdink en Berendina
Kloosterboer |
Berendina is de tweede echtgenote
van Willem Bertus |
1900-1916 |
Willem Klein Hofmeijer en Anna Oosterwegel |
Geen familie van vorige bewoners |
1916-1991 |
Johannes Groot Koerkamp en Johanna
Hendrika Derkes |
Johanna Hendrika is de dochter van
Anna |
1962-1996 |
Gerhardus Albert Groot Koerkamp en
Wilhelmina Wilgers |
Gerhardus is de zoon van Johannes
en Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Zutphenseweg 2 |
|
|
|
Wij vervolgen
onze weg in de Eesterhoek via de huidige Gorsselse Enkweg welke voor de
invoering van de huidige straatnamen nog de Eesterhoekscheweg werd genoemd. |
|
|
Bloedkamp
Boerderij
de Bloedkamp dankt (of wijt) zijn naam aan de moord op 350 Zutphenaren
die in 1572 na de inname van hun stad door Don Frederik de Toledo,
zoon van Alva, in de boomgaard van de Muil werden opgehangen. Deze
boomgaard strekte zich uit tot aan de boerderij. Het is mogelijk
dat de boerderij in de pondschatting van 1492 wordt genoemd als
het goet toe Baynck met de bouman Henrick die pauper is en Harmen
Ylberdinck als eigenaar. De boerderij wordt later ook wel "Meijer"
of "Meijers Hofstede" genoemd. Meijer is natuurlijk ook
een bekende familienaam en bewoners van de Bloedkamp hadden ook
deze naam. Of de boerderijnaam is overgegaan naar de familienaam
of vice versa is niet bekend. Anno 1625 wordt Bitter Dapper genoemd
als eigenaar, zijn broer Jasper was dat ook. Laatstgenoemde was
burgermeester van Deventer. |
|
|
|
Eerste
hoofdbewoners die we bespreken zijn Lubbert Gerritsen Jolink en Willemken
Jansen Schurink die beide afkomstig zijn van Eefde maar op 13 mei 1677
in Gorssel trouwen en dan op de Bloedkamp zullen zijn gaan wonen. Uit
het huwelijk worden twee dochters geboren, Jenneken nog datzelfde jaar
en Henders in 1680. Het echtpaar is in 1689 verhuisd naar Harfsen waar
zij op het erve Wunderink zijn gaan wonen. |
|
|
Derk Meijer en Aaltjen
Lerink zijn de volgende hoofdbewoners. Zij trouwden op 10 september
1689 in Laren, de woonplaats van Aaltjen. Derk is afkomstig van
de Beusekamp in Almen.
Derk en Aaltjen krijgen acht kinderen op de Bloedkamp: vier jongens
en vier meisjes. Geertjen is de jongste dochter en zij doet op
de eerste kerstdag van 1725 belijdenis met haar schoonzus Cunneken
Nijenhuis. Cunneken had eerder dat jaar op 6 maart ook al een
belofte gedaan in de kerk toen zij haar ja-woord gaf aan Teunis
Meijer, oudste zoon van Derk en Aaltjen. Cunneken, die uit Laren
afkomstig is, trouwt in op de Bloedkamp en wordt met Teunis de
volgende hoofdbewoners. Ook uit dit huwelijk worden acht kinderen
geboren. Teunis
is uiteraard landbouwer van beroep, maar is ook de kerkmeester
van Gorssel geweest. Hiervan wordt namelijk melding gemaakt in
het register van overlijden van Cunneken in 1758. Wanneer Teunis
zelf is overleden is niet bekend.
|
|
|
Het
oudste kind van Teunis en Cunneken is Judith die op 29 juni 1755 trouwt
met Jan Hendriks van Hummel die ook wel Jan Meijer wordt genoemd, naar
de boerderijnaam. Op 26 september 1762 overlijdt Juda, ze wordt maar 36
jaar oud en krijgt twee kinderen. Het jaar erop op 7 mei hertrouwt Jan
en opnieuw komt er een Larense Cunneken naar de Gorsselse Bloedkamp. Haar
achternaam is Weijenberg. Pas 10 jaar later, op 9 april 1773, wordt zij
geregistreerd als lidmaat als huisvrouw van Jan van Hummel, "bouman
op den Bloetkamp". Inmiddels is zij moeder geworden van vijf kinderen
en de zesde en laatste dient zich aan op 25 oktober van dat jaar. Cunneken
(ook wel Cunera genoemd) is overleden op 10 mei 1808, Jan overlijdt op
12 maart 1812. In de tijd dat zij er wonen wordt er op 25 juni 1772 gewisseld
van eigenaar als de helft van het "erve en goed den Bloedkamp"
van de heren Everhardus Johannes Ammon en Berent Elias Dapper overgaat
naar Hendrik Wiltink en Willem Hartkamp. Laatstgenoemde is mogelijk Hendrikus
Wilhelmus Hartkamp die is getrouwd met Hendersken Meijer, dochter van
Teunis Meijer en Cunneken Nijenhuis. Zij woonden op 't Walle. |
|
Het
eerste kind van Jan en Cunera is Jan en hij is gedoopt op 11 maart
1764. Jan is de enige zoon van Jan senior en is dus de logische
opvolger. Ook Jan trouwt twee keer en heeft het voorzien op Gerritjes.
Met Gerritje Peters (die familienaam komen wij straks weer tegen)
trouwt Jan op 1 januari 1788 en hij wordt dan Jan Meijer genoemd.
Gerritje is de zus van Gerrit Steven Peters van de Braamkolk. Ook
bij zijn tweede huwelijk op 7 augustus 1791 met Gerritjen Reuvekamp
is het weer Jan Meijer, maar de tien kinderen uit dit huwelijk worden
wel Van Hummel genoemd.
Op 30 december 1805 worden Jan en Gerritjen eigenaar van de Bloedkamp.
Jan is landbouwer van beroep en heeft in 1840 zeven runderen en
twee paarden op de boerderij.
In 1846 komen Jan en Gerritjen beiden te overlijden: Jan op 9 oktober
en Gerritjen op 25 december. Het jaar is zowiezo geen goed jaar
op Bloedkamp, want ook hun kleinzoon Harmanus overlijdt op 21 december
van dit jaar.
|
|
|
|
Harmanus
is de zoon van Gerrit van Hummel, de zoon en opvolger van Jan en Gerritjen.
Hij trouwde op 9 juli 1816 met Hendrika Stenvert (alweer een familienaam
die we nog gaan tegenkomen) en zij wonen dan ook op de Bloedkamp. Op 12
juni 1834 kopen zij de boerderij van Jan en Gerritjen. Jan wordt in de
kadastrale atlas van 1832 nog genoemd als Jan Meijerink. De Bloedkamp
bestaat dan uit een huis, schuur, zaadberg, enig hofland en de landerijen
het Bergkampje, het Nootenkampje, een stuk langs Geermanskamp, het Nieuwe,
het Lendeke, de Bree, twee stukken bouwland in de Gorsselse Enk, twee
koeweiden op de Escheder Koeweerd en het bouwland de Dapperskolk, genaamd
naar de familie Dapper die lange tijd eigenaar van de Bloedkamp was. Het
totale oppervlak is bijna zeven bunder. Net als
zijn vader en grootvader zou ook Gerrit twee keer trouwen. Na het overlijden
van Hendrika op 13 maart 1840 gaat hij weer voor een Hendrika en trouwt
op 13 oktober 1842 met Hendrika ten Voorde. Er worden drie kinderen
geboren, uit het eerste huwelijk waren al vijf kleine hummeltjes geboren.
In 1853 wordt er een hypotheek t.w.v. 9000 gulden afgesloten, Gerrit en
Hendrika zijn wat van plan. Er is de jaren ervoor ook al flink geboerd,
want de Bloedkamp is met 15 bunders verdubbeld. Of Gerrit de plannen heeft
kunnen uitvoeren is maar de vraag, want hij komt 2 juni 1856 te overlijden.
Hendrika ten Voorde hertrouwt op 17 april 1857 met Wilhelmus Leonardus
Carel de Witt en verhuist dan naar zijn herenhuis op erve de Kippe te
Epse. Hier wonen zij tot 1860, erve en goed de Kippe wordt dan geveild
en verkocht. Bij de veiling worden ook goederen geveild die eerder tot
de Bloedkamp behoorden en eigendom waren van Hendrika, zijnde de gronden
Neutenkampje, Geerderkamp, Kortevoren, Biezenakker, de Bree, Eesterweerd
en een stuk weiland nabij de Houtwal. Hendrika verhuist in 1860 naar Ommen
alwaar zij op 27 februari 1880 is overleden. |
|
Willem Lijzen
uit Eefde is de nieuwe hoofdbewoner en eigenaar van de Bloedkamp en de
eerste registratie is van 1859, maar aangenomen mag worden dat hij in
1856 al op de Bloedkamp is komen wonen aangezien op 25 september 1856
erve "De Meijer" of "Bloedkamp" wordt geveild en Willem
dan waarschijnlijk de koper is geweest. Hij is dan nog vrijgezel en woont
met zijn moeder Hendrika Brummelman en zus Hendrika en later ook zus Aaltjen
en broer Hendrikus Johannes, allemaal zijn ze ongetrouwd. Beide zussen
overlijden op de Bloedkamp op 55-jarige leeftijd. Op 28 april 1865 trouwt
hij dan met Grada Johanna Vrielink uit Laren en wordt de familie uitgebreid
met één dochter: Harmken. Willem is timmerman van beroep
(zit in de familie) en heeft o.a. boerderijen in Eefde gebouwd die te
herkennen zijn aan een witte band in steen, dat was een kenmerken element
van zijn bouw. Maar op de Bloedkamp wordt hij akkerbouwer en heeft daarvoor
ook diensknechten en dienstmeiden in dienst. In huis is ook een bestedeling
en er is zelfs sprake van dubbele bewoning, want aan de andere kant van
de boerderij woont Johanna Brokken, weduwe van Harmen Boterman. Zij verhuist
echter later naar 't Boschloo waar zij eerder woonde met Harmen, hij er
er in 1859 gestorven. De vrijgekomen plek wordt later ingenomen door Hendrikus
Johannes Lijzen, de eerder genoemde broer van Willem. Hij is wel timmerman
van beroep en zo zijn er op de Bloedkamp een akkerbouwer en timmerman
actief. Anno nu is dat ook zo! Na het overlijden van Grada op 24 februari
1888 besluit de inmiddels 63-jarige Willem het rustiger aan te gaan doen
en houdt op 8 januari 1889 een erfhuis waarmee een gedeelte van de inboedel
verkocht wordt. Samen met zijn dochter Harmken gaat hij dan aan de andere
kant van de boerderij wonen, broer Hendrikus Johannes woonde daar al niet
meer. |
|
|
Willem
zijn plek wordt in februari 1889 ingenomen door Hendrik Krosse en
Jenneken Scheuter waardoor er een opnieuw dubbele bewoning ontstaat
waarbij Willem op nummer 98 gaat wonen en Hendrik en Jenneken op
nummer 97. Jenneken is de dochter van Derk Jan Scheuter en Lammerdina
Peters van Senneken en was eerder getrouwd met Willem Peters waardoor
er drie Peters kinderen meekomen naar de Bloedkamp. Eén van
deze kinderen is de 20-jarige Albert Willem die het erg goed kan
vinden met zijn nieuwe buurmeisje Harmken Lijzen en ze trouwen op
22 november 1890. Albert Willem gaat dan bij Harmken en schoonvader
Willem wonen, maar als zijn moeder en stiefvader twee jaren later
naar Empe vertrekken, wordt er verhuisd naar het hoofdgedeelte van
de Bloedkamp. Overigens woont daar eerst nog Gerritjen Pusters,
de weduwe van Gerhardus Harmanus Grieving, en haar zes kinderen.
Kinderen worden er ook geboren uit het huwelijk van Albert Willem
en Harmken en wel zes in getal. Drie overlijden er op jonge leeftijd
waardoor er nog vijf op de foto hiernaast zijn te zien en wel v.l.n.r.
Jenneken, Willemina (staand), Albert Willem, Hendrik Willem (staand)
en Gerhard Johan. In het midden zit Willem Lijzen, links zijn dochter
Harmken en rechts schoonzoon Albert Willem. |
|
|
De
acht kinderen worden geboren in de periode 1891 tot 1905. Op 29
december 1904 koopt Albert Willem Peters de boerderij van zijn schoonvader.
Beiden worden in deze periode als landbouwer geregistreerd, maar
als Willem in 1905 al zijn tachtigste verjaardag viert, zal er door
hem niet meer zo hard gewerkt worden, hij heeft al genoeg gedaan.
Hij raadt zijn schoonzoon ook aan niet te hard te werken en te gaan
rentenieren en zo het geld het werk te laten doen. Hij begrijpt
het dan ook niet helemaal als Albert Willem in 1902 veel grond van
Klein Eschede koopt om nog meer te kunnen verbouwen.
Willem wordt uiteindelijk 86 jaar oud en is overleden op 4 oktober
1911. Dochter Harmken overlijdt nog geen twee jaar later op 10 september
1913 en wordt maar 46 jaar oud. Albert Willem blijft dan alleen
over met vijf kinderen in de leeftijd van 8 tot 20. Oudste zoon
Hendrik Willem wordt ook niet oud, hij overlijdt op 16 februari
1925 op 31-jarige leeftijd en bleef ongehuwd. Zoon Gerhard Johan
trouwt wel en doet dat 31 mei 1929 met zijn nichtje Lammerdina Peters
die al op 24 juli 1924 op de Bloedkamp woonde. Lammerdina is de
dochter van (een andere) Albert Willem Peters en (ook) Lammerdina
Peters, zus van (de) Albert Willem Peters. Moeder Lammerdina was
één van de drie Peters kinderen die in 1889 op de
Bloedkamp kwamen en zij woonde er tot 1895, dus ook na het vertrek
van haar ouders. Later woonde zij ook als haar ouders in Empe en
hier is Lammerdina junior geboren op 20 maart 1906.
De Bloedkamp had in de periode 1925-1928 de meeste koeien van de
Eesterhoek. In 1925 waren dat er 10 en in 1928 waren dat er 12.
Op 't Gier en 't Boschloo stonden er toen ook 12. |
|
|
|
In
1919 kocht Albert Willem Peters het erve Breger te Epse welke toen door
de eigenaar van 't Hassink geveild werd. Albert Willem kocht de boerderij
voor zijn oudste zoon Hendrik Willem maar ten gevolge van een tragisch
ongeluk ging hij nooit op de Breger aan de slag. Hij kwam onder de tram
en overleed op 16 februari 1925. De boerderij was daarna bestemd voor
jongste zoon Albert Willem, maar wederom sloeg het noodlot toe. Hij verongelukte
door een op hol geslagen paard in 1930. De boerderij werd in die jaren
verpacht aan o.a. Arend Vriezekolk die daarvoor nog op 't Boschtert woonde.
|
|
|
Gerhard Johan en Lammerdina Peters
krijgen vier kinderen, twee jongens en twee meisjes in de periode
1930 tot 1944. Op 20 februari 1943 overleed Albert Willem Peters
op 74-jarige leeftijd en maakt de geboorte van zijn jongste kleindochter
niet meer mee.
Kleinzoon Herman Willem (Wim) wordt de volgende landbouwer op
de Bloedkamp en trouwt op 3 juni 1960 met Hermien Stenvert en
zo komt er na 144 jaar weer een vrouwelijke Stenvert op de boerderij.
Gerhard Johan en Lammerdina maken plaats en verhuizen naar het
dorp Gorssel, later wonen zij nog in Epse. De andere zoon Albert
Willem ging vanaf 1957 boeren op het erve Breger welke nog steeds
eigendom van de familie Peters was en tot die tijd verpacht werd
aan de familie de Winter.
Wim en Hermien krijgen een zoon en twee dochters waarvan Gerda
nu op de Bloedkamp boert. Wim en Hermien verhuizen in 1999 naar
het huis tegenover de molen en houden van daaruit goed zicht op
de Bloedkamp.
|
|
|
1644-1644 |
Henrijck Jansen Bloetcamp en Wilmgen
Bloetcamp |
Zoon van Jan Bloedt-Camp, overleden
voor 12-03-1648 (huwelijk dochter Henderijckge Jansen) |
1677 |
Jan op Blootkamp |
|
1677-1689 |
Lubbert Gerrits Blootkamp en Willemken Jans
Schurink |
Lubbert is afkomstig van Jolink te Eefde |
1689-1728> |
Derk Jansen Meijer en Aaltjen Jansen
Leerink |
|
1725-1758> |
Teunis Meijer en Cunneken Nijenhuis |
Teunis is de zoon van Derk en Aaltjen |
1756-1762 |
Jan van Hummel en Judith Meijer |
Judith is de dochter van Teunis en Cunneken |
1763-1812 |
Jan van Hummel en Cunera Weijenberg |
Cunera is de tweede echtgenote van Jan |
1788-1791 |
Jan van Hummel en Gerritje Peters |
Jan is de zoon van Jan en Cunera |
1791-1846 |
Jan van Hummel en Gerritjen Reuvekamp |
Gerritjen is de tweede echtgenote van
Jan |
1816-1840 |
Gerrit van Hummel en Hendrika Stenvert |
Gerrit is de zoon van Jan en Gerritjen |
1842-1857 |
Gerrit van Hummel en Hendrika ten Voorde |
Hendrika is de tweede echtgenote van
Gerrit |
1856-1911 |
Willem Lijzen en Grada Johanna
Vrielink |
Geen familie van vorige
bewoners |
1889-1943 |
Albert Willem Peters en Harmken Lijzen |
Harmken is de dochter van Willem en
Grada Johanna |
1925-1960 |
Gerhard Johan Peters en Lammerdina Peters |
Gerhard Johan is de zoon van Albert
Willem en Harmken |
1960-1999 |
Herman Willem Peters en Hermien Stenvert |
Herman Willem is de zoon van Gerhard
Johan en Lammerdina |
|
|
|
|
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 1 |
|
|
|
De
foto hiernaast is gemaakt in de boerderij van de Bloedkamp tijdens
een bijeenkomst van de geërfden van de voormalige marke van
Eschede. Aan de tafel zitten v.l.n.r. Gerritje en Gerrit Scholten
van Brinkman, Jan Hendrik Nieuwenhuis van Klaphekke, Hendrik Jan
en Johanna Alberdina Wiltink van 't Reins, dhr. Kappert (wegwerker)
en staand zien wij v.l.n.r. Lammerdina en Gerhard Johan Peters van
de Bloedkamp, Gerrit Jan en Gerritjen Steging van 't Loo, Johan
Boschloo van 't Dijker, Riek en Albert Jan Oostenenk van Hoekman,
Willem en Naatje Roeterdink van Groot Bentink, Jan en Cato Ilbrink
van de Oude Pastorie en Gerrit en Johanna Willemina Boschloo van
't Boschloo. |
|
|
Dappers
Kolk |
|
Mogelijk wordt de boerderij al in 1382/1383
genoemd als erf Kolcman en is deze vergeten boerderij veel ouder dan
we denken!
In een akte van 1623 getuigen Jan Driessen, Albert Rensinck en Warner
Jans Coster, allen geboren in Gorssel en omstreeks 60 jaar oud, dat
Gosen Bueninck op Grootercamp een huis en schaapschot had en ten behoeve
daarvan het Gorsselse en het Eesterveld (de woeste gronden in de marken)
gebruikte met schapen, guste beesten en om te plaggen en torven. Hetzelfde
gold voor Kleynercamp, de beiden Brinckerkampen en de "Colckenbongart"
(Ten Kolcke) maar deze gebruikten alleen het Gorsselse veld. Van het
huis op Ten Kolcke wordt gezegd dat het eertijds stond bij de wal om
het Gorselse kerkhof. Maar dat zal niet het kerkhof van de huidige locatie
zijn want die is er pas later gekomen. Waarschijnlijk lag het kerkhof
toen nog vlakbij de kerk en betreft de "Colckenbongart" het
huis wat ongeveer op de plek van de latere brandweerkazerne stond en
hebben wij het dus niet over Dappers Kolk.
In het markeboek van 1625 is Jasper Dapper als eigenaar aanwezig bij
de vergadering van de marke Eschede en heeft dan een 1/2 ware voor Dapperscolck.
Hij vertegenwoordigt gelijk de Blootcamp en heeft daarvan 1 1/2 ware
maar er wordt aangetekend minus 1/2. Misschien betreft dit de 1/2 ware
van Dappers Kolk en had de oorspronkelijke (Blootcamp) boerderij anderhalve
ware en is daarvan een halve naar de nieuwe boerderij Dappers Kolk gegaan?
In dat geval zal het erve Kolkman van 1382/1383 een andere boerderij
zijn.
Vergadering Marke Eschede 14 mei 1612:
Alsoo oock tot verval der onkosten des selven hoofs des, bij de Erffgenaemen
verkoft is aen Jasper Dapper seecker stucke lande, vuer die somme van
hondert daelers gelegen in die Escheder Mercke, und schietende aen dat
Kolck kempken gedachte Dapper tho behoorende ende, is resolvieert dat
daer van tot behoeff Dappers eene brieff verveerdiget, und in dat Marcken
boeck mede sal geschreven worden met belofte van beter vestenissen und
sijn tot die verzegelinge des brieves. Tot verval der onkosten hebben
verkoft aen Jasper Dappers, Borger tot Deventer en sijne huisvrouw und
erven, seecker stucken landes liggende in Eschede aen des selven Dappers
huis welcke huistede mede in deesen koop begreepen is, langes Dappers
Kolk kempken het eene einde streckende langes het gemeine veldt achter
nae den Dijck ende daer van oock die selve Dapper den lesten penninck
bij den eersten wall betaelt heeft. Derhalven wij als specialijck op
eene buirdagh den 14 Meij deeses jaars 1612 geholden, tot deesen gecommiteert
und authoriseert sijnde inholt des Marckenboeck, hebben in qualiteit
voors(chreven) cedeert transporteert op en overgedragen doe sulx in
kraght, van deesen Jasper Dapper sijn huisvrouw und erven dat selve
stuxken landes met die huisstede als boven geschreven, in aller maten
datt selve nu uijtgestreecken is, mitt den bescheijde dat die gravers
op beijden eijnden binnen die bepalinge sullen uijtgraven worden.
Markeboek 1771: Meijersplaats of Dapperskolk.
Toen dus één boerderij. In 1752 was het nog Meijersplaatse
en Dapperskolck. Op de Hottinger atlas van 1786 staat de boerderij niet
meer aangegeven.
Op 12 november 1769 trouwt Janna Meijer, dochter van Teunis Meijer en
Cunneken Nijenhuis, met Jan Jansen Holmer. Wij gaan ervan uit dat zij
op Dapperskolk zijn gaan wonen of anders in de dubbele bewoning van
de Bloedkamp. Voor het gemak vermelden wij het echtpaar hieronder. Op
5 februari 1786 hertrouwt Janna met Willem van Essen en dan wordt geschreven
dat zij onlangs nog gewoond heeft in Epse dus het is helemaal niet zeker
dat zij met Jan in Gorssel woonde. Dat deed zij wel met Willem want
hij wordt in het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode
1794-1795 geregistreerd. Op 15 januari 1797 was hij echter al hertrouwd
met Willemken Bennink en woont hij met haar met Groot Bentink. Maar
ook zij wordt geregistreerd dus zal zij aanspraak hebben gemaakt op
de geleden schade bij Groot Bentink en Willem nog op de schade die hij
leed in 1794 en 1795 bij Dappers Kolk. Jan van Hummel wordt ook in dit
register vermeld als Jan Meijer en dat zal zijn voor de schade op de
Bloedkamp.
|
|
1600~ |
Jan op den Kolck |
Eerste hoofdbewoner van dit overzicht |
1635~ |
Lambert Jansen op den Kolck en Henderijnken
Kolckmans |
Lambert is de zoon van Jan |
1662-1673 |
Hendrik Berents op den Kolck en Jenneken
Gerrits |
Mogelijk Henderick den Snijder |
1673-1713> |
Hendrik Berents op den Kolck en Enneken
Berentsen |
Enneken is de tweede echtgenote van
Hendrik en wordt in 1713 niet meer genoemd in het lidmatenregister |
1702-1713> |
Jan Lamberts op den Kolck en Lisabeth
Hendriks |
Jan wordt in 1713 niet meer genoemd
in het lidmatenregister. Jan en Lisabeth zijn neef en nicht. |
|
|
|
|
|
Lambert is waarschijnlijk de zoon van
Jan |
1769-1786 |
Jan Jansen Holmer en Janna Teunissen
Meijer |
Mogelijk maar niet zeker |
1786-1796 |
Willem Reints van Essen en Janna Teunissen
Meijer |
Willem is de tweede echtgenoot van Janna |
|
|
|
't Gier
en Bloedkamp zijn dus de eerste boerderijen van de Eesterhoek en
liggen het dichtst bij het dorp Gorssel. Bovenin bijgaande afbeelding
is de begraafplaats van Gorssel te zien.
De volgende boerderij is jarenlang de Muil, maar in 1893 wordt er
een molen tussen de Bloedkamp en de Muil gebouwd. Later ontstaat
er een buurtje als er eerst aan de andere kant van de weg drie huizen
worden gebouwd (waaronder een slagerij en kruidenierswinkel) en
nog later aan de kant van de molen nog eens drie huizen worden gebouwd
en Hennie Boschloo er een loonbedrijf begint. Vooralsnog op deze
pagina alleen aandacht voor de drie oudste huizen en uiteraard de
bekende molen en het muldershuis. |
|
|
|
Het
Muldershuis |
|
De Eesterhoek
had ook zijn eigen molen. De vergunning voor de bouw van deze molen werd
op 28 maart 1893 verkregen door molenaar Manes Elibertus Dommerholt. Manus
is in 1865 geboren te Gorssel maar woonde in 1893 in Hengelo (Gld) en
verhuist op 31 mei naar Gorssel en gaat wonen in de molenaarswoning met
zijn echtgenote Teuntjen Klein Kranenberg, zij zijn daarmee de eerste
bewoners van het "Muldershuis" met huisnummer 98a. Hij gaat
dan bouwen aan de molen, maar zal de bouw niet voltooien omdat hij failliet
wordt verklaard. Op 10 september 1894 houdt hij het dus noodgedwongen
voor gezien en gaat in het dorp Gorssel wonen en wordt daar landbouwer.
Twee weken later wordt zoon Antoni geboren, in het Muldershuis werden
geen kinderen geboren en dat zou ook nog wel even duren. |
|
|
Het
muldershuis was onbewoond tot 18 februari 1895 als Derk Johan Peerebolte
er met zijn moeder Johanna Reinira Bloemens komt wonen. Hij koopt
op 20 december 1894 de in aanbouw zijnde molen van Jan Willem Nikkels.
Derk Johan zou de bouw van de molen wel voltooien en de eerste korenmolenaar
worden. Op 31 maart 1896 krijgt hij vergunning voor een machinale
maalinrichting gedreven door een petroleummotor van 8 pk. Derk Johan
verhuist in 1900 naar Doetinchem en zijn opvolger is Hendrikus Rudolf
Veldhorst. Deze is getrouwd met Hendrika Peerebolte, zus van Derk
Johan, de molenaars waren dus zwagers van elkaar en zijn afkomstig
van Wisch. Hendrikus Rudolf blijft malen tot 1906 en vertrekt dan
ook naar Doetinchem. Het echtpaar had twee kinderen die al voor
1900 waren geboren.
Op de foto rechts staan Manes Elibertus Dommerholt en Teuntjen Klein
Kranenberg bij hun latere woning aan de Molenweg in Gorssel. |
|
|
|
Nieuwe
molenaar is Bernard Kreeftenberg, ook zijn familie is afkomstig van Wisch.
Hij is te zien op de foto linksboven welke in het voorjaar van 1908 is
gemaakt. Van links naar rechts zien wij met de kruiwagen Albert Jan Plaggert
van 't Loobosch, Bernard Kreeftenberg met molenaarsknecht Jansen en Christiaan
Schieven van 't Boershuis met paard en kar. In 1908 werd het eerste kind
op het Muldershuis geboren: Bauke Lambertus kwam er op 10 juni 1908 te
wereld. |
|
|
Bernard
Kreeftenberg kocht de stoommolen en het huis van Hendrikus Rudolf
Veldhorst op 4 november 1905. Bernard verkoopt de molen in 1918
voor 15.000 gulden aan de Coöperatieve Aankoop Vereniging Gorssel
en wordt aangesteld als zaakvoerder maar blijft tot 1922 ook molenaar
in de Eesterhoek. De petroleummotor werd in 1921 vervangen door
een dieselmotor.
Op 29 april 1922 wordt dan Jan Luichies molenaar, daarvoor werkte
hij nog voor de molen de Hoop van molenaar Antonie Jansen in het
dorp Gorssel aan de huidige Molenweg. Hij woonde daarvoor bij Gerrit
en Gerritje Slagman op de Kleine Muil en trouwde op 27 mei 1922
met Gerritje Noordkamp en zij krijgen twee zonen. Omstreeks 1935
werden na een roedebreuk beide roeden verwijderd. Geen probleem,
met de dieselmotor was de molen immers niet meer afhankelijk van
de wind. Eén roede werd verzaagd tot balken en werd gebruikt
in een schuur op de Bloedkamp, de andere werd overgebracht naar
het Openlucht Museum te Arnhem. |
|
|
|
In 1939 wordt
de woning uitgebouwd voor een nieuwe slaapkamer en wordt de deeldeur aan
de achterzijde van het huis vervangen door een normale deur. Jan Luichies
was molenaar tot 1946 en verhuisde toen, maar kwam in 1952 terug naar
de Gorsselse Enkweg en ging aan de andere kant van de weg wonen in het
woonhuis met kruidenierswinkel welke hij in 1928 had gebouwd, zie het
Muilerkamp verhaal hieronder. In 1946 kwam Teunis Wesselink die tot 1972
molenaar was totdat de molen werd ontmanteld. De gehele dieselmaalderij
werd uitgebroken en de motor werd kapot geslagen. Daarvoor waren de kap
en het binnenwerk ook al van de molen verwijderd. Teun werkte vanaf 1972
nog aan de coöperatie in Gorssel. Hij is overleden op 15 januari
1982 en Jo vertrekt in 1985 naar Doetinchem. |
|
|
|
1893-1894 |
Manes Elibertus Dommerholt
en Teuntjen Klein Kranenberg |
Eerste bewoners |
1895-1900 |
Derk Johan Peerebolte |
Geen familie van vorige bewoners |
1900-1906 |
Hendrikus Rudolf Veldhorst en Hendrika
Peerebolte |
Hendrika is de zus van Derk Jan |
1906-1922 |
Bernard Kreeftenberg en Siebrig Gaastra |
Geen familie van vorige bewoners |
1922-1946 |
Jan Luichies en Gerritje Noordkamp |
Geen familie van vorige bewoners |
1946-1985 |
Teunis Wesselink en Sophia Johanna van
Lit |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 2 |
|
|
|
Foto hiernaast is gemaakt in de jaren '50 toen de molen ontmanteld
was en geen wieken meer had.
Tegenwoordig is de molen weer in ere hersteld, draaien de wieken
weer rond en wordt er weer gemalen! De foto rechts is gemaakt in
2019 vanuit een drone.
|
|
|
|
|
De
Slagerij |
|
Op
de foto hieronder zien wij de huizen met nummers 3, 5 en 7 aan de Gorsselse
Enkweg. Het weggetje linksonder liep langs de stoom van de molen naar
de kerk in Gorssel en werd het kerkepad genoemd. Het weggetje is ook op
de foto hierboven te zien. Nummers 3 en 5 werden bewoond door de familie
Oosterveld. Het huis van nummer 5 werd in 1928 gebouwd. Eerste bewoners
waren Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman en de zes kinderen
die toen nog in huis woonden. Zij woonden daarvoor nog op de Beltmanskamp.
Dit is het ouderlijk huis van Hendrika Karolina Woertman en Hendrik is
er op 29 april 1899 bij ingetrouwd. Het echtpaar kreeg 13 kinderen welke
werden geboren in de periode van 1900 tot 1924. |
|
|
De
kinderen van Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman gingen
van oudsher naar de openbare school in Gorssel, er was in die tijd
ook maar één school. Met de komst van de Christelijke
school gingen de toen nog schoolgaande kinderen naar deze nieuwe
school en liepen daar over het kerkepad naartoe. Er zal voor deze
school zijn gekozen i.v.m. de gewenste christelijke opvoeding maar
ook het feit dat de meeste boeren in de omgeving hun kinderen naar
de christelijke school deden, zal een rol hebben gespeeld. Hendrik
was anders bang dat hij anders geen slachtwerk voor de boeren kon
doen. Dit werk deed hij ook al op de deel van de Beltmanskamp maar
werd aan de Gorsselse Enkweg serieuzer aangepakt omdat er hier een
woonhuis met slagerij werd gebouwd.
Rinus vertelde dat het huis op nummer 5 een jaar later dan nummer
7 zou zijn gebouwd maar toch gaan we uit van bewoning vanaf 1928
omdat in mei 1928 al nieuwe bewoners op het Beltmanskamp waren en
dat dochter Maria altijd vertelde dat zij vlak na de verhuizing
na de lagere school is gegaan. Bovendien dateert de bouwaanvraag
voor de bouw van een woonhuis met slagerij op de kadastrale percelen
2909-2910 aan den Eesterhoekschenweg (Eesterhoeksche straat) van
16 januari 1928 en was de bouw op 16 mei 1928 voltooid. |
|
|
|
Zoon
Marinus trouwde op 29 januari 1932 met Bertha Gerdina Verdonk en bleef
uiteindelijk op nummer 5 wonen. Zij is afkomstig van erve De Kleine Koekkoek
in Harfsen, het boerderijtje waar de familie Strookappe zich in 1835 vestigde
toen ze uit Holten kwamen. Hier gingen Marinus en Bertha eerst wonen en
werd hun zoon Henny op 15 maart 1932 geboren. Vader Hendrik Oosterveld
en moeder Hendrika Karolina Woertman bouwden ondertussen een nieuw "burger"huis
naast het slagershuis (op dezelfde perceelnummers) en gingen daar later
dat jaar met de vier nog inwonende kinderen wonen, dit is de Gorsselse
Enkweg nummer 3. Zo werd er ruimte gemaakt voor Marinus die in het slagershuis
met vrouw en kind ging wonen en daar de slagerij kon voortzetten. |
|
De twee sepia gekleurde foto's hiernaast zijn gemaakt op 29 april
1939 toen Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman 40
jaar waren getrouwd. Op de groepsfoto staan hun negen kinderen,
de vier andere kinderen uit hun huwelijk waren reeds jong overleden
op de Beltmanskamp. Op de foto staan v.l.n.r. Jan, Derk Jan, Marie,
Hendrik, Rika, Marinus, Hanna, Gert en Wim. Er
werd en in 1949 nog een gouden huwelijksfeest gevierd maar van
een diamanten huwelijk kwam het helaas net niet, Hendrika overleed
namelijk op 21 januari 1958.
Hendrik Oosterveld was veehandelaar, slachter en afslager. Hij
deed dat tot op hoge leeftijd. Met de foto hiernaast haalde hij
de krant in 1960, hij was toen 45 jaar lang afslager en 86 jaar
oud. Later zette zijn zoon Marinus, eveneens tot op hoge leeftijd,
deze traditie voort. Hendrik is overleden op 4 april 1961, hij
is verdronken in de IJssel.
|
|
|
|
|
|
|
|
Marinus
Oosterveld had dus op nummer 5 een slagerij. Na het overlijden
van Bertha Gerdina Verdonk op 22 maart 1936 hertrouwde Marinus
op 18 december 1936 met Berendina Rood met wie hij nog een zoon
(Gerrit) kreeg. Berendina overleed op 4 januari 1954 en Marinus
hertrouwde nogmaals, nu met Gerritdina Maria Wassink op 16 december
1954. Met haar woonde Marinus tot zijn overlijden op 25 oktober
1995 aan de Gorsselse Enkweg 5. Na zijn overlijden bleef Gerritdina
"tante Dien" Wassink nog een tijdje alleen wonen, maar
verhuisde in juni 2000 naar haar geboorteplaats Eefde waar zij
op 20 januari 2004 is overleden. Zoon Henny zette de slagerij
voort maar deed dat op 't Elf Uur in Gorssel.
Op de foto hiernaast zien wij Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina
op en achter de fietse. De kar was nodig voor Hendrika omdat zij
veel last van reuma had, zo konden ze toch nog samen op pad en
fietsten zelfs naar Empe aan de andere kant van de IJssel. Het
huis op de achtergrond is het muldershuis waar we net op bezoek
zijn geweest. |
|
|
Hiernaast
nog wat meer foto's waarop de drie echtgenotes van Marinus te zien
zijn.
Op de linkerfoto zien wij Bertha Gerdina Verdonk met zoon Henny
met in de achtergrond het huis van nummer 3 waar zus Marie Oosterveld
op het hek zit.
Op de tweede foto en derde foto staat Berendina Rood en is ook zoon
Gerrit te zien.
Op de rechterfoto staat Gerritdina Maria Wassink. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hanna
was de jongste dochter van Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina
Woertman en trouwde in 1951 met Hendrik Bosvelt en bleef met hem
bij haar ouders op nummer 3 wonen. De foto hiernaast is op de trouwdag
van Janna gemaakt achter café Schutte waar het feest zal
zijn geweest en Derk Jan Oosterveld (broer van Hanna) woonde en
werkte. Uit het huwelijk van Hanna en Henk werd in 1954 één
zoon geboren. Hanna en Henk vertrokken na het overlijden van Hendrik
Oosterveld met zoon Erik naar Doesburg, nieuwe bewoners werden toen
Chris en Riet Tuitert. |
|
|
1928-1932 |
Hendrik Oosterveld en Hendrika
Karolina Woertman |
Eerste bewoners |
1932-1936 |
Marinus Oosterveld en Bertha Gerdina
Verdonk |
Marinus is de zoon van Hendrik en Hendrika
Karolina |
1936-1954 |
Marinus Oosterveld en Berendina Rood |
Berendina is de tweede echtgenote van
Marinus |
1954-2000 |
Marinus Oosterveld en Gerritdina Maria
Wassink |
Gerritdina Maria is de derde echtgenote
van Marinus |
|
|
|
|
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 3 en
5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Muilerkamp |
|
Dit
is het huis waar ik geboren en getogen ben en nu weer woon. Het huis is
gebouwd op een perceel grond "gelegen bij den molen in den Eesterhoek"
welke in juli 1927 door Jan Luichies uit Twello wordt gekocht om aldaar
een woon- en winkelhuis te bouwen. Verkoper van de grond was Gerrit Scholten
van boerderij Brinkman. Zijn moeder Fredrika Scholten-Ilbrink had deze
grond op 21 juni 1893 gekocht van Frederik Christiaan Colenbrander en
deze was toen onderdeel van katerstede de Muile (Kleine Muil) welke door
hem twee weken daarvoor op de veiling was aangekocht. Het betreft voornamelijk
een deel van perceelnummer 620 (samen met de naastgelegen percelen 619
en 2632 dichter aan de weg) wat een bouwland was, mogelijk met een gedeelte
weide. Dit perceel liep tot aan de Bloedkamp en werd verdeeld in drie
gedeelten waarvan Fredrika het middelste gedeelte van ca. één
hectare kocht. Het eerste gedeelte werd gekocht door Derk Jan Tuitert
(die dan ook de Kleine Muil koopt) en het derde gedeelte wordt gekocht
door Albert Willem Peters van de Bloedkamp. Perceel 620 wordt ook genoemd
in een akte van verkoop van de Muile in 1837 en was toen ook al een bouwland
en had de naam Muilerkamp. Het is daarom ooit nog de bedoeling dat de
naam Muilerkamp op het huis zal prijken! Mogelijk is bouwland de Muilerkamp
afgesplitst uit bouwland het Langewant (later alleen nog perceel 630)
en daarvoor zal er een boomgaard op deze grond hebben gestaan, zoals verderop
te lezen is in het verhaal van de Kleine Muil. |
|
|
Terug
naar 1927. Jan Luichies dient op 18 augustus van dat jaar een aanvraag
in voor het bouwen van een woon-winkelhuis aan den Eesterhoekschen
weg en een week later op 26 augustus krijgt hiervoor al de vergunning.
Volgens de opgave van de belendingen was alles eromheen bouwland
en had zijn grond de perceelnummers 2909 en 2910 en was deze 2000
m2 groot.
Het huis wordt gebouwd door aannemer Boerstoel die o.a. de timmerlieden
Hendrik Jan Dikkeboer en Gerrit Jan Ebrecht aan het werk had. De
jonge mannen schrijven in december 1927 wat tekst op plankjes die
op de balken onder huis worden getimmerd en pas bij de verbouwing
in 2015 weer boven water komen. Ze zullen snel hebben doorgewerkt
want reeds op 4 januari 1928 heeft Jan de eer aan te geven de woning
in gebruik te kunnen nemen en op 9 januari verhuizen Jan Luichies
en zijn echtgenote Susanna Maria Hakkenhaar van Twello naar Gorssel!
Jan was eerder getrouwd met Dina Koopman die in 1921 in Voorst is
overleden. Uit dit huwelijk is zoon Jan geboren die aan de andere
kant van de weg bij molen woonde, hij is daar in 1922 komen wonen.
Jan senior is na het overlijden van Dina hertrouwd met Susanna Maria
Hakkenhaar en zij zijn dus de eerste bewoners van het nieuwe huis
waar zij niet alleen woonden maar ook een kruidenierswinkel hadden.
Jan wordt dan ook geregistreerd als "winkelier in kruidenierswaren".
Jan is in 1935 in Deventer overleden en Susanna is in 1936 verhuisd
naar Diepenveen.
|
|
De
nieuwe bewoners waren Piet Lokman en zijn kersverse echtgenote Aaltje
Stukker die op 2 april 1936 te Holten waren getrouwd. Zij hielden de kruidenierswinkel
aan en het beroep van Piet veranderde van winkelbediende in winkelier.
Piet gaf elke week ook een uurtje les aan de zondagsschool en vertelde
dan bijbelse verhalen en leerde de kinderen versjes. Het rijmpje "Pietje
Lok en Aaltje Stok zaten samen in het kippenhok" zal hij de kinderen
niet hebben geleerd maar was wel erg populair onder de Gorsselse jeugd.
Piet en Aaltje hadden zelf geen kinderen, maar wel een aangenomen kind,
Jan. De familie Lokman deden tot 1952 de kruidenierswinkel en aangenomen
is dat zij daarmee in 1936 zijn begonnen, maar verwarrend is dan wel dat
er op 3 juli 1945 in de Trouw een advertentie werd geplaatst voor hem
met de titel "Rokersvreugde en dankbaarheid" waarin hem door
"Zij, die hem trouw blijven" een blijk voor waardering en dank
wordt gegeven voor het vijf jaar lang hebben van een zaak in de Eesterhoek.
Maar waarschijnlijk wordt er een verwijziging gemaakt naar de oorlog waar
levensmiddelen op de bon gingen, dit wordt er namelijk geschreven: "Daar
is er een zaak in de Eesterhoek, Men deed er in tabak en sigaren, Straks
krijgen de "Zwarten" voor hun broek, Terecht! na vijf lange
jaren! Maar wij geven Piet onze bon te bewaren!" Voor Piet Lokman,
winkelier in de Eesterhoek te Gorssel, met onze hartelijke dank! De familie
Lokman verhuisde in 1952 naar Epse.
In 1952 kwam Jan Luichies jr. in dit huis wonen waarvan overigens de bouw
(volgens overlevering) door hem is gefinancierd met hulp van een hypotheek
welke hij kreeg van Gerrit Scholten. Senior kocht dus de grond en junior
bouwde het huis waar eerst senior in ging wonen. Jan junior was getrouwd
met Gerritje Noordkamp en zij hadden twee zoons en woonde voorheen in
het muldershuis aan de overkant van de weg. Gerritje is overleden op 11
januari 1962 in het ziekenhuis te Zutphen. Tijdens haar ziekte hebben
zoon Diderik en schoondochter Willemina Jantje Stoelhorst ook nog tijdelijk
in het huis gewoond, zij woonden zelf in Vorden. Na het overlijden van
Gerritje is Jan bij hun in Vorden komen wonen. Ook Susanna Maria Hakkenhaar
woonde toen in Vorden.
|
|
|
In
1962 kwam de familie Strookappe
in de Eesterhoek wonen en verbouwde het woningpand met winkel tot
een normaal woonhuis waarna de Eesterhoekers voor hun boodschappen
naar het dorp moesten. Frits Strookappe werkte voor Pouw in Deventer
en werd getipt door vaste klant en molenaar Jan Noordkamp uit Epse,
broer van Gerritje.
De foto rechts is gemaakt na de verbouwing in 1962. De winkeldeur
en etalage zijn verdwenen en de winkel werd verbouwd tot een hal
en badkamer. De bovenverdieping bestond uit slechts één
slaapkamer en was voor de rest zolder en diende als opslag van de
winkel. De klompen stonden ook boven en moesten daar worden gepast.
Door het vele geloop was de trap flink versleten! |
|
|
|
De
foto's hieronder zijn van de genoemde hoofdbewoners van 1928 tot 1962.
Op de foto hierboven zien wij Gerrie en Wim Tuitert van de Grote Muil
met een oudere nicht die maar al te graag hun neus tegen het etalageraam
drukten om al dat lekkers van de winkel goed te kunnen bekijken! |
|
|
|
|
1928-1936 |
Jan Luichies en Susanna
Maria Hakkenhaar |
Eerste hoofdbewoners |
1936-1952 |
Piet Lokman en Aaltje Stukker |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1952-1962 |
Jan Luiches en Gerritje Noordkamp |
Jan is de zoon van eerste hoofdbewoner
Jan Luichies |
1962-2015 |
Frederik Gerrit Strookappe en Gerda
Wilhelmina Dijkerman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 7 |
|
|
|
|
De
Timmerije |
|
Al
voordat de slagerij en de kruidenierswinkel er waren, stond er aan de
andere kant van de straat al een huis met timmerwerkplaats op perceel
E 2895. De bewoner en timmerman was Hendrik Boerstoel die in 1901 was
geboren op de Braamkolk, hij is de zoon van Jan Willem Boerstoel en Garritjen
van Til. Op 23 september 1927 trouwt hij met Hendrika Heijink en er worden
twee zonen geboren. Zelf begon Hendrik zijn timmerarbeid in de schuur
van de Braamkolk. |
|
|
Op
de foto hiernaast is de oorspronkelijke woning en werkplaats te
zien. In 1927 werd er in deze werkplaats een 2pk electromotor geplaatst
voor het aandrijven van een cirkelzaag. De werkplaats werd in 1947
vergroot en in 1963 werd de nieuwe en veel grotere timmerwerkplaats
erachter gebouwd. De man op de foto is niet Hendrik Boerstoel maar
werknemer Derk Jan Muileman uit Gorssel.
Het huis is in 1939 vergroot met een tweede woongedeelte waar de
schilder Hendrik Jan Vriezekolk en Jannie Kappert zijn gaan wonen.
Zij vertrekken in 1957 als zoon Joop trouwt met Jo Pasman en zijn
ouders Hendrik en Hendrika naar het gedeelte van Vriezekolk verhuizen.
Hier is Hendrik overleden op 30 december 1964, Hendrika overleed
op 30 november 1972. Zij woonde toen aan de Beukenlaan in Gorssel,
hierheen verhuisde zij in 1968. De nieuwe bewoners van het woongedeelte
zijn Gerrit Schoolen en Toos Steegink. Gerrit was timmerman bij
Boerstoel. Het echtpaar woonde er tot 1983. |
|
|
Op
de foto hiernaast v.l.n.r. zoon Johan Anton (Joop), vader Hendrik,
zoon Jan Willem (Wim) en moeder Hendrika Boerstoel-Heijink. Zijn
beide zonen zouden later het bedrijf voorzetten. Oudste zoon Wim
was metselaar en zorgde voor de klanten, jongste zoon Joop (Joh)
deed het timmerwerk. Wim en Joh maakten van de timmerije een groot
aannemersbedrijf en hadden meerdere bouwvakkers in dienst. Zij hebben
het bedrijf gerund tot midden jaren '80. |
|
|
|
|
Op de foto's hiernaast zien wij Hendrik
Jan Vriezekolk en Jannie Kappert. De rechtse foto is hun trouwfoto
van 21 oktober 1939, op de linkse foto zien wij ook hun dochters
Marijke en Angelien die op de Timmerije zijn geboren. De foto
is genomen in 1948 en links in de achtergrond is dus nog niet
het huis van de familie Boschloo te zien. Rechts zien wij wel
de daken van de kruidenierswinkel en de slagerij.
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 4
en 6
|
|
|
|
|
|
Boschloon |
|
|
Op
de foto hiernaast zien wij weer de Slagerij en Kruidenierswinkel
van de Eesterhoek. De foto is gemaakt vanaf de Timmerije en op de
voorgrond zien wij landbouwgrond met koren van boer Martinus Roeterdink
van 't Smeenk. Deze grond wordt in 1952 geruild met Gerrit Boschloo
van 't Boschloo die hiermee zijn zoon Hendrik (Hennie) wilde helpen
aan een stuk grond om een schuur en een huis op te zetten.
De schuur werd begin 1953 gebouwd en het huis later dat jaar. De
voorzijde van het huis moest lijnen met de Mulderije en Timmerije,
maar doordat de schuur drie meter te ver naar achteren was gebouwd
en het huis volgens de bouwtekening direct ervoor gebouwd moest
worden, kwam het huis dus te ver van de weg af te staan en moest
Hennie drie meter meer gazon maaien! Geen probleem voor Hennie,
zolang het maar mechanisch kon! |
Op de
foto hieronder de schuur en het huis in aanbouw |
|
|
Hennie
was namelijk een boerenzoon, maar had niet veel met koeien, maar
de technische dingen daarentegen interesseerden hem wel en hij mocht
graag ploegen, eggen en zaaien. Maar dat gedoe met paarden vond
hij ook niet handig, de foto van Hennie met paard aan het ploegen
is dan ook bij toeval genomen. Nee trekkers, dat waren mooie dingen
en hadden veel meer paardekrachten!
Zo ontstond het idee als zelfstandig loonwerker te gaan werken,
de eerste in Gorssel. Een hele opgave, want de meeste boeren waren
aangesloten bij de coöperatie en besteedden daar hun loonwerk
uit. Hennie begon in december 1945 dus klein toen hij nog op 't
Boschloo woonde. Hij huurde een Deutz trekker bij Van Loenen in
het dorp en kocht zichzelf een ploeg en een zaagstoel en ging daarmee
aan het werk op 't Boschloo en al bij een paar andere boeren. De
zaagstoel werd gebruikt in de winter om kachelhout mee te zagen. |
|
|
|
|
Snel
daarna kwam er een graanmaaier en binder voor het oogsten van het
koren. Met de verdiensten spaarde Hennie voor een eigen trekker
die hij eind jaren '40 kon kopen. Daarna kocht hij ook een dorsmachine
voor het werk in de winter en werd het al een aardig bedrijfje.
De coöperatie had geen eigen dorsmachine, alleen Kabbers uit
Eefde had er één. Het liep goed en er kwam een tweede
trekker bij. Dat had natuurlijk voor Hennie alleen geen zin en zo
kwamen er ook jongens bij die Hennie graag wilden helpen zoals Jan
Poesse van de kleine Braamkolk die ook gek van machines was. Hij
is nog jaren voor Hennie blijven werken.
Toen Hennie naar de Gorsselse Enkweg verhuisde, had hij al vier
trekkers! Hij trouwde op 15 januari 1954 met Fré Pardijs
en toen kreeg hij er ook nog eens vier kinderen bij. Fré
hielp Hennie met de boekhouding, ook daar lag Hennie zijn interesse
niet. De trouwerij was overigens een week uitgesteld door het plotselinge
overlijden van buurvrouw Oosterveld. |
|
Hennie
bleef moderniseren en kocht als eerste in de buurt van Gorssel een
maaidorser, een combine. De boeren in Gorssel waren huiverig, was
dit het nou wel? Hennie ging daarop met de machine dorsen in Almen,
Vorden en Terwolde en bewees dat het een goede uitvinding was.
De ouderwetse maaier en dorsmachine bleven en werden in 1967 nog
gebruikt. Dat jaar ging het bij boer Wiltink op 't Reins wel goed
mis toen de dorsmachine vlam vatte en de zaadloods in vlammen opging,
het was een hele grote brand. In de boekhouding van Fré kon
Hennie wel zien dat hij gelukkig goed verzekerd was, dat was een
geluk bij een ongeluk!
Ook thuis ging het eens mis toen Hennie een petroleumkacheltje onder
een tractor had gezet om die de volgende koude morgen makkelijker
te kunnen starten, ook dat werd brand. Maar ook hier weer een geluk
bij een ongeluk: de tractor startte inderdaad goed en kon op tijd
uit de schuur worden gereden! |
|
|
|
Jan
Poesse kwam eens laat terug van het dorsen en had toen de grote
dorsmachine achter de trekker waarmee hij de grote deur van de schuur
binnenreed. De volgende morgen begon hij weer vroeg en was blijkbaar
niet nog niet helemaal wakker, want de trekker en dorsmachine moesten
achterwaarts de grote deur weer worden uitgereden, maar dat was
Jan even vergeten. Zo reed Jan voorwaarts de kleine deur uit waardoor
de dorsmachine een flink stuk muur uit de schuur ramde. Hennie was
op dat moment aan het ontbijten en hoorde al het kabaal. Hennie
bleef desondanks kalm en at eerst rustig zijn boterham op. Buurman
Wim Boerstoel van de Timmerije metselde later een nieuw stuk muur
in.
In 1983 werd Hennie ziek, maar hij had toen al veel werknemers waarop
hij kon vertrouwen. Hij is op 21 februari 1993 overleden. |
|
Zoon Gerrit ging in 1985 na het halen
van zijn H.T.S. diploma bij Hennie werken en samen vormden zij
een maatschap onder firma. Toen kwamen ook de stickers met "H.
Boschloo en Zn." op de trekkers waarvan er nu vele rondrijden.
Het bedrijf is in de loop der jaren uitgegroeid tot het grootste
bedrijf
van de Eesterhoek! Op de foto hiernaast zien wij niet alleen Gerrit,
maar staat ook de volgende generatie Boschloo staat alweer klaar!
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 2a
|
|
|
|
|
|
|
Mijn
geboortehuis aan de Gorsselse Enkweg en de naastgelegen huizen en
de molen staan tussen de boerderijen Bloedkamp en Muil. Het stukje
Eesterhoek met de boerderijen Muil en 't Dijker zijn voor mij het
meest speciaal. Niet alleen omdat deze het dichtst bij mijn geboortehuis
staan (grenzend aan het bos van de Kleine Muil) , maar ook omdat
bij de Muil en 't Dijker de families Muil en Dijkerman zijn ontstaan
en deze tot mijn voorouders behoren. Muil is de familienaam van
mijn overgrootmoeder die getrouwd was met Hendrik Jan Strookappe
en Dijkerman begint al bij mijn moeder, uiteraard ook getrouwd met
een Strookappe.
De Muil boerderijen zorgen nogal voor wat verwarring in de Eesterhoek,
want de benaming Grote en Kleine Muil werd in akten en op kaarten
door de jaren heen herhaaldelijk verwisseld tussen de twee panden.
Hierdoor kloppen veel kaarten niet als ook deze hiernaast, want
de oorspronkelijke herberg aan de Eefdese Enkweg is de Kleine Muil
en de grote boerderij aan de Gorsselse Enkweg is de Grote Muil.
Op de tekening hiernaast is te zien dat er vroeger nog een ander
klein weggetje liep waardoor er een driehoek grond was tussen de
Grote en Kleine Muil. Deze grond lag wat lager en vulde zich bij
hoog water met water waardoor er een soort van kolkje ontstond.
Zoiets dergelijks bestond ook op de hoek van de huidige Laan van
Eschede en Eefdese Enkweg en is nog steeds zichtbaar in het weiland
bij 't Zand. |
|
|
Door het
ontbreken van huisnummers in de 18e eeuw is het wat lastig te bepalen
wie op welke Muil boerderij woonde omdat in die tijd de namen Grote en
Kleine Muil al verward werden. Daarbij is er geen familierelatie met de
bewoners van de 19e eeuw als wel duidelijk is wie waar woonde. |
|
Nog
een voorbeeld over de verwarring van de Grote en Kleine Muil. Jan
Willem Ilbrink woonde met zekerheid op de Kleine Muil zoals hieronder
te lezen is. Op 1 januari 1857 wordt een levenloos kind geboren
en geregistreerd op "de katerstede de Groote Muil". Het
jaar erop overlijdt op 13 januari dochtertje Harmina Gardina op
... het "erve de Kleine Muil". Aangevers en de ambtenaar
waren beide jaren dezelfde personen, een bewijs te meer dat de verwarring
toen al bestond! Maar in 1858 werd het uiteindelijk dus wel goed
geschreven en zal er bewust gecorrigeerd zijn.
En op de kadastrale afbeelding hiernaast dacht de tekenaar dat die
de Kleine aan het tekenen was, maar het was de Grote en verwarde
hij Muil voor muis!
|
|
|
|
Kleine
Muil |
|
De
Kleine Muil was er voor de Grote Muil en werd voor deze tijd alleen De
Muil genoemd, de benaming "Olde Moyll" is ook toepasselijk en
in de pondschatting wordt het erf dan ook "Oldemoyll" genoemd.
In 1492 was dat nog 't goed "Aelde Moyll" en toen was Henrick
Doynk de bewoner, hij was pauper. Deze Hendrik is waarschijnlijk omstreeks
1460 getrouwd met Anne ten Dijcke welke mogelijk van 't Dijker afkomstig
zal zijn geweest. Hun zoon Jan trouwde omstreeks 1485 met Janneke van
Dijk (ook van 't Dijker?) en zullen de volgende hoofdbewoners zijn geweest
en mogelijk vindt er tijdens deze periode een herbouw plaats. In het register
van horige goederen anno 1534 waren Thomas van Grolle offt Aerndt Boeynck
eigenaar en waren er tijdelijk geen bouwlieden. Dat geldt ook voor "den
anderen Moill" die in eigendom was van Johan van Voirtheusen. |
|
|
Op
het schilderij staat links de Kleine Muil en rechts de Grote Muil.
Paard en wagen rijden over de Gorsselse Enkweg en er wordt geploegd
op het land waar lang zachtfruit (o.a. aardbeien) en nu groente
en fruit worden verbouwd. Schilder van dit mooie tafereel is molenaar
Bernard Kreeftenberg.
De Kleine Muil was niet alleen een boerderij maar ook een herberg
en de markegenoten van Eschede hielden hier doorgaans hun vergaderingen.
De postkoets stopte er en conflicten tussen Deventenaren en Zutphenaren
werden er beslecht. De Muil had een uithangbord met het wapen van
Gelderland, zoals o.a. staat te lezen in het Markeboek Eschede met
de notulen van de vergadering van 12 april 1713 "in de Moile
daer 't wapen van Gelderland uijthangt".
En de familie Muil/Muileman/Muilerman is ontstaan uit deze boerderijnaam,
zie voor meer informatie de Muil
familiepagina! Deze familie komt verderop in dit verhaal aan bod,
eerst blijven we nog bij de andere familie Muilman die oorspronkelijk
op deze plek woonde. |
|
|
Dat
de familie er wel is blijven wonen blijkt uit het feit dat Hendrik Muilman
(zoon van Jan en Janneke) en Gerretje ten Bosch er hebben gewoond zoals
vele jaren later in 1746 als volgt wordt beschreven door hun nakomeling
Willem Muilman: "Deze Hendrik
Muilman heeft met zyne voornoemde Huisvrouwe gewoont in Gorssel daar zy
een groot erve en veele landgoederen hadden, op een groot Huis, genaamt
den Muil, dat zyn Vader Jan Hendrikz Muilman zelfs hadde doen bouwen en
hem medegegeeven om te bewoonen. In eenen boomgaard, dicht by dat Huis,
heeft Don Frederik de Toledo, Zoon van den Hertog van Alva, ten tyde als
hy Zutphen innam, en alle de Burgers vermoordde, vierde half hondert op
éénen dag doen ophangen. Alzo nu zy, en hunne Voor-ouders,
van Zutphen geboortig waaren, en nog veele vrienden daar onder hadden;
zo zyn de voorgemelde Gerretje ten Boes, en haare naabuurvrouwen by nacht
gegaan, en hebben die van haare vrienden waaren zoo lange by de beenen
getrokken, dat de takken van de boomen scheurden: en hebben kuilen gemaakt
en drie of vier op malkanderen daar in geleit, en met aarde bedekt; om
dat zy niet mochten zien, dat haare vrienden zoo mishandelt waaren. Ook
hebben de Spanjaarden dat Huis afgebrandt. Deze Hendrik Muilman nu, die
te Gorssel Kerkmeester was, is gestorven in het jaar 1554:, zynde 93 jaaren
oud: en zyne Weduwe, Gerretje ten Boes, den 13 January 1573., oud 111
jaaren; (zegge, hondert en elf jaaren;) volgens het geen aldaar op haaren
grafsteen stondt uitgehouwen.' |
|
|
|
In
1572 is het huis dus door de Spanjaarden afgebrand terwijl zij dichtbij
het huis in de boomgaard 350 Zutphenezen ophingen die voor de Spanjaarden
waren gevlucht toen zij Zutphen veroverden. De genoemde leeftijden
lijken niet te kloppen, waarschijnlijk is er 30 jaar misrekend en
zal Gerritje op ongeveer 81-jarige leefttijd zijn overleden en heef
zij dus nog als 80-jarige de mensen uit de bomen gehaald! Haar man
was al in 1553 en heeft het drama wat zich hier heeft afgespeeld
niet meer meegemaakt. In het Markeboek van Gorssel van 1570 wordt
wel weer een "Henrick in den Moyll" hebben genoemd, dat
was hun zoon Hendrik. In 1571 die hij net als zijn vader ook kerkmeester
was(genaamd Henricus in de Moegel) en daardoor was benoemd door
de marke Eschede. Elke marke benoemde een kerkmeester, die van de
marke Gorssel was Hasco Francken van de Roskam. Hendrik was getrouwd
met Anna van den Linden en uit dit huwelijk wordt weer een Hendrik
geboren, maar deze is waarschijnlijk in Deventer gaan wonen en was
gehuwd met Hillegonda van Beringen en Hesseltjen Hillebrants. In
Deventer worden namelijk zijn kinderen gedoopt.
Hij is de voorvader van de predikant Wigbold Muilman en diens zoon
Willem Muilman die ook predikant was en het stukje hierboven over
Hendrik en Gerretje heeft geschreven. Ook is hij via een andere
lijn de voorvader van Willem Ferdinand Mogge Muilman die van 1835
tot 1844 president van de Nederlandse Bank was. Dat zou zijn verre
verre voorvader Hendrick, die in 1492 nog een arm man was, nooit
hebben kunnen denken! Links zien wij vader en zoon Wigbold en Willem
en rechts Willem Ferdinand. |
|
|
|
Uit het huwelijk van Hendrik en Anna
wordt waarschijnlijk ook een dochter geboren genaamd Anna Moijlleman.
Zij trouwde met Hendrick Francken (diens opa was een broer van
zojuist genoemde Hasco Francken) en zij zullen de opvolgers zijn
geweest op de Kleine Muil, dus toch weer een Hendrik als nieuwe
hoofdbewoner. Waarschijnlijk wordt uit dit huwelijk dochter Tonnisken
geboren (vernoemd naar Tonis Francken, broer van Hendrik) en is
zij getrouwd met ene Johan. In 1617 woonden namelijk kastelein
Johan met zijne vrouw Tonnisken op de Kleine Muil. Deze Johan
is waarschijnlijk dezelfde persoon als Jan Jansen Raijmans die
wij later tegenkomen in de DTB boeken met zijn echtgenote Gertgen,
wat dus zijn tweede vrouw moet zijn geweest. Jan wordt genoemd
als "Jan Jansen Raijmans op den Kleijnen Moijl en "Jan
Jansen weert in de Moijl" waarbij duidelijk het verband tussen
de Kleine Muil en de herberg kan worden vastgesteld. Bij de doop
van een kind in 1644 wordt hij Johan genoemd waardoor het aannemelijk
is dat hij de Johan van 1617 is.
Oudste zoon Jan blijft op de herberg wonen en wordt genoemd als
"Jan Jansen weert in de Moijl". Hij trouwt op 28 maart
1669 met Enneken Lamberts en ze krijgen drie kinderen. Na het
overlijden van Jan hertrouwt Enneken op 20 maart 1681 met Evert
Jansen die op de Borghte woonde. Hij komt wonen op de herberg
wonen en wordt de nieuwe weert op op den Kleijnen Moijl en er
worden twee meisjes uit dit huwelijk geboren. Nu is het Enneken
die op jonge leeftijd overlijdt (ze wordt ongeveer 41 jaar oud)
en Evert hertrouwt op 22 september 1689 met Harmken Hermsen. Uit
dit huwelijk worden vier kinderen (allemaal meisjes) geboren maar
ook Harmken zal niet oud zijn geworden want op 2 oktober 1701
trouwt Evert voor de derde keer, nu met Fijtjen Roelofs Wiltink.
Er worden twee kinderen geboren en, ja hoor, weer meisjes.
|
|
|
Het is wel bijzonder
om te zien dat een aantal meisjes worden vernoemd naar de eerder overleden
personen zoals Anneken in 1690, Hermken in 1702 en Evertjen in 1707. Zij
is de jongste dochter van Evert maar hij is voor haar geboorte overleden
want Fijtjen laat haar jongste dochter op 30 september 1707 dopen "na
de mans dood". Fijtjen hertrouwt dan het jaar erop met haar neef Harmen
Wolters Beunk uit Epse en krijgen de meisjes warempel drie (half)broertjes!
De hele familie verhuist waarschijnlijk in 1724 (maar mogelijk al in 1721)
van de Kleine naar de Grote Moijl welke Harmen dan gaat pachten. Hij wil
waarschijnlijk meer gaan boeren zoals hij dat gewend was op 't Beunk.
Frappant is dat het echtpaar in een akte van 1721 genoemd worden als bewoners
van de Grote Moijl en op 15 juni 1724 in een peindinge akte als bouwlieden
op de Kleijne Moijle en we gaan ervan uit dat de vermelding van Grote Moijl
in 1721 een verschrijving is geweest. |
|
De
familienaam Muil is dan pas ontstaan in 1724 als Berend Naberhuijs
vanuit Bathmen op de Muil komt wonen en vanaf dan Berend Muil wordt
genoemd, hij is daardoor de stamvader van de familie Muil. De pentekening
hiernaast is van het erve Naberhuis en is gemaakt door D.J. Koopman.
Op 15 juni 1724 wordt Berent Zweers genoemd als tegenwoordige bouwman
en pachter op de Kleine Moijle. Dit is dezelfde datum als de peindinge
akte van de vorige bewoners en het lijkt er sterk op dat op deze
datum de verhuizingen hebben plaatsgevonden. Berent en Harmen pachten
de Kleine Muil van Agnes van Uijterwijk (donariere van wijlen heer
overste Lt. van Delwig) die de Kleine Moijle al in 1697 samen met
haar broer Jacobus verkreeg uit een magescheid. In deze akte wordt
beschreven het erve en goet de Kleine Moijle gnt. met huijs hof
en alle sijne tegenwoordige landerijen in het kerspel Gorssel, boerschap
Eschede. Berent was dus landbouwer en de herberg was waarschijnlijk
een nevenactiviteit. Hij is overleden op 22 november 1748. Zijn
echtgenote is overleden op 26 maart 1749. Ze wordt genoemd als "de
oude vrouwe op de Moil" en haar naam is helaas niet bekend.
Zoon Hendrik trouwt in 1739 met Maria van
der Meij en hun negen kinderen worden volgens het doopregister
allemaal op de "Muijl" geboren, er wordt daarbij nooit
melding gemaakt van de Kleine Muil. In 1762 overlijdt Maria en wordt
er wel gesproken over de Kleine Muil. Op 11 juli 1768 legt Nicolaas
van Huet, eigenaar van de Kleine Muil, beslag op (peindinge aan)
alle gerede goederen en effecten, zaad en zaadgewassen van zijn
pachter "Hendrik Beernse, bouman op de Muile". Dit is
dus Hendrik Muil die toen nog steeds op de herberg annex boerderij
woonde en werkte. Twee zoons van Hendrik en Maria geven de familienaam
door. Zoon Berend doet dat met Muil en zoon Jannes met Muile(r)man.
Toch blijven zij waarschijnlijk niet op de boerderij, want Berend
woont op de Peerdekate en later het erve Vossebelt en Jannes woont
op het erve Schurink. |
|
|
|
Hun
vader Hendrik had waarschijnlijk nog een jongere zus, Maria. Zij trouwt
op 17 maart 1749 met Antonij Vroetman en zal dan op 't Hekkert zijn gaan
wonen aangezien Antonij later Hekkert wordt genoemd. Aangenomen mag worden
dat Maria ergens na 1768 op de Kleine Muil is komen wonen, we gaan uit
van circa 1770 aangezien haar broer Hendrik toen al 65+ was. De kinderen
worden als Vroetman gedoopt maar later ook Hekkert genoemd. In die tijd
zijn eerder genoemde Nicolaas van Huet en Jenneken van Gumster van 't
Ontijdink eigenaar van de Kleine Muil, zij kochten deze op 26 november
1761 van Harmen Jalink, zoon van wijlen Harmen Jalink en wijlen Christina
Oostendorp. Deze kochten de boerderij tussen 1726 en 1728 van Maria Lucia
Uijterwijck, weduwe van Herman Rijnholt von Delwigg die ook eigenaar waren
van 't Ilbrink. Christina heeft de Kleine Muil op 16 september 1754 overgedragen
aan haar zoon, haar echtgenoot was toen al overleden. De familie Van Huet
was naast de Kleine Muil ook eigenaar van Hekkert en Brinkman. In de akte
van 1761 wordt de Kleine Muil beschreven als het "allodiale erve
en goed De Kleijne Moijle bestaande in huijs, hof, twee zaatbergen en
een bouwland achter 't huijs langs den weg het Langewant genaamd".
Deze weg is mogelijk de huidige Gorsselse Enkweg maar kan ook de Eefdese
Enkweg zijn want volgens het latere kadastrale register betreft dit perceel
630 welke toen alleen (aan de korte kant) aan deze weg grensde. Tenzij
in 1762 dit perceel nog breder was en uitstrekte tot aan de Gorsselse
Enkweg, maar dat is niet met zekerheid vast te stellen. |
|
|
In
1784 krijgt "Anthonie Hekkert op de Kleine Muyl" een vergoeding
van 34 gulden voor verloren vee en andere verlorene behoeftens als
gevolg van de grote dijkdoorbraak die een groot gedeelte van de
Eesterhoek blank zette. Antonij krijgt daarmee de grootste uitkering
voor verloren vee van de Eesterhoekers, alleen Antonij Olthof van
de Oldenhof kreeg meer. Deze kreeg ook de grootste uitkering voor
"beschaadigde huijzen" en is daarmee waarschijnlijk het
zwaarst getroffen in Gorssel. Opvallend is dat Oldenhof (ook wel
Olthof) in het huidige dorp staat en dus verder van de IJssel, maar
het water kwam klaarblijkelijk ver.
Oudste zoon Antonij trouwt op 6 juni 1779 met Jenneken Lenderink
en gaan dan waarschijnlijk op de oude boerderij 't Hekkert wonen
aangezien hun kinderen als Hekkert worden gedoopt. Later woont hij
wel op de Muil want dan wordt Antonij "Hekkert op de Moijle"
genoemd. De verhuizing zal in 1791 hebben plaatsgehad, mogelijk
na het overlijden van één of beide ouders van Antonij
die zelf voor 5 augustus 1797 overlijdt. Die dag wordt er een magescheid
opgesteld waarbij Garrit Dijkerman van de Grote Muil als momboir
wordt aangesteld. Bloedmomboir is Garrit Hekkert, broer van Antonij.
Hij is herbergier in Deventer, dit is een extra aanwijzing dat de
familie op herberg de Kleine Muil heeft gewoond welke in die tijd
dienst zal hebben gedaan als boerderij en herberg. De taxateurs
zijn Garrit Bosloo en Jan Vos en uiteindelijk krijgen de zes kinderen
ieders 40 gulden als zij de leeftijd van 20 jaar bereiken. |
|
|
De boerderij wordt in het magescheid niet
als bezitting genoemd en zal dus gepacht zijn. De boerderij is dan eigendom
van Nicolaas Lindeman, die deze in 1791 heeft verkregen van zijn ouders
Jan Hendrik Lindeman en Johanna Willemina van Huet, dochter van eerder
genoemde Nicolaas van Huet en Jenneken van Gumster. Met de eigenaarwisseling
in 1791 is het extra aannemelijk dat toen ook de pachter Antonij Hekkert
op de Kleine Muil is komen wonen, want ook boerderij Hekkert is eigendom
van de familie Van Huet alsmede 't Ontijdink. Antonij en Jenneken kregen
zes kinderen die in 1797 allemaal nog in leven waren. Jongste dochter
Hendrika trouwt in 1819 en in de huwelijkbijlagen staat aangetekend
dat Antonij in 1796 is overleden volgens de buurmannen Garrit Dijkerman
(die eerder op de Grote Muil woonde) en Willem Nijland van 't Smeenk.
Eerder verklaarde Garrit nog dat Antonij in het najaar van 1795 is overleden,
hij deed dat ten tijde van het huwelijk van dochter Maria Hekkert in
1815.
Op 20 augustus 1797 hertrouwt Jenneken Lenderink met Teunis Bessem,
maar het huwelijk is van korte duur want Jenneken overlijdt in 1799
voor 28 september. Zij wordt dan Jenneken Lenderink op de Moijle genoemd
en zij is dus met Teunis op de boerderij blijven wonen. Teunis hertrouwt
op zijn beurt met Jenneken Bredenoord. Mogelijk blijven zij ook op de
Kleine Muil wonen. Waar en wanneer Teunis is overleden is onduidelijk,
maar Jenneken overlijdt in 1834 op het erve Hofman, jawel, dezelfde
boerderij waar Garrit en Aaltjen van de Grote Muil hun laatste jaren
doorbrachten. Waarschijnlijk is Teunis voor 1806 overleden. In het register
van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij
waarschijnlijk genoemd als Tone van de Muil omdat hij er bij de opmaak
van het register woonde, alhoewel het natuurlijk zijn voorganger Antonij
Hekkert is geweest die daadwerkelijk de schade heeft geleden en bij
hem de naam "Tone van de Muil" ook van toepassing zal zijn
geweest.
Nicolaas Lindeman was kastelein in het "Wapen van Overijssel"
aan de Nieuwstad te Zutphen. Hij heeft de Kleine Muil op 6 januari 1798
weer verkocht aan zijn ouders. In 1802 overlijdt zijn vader waarna moeder
Johanna Willemina van Huet de Kleine Muil op 17 maart 1810 heeft verkocht
aan haar broer Jan van Huet en schoonzuster Wilhelmina Margaretha Lebbink,
zo bleef het huis nog steeds in de familie.
|
|
|
De
eerste vermelding van een bewoner van de Muil in de burgelijke stand
na 1811 dateert van 25 oktober 1816 en is van het overlijden van
Henders Hietkamp, echtgenote van Jan Kappert. Henders werd op 28
april 1806 aangenomen als lidmaat en zal toen dus met Jan Kappert
op de Muil zijn komen wonen. Zij waren afkomstig uit Laren en waren
daar getrouwd op 29 december 1805. Er worden vijf kinderen en kort
na de geboorte van het vijfde kind is Henders overleden.
Jan hertrouwt op 2 mei 1817 met Garritjen Lijster en wordt in het
kadaster register van 1832 genoemd als dagloner. Kort na het overlijden
van Jan op 21 januari 1837 zal Garritjen zijn vertrokken naar Brummen
alwaar zij in 1839 is overleden. Zij kregen nog drie kinderen op
de Muil. |
|
|
|
Op
23 oktober 1837 krijgt de Kleine Muil een andere eigenaar. Jan van
Huet is in 1836 overleden en Wilhelmina Margaretha Lebbink verkoopt
de katerstede (genoemd als de Groote Muile) aan Fredrik Christiaan
Colenbrander van 't Eschede. Deze wordt vermeld als gelegen aan
het Deventer voetpad en bestaande uit een huis met put, boomgaard
en tuin langs de straat, de boomgaard voor het huis, een kamp bouwland
genaamd de Muilerkamp met daartegen staand akkermaalsbosch en opgaande
bomen welke in 1830 zijn geplant. |
|
Tevens
een kampje en heide aan de overkant van de weg met een pad met kraften
bestraat, dat is het pad wat we op de tekening hiernaast naar links
zien gaan. De kadastrale nummers zijn 619 t/m 625 (zie hiernaast
aangegeven) en 738 en 739 (aan de overkant van de weg). Het totale
oppervlak is ruim drie bunders en de verkoopprijs is 3000 gulden. |
|
|
In
1840 maakt het register van personele omslag melding van hoofdbewoner
Derk Jan Scheuter. Ook hij was dagloner en had met drie runderen
ook wat vee. Derk Jan is de echtgenoot van Lammerdina Peters en
zij hadden al drie kinderen die op Braamkolk zijn geboren, de boerderij
waar Lammerdina zelf ook geboren is. Op de Kleine Muil komen er
nog vijf bij waarvan de laatste op 2 juni 1853 is geboren. Dat is
waarschijnlijk in het andere gedeelte van de boerderij zoals verderop
te lezen is. In 1854 zal het echtpaar van de Muil zijn vertrokken
naar de Duizend Vreezen in Eefde en later op de nieuwe Duizend Vreezen
in Gorssel. In 1867 betrekken zij een nieuw boerderijtje genaamd
Senneken. Ook dit boerderijtje staat in de Eesterhoek dus wij komen
het echtpaar vanzelf weer tegen. Gerrit Willem Peters, jongere broer
van Lammerdina, woont bij zijn zus en zwager in op de Kleine Muil
en wij komen hem verderop in het verhaal nog tegen. |
|
|
|
Nieuwe hoofdbewoners
zijn Jan Willem Ilbrink en Maria Olijslag die op 14 januari 1848 waren
getrouwd. Zij woonden eerst bij Lammert Nengerman (oom van Maria) op de
Borghte waar hun eerste kind op 19 juli 1848 is geboren. Kort daarna zullen
zij naar de Kleine Muil zijn verhuisd. Jan Willem was bij zijn trouwen
nog koetsier van beroep, was daarna werkbaas op 't Eschede en nadat deze
in 1863 was afgebroken was hij landbouwer en deed de Kleine Muil in de
personele omslag groeien tot klasse 7. Door vader Gerrit Hendrik van 't
Hekkert en grootvader Willem van 't Ilbrink wist Jan Willem natuurlijk
heel goed hoe die een boerderij moest runnen en kon de kunst ook afkijken
aan de overkant van de weg waar broer Albert de Grote Muil runde. Jan
Willem boerde tot 1863 samen met zijn neefje Jan Ilbrink die daarna vertrekt
naar genoemde boerderij 't Hekkert. Dat jaar werd Jan Willem Ilbrink ook
eigenaar want hij kocht deze bij de veiling van 't Eschede waartoe de
Kleine Muil behoorde. Deze wordt dan omgeschreven als het plaatsje de
Muile bestaande in huis en erf met berg, schuurtje, pomp en bakoven, voorts
bouw- en heidelanden, tuin en boschgrond wat samen ruim drie bunders groot
is en er wordt melding gemaakt dat deze tot 22 februari 1864 is verpacht
aan Jan Willem Ilbrink. Hij wordt dus eigenaar en koopt ook een kamp bouwland
in de Nijlanden en betaalt voor het geheel een bedrag van 4860 gulden.
Veel geld waarvoor hij hypotheek krijgt van Elisabeth Fischer van 't Eschede.
|
|
|
|
Op
vrijdag 1 mei 1885 om vijf uur in de morgen slaat het noodlot toe
als "het boerenhuis de Groote Muil" afbrand. Een foutje
van de krant, was het is dus de Kleine Muil. De hele boerderij is
weg (was om 7 uur al afgebrand), alleen het vee werd gered. Bij
het redden daarvan heeft Jan Willem wel ernstige brandwonden opgelopen.
Gelukkig was het huis en inboedel tegen brandschade verzekerd en
kon Jan Willem, die eigenaar was van de boerderij, een nieuw huis
bouwen. Dit is het huis wat er tegenwoordig nog staat en op bijgaande
foto is de gevelsteen te zien met het jaartal 1885 en de initialen
van Jan Willem Ilbrink en Maria Olijslag. Op de andere foto zijn
de tegeltjes te zien in het huis op de plek waar mogelijk een waterpomp
heeft gestaan.
Zoon Jan Willem trouwde op 11 mei 1889 met Gerritje Veldink en zij
komt op de Kleine Muil wonen. Gerritjen is de dochter van Bartjen
... Muil! Gerritje komt dus op de boerderij wonen waar haar familie
is ontstaan. Twee maanden later, op 8 juli 1889, overlijdt Maria
Olijslag. Een jaar na het overlijden van Jan Willem Ilbrink op 18
april 1893, vertrekt Jan Willem junior van de boerderij en gaat
inwonen op boerderij Klumper in de Eesterbrink.
|
|
|
Al
kort na het overlijden van zijn vader besluit Jan Willem de boerderij
te verkopen en doet dat middels een veiling in de Roskam op 7 juni
1893. Jan Willem was niet alleen eigenaar, ook zijn broer Gerrit
Jan en zussen Gerritdina en Johanna Lammerdina behoorden "De
Muile" toe. De Muile bestond uit een huis, schuur, erf, tuin,
weiland, bouwland en akkerhout welke samen ruim vier hectaren groot
was. Het weiland en bouwland strekten uit tot aan de landerijen
van de Bloedkamp. Bij de voorlopige veiling op 24 mei wordt er het
hoogst geboden door Gerrit Willem Oosterkamp, vroegere buurman van
de Eikeboom. Op 7 juni wordt de Muile echter verkocht aan Frederik
Christiaan Colenbrander, kleinzoon van de vroegere eigenaar Frederik
Christiaan Colenbrander van 't Eschede waar Jan Willem Ilbrink senior
nog als werkbaas heeft gewerkt. Op 21 juni 1893 blijkt Gerrit Willem
Oosterkamp voor Frederik Christiaan Colenbrander te hebben gehandeld
als hij de Muil doorverkoopt aan Derk Jan Tuitert. Derk Jan is de
broer van Fenneken Tuitert van de Grote Muil. Het maakt de familie
Tuitert nu niet meer uit wat nou de Grote of de Kleine Muil is,
ze zijn toch eigenaar van beide!
Derk Jan trouwt op 10 maart 1894 met Janna Slagman en gaat dan op
de Kleine Muil wonen. Derk Jan was geen landbouwer, maar timmerman
van beroep. Hij kocht dan ook niet al het bouwland van de Kleine
Muil, andere gedeelten worden gekocht door Fredrika Scholten-Ilbrink
van Brinkman en Albert Willem Peters van de Bloedkamp. Er worden
vier kinderen geboren: Wendelina, Hendrika Gerritdina, Gerrit en
Hendrik Jan. Op de foto hiernaast poseert het gezin bij de voordeur
van het huis. In 1921 verhuizen Derk Jan en Janna naar het Nijenbeeksepad
op de hoek met de huidige Hoofdstraat. Derk Jan is er overleden
op 14 januari 1930 en Janna Slagman is overleden op 22 maart 1949.
De familie Tuitert bleef wel eigenaar de Kleine Muil en volgens
het testament van Janna ging het huis over naar dochter Hendrika
Gerritdina en schoonzoon Karel Johannes Nieuwenhuis die het zouden
hebben verkocht aan latere bewoner Piekema. Zoon Hendrik Jan Tuitert
bleef met zijn gezin wonen in het huis aan het Nijenbeeksepad en
verhuisde circa 1970 naar een ander huis aan het Nijenbeeksepad
welke zij de "Nye Muyl" noemden. |
|
|
|
|
Nieuwe
bewoners van de Kleine Muil in 1921 zijn Gerrit en Gerritje Slagman,
de ongetrouwde broer en zuster van Janna die tot dan nog het ouderlijk
huis de Boschkamp in Almen boerden. Zij zaten vaak in het kamertje
aan de kant van de Eefdese Enkweg en konden zo goed in de gaten
houden wat er over de weg kwam. Gerrit is overleden 27 februari
1948, maar Gerritje bleef niet alleen achter want ondertussen waren
Jan Willem Onstenk en Hermina Johanna Beffers op de Kleine Muil
komen wonen. Jan Willem zijn vader Karel woonde als kind op 't Bosser
en woonde later op Nieuw Bosser aan de Markeweg waar Jan Willem
en Hermina vandaan kwamen. Ze hadden twee kinderen en op de Muil
werd nog een zoon geboren. De Muil was in die tijd het eigendom
van de slager Marinus Oosterveld die het verhuurde aan Jan Willem
Onstenk die kolenboer bij café Schutte was. De Onstenks woonden
tot 1958 op de Muil en vertrokken toen naar Eefde. Gerritje was
in 1952 al vertrokken en is 1 april 1953 in Doetinchem overleden.
In 1961 krijgt de Kleine Muil nieuwe bewoners. Dit is de familie
A.C.H. Kuyck uit Hoek van Holland die het boerderijtje liet verbouwen
tot een woonhuis. Zij waren de eerste "import" in de Eesterhoek
en er zouden er nog vele volgen! Op de Kleine Muil woonden later
de families Piekema, Van de Borg, Kreike en Keers. Deze families
(m.n. Kreike) vonden er o.a. Goudse pijpen en glasscherven in de
grond wat herinnert aan de geschiedenis van deze bijzondere plek
in de Eesterhoek! |
|
|
1460-...... |
Hendrik Jansz Muilman en Anna ten Dijcke |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1490-...... |
Jan Hendriks Muilman en Janneke van
Wijk |
Jan is de zoon van Hendrik en Anna |
1515-1573 |
Hendrik Muilman en Gerritje ten Bosch |
Hendrik is de zoon van Jan en Janneke |
1550-....... |
Hendrik Muilman en Anna van den Linden |
Hendrik is de zoon van Hendrik en Gerritje |
1588-....... |
Henrick Francken-Muilman en Anna Muilman |
Anna is de dochter van Hendrik en Anna |
1615-1635~ |
Johan en Tonnisken Francken-Muilman |
Tonnisken is de dochter van Henrick
en Anna |
1635-1669> |
Jan Jansen Raijmans op den Kleijnen
Moijl en Gertgen |
Gertgen is de tweede echtgenote van
Jan (Johan) |
1669-1681 |
Jan Jansen Moijl en Enneken Lamberts
op de Kolck |
Jan is de zoon van Jan en Gertgen |
1681-1689 |
Evert Janssen Borghman>Moijl en Enneken
Lamberts op de Kolck |
Evert is de tweede echtgenoot van Enneken |
1689-1701 |
Evert Janssen en Harmken Hermsen op
't Valcke |
Harmken is de tweede echtgenote van
Evert |
1701-1707 |
Evert Janssen en Fijtjen Roelofs Wiltink |
Fijtjen is de derde echtgenote van Evert |
1708-1724 |
Harmen Wolters Beunk en Fijtjen Roelofs
Wiltink |
Harmen is de tweede echtgenoot van Fijtjen |
1724-1749 |
Berend Zwiers op de Moijl en onbekend |
Geen familie van vorige bewoners |
1739-1770~ |
Hendrik Berends Muil en Maria van der
Meij |
Hendrik is de zoon van Berend |
1770-1791~ |
Antonij Vroetman-Hekkert en Maria Berents
Muil |
Maria is de zus van Hendrik en dochter
van Berend |
1791-1797 |
Antonij Hekkert en Jenneken Lenderink |
Antonij is de zoon van Antonij en Maria |
1797-1799 |
Teunis Bessem en Jenneken Lenderink |
Teunis is de tweede echtgenoot van Jenneken |
1797-1806 |
Teunis Bessem en Jenneken Bredenoord |
Jenneken is de tweede echtgenote van
Teunis |
1806-1816 |
Jan Kappert en Henders Hietkamp |
Geen familie van vorige bewoner |
1817-1837 |
Jan Kappert en Garritjen Lijster |
Garritjen is de tweede echtgenote van
Jan |
1838-1848 |
Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters |
Geen familie van vorige bewoners |
1848-1893 |
Jan Willem Ilbrink en Maria
Olijslag |
Geen familie van vorige
bewoners |
1889-1894 |
Jan Willem Ilbrink en Gerritje Veldink |
Jan Willem is de zoon van Jan Willem
en Maria |
1894-1921 |
Derk Jan Tuitert en Janna Slagman |
Geen familie van vorige bewoners |
1921-1952 |
Gerrit en Gerritje Slagman |
Gerrit en Gerritje zijn broer en zus
van Janna |
1947-1960 |
Jan Willem Onstenk en Hermina Johanna
Beffers |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
Er is in het verhaal hierboven vanaf 1848
sprake van dubbele bewoning als de families van Derk Jan Scheuter en
Jan Willem Ilbrink op de Kleine Muil wonen. Aangenomen wordt dat de
latere eigenaar Jan Willem Ilbrink in het hoofdgedeelte is komen wonen
en dat Derk Jan Scheuter plaats maakt en naar het andere gedeelte verhuisd.
In 1841, als de familie Scheuter op de Kleine Muil woont, is er al sprake
van dubbele bewoning. Het zijn Jan ten Broeke en Harmina Beldman die
dan vanuit de Kring van Dorth naar Gorssel komen. Jan was eerder nog
linnenwever en dagloner van beroep maar wordt geregistreerd als tuinman
wanneer zoon Jan op 11 november 1842 wordt geboren. Mogelijk is Jan
gaan werken als tuinman voor 't Eschede en is hij daarom in gaan wonen
op de Kleine Muil. Getuige bij de aangifte van de geboorte van zoon
Jan is de 28-jarige dagloner Derk Jan Meijer die mogelijk ook op de
Kleine Muil woonde. In 1846 is dat zeker aangezien hij dan op huisnummer
33-2 wordt geregistreerd. Hij trouwde op 1 september 1843 met Petronella
de Wilde en zullen toen de plaats van Jan ten Broeke hebben ingenomen.
In 1848 zullen zij zijn verhuisd naar Apeldoorn en zullen Derk Jan Scheuter
en Lammerdina Peters hun plek hebben ingenomen, zij komen dan van het
andere gedeelte. En als dan ook dit echtpaar vertrekt, is het de beurt
aan de volgende medebewoners. Dat zijn Manes Berkenbosch en Jenneken
Mensink, waarschijnlijk vanaf hun trouwen op 9 juni 1854. Op 14 april
1864 wordt hun plaats ingenomen door Harmen Meijer en Willemina Bielderman
die van Kappert op de Eesterbrink kwamen. Manes en Jenneken gaan daar
in de buurt wonen in een nieuw boerderijtje. Op 22 mei 1866 vertrekt
de familie Meijer en staat dat gedeelte van de Kleine Muil leeg. Pas
in 1871 wordt de leegte opgevuld door Jan Hendrik Braakhekke & Aaltjen
Frederika van der Meij die daarvoor nog kort inwoonden op Zandscholten.
Na het vertrek van de familie Braakhekke op 1 augustus 1875 is er zelfs
voor een periode van zeven jaren sprake van leegstand. Hendrik Jan Korenblik
en Willemina Schoemaker wonen er dan nog van 1882 tot 1887 en daarna
is het voor langere tijd gedaan met de dubbele bewoning.
|
|
1841-1842 |
Jan ten Broeke en Harmina Beldman |
Eerste medebewoners |
1843-1848 |
Derk Jan Meijer en Petronella de Wilde |
Geen familie van vorige bewoners |
1848-1854 |
Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters |
Lammerdina is de zus van Gerrit Willem |
1854-1864 |
Manes Berkenbosch en Jenneken
Mensink |
Geen familie van vorige
bewoners |
1864-1866 |
Harmen Meijer en Willemina Bielderman |
Geen familie van vorige bewoners |
1871-1875 |
Jan Hendrik Braakhekke en Aaltjen Frederika
van der Meij |
Geen familie van vorige bewoners |
1882-1887 |
Hendrik Jan Korenblik en Willemina Schoemaker |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Eefdese Enkweg 1 |
|
|
|
|
Grote
Muil |
|
De
boerderij zal waarschijnlijk al hebben bestaan in 1492 toen "Willem
in die Moyll" wordt genoemd als setmeyster. Het lijkt erop dat dit
een mooi baantje was waarmee je werd vrijgesteld van het betalen van belasting,
want we komen zijn naam niet verder tegen in het overzicht van mensen
die betalen moesten. Wel zien wij het goet "Aelde Moyll" met
Henrick Doynk als bewoner, dat dit dus de Oude Muil oftewel de Kleine
Muil. De Grote Muil is dus jonger dan de Kleine Muil. De naamgeving is
daarom wat extra verwarrend omdat vaak de eerste en oudste boerderij de
toevoeging Groot kreeg of had terwijl de nieuwere boerderij de naam Klein
kreeg. Mogelijk is daarom door de jaren heen een verwarring ontstaan en
gebleven. Uiteindelijk is de naam Grote Muil voor deze boerderij eigenlijk
heel toepasselijk omdat deze duidelijk groter is dan de kleinere herberg.
Wel is het zo dat de Grote Muil een katerstede was en de Kleine Muil een
erve. In het register van horige goederen van 1534 worden die Oelde Moill
en den anderen Moill genoemd en was Johan van Voirtheusen de eigenaar
van den anderen oftewel grote Muil. Bijzonder is dat in 1534 op beide
Moills geen bouwlieden woonden. Op 16 september 1625 wordt de "Groote
Moijl" genoemd in het markeboek Eschede. Het jaar ervoor, op 4 mei
1624, wordt de Moller Hofstede voor de helft door Gerrit Gerritsen en
zijn huisvrouw Geertien Jorissen geschonken aan Aelbert Gerritsen ten
Busch en diens huisvrouw Tonnisken Jansen.
|
|
|
Zij verkochten op maart 1640 deze
helft van het erve en goed de Groote Moeill in Eeschede aan Bartolt
Henricx en zijn huisvrouw Aeltien Besier. Bartolt en Aeltien woonden
op Bartels Hofstede en bleven daar waarschijnlijk wonen. Maar
de boerderij komt van pas als hun dochter Catrin op 11 april 1647
trouwde met Gerrit Gerritsen uit Harfsen, zoon van Gerraet op
Groot Loeinck en Gerritje Gerritsen. In 1653 hertrouwt Gerrit
mogelijk met Fenneken Wilmsen Hoekman uit Oolde (welk huwelijk
kinderloos is) en in 1657 met ene Grietjen, want dat jaar laten
"Gerrit Gerritsen op den Grooten Moijl en Grietjen sijn huijsvrouw"
een zoon laten dopen. Fenneken haar zussen Elske en Armgart woonden
ook in Gorssel en ook haar broer Willem die op de Peerdekate woonde,
maar het is nog niet zeker of dit huwelijk wel klopt en dat zij
mogelijk met een geheel andere Gerraet Gerraetssen is getrouwd,
dit nog verder uitzoeken.
Uit het huwelijk van Gerrit en Catrin zijn twee kinderen voortgekomen
en uit het huwelijk met Grietjen worden zeven kinderen geboren,
de laatste in 1670. Kort daarna dienen zich nieuwe bewoners aan
en dat zijn Jan Aelberts en zijn echtgenote Jenneken die er tot
1677 wonen.
Dan komen Jan Wolters van 't Hoentjen uit Harfsen en zijn echtgenote
die ook Jenneken genaamd is, maar zij is niet de Jenneken van
Jan Aelberts. Zij blijven een langere tijd op de boerderij wonen,
in 1713 wonen zij er nog steeds als ze worden geregistreerd als
lidmaten van de kerk. Hun zoon Wolter Jansen en diens echtgenote
Anna Catharina Garrijts van Hattinge (afkomstig van 't Haijtinkhof)
wonen er dan ook maar verhuizen wat later naar 't Spijk in Eefde.
|
|
|
In
die tijd is Jan Hendriks Groterkamp eigenaar van de Grote Muil. Hij woont
waarschijnlijk op Groterkamp met zijn echtgenote Catharina Roveen al worden
zijn kinderen in Zutphen gedoopt in de R.K. kerk aldaar. Hij zal Groterkamp
hebben gepacht want de familie Buininck uit Zutphen was daarvan eigenaar
en eigenlijk is dat wel bijzonder, hij was immers eigenaar van de Grote
Muil en kon daar wonen en werken. In 1719 is Jan overleden en hertrouwt
Catharina met Gerhard Johan Dankerts en zij zijn dan eigenaar van de Grote
Muil en Gerhard Johan is daardoor ook regelmatig aanwezig bij vergaderingen
van de Marke Eschede op de Kleine Muil. Daar ziet hij Harmen Wolters Beunk
van de Kleine Muil die wel een uitdaging ziet in meer boerenwerk op de
Grote Muil en verhuist hij met zijn echtgenote Fijtjen en kinderen van
de herberg naar de boerderij. Harmen leidde echter geen onbesproken levenswandel
want op 31 oktober 1724 wordt hij door zijn moeder in haar testament onterft
wegens zijn "slegte gedrag en verquistende conduite". Mogelijk
was hij daarom ook minder geschikt voor het werk op de herberg en is dit
een reden geweest voor de verhuizing naar de boerderij. Aangenomen wordt
dat het echtpaar op 15 juni 1724 is verhuisd. Op 4 januari 1727 verkoopt
Gerhard Johanna Dankerts (dan weduwnaar van Catharina) de Grote Muil aan
Johannes Lulofs. Dat zal niet Jan Lulofs zijn die eigenaar was van 't
Smeenk want in een vergadering van 1836 was Jan Lulofs aanwezig voor 't
Smeenk en was er niemand aanwezig om de Grote Muil te vertegenwoordigen.
In 1733 trouwen in Gorssel Gerrit Henderiksen Hueterman en Janna Teunissen,
zij komen beiden uit Eefde en gaan op de Grote Muil wonen waar zeven kinderen
worden geboren. Janna wordt ook wel Bartels genoemd en overlijdt op 5
oktober 1749. Gerrit hertrouwt het jaar erop met Guele Aelberts en bij
de doop van hun twee kinderen wordt Gerrit vreemd genoeg ook Bartels genoemd.
Op 1 december 1762 hertrouwt Guele met Albert Jansen Marsman uit Colmschate
waar Guele oorspronkelijk ook vandaan komt. Genoemde echtparen hebben
de boerderij gepacht, anno 1757 wordt Jan Janssen (Scholten) genoemd als
eigenaar van de "Groote Moijle" maar hij woonde op Zandscholten
even verderop in de Eesterhoek. |
|
Op 20
mei 1770 trouwt Garrit Dijkerman
van 't Dijker met Aaltjen Klaphekke en zij gaan dan op de Grote
Muil wonen. Er worden acht kinderen geboren in de periode 1771-1785,
allemaal op de Grote Muil waar Garrit als landbouwer werkte. Na
de overstroming van 1784 wordt "Garrit op de Groote Muijl"
als hij 8 guldens voor diverse schade uitgekeerd krijgt. In 1793
woont Garrit woont een vergadering van de marke Eschede bij en wordt
daarbij genoemd als Gerrit Dijkerman present wegens Ten Dijke wat
aangeeft dat hij toen op 't Dijker zou hebben gewoond, maar dat
is waarschijnlijk niet het geval geweest. In 1797 wordt Garrit namelijk
genoemd als momboir en als bewoner van de Grote Muil en wordt hij
genoemd als Garrit van de Groote Muil in het register van oorlogsschade
van 1797-1798 over de periode 1794-1795. In 1809 verhuist het echtpaar
naar 't Hassink in Epse waar zij gingen wonen met zoon Jan en schoondochter
Gosina Reuvekamp. Ze woonden uiteindelijk op het erve Hofman in
Gorssel waar ze beiden zijn overleden.
Garrit was pachter
van de boerderij, eigenaar was Hendrik Jan Lulofs en deszelfs ehevrouw
Agnes Maria Arnoudina Verstege uit Zutphen. Op 18 mei 1790 verkoopt
hij Erve Groot Muile aan Willem Dijkerman, broer van Garrit die
we straks nog op Brinkman tegenkomen. Willem woonde in 1790 in Voorst
maar woonde eerder in het dorp Gorssel op Klein Bentink waar zijn
echtgenote in 1783 is overleden. Willem zal in de herenkamer zijn
gaan wonen en zo woonden dus de gebroeders Dijkerman samen op de
boerderij en is er sprake van dubbele bewoning. Op 27 september
1798 woont Willem op de caterstede Groote Muile als hij deze verbind
aan een lening. Waarschijnlijk is Willem voor 1806 overleden. |
|
|
|
Garrit Dijkerman en Aaltjen Klaphekke
blijven tot 1809 op de Grote Muil wonen. Zij verhuizen dan naar boerderij
't Hassink te Epse en doen dit samen met het gezin van zoon Jan Dijkerman
die op 't Reuvekamp woonde. Jan trouwde op 12 april 1795 met Gosina
Reuvekamp en er worden in Gorssel zes kinderen geboren. Zoon Antonij
werd op 3 mei 1809 op 't Hassink geboren en voor deze datum is de familie
Dijkerman dus verhuisd. Op 't Hassink wordt op 19 januari 1809 nog een
dochter van de toenmalige hoofdbewoner Jan Hassink geboren en tussen
deze twee data zal de verhuizing dus hebben plaatsgevonden. De familie
Hassink gaat dan wonen op het erve Reuvekamp te Gorssel, zij wisselen
dus van boerderij met dien verstande dat Jan Dijkerman (zijn schoonmoeder)
de boerderij pachtte en de familie Hassink eigenaar werd.
|
|
Bij
de Eesterhoekers van vroeger bestond ook al de verwarring van de Grote
en Kleine Muil en ontstond mede daardoor ook de naam "Tutert van
Larooij". De naam Larooij komt van de Willem Jan La Rooy, een gepensionneerd
kapitein der artillerie, die in 1807 (geboorte dochter) op de Kleine Muil
woonde en er op 6 september 1828 is overleden. Zijn weduwe, Joanna Maria
Heyns, overleed er op 11 februari 1839. Tutert komt van Derk Tuitert die
later lange tijd op de Grotee Muil woonde. Hij is de zoon van Marten Tuitert
en Jenneken Roeterdink van 't Smeenk. Een
aantal hoofdbewoners van na 1800 zijn dus al genoemd. |
|
Willem Jan La Rooy had een herenkamer
en een grote tuin achter de boerderij en betaalde veel belasting.
De Grote Muil was dus een aanzienlijke boerderij en heeft daardoor
dus de naam Grote Muil verdiend. Willem Jan was eigenaar van de
boerderij en verpachtte de boerderij welke groot genoeg was voor
een dubbele bewoning. Na La Rooij waren er meerdere eigenaren
die ook op de boerderij woonden, hiervan een kort overzicht:
Dochter Arnolda Maria Magrita La Rooij werd op 26 september 1807
geboren op de Grote Muil en trouwde op 7 jaunari 1834 met Karel
Willem August von Leschen, ook een militair. Zij gaan ook op de
Grote Muil wonen en er worden drie zonen geboren. Bij de geboorte
van de tweede zoon Willem Jan op 4 augustus 1837 doet vader Karel
geen aangifte, hij is dan in Tilburg. Het is vroedvrouw Teuntjen
Greve (die eerder op Hoekman woonde) die dat doet met Albert Ilbrink
als getuige, hij is dan de pachter van de Grote Muil zoals straks
zal blijken. Het echtpaar vertrekt na 1841 en daarna wonen nog
J. de Ridder, Willem Frederik Hesselink (overleden op 8 juli 1852)
en Abraham van den Bovenkamp op de Grote Muil, de laatste zien
we straks terug op de Oude Pastorie.
Het is nog het vermelden waard dat Willem Jan Larooij na zijn
pensioen leiding gaf aan een burgerwacht in Gorssel.
|
|
|
|
Vanaf
nu hebben wij alleen nog aandacht voor de pachters, de landbouwers van
de boerderij die aan de rechtkant woonden, van de weg gezien. In 1815
wordt Jacob Spanheim genoemd die in 1818 op de Eikeboom woonde, daar meer
aandacht voor hem. In 1825 wordt dan Willem Jansen als medebewoner genoemd.
Eén maand na het overlijden van Willem Jan La Rooy trouwt hij met
Hendrika Catharina Lijzen (nicht van Willem Lijzen van de Bloedkamp) en
zij komt dan ook op de Grote Muil wonen. Er worden vier kinderen geboren
waarvan er twee jong overlijden. In 1834 of 1835 (op 7 oktober 1834 wordt
er nog wel een dochter geboren in Gorssel) vertrekken zij naar Warnsveld
waar Hendrika in 1856 is overleden en Willem hertrouwde met haar halfzus
Aaltje. Er was ook nog een zus Willemina Aleida die trouwde met Egbert
Kappert die op de Kleine Muil woonde. Zij zullen elkaar hebben leren kennen
doordat Hendrika Lijzen op de Grote Muil woonde. |
|
Volgende
pachters van de boerderij zijn Albert Ilbrink en Hendrika Roeterdink die
op 17 januari 1834 trouwden. Hij is een zoon van Gerrit Hendrik Ilbrink
en Johanna Borgman van 't Ilbrink, zij een dochter van Antony Roeterdink
en Fenneken Agterhoek van 't Gier. Albert wordt genoemd als landbouwer
van de boerderij en houdt er in 1840 vier runderen en één
paard. Er worden negen kinderen geboren in de periode 1834-1856 en op
19 februari 1859 vertrekken Albert en Hendrika naar Wilp na ruim 25 jaren
op de Grote Muil gewoond te hebben. Zoon Jan komt in 1913 weer terug naar
Gorssel en vestigt zich op de Oude Pastorie. |
|
|
De
nieuwe landbouwer op de Grote Muil is dan de eerder genoemde Derk
Tuitert, die ook eigenaar van de boerderij werd. Waarschijnlijk
heeft hij de boerderij gekocht van Abraham van den Bovenkamp die
als eigenaar ook op de Grote Muil woonde en in november 1862 vertrok
waarna Derk en zijn echtgenote Johanna Gardina Hoogkamp van het
ene naar het andere gedeelte van de boerderij verhuisden. Het vrijgekomen
gedeelte is daarna bijna drie jaar lang bewoond geweest door Albert
Boterman en Gerharda Oplaat die er op 14 november 1865 uittrokken
waarna Derk en Johanna en hun kinderen de enige bewoners van de
Grote Muil waren.
Derk Tuitert is de zoon van Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink
van 't Smeenk en een neefje van Hendrika Roeterdink, zus van Jenneken.
Het verklaart al een beetje hoe hij op de Grote Muil terecht kwam.
Derk en Johanna trouwden op 12 november 1847 en gingen wonen bij
de ouders van Johanna op Hoekman. In 1852 stichten ze een eigen
boerderijtje genaamd 't Loobosch. De verhuizing in 1859 naar het
veel grotere Grote Muil is logisch ervan uitgaande dat Derk de boerderij
te koop of met een optie tot koop kreeg aangeboden.
Derk en Johanna krijgen vier kinderen: twee op Hoekman en twee op
de Grote Muil. Op 't Loobosch waren ze waarschijnlijk te druk met
werken. Johanna had er wel tijd om in 1854 bijgaand letterdoek te
maken. Hier staan de namen op van de ouders van Derk en al zijn
broers en zusters, de ouders van Johanna en haar broer en zus en
de twee oudste kinderen van Derk en Johanna. |
|
|
|
Op
17 oktober 1869, een week na de geboorte van het jongste kind, overlijdt
Johanna op 42-jarige leeftijd. Derk blijft dan alleen achter vier
kinderen waaronder dus een pasgeboren zoon. Gelukkig is oudste dochter
Janna al 21 jaar oud en zij zal zich over haar jongere broertje
ontfermd hebben. Dat doet ze 10 jaren lang totdat zij in 1879 trouwt
met Jan Karel Pasman en de boerderij verlaat. Een jaar later trouwt
zoon Marten en komt er weer een zorgzame vrouw op de Grote Muil. |
|
|
|
|
Het
is Fenneken Tuitert die op 8 mei 1880 met Marten Tuitert, oudste
zoon van Derk, trouwt. Ook Fenneken is net als haar schoonvader
Derk een kind van een Tuitert en een Roeterdink, namelijk Gerrit
Tuitert en Wendelina Roeterdink. Haar jongere broer Derk Jan woonde
later op de Kleine Muil. Marten en Fenneken krijgen tien kinderen
en Derk Tuitert weet dat het met de opvolging wel goed komt als
hij op 2 oktober 1886 overlijdt. Kleinzoon Gerrit is overigens eerder
dat jaar geboren en zou de opvolger van zijn vader Marten worden.
Op de foto rechts Gerrit Tuitert en Wendelina Roeterdink, ouders
van Fenneken en Derk Jan. Ook al zijn het geen Eesterhoekers, mag
hun foto niet ontbreken op de Eesterhoek pagina! |
|
|
|
|
Op 10 februari 1880 vond er een boedelscheiding
plaats tussen enerzijds Derk Tuitert en anderzijds Jan Karel Pasman,
Marten Tuitert en Derk Tuitert voornoemd on hoedanigheid van voogd over
zijn twee jongste kinderen Jantje en Hendrik Jan. Tot de onroerende
goederen behoort het erve de Groote Muile bestaande uit een huis en
erf met daarbij gelegen bouw- en weilanden, heidegrond en hakhout. Het
totaal oppervlak is 19,5 hectare en de getaxeerde waarde is 16.000 gulden.
De Groote Muil wordt toebedeeld aan Derk en zijn zoon Marten die dan
dus al voor de helft eigenaar is van de boerderij. Zoals gezegd kregen
Marten en Fenneken tien kinderen, maar vier daarvan stierven op jonge
leeftijd en één werd er levenloos geboren. Vijf kinderen
dus eigenlijk en op de foto hierboven staan zij met hun ouders voor
de boerderij. Van links naar rechts: Gerrit, Derk Jan, Hendrik Jan,
Johanna Gardina en Wendelina Tuitert. Laatstgenoemde trouwde met Johannes
Ilbrink en vertrok, net als haar tante Jantjen, ook naar 't Hekkert.
Waren er in de tijd van Derk Tuitert nog dienstknechten op de boerderij,
bij Marten is dat niet meer het geval. Met drie zonen kon hij het werk
kennelijk goed af. Het is echter wel goed mogelijk dat er meer dienstknechten
en dienstmeiden waren omdat deze vanaf 1890 in een apart dienstbodenregister
worden vermeld en niet op het adres.
|
|
In 1889 ontstaat
er weer een dubbele bewoning op de Grote Muil als Janna Tuitert, zus van
Marten, toch op de Grote Muil komt wonen. Zij is dan weduwe van Jan Karel
Pasman en heeft twee jonge zoons. Ook Hendrik Jan Tuitert, ongehuwde broer
van Marten, woont op de Grote Muil. Hun zus Jantjen, het vierde kind van
Derk en Johanna, trouwde in 1883 met Jan Ilbrink en woonde dichtbij op
't Hekkert. Uit een akte van 1882 blijkt dat de "Groote Muile"
bestaat uit een huis en erf en verdere gebouwen, tuin, boomgaard, bouw-
en weideland en bosch- en heidegrond. Het totale oppervlak bedraagt 19
en een halve hectare. |
|
|
Op 2 mei 1914 trouwt zoon Gerrit
met Hendrika Roeterdink, dochter van Willem Bertus Roeterdink
en Johanna Gerritdina Tuitert van 't Gier. Haar ouders waren al
overleden toen Hendrika nog geen negen jaren oud was en zij gaat
dan wonen bij haar oom en tante Albert Willem Roeterdink en Maria
Johanna Tuitert van 't Smeenk. Op 4 juni 1914 verkoopt Marten
de boerderij aan Gerrit voor 16.500 gulden.
Marten Tuitert is overleden op 15 april 1917 en Fenneken Tuitert
overleed op 24 oktober 1920.
Ook Gerrit en Hendrika krijgen drie zoons: Marten, Bertus en Frederik.
Verder waren er geen kinderen. Gerrit is overleden op 9 augustus
1950 en Hendrika op 16 oktober 1978, zij woonde toen in Almen
en was eerder dat jaar vertrokken van de boerderij.
|
|
|
|
Het
is Bertus die de boerderij voortzet en doet dat samen met Derkje
Willemina Markvoort met wie hij op 1 oktober 1948 trouwde. Broer
Marten trouwt met Derkje Hendrika Willemina Markvoort, een zus van
Derkje Willemina. Zij emigreren naar Canada.
Bertus en Derkje krijgen een dochter en zoon. Na het overlijden
van Bertus op 6 september 1982 zet de zoon de boerderij voort, maar
vertrekt in 1986 naar het noorden des lands waarna Derkje in het
dorp Gorssel gaat wonen. Hier is zij op 15 maart 2000 overleden.
De gezusters Markvoort waren afkomstig van de Kleine Haar in Kring
van Dorth. |
|
|
|
|
|
1647-1653 |
Gerrit Gerritsen en Catrin Bartols |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1653-1657 |
Gerrit Gerritsen en Fenneken Wilmsen
|
Fenneken is de tweede echtgenote van
Gerrit |
1657-1670 |
Gerrit Gerritsen op den Groten Moijl
en Grietjen |
Grietjen is de derde echtgenote van
Gerrit |
1673-1676 |
Jan Aelberts op den Groten Muijl en
Jenneken |
Geen familie van vorige bewoners |
1677-1724~ |
Jan Wolters op de Grote Muijl en Jenneken |
Geen familie van vorige bewoners |
1724-1733 |
Harmen Wolters Beunk en Fijtjen Roelofs |
Geen familie van vorige bewoners |
1733-1749 |
Garrit Hendriks Hueterman en Janna Teunissen |
Geen familie van vorige bewoners |
1750-1762 |
Garrit Hendriks Hueterman en Guele Alberts
Krukkeland |
Guele is de tweede echtgenote van Garrit |
1762-1770 |
Albert Jansen Marsman en Guele Alberts
Krukkeland |
Albert is de tweede echtgenoot van Guele |
1770-1809 |
Garrit Dijkerman en Aaltjen Klaphekke |
Geen familie van de vorige bewoners |
1790-1806 |
Willem Dijkerman |
Willem is de broer van Garrit |
1807-1839 |
Willem Jan Larooij en Joanna Maria Heyns |
Geen familie van de vorige bewoners |
1808-1816 |
Jacob Spanheim en Willemken Hoekman |
Medebewoners, geen familie van eerdere
bewoners |
1828-1834 |
Willem Jansen en Hendrika Catharina
Lijzen |
Geen familie van de vorige bewoners |
1834-1859 |
Albert Ilbrink en Hendrika Roeterdink |
Geen familie van de vorige bewoners |
1859-1886 |
Derk Tuitert en Johanna
Gardina Hoogkamp |
Derk is een neefje van Albert
en Hendrika |
1880-1920 |
Marten Tuitert en Fenneken Tuitert |
Marten is de zoon van Derk en Johanna
Gardina |
1914-1978 |
Gerrit Tuitert en Hendrika Roeterdink |
Gerrit is de zoon van Marten en Fenneken |
1948-1986 |
Bertus Tuitert en Derkje Willemina Markvoort |
Bertus is de zoon van Gerrit en Hendrika |
|
|
|
|
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 8 |
|
|
|
|
|
|
Eikeboom |
|
Dat
de Eikeboom (ook wel Eikelboom) vlakbij een eik is gebouwd is wel haast
zeker, maar wanneer is de grote vraag. Het zal na 1811 zijn geweest aangezien
er in de DTB-boeken van voor 1811 geen registratie van de Eikeboom kan
worden gevonden. Tevens was er in 1811 nog geen huisnummer. De
foto hieronder is van de latere boerderij Eikeboom. Het oorspronkelijke
boerderijtje stond kort aan de weg, links van de plek waar de kinderen
(van Roeterdink) staan. De huidige bewoners troffen er nog een waterput
aan. Achter het boerderijtje stond een schuur op dezelfde plek als de
huidige schuur. |
|
|
De
eerste akte met vermelding van "het erve Eikelboom" dateert
van 25 januari 1826 en is van het overlijden van Teunis Dikkers
die op 90-jarige leeftijd overlijdt. Zijn echtgenote Geertjen Hubers
overlijdt op 9 januari 1829. Teunis en Geertjen zijn de ouders van
Willemken Hoekman (ook wel Hoopman, maar vreemd genoeg niet Dikkers
genoemd) die op 20 maart 1808 trouwde met Jacob Spanheim.
In 1815 wordt Jacob nog gesignaleerd op de Grote Muil en in 1821
niet meer, waarschijnlijk heeft hij in deze periode de Eikeboom
gesticht. Wij gaan uit van het jaar 1816 omdat op 10 januari 1817
het tweede kind van Jacob en Willemken wordt geboren, de eerste
was al in 1809 geboren. In 1821, 1824 en 1828 worden nog drie kinderen
geboren. Jacob wordt in het kadastraal register genoemd als eigenaar
en werkte er als dagloner. Hij overlijdt op 22 februari 1831 en
maakt de geboorte van zijn eerste kleinkind niet meer mee die op
10 juni op het Erve Eikelboom werd geboren. Het betreft Janten Begieneman,
dochter van Johanna Spanheim (oudste dochter van Jacob en Willemken)
en Engbert Begieneman die thans werkzaam is als schutter bij de
Geldersche mobiele schutterij en niet bij de geboorte aanwezig zal
zijn geweest. Engbert en Johanna zijn getrouwd op 26 januari 1831
en Engbert was toen nog werkzaam als boerenknecht en zij zullen
zijn ingetrouwd op de Eikelboom.
In 1832 zullen Willemken Hoekman en de familie Begieneman zijn verhuisd,
waarschijnlijk naar Eefde waar zij woonden op katerstede Smeenk.
Onduidelijk is of het boerderijtje toen ook al is verkocht, mogelijk
was dat pas in 1835.
|
|
De
volgende bewoners zijn Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink die
in 1832 na hun huwelijk van 11 mei op de Eikeboom zijn komen wonen.
Ook Hendrik Jan was dagloner en had één rund, het
geeft aan dat Eikeboom een klein daglonersplaatsje was. Janna zal
op 't Dijker (de volgende boerderij van de Eesterhoek) hebben gewoond
waar haar vader Arend nog in 1815 wordt geregistreerd. Janna zal
er zijn geboren op 24 oktober 1814. Arend woont ook op de Eikeboom
en overlijdt er op 1 maart 1843.
In de registers van de personele omslag is Hendrik Jan Wunderink
de eerste bewoner van de Eikeboom die geregistreerd wordt en dat
gebeurt in het jaar 1836. Er wordt dan dus pas voldoende geld verdiend
om belasting te "mogen" betalen. In het register van 1841
krijgt de Eikeboom eindelijk ook een huisnummer: 34. Hendrik Jan
en Janna krijgen vijf kinderen waarvan er één op jonge
leeftijd in 1835 is overleden. Zoon Albert werd op 22 december 1839
geboren. Zijn foto hiernaast is afkomstig uit de collectie van nakomeling
E. de Grood.
Daarnaast zien wij waarschijnlijk de foto van zijn oudere broer
Evert Wunderink die op 29 april 1833 op de Eikeboom is geboren.
Hij was gehuwd met Everdina Heijenk en later met Jantjen Gerrits
en woonde o.a. in Zutphen alwaar hij in 1908 is overleden. |
|
|
|
|
|
Op
28 augustus 1843 wisselt het boerderijtje weer van eigenaar. Berend
Jan Assink, een koopman uit Deventer, verkoopt dan het daghuurdersplaatsje
"den Eikelboom of het Smalle Stuk genaamd". Er wordt tevens
vermeld dat deze vroeger alleen een stuk bouwland was, doch thans
voorzien van de daarop later getimmerde daghuurderswoning en de
perceelnummers zijn 627 en 628. Op de afbeelding hiernaast is goed
te zien waarom het bouwland bekend stond onder Het Smalle Stuk.
Waarschijnlijk is deze ook afgesplitst uit het Langewant welke al
in het verhaal over de Kleine Muil is vermeld en later alleen werd
genoemd onder perceelnummer 630. |
|
|
Tevens
worden verkocht een stuk veldgrond (heidepercelen 1226 en 1227) en een
1/20 aandeel van de koeweide Eschedeschen Brink welke meer dan 10 bunders
groot is (percelen 1257 t/m 1260) en waarop een koe mocht grazen. Berend
Jan Assink heeft het daghuurdersplaatsje in 1835 met een openbare veiling
gekocht en de andere veldgronden en rechten verkregen uit de verdeling
van de marke Eschede in juni 1843. Bij de verdeling van de marke Eschede
bij akte van 7 juni 1843 werd uit den Eschedër Brink inderdaad een
perceel heide geschonken aan Berend Jan Assink, eigenaar van het plaatsje
de Eikelboom.
Kopers zijn Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen die er 700 guldens
voor betalen. Het echtpaar woont op katerstede Halfweg en moeten daar
ook nog even blijven wonen. In de verkoopakte wordt namelijk ook bepaald
dat de huidige pachter Hendrik Jan Wunderink nog tot 22 februari 1845
op de Eikeboom mag blijven wonen. De families Wunderink en Oosterkamp
wisselen dan van huis want de familie Wunderink verhuisd dan naar Halfweg,
oftewel het Ravennest. Janna Geltink haar moeder Hendrika Wijers verhuist
mee en overlijdt er op 23 februari 1846.
Ook Lambertus Oosterkamp was dagloner van beroep. Het echtpaar had tien
kinderen waarvan er zes op de Eikeboom zijn geboren, de eerste op 2 oktober
1846. Nadat Lambertus Oosterkamp op 19 augustus 1873 is overleden wordt
oudste zoon Gerrit Willem de nieuwe hoofdbewoner. Hij is in 1870 op de
Eikeboom komen wonen met zijn echtgenote Fredrika Willemina Pilgrim, dochter
van Aaltje ... Eikelboom! Eindelijk gaat de Eikeboom over naar de volgende
generatie van dezelfde familie. Gerrit Willem trouwde op 29 mei 1869 in
Gorssel en ging toen in Deventer wonen maar kwam op 19 november 1870 terug
naar Gorssel met vrouw en al een kind. Gerrit Willem was metselaar van
beroep en bouwde dus huizen. Afbreken deed hij ook zoals verderop te lezen
is bij de afbraak van het Ontijdinck. Er worden negen kinderen op de Eikeboom
geboren waarvan er twee jong zijn overleden. In 1886 verhuizen Gerrit
Willem en Frederika Willemina naar een huis nabij de kerk ("Kerkplein")
in Gorssel waar nog twee kinderen worden geboren. Moeder Jenneken Janssen
is op 30 januari 1884 op de Eikeboom overleden.
|
|
In
augustus van 1886 komt Gerrit Johannes Hietkamp vanuit Eefde naar
de Eikeboom. Hij is getrouwd met zijn nicht Henriëtta Uunk
en is weduwnaar van haar zuster Maria. Het jaar erop komt ook Hendrik
Jan Oosterkamp terug naar de Eikeboom, hij is namelijk de zoon van
Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen en is er op 3 augustus
1851 geboren. Zodoende ontstaat er een dubbele bewoning op de Eikeboom.
Hendrik Jan is net als zijn broer metselaar en Gerrit Johannes is
weer dagloner van beroep. Hendrik Jan is getrouwd met Willemina
Fredrika Melsbach en zij hadden geen kinderen en daarom pasten zij
in de Eikeboom welke zeker niet groot zal zijn geweest. Het echtpaar
kwam van de Eesterbrink.
Pikant detail is dat Willemina de dochter is van Hendrik Melsbach
en Aaltjen Beltman die in 1844 trouwden en toen gingen inwonen bij
familie op de Kleine Koekkoek in Harfsen waardoor de familie Strookappe
het veld moest ruimen! Overigens was er al eerder sprake van dubbele
bewoning, zo woonde rond 1850 vrijgezel Willem Knaap (broer van
Wichert Knaap van 't Zand) ook op de Eikeboom. |
|
|
|
Nadat
Willemina Fredrika Melsbach op 29 oktober 1891 is overleden vertrekt Hendrik
Jan van de Eikeboom en is daarmee de laatste Oosterkamp bewoner geweest.
Gerrit Jan Haarman (weer een metselaar) en Johanna Hendrika Meijerink
nemen de vrijgekomen plaats in en nemen vier kinderen mee en er worden
er nog eens vier op de Eikeboom geboren, een drukke bedoening! Aan de
andere kant vind er in 1896 een verhuizing plaats als Gerrit Johannes
en Henriëtta met drie kinderen vertrekken en hun nicht Gerritjen
Willemina en haar man Jan Willem Timmerije met twee kinderen de plaats
innemen. Het echtpaar heeft elkaar leren kennen op 't Hekkert (de boerderij
van de oom en tante van Gerritjen) waar zij allebei in 1886 gingen werken.
Gerritjen Willemina kreeg in 1889 nog een onecht kind welke eerst op 't
Hekkert verbleef en daarna door Gerrit Johannes en Henriëtta werd
verzorgd en op 18 maart 1890 overleed. Op 16 juni 1897 wordt nog zoon
Hendrikus geboren, maar hij overlijdt op 7 augustus 1898. Eerder dat jaar
op 22 april is Jan Willem Timmerije ook al overleden, hij wordt maar 29
jaar oud. Jan Willem was de eerste landbouwer op de Eikeboom. Op 4 maart
1899 hertrouwt Gerritjen met Gerrit Willem Boterman die nog op de Grote
Muil is geboren en dus bekend is in de buurt. Het jaar erop vertrekken
zij echter al en in december 1900 er nieuwe bewoners die langer op de
Eikeboom zullen blijven: Hendrikus Koldewee en Harmina Ribbink. |
|
|
Hetzelfde
jaar vertrekt ook de familie Haarman van de andere kant. Gerrit
Jan kocht op 13 november 1899 bij de veiling van 't Wiltink in Gorssel
perceel 10 zijnde een bouwland op de Kamp ten zuiden van den middenweg
nummers 433, 434 en 435. Op dit land zal hij een nieuw huis hebben
gebouwd waar ze in december 1900 gaan wonen. In 1901 komen Johan
Wunderink en Aaltjen Coenraadts op hun plek wonen, zij zijn afkomstig
van Wassink op de Eesterbrink. Johan is arbeider van beroep en is
de kleinzoon van Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink! Op 29 juli
1908 vertrekt hij met vrouw en drie kinderen naar Eefde en daarmee
eindigt de dubbele bewoning van de oude Eikeboom woning. Ook schoonmoeder
Geertrui Hietbrink verhuist mee.
De foto hiernaast is in 1927 gemaakt en we zien hier Johan (staand
midden) en Aaltjen (zittend rechts) met hun vijf kinderen. Het echtpaar
had elf kinderen, maar vijf daarvan overleden op jonge leeftijd
(waarvan twee op de Eikeboom) en één kind werd levenloos
op de Eikeboom geboren. Van de vijf kinderen op de foto werd alleen
zoon Johan (rechts) op de Eikeboom geboren. De dochters Mina Johanna
(2e van rechts) en Maria Geertuida (zittend links) zijn geboren
in de Eesterbrink, de dochters Aaltjen (2e van links) en Everdina
(geheel links) zijn in Eefde geboren. |
|
|
Na het vertrek van de familie Wunderink
is er nog maar één familie op de Eikeboom: de familie
Koldewee. Hendrikus Koldewee is landbouwer van beroep en maakt van de
Eikeboom een boerenbedrijf zoals dat nu nog steeds is. Dat doet die
alleen na 23 mei 1906 als Harmina Ribbink overlijdt, hij is dan zelf
54 jaar oud. Twee van zijn kinderen wonen dan nog bij hem: zoon Gerrit
Jan en dochter Hendrika. Zoon Gerrit Jan woonde later in het boerderijtje
aan de Vosweg welke in het verhaal van de Grote Muil besproken is. Dochter
Hendrika trouwt op 15 november 1913 met Albert Schepping die dan op
de Eikeboom komt wonen. Eigenaar
is dan nog steeds Gerrit Willem Oosterkamp wiens echtgenote Fredrika
Willemina Pilgrim in 1912 is overleden, zij woonden al die tijd in het
huis Kerkplein bij de kerk. Gerrit Willem is in 1913 verhuisd naar Hengelo
(Gld) en hij besluit daarna zijn onroerend goed in Gorssel te verkopen.
Dat is het huis bij de kerk, de Eikeboom en het "Huis op 't Veld"
op de Eesterbrink welke hij op het stuk veldgrond heeft gebouwd welke
hij in 1843 had gekocht. Het bouwplaatsje de Eikeboom bestaat uit huis
en erf met bouwland en weiland en betreft perceelnummers 2218 (bouwland),
2496 (weiland), 2497 (bouwland), 2499 (bouwland) en 2500 (huis, schuur
en erf). Deze worden in massa geveild op 8 april 1914 waarbij alleen
een eenroedige berg wordt uitbedongen. Deze zal eigendom zijn geweest
van Hermanus Koldeweij die de Eikeboom huurt voor 100 gulden per jaar
en nog een contract heeft tot 22 februari 1915. Koper is landbouwer
Albert Willem Roeterdink van 't Smeenk en hij betaalt 2250 gulden. Hermanus
kan er dus voorlopig blijven wonen en de pacht wordt in 1915 zelfs nog
verlengd. Het jaar 1917 is een rampjaar als Albert Schepping en Hendrikus
Koldewee komen te overlijden en Hendrika alleen achterblijft. Zij hertrouwt
op 16 maart 1918 met jachtopziener Jan Hendrik Bolink en er wordt één
dochter geboren. Op 10 maart 1922 vertrekken zij naar Diepenveen.
|
|
|
Albert
ten Have en Gerritdina Hekkelman zijn dan de volgende bewoners en
vestigen zich er na hun trouwen op 26 augustus 1922. Albert is weduwnaar
van Alberdina Willemina Plaggert en is afkomstig van Senneken en
heeft vijf kinderen in huis en in leven uit zijn eerste huwelijk.
Aangenomen mag worden dat Eikeboom groter was dan Senneken en dat
er daarom werd verhuisd. Een wijs besluit, want uit het huwelijk
worden nog eens 13 kinderen geboren!
Daarvan is er echter maar één op de Eikeboom geboren
want in 1925 verhuizen zij al naar Gorssel waar zij een een nieuw
boerderijtje bouwen van een soort waarvan er in die tijd meer met
subsidie gebouwd van de Vereniging Bevordering Verkrijging Onroerend
Goed Landarbeiders te Gorssel. Een aantal daarvan staan aan de Elfuursweg
en Prinsenland aan de Domineesteeg is er ook één van.
Later wordt er bij het boerderijtje ook een schuur gebouwd met de
stenen van de schuur van de Oude Muil. Tegenwoordig staat het boerderijtje
met vijvertuin bekend als de Keihave
aan de Kozakkenweg welke eerder nog de Rietdekkerweg was. In 1925
verzorgde Albert nog wel de melkritten van de Eesterhoek voor de
Zuivelfabriek te Eefde. Hij ging langs bij 18 boerderijen waar in
totaal 94 koeien stonden. De meeste koeien stonden bij de Bloedkamp
(10) en 't Ilbrink en 't Boschloo die er elk negen hadden staan.
In 1928 deed Albert de rit van Gorssel II. Deze bestond uit 31 adressen
maar minder koeien, 85 stuks.
Omstreeks 1926 wonen op de Eikeboom Gerrit Johan van der Beek en
Aleida Slijkhuis. Later wonen zij op 't Loobosch waar Albert ten
Have overigens ook nog heeft gewoond. Ook woonde hij op de Oude
Pastorie, Albert komen wij dus nog vaker tegen in de Eesterhoek!
Opvolger is Johan Vos die op 2 april 1927 trouwt met Geertruida
Stokreef. Kort daarna zullen zij zijn verhuisd naar de Duizend Vreezen
waar de ouders van Geertuida wonen. |
|
|
Op
17 september 1927 komt Gerritdina Maria Voortman, weduwe van Hermannes
Holleboom, van Olst naar de Eikeboom met twee zoons. Zij overlijdt
er op 10 oktober 1927 en de zoons vertrekken op 26 april 1928 naar
Diepenveen, maar hebben ook nog even bij de familie Boterman aan
de Quatre Brasweg gewoond. De vrijgekomen plek wordt dat direct
ingenomen door Dirk Jan Remelink en Maria Johanna Kortbeek en op
22 juli wordt dan een dochter geboren. Op 11 mei 1929 vertrekken
zij naar Brummen, waar ze ook vandaan kwamen. |
|
Van 30 september 1929 tot 12 augustus 1933 wonen Heinrich Kreeft
en Mina Waterham op de Eikeboom en zij waren waarschijnlijk de laatste
bewoners van het oude boerderijtje Eikeboom. Heinrich deed geen
boerenwerk, hij was machinist in een machinefabriek. Het echtpaar
had twee zoons waarvan Hermanus in 1930 op de Eikeboom is geboren,
de laatste van vele kinderen die op de oude Eikeboom het eerste
levenslicht door de takken van de eikeboom zagen!
Na het vertrek van de familie Kreeft is het oude boerderijtje afgebroken.
Met de stenen van het oude boerderijtje is de wagenloods achter
de nieuwe boerderij gebouwd. Deze wagenloods is inmiddels ook al
afgebroken. Er is dus niets over van het boerderijtje behalve de
herinnering dat het een klein boerderijte met lage zijmuren en dus
een laag dak is geweest. En dat er toen voor het boerderijtje geen
eikeboom maar een lindeboom stond! |
|
|
|
1816-1831 |
Jacob Spanheim en Willemken Hoekman |
Geen familie van vorige bewoners |
1832-1845 |
Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink |
Geen familie van vorige bewoners |
1845-1884 |
Lambertus Oosterkamp en
Jenneken Janssen |
Geen familie van vorige
bewoners |
1870-1886 |
Gerrit Willem Oosterkamp en Fredrika
Willemina Pilgrim |
Gerrit Willem is de zoon van Lambertus
en Frederika |
1886-1896 |
Gerrit Johannes Hietkamp en Henriëtta
Uunk |
Geen familie van vorige bewoners |
1896-1898 |
Jan Willem Timmerije en Gerritjen Willemina
Hietkamp |
Gerritjen Willemina is een nicht van
Gerrit Johannes èn Henriëtta |
1899-1900 |
Gerrit Willem Boterman en Gerritjen
Willemina Hietkamp |
Gerrit Willem is de tweede echtgenoot
van Gerritjen Willemina |
1900-1917 |
Hendrikus Koldewee en Harmina Ribbink |
Geen familie van vorige bewoners |
1918-1922 |
Jan Hendrik Bolink en Hendrika Koldewee |
Hendrika is de dochter van Hendrikus
en Harmina |
1922-1925 |
Albert ten Have en Gerritdina Hekkelman |
Geen familie van vorige bewoners |
1925-1927 |
Gerrit Johan van der Beek en Aleida
Slijkhuis |
Geen familie van vorige bewoners |
1927-1927 |
Johan Vos en Geertruida Stokreef |
Geen familie van vorige bewoners |
1927-1928 |
Gerritdina Maria Voortman met twee zoons
Holleboom |
Geen familie van vorige bewoners |
1928-1929 |
Dirk Jan Remelink en Maria Johanna Kortbeek |
Geen familie van vorige bewoners |
1929-1933 |
Heinrich Kreeft en Mina Waterham |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
|
Dubbele bewoning
door: |
|
|
|
|
1887-1891 |
Hendrik Jan Oosterkamp en Willemina
Fredrika Melsbach |
Zoon van Lambertus en Jenneken |
1892-1900 |
Gerrit Jan Haarman en Johanna Hendrika
Meijerink |
Geen familie van vorige bewoners |
1901-1908 |
Johan Wunderink en Aaltjen Coenraadts |
Johan is de kleinzoon van Hendrik Jan
en Janna |
|
|
|
|
Roeterdink is de familienaam die
tegenwoordig en al vele jaren aan de Eikeboom is verbonden. Albert
Willem Roeterdink van 't Smeenk kocht het bouwplaatsje "De
Eikeboom" op 8 april 1914, zoals al in het verhaal was te
lezen. In 1925 wordt er op het erf een nieuwe boerderij gebouwd
voor zoon Hendrik Willem die er dat jaar na zijn huwelijk van
7 mei met Hendrika Willemina Schieven gaat wonen. Hendrika is
afkomstig van 't Boershuis en is de dochter van Christiaan Schieven
en Hendrika Verdonk. Het echtpaar krijgt zeven kinderen waarvan
twee zoons op jonge leeftijd overlijden. In 1934 wordt er een
wagenloods met kippenhok, stal en fietsenhok achter de boerderij
gebouwd die dan aan den weg Eesterhoek naar Metraey is gelegen.
Tussen 1945 en 1947 zijn er hele groepen kinderen (b.v. van de
NJN) op de boerderij die er dan kwamen kamperen.
Hendrik Willem is uiteraard landbouwer van beroep en boert op
de Eikeboom tot 1947. Hij wordt dan gevraagd om naar het erve
Boonk in Eefde te komen waar Willemina Christina Eggink, tante
van Hendrika, alleen woonde nadat haar man Arend Jan Schieven
in 1946 was overleden. Hetzelfde jaar overleed ook haar broer
Albert en het jaar ervoor dochter Grietjen waarna Willemina alleen
achterbleef en dus een beroep doet op Hendrik Willem. Zo vertrekken
de Roeterdinks van de Eikeboom, maar er zou er één
terugkomen!
|
|
Nieuwe bewoner van de Eikeboom is Herman Johan Berenpas, zoon
van Gerrit Jan Berenpas en Tonia Hendrika Roeterdink, zus van
Hendrik Willem Roeterdink. Herman is dus een neefje van Hendrik
Willem Roeterdink. Zijn ouders woonden op de Voort in Eefde. Herman
Johan werd in 1947 21 jaar oud en moest als militair naar Nederlands
Indië. Vrijstelling werd gegeven aan degenen die een boerderij
hadden en zodoende kreeg Herman de Eikeboom in pacht van zijn
oom. Hij woonde er samen met zijn zus Marie. Herman werkte als
landbouwer en stond bekend als een harde werker. Als de boeren
in de omgeving met lege melkbussen de Lenden opgingen, kwam Herman
al met volle bussen terug!
Nadat Herman in 1952 trouwde, vertrok hij naar Harfsen en kwamen
zijn ouders van de Voort naar de Eikeboom. Op de foto hiernaast
zien wij de familie Berenpas met staand v.l.n.r. de kinderen Herman,
Marie en Hendrik Jan. In de periode dat de familie Berenpas op
de Eikeboom woonde, is de schuur gebouwd die links van de boerderij
staat.
|
|
|
|
Op 8 november 1957 trouwt Hendrikus Roeterdink, zoon van Hendrik
Willem Roeterdink en Hendrika Willemina Schieven, met Willemina
Regelink en komt dan van Boonk weer terug naar de Eikeboom. Gerrit
Jan Berenpas en Tonia Hendrika Roeterdink gingen toen weer terug
naar de Voort waar zoon Hendrik Jan was blijven wonen. Hendrikus
is te zien op de eerste boerderijfoto, hij staat daar tweede van
links.
Hendrikus en Willy krijgen drie kinderen waarvan zoon Henk nu de
boerderij runt. Hij en zijn gezin wonen in het hoofdgedeelte en
zijn ouders wonen in het bijgedeelte welke in 2001 werd verbouwd
waardoor er opnieuw dubbele bewoning op de Eikeboom is ontstaan,
maar nu op een groter woonoppervlak dan in het oorspronkelijke boerderijtje!
Helaas is Hendrikus op 27 augustus 2016 op het erf van de boerderij
overleden.
|
|
|
1925-1947 |
Hendrik Willem Roeterdink
en Hendrika Willemina Schieven |
Geen familie van vorige
bewoners |
1947-1952 |
Herman Johan Berenpas |
Herman is een neefje van Hendrik Willem
en Hendrika Willemina |
1952-1957 |
Gerrit Jan Berenpas en Tonia Hendrika
Roeterdink |
Gerrit Jan en Tonia Hendrika zijn de
ouders van Herman Johan |
1957-2001 |
Hendrikus Roeterdink en Willemina Regelink |
Hendrikus is de zoon van Hendrik Willem
en Hendrika Willemina |
|
|
|
|
Huidig adres: Eefdese Enkweg 3 |
|
|
De
weg van de Eikeboom naar de volgende boerderij 't Dijker is kort
en ziet eruit als op de tekening hiernaast die in 2020 is gemaakt
door Majorie Roeterdink, kleindochter van Hendrikus en Willemina.
Links zijn de bomen te zien die net voorbij de Eikeboom staan en
rechts zien wij al de schuren van 't Dijker. Laten we er maar gauw
een kijkje nemen! |
|
|
't
Dijker |
|
De boerderij waar de familie Dijkerman is ontstaan is een boerderij die
in 1492 al bestond. Behalve 't Dijker werd de boerderij ook wel den den
Dijck, ten Dycke, t Dijcke, Dijker en Dijkerman genoemd. Ook de naam Sweersink
werd gebruikt, in 1492 geschreven als "Zweerssinck" en in 1494
als "Swersinck". Deze wordt in de pondschatting van dat jaar
aangegeven als Swersinck en ten Dycke met als eigenaar Geert ten Dycke.
Hij was ook al eigenaar in 1492, genoemd wordt dan "Tgoet Zweerssinck
Garyt ten Dycke mit synen goede ten Dycke". Er bestaat echter wel
onduidelijkheid omdat de naam Dijck ook van toepassing kan zijn op 't
Dijkerhof welke nabij 't Wolferink was gelegen. Zo werd in die tijd de
naam "den olden Dijck" gebruikt welke vrijwel zeker van toepassing
is op Dijkerhof. Deze naam werd o.a. genoemd in het verpondingskohier
van 1646 en in datzelfde register werd Sweersinck genoemd welke dan van
toepassing moet zijn geweest op 't Dijker. In het register van horige
goederen van 1534 komen wij dan nog de naam "Swersinck toe Eysschede"
tegen met als eigenaar "Henrick in den Moil ind Dykman" en er
was dat jaar geen bouwman zoals dat ook opging voor beide Muils, er was
toen dus sprake van leegstand in de buurt. |
|
|
In
het markeboek van 1647 wordt genoemd Albert Gerritsen van den hoff
bij Sweersinck en dit betreft Albert Gerritsen ten Bosse die op
't Ontijdink woonde en eigenaar was van Dijkerhof ... Door al deze
onduidelijkheid is het niet met zekerheid vast te stellen dat de
oudste hieronder genoemde bewonersgeschiedenis helemaal klopt en
niet deels van toepassing zou kunnen zijn op 't Dijkerhof.
't Dijker zal oorspronkelijk
een kleine boerderij zijn geweest, maar door vele verbouwingen aan
het woonhuis en de bedrijfsgebouwen is het erve gegroeid naar de
omvang van vandaag. Het was een gewaard erf met stemrecht van de
marke Eschede. Op de achterzijde van de boerderij (gericht naar
de Eefdese Enkweg) staat het jaartal 1842, het jaar waarin het achterhuis
werd uitgebreid met één gebint. De sluitsteen in de
boog boven de achterdeur toont de initialen van het echtpaar die
deze verbouwing liet uitvoeren, hierover straks meer. In 1852 werd
het voorhuis uitgebreid en in 1959 werd het voorhuis nog eens flink
verbouwd. Op het erve staan ook een schuur en een koetshuis welke
door de bewoners van 't Dijker ook wel "het wagenhuuske"
wordt genoemd.
In 1570 wonen er Henrick ten Dycke en zijn vrouw Gertruidt. Henrick
verdeelt dat jaar met anderen de nalatenschap van zijn ouders en
grootouders zijnde het goed then Dijcke en de helft van Zweersinck,
gelegen in het kerspel Gorssell. De eerste bewoners die we in de
DTB boeken vinden, zijn Geerlijch Hendriks op Dijck en Dercksgen
Jochems. Zij trouwden op 25 juni 1643 en maar zullen na 1647 op
't Dijker zijn komen wonen. Op 26 april 1657 wordt hun dochter Aeltjen
gedoopt, maar Geerlijch is dan al overleden. |
|
|
Getuige
bij de doop is Wijcher "bouwman op Dijck" die de opvolger
van Geerlijch is. Hij is getrouwd met Jenneken Teunissen en ze hebben
al een dochter. In 1658 en 1660 komen daar nog twee kinderen bij
en bij de doop van de kinderen wordt Wijcher genoemd als "
Wijcher Reijnts op Sweersick". Hij is zelf afkomstig van 't
Wolferink en zij gaan daar (uiterlijk 1672) ook weer wonen. De kinderen
van Wijcher en Jenneken krijgen de familienaam Wolferink. Opvolgers
zijn Gerrit op 't Dijcke en Geertjen. Veel is er over dit echtpaar
niet bekend, alleen dat zij in de periode 1674-1682 drie kinderen
kregen die op 't Dijker zijn geboren. Mogelijk zijn ze familie van
Aelbert Vellerhof, over en weer zijn zij namelijk doopgetuigen.
Op 9 juli 1682 wordt dochter Clara gedoopt, daarna zullen zij waarschijnlijk
zijn verhuisd naar de Paal in Epse. In 1704 komt zoon Jacob waarschijnlijk
terug naar de Eesterhoek als hij trouwt en op 't Zand gaat wonen.
De volgende bewoners zijn Gerrit Jansen en Jenneken Alberts die
op 24 september 1682 met elkaar trouwen. Gerrit is afkomstig van
Franckenstede en Jenneken van 't Valcke. Ze kregen zeven kinderen,
maar pas bij de derde (geboren in 1687) wordt vermeld dat Gerrit
en Jenneken op 't Dijcke wonen. Gerrit wordt later nog momber en
dan genoemd als Gerrit Jansen op Sweersink (1703) en Gerrit Jansen
Dijkerman (1707). Oudste zoon Hendrik trouwt in op het Hof te Eschede
(wat meer aanzien zal hebben gehad dan 't Dijker) en zoon Reijnt
gaat wonen op 't Dijkerhof. Het is dan ook jongste dochter Hermken
die de boerderij moet voortzetten. Harmen Plagger uit Bathmen neemt
met haar de uitdaging aan en trouwt op 16 januari 1723 in op 't
Dijker. Tien kinderen worden er geboren in de periode van juni 1723
(ja, het was niet alleen een uitdaging maar ook een moetje) tot
februari 1741. Harmen overlijdt op 5 mei 1747, van Hermken is dat
niet bekend. Dat geldt ook voor haar ouders die in ieder geval in
1713 nog wel leven en dan als de ehelieden op het Dijke in het lidmatenregister
worden geregistreerd. |
|
|
|
Van
de tien kinderen waren er vier jongens waarmee het allemaal goed ging.
Oudste zoon Garrit Jan kreeg het voorrecht om op de boerderij te mogen
blijven wonen. Het voorrecht zal hij ook hebben verdiend, want als 16-jarige
verliest hij al zijn vader en moet hij met zijn moeder de boerderij draaiende
houden. Trouwen stelt Garrit Jan uit tot zijn 24ste en trouwt op 10 november
1754 met Derksken Camperman. Er worden vier kinderen geboren, maar met
de geboorte van de vierde gaat het mis en kort daarna overlijdt Derksken
op 24 januari 1763. Garrit Jan hertrouwt op 27 januari 1765 met Maria
van Hummel en er worden nog eens negen kinderen waarvan de laatste twee
een tweeling is die in 1781 werden geboren. In 1784 komt ook 't Dijker
in het water te staan door de grote overstroming en krijgt Garrit Jan
Diekerman 2 guldens uit een liefdefonds. Twee jaar later in 1786 verlaten
Garrit Jan en Maria de boerderij om hun geluk te beproeven in Verwolde
(met grote kans op droge voeten) waar zij hun intrek nemen op boerderij
Bovenman. Hier eindigt het verhaal van de familie Dijkerman op 't Dijker
maar veel meer informatie over deze familie is wel te vinden op de Dijkerman
pagina. |
|
|
De
familie Dijkerman was geen eigenaar waren van 't Dijker maar pachtte
de boerderij o.a. van baron L.F.H. van Heeckeren. Hij verkoopt op
24 februari 1783 het goed en erve "Sweerssink of Dijkersplaats"
aan het echtpaar Garrit Abrahams Nijland en Esselina Harmsen Rattink
die er later dat jaar ook zullen zijn gaan wonen. Ze worden op 11
februari 1784 lidmaten in de kerk van Gorssel en waren afkomstig
van Colmschate, ze woonden daar in Oxe op katerstede Nijland. Ook
de ouders van Gerrit worden dan als lidmaat aangenomen en zullen
ook hun intrek op 't Dijker hebben gedaan. Hun familienaam is "Bezemaat"
(Biesemaat) maar Garrit compareert op 23 juni 1784 compareert al
als "Gerrit Dijkkerman" als novitiaat bij de vergadering
van de Marke Eschede en heeft zijn naam dus al gauw aangepast naar
de boerderijnaam zoals dat in die tijd gebruikelijk was.
Garrit Jan Dijkerman zal de pacht zijn opgezegd en vertrekt dus
in 1786 eigenlijk noodgedwongen naar Verwolde, tot die tijd is er
dus een paar jaar sprake van dubbele bewoning op 't Dijker. Ook
de ouders van Garrit wonen in het gedeelte van Garrit en Esselina
die zelf geen kinderen hadden. |
|
|
Overigens
betaalde het echtpaar ongeveer een bedrag van 2550 gulden voor de
boerderij. Dit bedrag leenden zij namelijk op de dag van aankoop
en werd op 25 februari 1793 afbetaald. In 1797 verkoopt Garrit diverse
gronden (Sweersinkkamp, den Kappert, de bovenste Hooijweerdjes en
den Huisakkers) welke allemaal toebehoren tot het erve Ten Dijke
en Garrit wordt dan Garrit Dijkerman genoemd, ook wel genaamd Garrit
Abrahams Nijland. In het register van oorlogsschade van 1797-1798
over de periode 1794-1795 wordt hij Garrit Dijckkerman genoemd.
Esselina overlijdt in 1803 en Gerrit (dan genoemd Nijland) hertrouwt
op 23 april 1805 met Berendina Koop. Gerrit overlijdt op 4 mei 1812.
In die periode (circa 1810-1812) woonden Berend Welmers en Aaltjen
Schoolderman ook op 't Dijker, ze kwamen uit Holten. En dan zullen
Albert Rensink en Maria Bosman ook nog op 't Dijker hebben gewoond,
want Albert overlijdt er op 7 november 1819. Zij zullen er pas na
1815 zijn komen wonen want dan wordt Arend Geltink genoemd als bewoner,
zijn naam kwamen wij ook al tegen bij de Eikeboom. Kortom, 't Dijker
kent vele bewoners! |
|
|
|
Op
30 juni 1814 verkopen de erven Rattink (familie van Esselina) de boerderij
op een openbare veiling voor 3250 gulden aan Jan Ilbrink en zijn vrouw
Alberdina Roeterdink. Het erve wordt bij de veiling omschreven als een
boerderij met bomen met houtgewassen, hoge en lage landerijen en al wat
daarbij behoord en zoals van ouds is bekend. Jan Ilbrink is de zoon van
Willem Plumpman die op 't Ilbrink woonde. Jan en Alberdina hun initialen
staan in de sluitsteen boven de deeldeur en zijn dus degenen geweest die
het achterhuis lieten vergroten. Het echtpaar kreeg twee dochters waarvan
de oudste, Johanna Gerdina, op 9 maart 1833 trouwde met Gerrit Boschloo,
zoon van Antonie Boschloo en Jenneken Roeterdink van 't Boschloo. Gerrit
trouwde in en daarmee deed de familienaam Boschloo dus zijn intrede op
't Dijker en dat is nu nog steeds zo. |
|
|
Gerrit
was een ondernemende boer. Hij verbeterde niet alleen de huisvesting
van mens en dier (in 1840 vier runderen en één paard)
maar hij probeerde ook uit te breiden door landerijen te ruilen
en te kopen. Zo verkreeg hij door ruiling een stuk bouwland genaamd
"de Doodbijter" welke voorheen bij de Muil hoorde en zijn
naam dankt aan de moord op 350 Zutphenaren in 1572, zie ook de verhalen
over de Bloedkamp en de Muil. En in 1863 kocht Gerrit een stuk bouwland
van het Eschede, genaamd "Dijkerskamp". Naast de uitbreiding
van het achterhuis in 1842 werd in 1852 ook het voorhuis uitgebreid.
Een steen in de voorgevel met het opschrift "Herbouwt door
GBL en JGIB 1852" herinnert hieraan. Gerrit is overleden op
27 mei 1866 en Johanna Gerdina Ilbrink overleed op 22 april 1870.
Ze kregen negen kinderen.
Eén van de negen kinderen is Jenneken Boschloo die op 17
juni 1841 is geboren. In 1855 maakt zij voor haar ouders de merklap
van de afbeelding hiernaast. In 1861 trouwt zij met Antoni Tuitert
van 't Smeenk en gaat daar wonen en de merklap verhuist uiteindelijk
ook mee.
|
|
|
Na
het overlijden van hun vader Gerrit zijn het de drie jongste
zonen Antoni, Albert en Gerrit die de boerderij draaiende
houden. Oudste zoon Gerrit Willem was in 1865 al getrouwd
met Antonia Menkveld en woonde op 't Uterink in Eefde.
Zoon Albert trouwde met Willemina Menkveld (nicht van Antonia)
en ging wonen op 't Boschloo omdat zijn ome Jan Boschloo en
diens echtgenote Willemina Roeterdink die daar woonden geen
kinderen hadden. Bij Albert gaan wij verderop deze pagina
op visite.
Zoon Gerrit trouwde met Gerritdina Ilbrink van 't Hekkert
en woonde na zijn huwelijk op "het Groot Dengerink"
in Verwolde en vanaf 1885 op 't Braakman in Gorssel welke
Gerrit en Gerritdina in 1881 hebben gekocht. |
|
|
|
|
|
|
Het
is zoon Antoni die na het overlijden van zijn ouders eerst ongehuwd
op 't Dijker bleef wonen, maar trouwde op 24 juli 1873 met Gardina
Johanna Menkveld. Zij is de dochter van Roelof Menkveld, meester
timmerman op "de Peerdekamp", en Geertjen Boschloo die
weer een tante van Antoni was, Antoni en Gardina waren dus neef
en nicht.
Het echtpaar kreeg zes kinderen waarvan er wel twee levenloos
ter Dijker kwamen en jongste zoon Roelof in 1887 al na twee dagen
overleed. De andere drie kinderen zijn zoon Gerrit, dochter Geertjen
en zoon Johan Gerrit. Gerrit verhuisde naar Olst en Geertjen woonde
op boerderij Reuvekamp te Gorssel. Zoon Johan Gerrit is op 22
september 1883 geboren en zou de nieuwe hoofdbewoner van 't Dijker
zou worden. Op de foto hiernaast zie wij hem staan bij zijn ouders.
In december van 1890 komen de moeder en een zus van Gardina Johanna
Menkveld ook op 't Dijker wonen nadat vader Roelof eerder dat
jaar was overleden. Moeder Geertjen is zoals eerder vermeld ook
een Boschloo en is op 21 september 1811 op 't Boschloo geboren.
Haar foto is te zien bij het verhaal over 't Boschloo. Ze overlijdt
op 29 juni 1893 op 't Dijker. Zus Gerritje blijft ongehuwd en
overlijdt op 29 januari 1917. |
|
Antoni Boschloo is overleden op 9
augustus 1916. De laatste vijf jaar van zijn leven was hij blind
door een nierziekte. Dat weerhield hem niet zich bezig te houden
met zijn enige hobby, het houden van bijen. Daarbij had hij dan
wel de hulp nodig van zijn zoon Johan Gerrit. Antoni gaf hem,
door zijn gehoor geleid, aanwijzingen. Na het overlijden van Antoni
verhuisden de bijen naar Jan Willem Onstenk op de Gorsselse Hei
in Harfsen, die van 't Zand afkomstig is en nog op 't Dijker gewerkt
heeft. Als tegenprestatie bracht Jan Willem ieder jaar (omstreeks
22 september) een schaal met honing. Nog jarenlang stond voor
de boerderij de lege bijenstal, 't "iemenschoer". Later
is deze verplaatst en tot bergplaats voor kolen en brandhout gedegradeerd.
Gardina Johanna Menkveld is overleden
op 14 februari 1922 op 70-jarige leeftijd.
|
|
|
|
|
Johan
Gerrit trouwde op 6 mei 1911 met Hendrikjen in 't Hof en zij kregen
samen vijf kinderen. Hun jongste zoon bleef wonen op 't Dijker en
trouwde in 1959 met een Boschloo. Zij is een achterkleindochter
van Gerrit Willem Boschloo die op 4 augustus 1834 op 't Dijker is
geboren als zoon van Gerrit Boschloo en Johanna Gerdina Ilbrink.
Ter gelegenheid van het huwelijk worden bouwkundige aanpassingen
aan het voorhuis doorgevoerd. Op de plek waar eerder de karnmolen
stond, werden een portaal en een slaapkamer gebouwd. Hierdoor verdween
een deel van de ronding in de buitenmuur. De bedsteden moesten wijken
voor een keukentje. Na de verbouwing gingen Johan Gerrit Boschloo
en Hendrikjen in 't Hof aan deze kant van de boerderij wonen. |
|
|
|
Nog
twee andere kinderen bleven ook op 't Dijker wonen: zoon Klaas en
dochter Gardina Johanna. Na het overlijden van Johan Gerrit Boschloo
op 22 september 1964 en Hendrikjen in 't Hof op 8 december 1967
woonden zij aan de verbouwde zijde van de boerderij.
De twee andere kinderen, Antonia en Albert, trokken de IJssel over
en trouwden beiden met een Nieuwenhuis. Albert trouwde met nicht
Aaltje Klasina, dochter van Steven Nieuwenhuis en Hendrika in 't
Hof, zus van Hendrikjen. Antonia trouwde met Jan Willem Nieuwenhuis,
weer een neef van Aaltje Klasina.
De foto's hiernaast zijn gemaakt op de trouwdag en de het 25-jarig
huwelijksjubileum van Johan Gerrit en Hendrikjen. |
|
|
1643-1657 |
Geerlijch Hendriks op Dijck en Dercksgen
Jochems |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1657-1672< |
Wijcher Reijnts op Sweersinck en Jenneken
Teunissen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1672-1684~ |
Gerrit op 't Dijcke en Geertjen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1684-1713> |
Gerrit Jansen op 't Dijcke en Jenneken
Alberts |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1723-1748 |
Harmen Plagger-Dikerman en Hermken Dijkerman |
Hermken is de dochter van Gerrit en
Jenneken |
1754-1765 |
Garrit Jan Dijkerman en Derksken Camperman |
Garrit Jan is de zoon van Harmen en
Hermken |
1765-1786 |
Garrit Jan Dijkerman en Maria van Hummel |
Maria is de tweede echtgenote van Garrit
Jan |
1783-1804 |
Gerrit Biesemaat en Esselina Rattink |
Geen familie van de vorige bewoners |
1805-1814 |
Gerrit Biesemaat en Berendina Koop |
Berendina is de tweede echtgenote van
Gerrit |
1814-1847 |
Jan Ilbrink en Alberdina
Roeterdink |
Geen familie van de vorige
bewoners |
1833-1870 |
Gerrit Boschloo en Johanna Gerdina Ilbrink |
Johanna is de dochter van Jan en Alberdina |
1873-1922 |
Antoni Boschloo en Gardina Johanna Menkveld |
Antoni is de zoon van Gerrit en Johanna
Gerdina |
1911-1967 |
Johan Gerrit Boschloo en Hendrikjen
in 't Hof |
Johan Gerrit is de zoon van Antoni en
Gardina Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Eefdese Enkweg 2 |
|
|
|
Veel
van bovenstaande informatie en foto's zijn afkomstig uit het boekje "
't Dijker en haar bewoners" van Martin Boschloo die op zijn beurt
o.a. het familieorgaan "Boschloogica" als bron heeft gebruikt. |
|
|
Na 't Dijker
komt de Grote Muil, maar deze boerderij is hierboven al besproken. Wij
slaan de Grote Muil dus over en komen bij een buurtje waar vijf boerderijen
dichtbij elkaar staan: Brinkman, 't Smeenk, de Oude Pastorie, 't Ilbrink
en 't Hekkert. Niet alleen de boerderijen maar ook de bewoners stonden
elkander nader en zo werd er ook wel eens gezellig samen gemolken! |
|
Brinkman |
|
Eerste bewoners
van deze boerderij zijn Willem Dijkerman en Jenneken Bennink. Willem is
afkomstig van 't Dijker en Jenneken is geboren op 't Klaphekke. Het echtpaar
is getrouwd op 3 mei 1761 en is toen mogelijk eerst gaan inwonen op Klein
Bentink in het dorp, maar het is ook goed mogelijk dat zij gelijk na hun
huwelijk boerderij Brinkman hebben gebouwd en daar toen zijn gaan wonen.
Zo bleef Willem mooi dicht bij zijn ouderlijk huis waarvan het ook nog
mogelijk is dat het echtpaar daar eerst heeft gewoond.
|
|
|
De
eerste registratie van Brinkman dateert van 12 oktober 1766 als
dochter Jenneken wordt gedoopt en Willem Brinkman de vader is. Daarvoor
werd Willem nog Diekerman genoemd. In 1768 en 1770 is de naam weer
Brinkman, maar in 1772 is de naam toch weer Dijkerman. Aangenomen
wordt wel dat hij dan nog op Brinkman heeft gewoond. Later woont
het echtpaar op Klein Bentink waar Jenneken op 20 oktober 1783 is
overleden. Omdat het niet logisch is dat het echtpaar eerst op Klein
Bentink woonde, daarna op Brinkman en uiteindelijk weer op Klein
Bentink, gaan wij ervan uit dat het echtpaar gelijk na hun huwelijk
op Brinkman is komen wonen. Willem woonde uiteindelijk op de Grote
Muil en werd daarvan ook eigenaar.
Op 14 april 1775 wordt Esken Botterman aangenomen als lidmaat als
"bouman op den Brink". Hij was getrouwd met Janna Engelgoor
die op 9 april 1773 al werd aangenomen als lidmaat en toen op het
Dijkerhof woonde waar het echtpaar rond 1771 zal zijn komen wonen,
ze waren afkomstig van Laren. Waarschijnlijk hebben Esken en Janna
het de eerste jaren vanaf het Dijkerhof even aangezien in de Eesterhoek
en zijn tussen 1773 en 1775 op Brinkman gaan wonen. In 1784 krijgt
"Esken Brinkman" een gift van 14 guldens voor geleden
schade door de grote overstroming van dat jaar. Esken is in 1788
overleden en waarschijnlijk is Janna op de boerderij blijven wonen
en is zij de weduwe Brinkman die genoemd wordt in het oorlogsschaderegister
van 1797-1798. |
|
Zoon Gerrit Hendrik woonde er zeker tot 3 december 1812 aangezien
hij toen Brinkman genoemd werd. Hij trouwde op 22 juli 1798 met
Harmina Schuitert uit Holten. Daarna woonde hij op 't Dijkerhof
(reg. 1815) en op de Oude Vos (reg. 1817). Op 't Dijkerhof zal moeder
Janna Engelgoor op 13 november 1811 zijn overleden al wordt er in
de overlijdensakte gesproken over 't Dijker. Vader Esken is al voor
1811 overleden, waarschijnlijk overleed hij op Brinkman.
Opvolgers waren Gerrit Hendrik zijn nichtje Janna Boterman en diens
echtgenoot Teunis Draaijer, maar mogelijk woonden zij al eerder
op Brinkman. Teunis Draaijer werd in 1832 als dagloner op Brinkman
geregistreerd, maar de eerste registratie dateert al van 1815. Ook
hij is afkomstig van Holten. Hij trouwde in 1797 te Almen met Janna
Boterman en komt in 1799 naar Gorssel, mogelijk dat zij toen al
op Brinkman zijn komen wonen. |
|
|
|
Het
echtpaar kreeg acht kinderen waarvan de oudste, zoon Jan, op 17
september 1824 trouwde met Gerritjen Arends en vanaf toen voor korte
tijd op de Bloedkamp woonde. Dochter Geertruij is geboren in 1808
en woonde na haar huwelijk vlakbij Erve Strookappe in Harfsen op
't Broekman (welke zij stichtte), zie de Harfsen
pagina. Zij is vernoemd naar haar grootmoeder Geertruij Plumpman
die ook wel Brink werd genoemd!
Teunis Draaijer overlijdt op 31 mei 1835 op Brinkman. Daarna wordt
dan de nog ongehuwde zoon Harmen Draaijer als hoofdbewoner geregistreerd.
Hij trouwt op 7 mei 1841 met Hendrika Groot Ilsink en verhuist dan
naar het erve Platenkamp te Eefde samen met moeder Janna Boterman.
Zij overlijdt er op 16 oktober 1842.
Foto hiernaast is van Jenneken Botterman, kleindochter van Esken
Botterman en Janna Engelgoor en dochter van hun jongste zoon, Engbert
Botterman. Dat maakt haar een achternichtje van Janna Boterman en
in die hoedanigheid heeft zij mogelijk wel eens Brinkman bezocht.
Jenneken woonde in Diepenveen. |
|
|
Nieuwe
bewoners zijn Gerrit Scholten en Johanna Boschloo die van de gelijknamige
boerderij afkomstig is, zij is de zus van Antonij Boschloo. Het
echtpaar komt van de Boschterhoek waar zij op 't Bosser woonden.
Het echtpaar was al ruim 40 jaren getrouwd als zij in 1841 naar
Brinkman komen en kopen de boerderij eigenlijk voor hun zoon Gerrit
met de bedoeling dat hij er verder zou gaan boeren. Daar had hij
dan wel een boerin bij nodig en hij vindt haar op 't Gier, waar
Antonij Roeterdink en Fenneken Agterhoek nog hun dochter Fenneken
in de aanbieding hebben. Gerrit en Fenneken zijn anno 1840 de bewoners
van de Braamkolk. Zij woonden voor hun huwelijk al samen op Groot
Bentink waar zij beiden werkten voor landbouwer Gerrit Roeterdink.
Ze trouwden op 16 juni 1837 en op 13 oktober wordt hun eerste zoon
geboren die uiteraard Gerrit genoemd werd. Pas later in de jaren
'40 worden er nog twee kinderen geboren: dochter Antonia Fredrika
in 1848 en zoon Jan in 1849. In de jaren '50 overlijden Janna Boschloo
en Gerrit Scholten senior op resp. 17 juli 1852 en 24 juli 1858.
|
|
|
|
Antonia Fredrika
en Jan, de kinderen van Gerrit en Fenneken, trouwen beiden met een neef
en nicht die ook nog eens broer en zus waren. Het zijn Gerrit Hendrik
en Fredrika Ilbrink, kinderen van Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten,
landbouwers op 't Hekkert welke op een (flinke) steenworp afstand van
Brinkman is gelegen. Zoon Gerrit bleef ongetrouwd en is op 13 december
1862 op Brinkman overleden. Moeder Fenneken Roeterdink is overleden op
7 december 1876 en vader Gerrit Scholten op 23 april 1888. |
|
|
Het
is zoon Jan die op Brinkman blijft wonen en Fredrika Ilbrink komt
dus van 't Hekkert naar Brinkman. Er vindt geen ruil plaats, want
Antonia Fredrika, die in 1872 trouwde, gaat niet op 't Hekkert
wonen. Zij woonde vanaf 1876 op 't Nijland. Het huwelijk tussen
Jan en Fredrika vond plaats op 30 april 1874 en er worden zes
kinderen geboren. Het hadden er meer kunnen zijn als Jan niet
op 3 juni 1886 zou zijn overleden.
Fredrika hertrouwt niet en blijft dus weduwe tot aan haar overlijden
op 19 januari 1930, ze wordt 80 jaren oud. Voor haar 50-ste verjaardag
op 12 september 1899 kreeg zijn van de kerk een mooi kopje met
de "zegen uit Zion". In 1913 koopt zij het erve Klein
Elze te Almen maar gaat er niet wonen. Zij blijft wonen op Brinkman
en overlijdt er op 19 januari 1930. |
|
|
Oudste
zoon Gerrit is geboren op 25 maart 1875 en wordt de volgende hoofdbewoner
van Brinkman. Hij trouwt op 19 maart 1910 met Gerritje Ilbrink die
afkomstig is uit Voorst. Ook Gerritje is een nicht, ze zijn allebei
kleinkinderen van Gerrit Jan Ilbrink van 't Hekkert. Het huwelijk
blijft kinderloos en waarschijnlijk komt daarom het 14-jarige neefje
Frederik Jan Wibbelink op de boerderij wonen, hij is de zoon van
Fenneke Scholten. In 1927 vertrekt hij weer en op 26 september 1930
komt de 14-jarige Willem Ilbrink ook vanuit Voorst naar Brinkman,
hij is een neefje van Gerritje. Hij is de zoon van Willem Hendrik
Ilbrink die in 1927 is verongelukt door een dodelijke trap van een
paard en zijn moeder had het zwaar met de zorg van de kinderen.
Willem blijkt een blijvertje en vestigt zich permanent op Brinkman.
Op 23 september 1955 trouwt Willem met Antonia Hendrika Lentink
die van de Moespot uit Epse afkomstig is. Er worden twee meisjes
en een jongen geboren, hij woont nu nog op Brinkman.
Gerrit Scholten werd ook wel "Gait met de bokse" genoemd
omdat hij altijd van zulke wijde broeken droeg. Hij mocht graag
onder de vier roedige hooiberg aan de weg zitten en vanuit daar
de passanten op de Gorsselse Enkweg gadeslaan, daarbij vrolijk groetend
en altijd in voor een gezellig gesprek. Hij is overleden op 9 september
1963 en Gerritje Ilbrink overlijdt op 30 april 1964.
Willem Ilbrink op 6 mei 1988 overleden en Antonia Hendrika Lentink
op 8 februari 2003, maar zij is in december 1995 al wel van Brinkman
vertrokken. |
|
|
|
|
|
1761-1774 |
Willem Dijkerman en Jenneken Bennink |
Eerste hoofdbewoners |
1774<1811 |
Esken Botterman en Janna Engelgoor |
Geen familie van vorige bewoners |
1798>1812 |
Gerrit Hendrik Botterman en Harmina
Schuitert |
Gerrit Hendrik is de zoon van Esken
en Janna |
1812 -1841 |
Teunis Draaijer en Janna Boterman |
Janna is een nicht van Gerrit Hendrik
en een nichtje van Esken en Janna |
1841 -1858 |
Gerrit Scholten en Johanna Boschloo |
Geen familie van vorige bewoners |
1841 -1888 |
Gerrit Scholten en Fenneken
Roeterdink |
Gerrit is de zoon van Gerrit
en Johanna |
1874 -1930 |
Jan Scholten en Fredrika Ilbrink |
Jan is de zoon van Gerrit en Fenneken |
1910 -1964 |
Gerrit Scholten en Gerritje Ilbrink |
Gerrit is de zoon van Jan en Fredrika |
1955 -1995 |
Willem Ilbrink en Antonia Hendrika Lentink |
Willem is een neefje van Gerrit en Gerritje |
|
|
|
|
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 10 |
|
|
|
Begin
jaren '50 houdt de Gorsselse brandweer een oefening bij Brinkman
en deze werd vastgelegd op film. Door op bijgaande afbeelding te
klikken kunt u getuige zijn van dit schouwspel. Zie hoe de brandweer
over de nog onverharde Gorsselse Enkweg komt aansnellen terwijl
Gerrit Scholten rustig toekijkt hoe zijn boerderij " afbrandt"
en Gerritje Ilbrink door een stoere brandweerman uit de boerderij
wordt "gered"! |
|
|
|
Bergerhof |
|
Op het kaartje
hierboven werden vijf boerderijen voorgesteld ervan uitgaande dat er niet
meer waren. Dat blijkt niet zo te zijn want op de oudste kaart van circa
1786 is nog een rood blokje te herkennen en uiteindelijk kan er ook een
naam aan worden gegeven: Bergerhof. In het register van horige goederen
anno 1534 wordt "Harkinck eyn (zonder red.) Berchs guet" genoemd
met als eigenaar Toenys ter Lynde. Het is niet duidelijk welke boerderij
Harkinck was. In 1610 wordt de boerderij al genoemd in een markevergadering
van Eschede en blijkt Jan van den Bergen van den Bergerhoff een halve
ware te bezitten. |
|
|
Op
de markevergadering van 16 september 1625 verschijnt Lubbert Stenfort
namens der Berger Hoeve. De vergadering vindt plaats in de Muil
en Lubbert zal vast even wezen kijken op de hoeve en dan ook een
praatje hebben gemaakt met buurman Garrit van 't Smeenk. De twee
zullen nog geen drie maanden later familie worden als Garrit, die
weduwnaar is, trouwt met een dochter van Lubbert. Lubbert woonde
zelf in Harfsen op 't Steinfort. In 1646 is hij nog steeds eigenaar
van de boerderij en is hij ook eigenaar van een stuk bouwland genaamd
den Kijfkamp. Deze is gelegen nabij boerderij 't Gier en op dit
land zou later ook nog een huis worden gebouwd, zie het verhaal
over de Kievenkamp op de Gorssel pagina. De Bergerhove en Kijffekamp
worden ook samen genoemd in een erfkoop akte d.d. 18 juli 1654.
In deze akte komt de naam van Lubbert niet meer voor, maar waarschijnlijk
wel die van zijn kleinkinderen. Lubbert zal waarschijnlijk zijn
overleden. |
|
|
Over de bewoners
is eigenlijk weinig te vertellen. In 1648 woont er een Gijssbert ten Berghe
en in 1667 bestaat er een Henderick Bergerman. Mogelijk is hij de Henrick
Gerrits op 't Berge die op 27 augustus 1678 momber wordt gesteld over
de zoon van Reijnt Hendriksen (Groot) Leunk uit Harfsen. In 1675 woont
er een Teunis op Bergerhoff en over hem is wel iets meer te vertellen.
Zo was hij getrouwd met Enneken en hadden ze zeker drie kinderen: Aeltjen,
Jan en Reijnt. De jongens waren een tweeling die in 1675 zijn geboren.
Dochter Aeltjen trouwt in 1694 te Vorden met Jan Jacobs en ze wordt dan
nog genoemd als jonge dochter van "Bergerhof uijt Gorsel" en
haar ouders zullen er dus nog gewoond hebben. Verder is er geen naamsvermelding
van bewoners onder Bergerhof te vinden en dat is toch wel vreemd wetende
dat de boerderij er nog ongeveer een eeuw is blijven staan. De familie
van Teunis is waarschijnlijk verhuisd naar Vorden. |
|
Op
12 januari 1682 wordt de hofstede de BergerHaeren verkocht door
veel personen w.o. de erven van Wycher Warners Vos.
Wat we verder weten is dat de eigenaren van Smeenk op de markevergaderingen
ook wel eens de Bergerhave vertegenwoordigden. Zo deden dat Johan
Volmer in 1690 en Jan en Bartold Lulofs in 1710 wegens Bergerhoven.
Het is echter niet bewezen dat deze heren in die tijd ook eigenaar
waren van de boerderij. De boerderij werd in 1682 door de nazaten
van Lubbert Stenfort verkocht en werd toen genoemd als "de
hofstede de BergerHaeren in Gorssel, boerschap Eschede gelegen".
Op de foto hiernaast is het land te zien waarop de Bergerhof stond
en in de achtergrond is 't Smeenk te zien. Boerderij Bergerhof stond
dicht aan de weg, ongeveer op de plek waar de Domineesteeg nu uitkomt
op de Gorsselse Enkweg. Er zal ook een beek hebben gelopen met de
naam 't Berger beecke waarover in 1703 nog werd vergaderd in de
marke van Eschede. |
|
|
|
|
De boerderij zal zijn verdwenen tussen
1786 en 1807. Op de kadastrale atlas van 1832 is te zien dat er
bouwland (perceel E 737) en weiland (perceel E 741) voor in de
plaats is gekomen welke toen in eigendom was van de weduwe van
Piërre Francois Benjamin Testaz die ook eigenaar was van
naastgelegen boerderij 't Smeenk. Jaren later stonden er nog twee
enorme eiken op deze plek weet een latere bewoner van 't Smeenk
zich te herinneren. Twee stille getuigen van de boerderij en diens
bewoners. Wegens de summiere informatie over de bewoners laten
wij een bewonersoverzicht achterwege, maar gedurende toch zeker
wel 200 jaar dat de boerderij er gestaan moet hebben, zullen er
toch vele Eesterhoekers gewoond hebben!
Op een kaart van 1795 ontdekken wij
een boerderij welke aan de huidige Laan van Eschede tussen de
Borghte en de huidige Eefdese Enkweg was gelegen. Het is ook goed
mogelijk dat dit de Berger Hoeve was, vreemd genoeg staat deze
niet op de kaart van 1786. Hemelsbreed betreft dit wel hetzelfde
perceel tussen de huidige Gorsselse Enkweg en Laan van Eschede
en dus is het wel vrijwel zeker dat de Berger Hoeve op dit perceel
stond. Mogelijk is er een verband tussen het verdwijnen van Bergerhof
en het ontstaan van het nabijgelegen Sweersink welke in 1799 zal
zijn gebouwd aan de weg tussen Smeenk en 't Eschede. Vroeger werden
van een boerderijtje de gebinten wel eens opgepakt en wat verderop
weer opgebouwd en dat kan hier ook zijn gebeurd. Mogelijk is de
schuur toen blijven staan en vinden wij deze terug als perceel
727 op de kadastrale atlas van 1832. Eigenaar van de schuur was
toen F.C. Colenbrander van 't Eschede.
|
|
|
|
|
Smeenk |
|
De
boerderijnaam Smeenk komt vaker voor in de gemeente Gorssel, want ook
in Harfsen en Eefde staan er boerderijen met deze naam. Boerderij Smeenk
in Harfsen staat niet ver van Erve Strookappe. De boerderij in Gorssel
staat er al lange tijd want in 1492 wordt de boerderij reeds als Smedynck
genoemd in de pondschatting van dat jaar en blijkt de bouman ene Engelbert
te zijn. De volgende bekende bewoners zijn Garrit Alberts Smeenk en Mechteld
Haske die omstreeks 1623 zijn getrouwd. Op 12 januari 1624 worden zij
in ieder geval al als echtpaar genoemd en kopen dan een hofstede in Gorssel,
dat zal Morrenhof zijn geweest maar ze zullen er niet wonen. Op 8 februari
1625 begiftigen Gerrit en Mechtelt elkander en misschien was zij toen
ziek. Mechteld overlijdt in ieder geval in 1625 en Garrit Smeinck gaat
op 11 december 1625 te Almen in ondertrouw met Harmken Steinforts uit
Harfsen.
|
|
|
Harmken
is de dochter van Lubbert Stenfort die eigenaar was van de Berger
Hoeve. Het echtpaar koopt in 1627 't goet Rensinck maar blijft op
't Smeenk wonen want in het kerkboek van Gorssel staat b.v. in 1644
de naam van Gerraet Smeinck geschreven. In die tijd zal Harmken
al zijn overleden en is Garrit hertrouwd met Evertien Rensink. Garrit
zijn eigenlijke familienaam is Ten Bosch en zijn vader was bouwman
op de Hof te Eschede en kocht in 1633 het Ontijdinck. In 1644 of
1645 zal Garrit samen met Evertien zijn verhuisd naar het Hof te
Eschede. In deze periode was de familie Hebbinck eigenaar van het
erve Smeenk. Bijzonder is het wel dat volgens het verpondingskohier
Gerrit in 1646 nog steeds eigenaar is van Rensinck maar dat zij
kennelijk er voor hebben gekozen om gepacht op Smeenk en later Hof
te Eschede te blijven.
De volgende bewoners van 't Smeenk die we in de kerkboeken van Gorssel
tegenkomen zijn het echtpaar Claes en Lissbeth Smeinck, zus van
Gerrit Claessen op Roeterdink. Zij zullen ook ongeveer in 1625 zijn
getrouwd maar waarschijnlijk pas in 1645 op 't Smeenk zijn komen
wonen, de eerste registratie is van 1647. Twee jaar later trouwt
zoon Jan Claessen met Fenneken Gerritsen, dochter van "Gerraeat
op Groot Loeinck" en Gerritjen Gerritsen. Het echtpaar komt
ook op 't Smeenk wonen en er worden vier kinderen uit dit huwelijk
geboren. Als de moeder van Jan en vader van Fenneken overlijden,
blijven vader (van Jan) Claes en moeder (van Fenneken) Gerritjen
alleen achter. Van de nood wordt een deugd gemaakt en zo trouwen
zij samen op 9 mei 1651 in Gorssel en gaan op 't Smeenk wonen. Drie
andere kinderen van Gerritjen trouwen in die periode ook in Gorssel,
zij wonen daarna o.a. op de Borghte, de Grote Muil en 't Norde.
De familie van Groot Loeinck komt oorspronkelijk waarschijnlijk
uit Harfsen (waar een boerderij met deze naam heeft gestaan) maar
woonde in deze tijd mogelijk op de Grote Muil.
|
|
|
Jan
Claessen zal zijn overleden in 1667 of 1668 want op 23 januari 1668 wordt
een akte opgemaakt op naam van Fenneken Gerrits bouwvrouw op Smeinck in
Eschede, weduwe van wijlen Jan Claassen op Smeinck die versocht dat momberen
worden aen gestelt over haere kinderen met name Gerrit olt in sijn sestiende,Claes
in sijn dertiende,Jan in sijn negende en Herman in sijn derde jaar. Mombers
zijn Gerrit Claesen op Roterinck olde ohm van vaders sijde en Claes ten
Bussche. Zij zal in 1668 waarschijnlijk de boerderij hebben verlaten.
Volgende hoofdbewoner van 't Smeenk is wederom ene Jan Claessen maar het
betreft iemand anders. Deze Jan is namelijk de zoon van Claes Alberts
ten Bosch van 't Ontijdink en trouwde op 26 april 1668 met Jenneken Jansen.
Na het overlijden van Jan hertrouwt Jenneken op 7 juli 1681 met Reijnt
Harmsen die dan de nieuwe bouman op Smeinck wordt, maar daarnaast ook
kerkmeester van beroep was. Dat de pastorie naast 't Smeenk is gelegen
zal daar vast iets mee te maken hebben. In 1713 ontstaat het lidmatenregister
en hierin worden Reijnt en de kinderen Klaasken, Albert en Janna genoemd,
moeder Jenneken zal toen niet meer hebben geleefd. Klaasken en Albert
zijn kinderen uit het huwelijk van Jan en Jenneken en hebben de achternaam
ten Busse. |
|
Janna
is wel een dochter van Reijnt en is de opvolgster op Smeenk, zij
trouwde met Harmen Derksen die in 1715 als lidmaat werd aangenomen.
Hun zoon Harmen trouwde in 1753 met Hendrika Gorselings die in 1755
al hertrouwde met Derk Gosens Brink die dan de nieuwe hoofdbewoner
van Smeenk werd. Derk woonde bij zijn trouwen in Olst maar is afkomstig
van de Braamkolk waar hij in 1725 is geboren. Harmen werd alleen
vader van een dochter genaamd Johanna die in 1772 trouwde met Jan
Olthof van 't Gier en daar ging wonen. Vele jaren later zou een
dochter van 't Gier naar 't Smeenk komen. "Derk en Hendrika
Smeink" kochten op 8 mei 1764 de halfscheid (helft) van het
nabijgelegen erve en goed Ewoltstede of Hekkert, ze zullen geen
eigenaar van 't Smeenk zijn geweest. Er worden uit het huwelijk
vier kinderen geboren waarvan zoon Harmen later op 't Hekkert woont
maar de eerste twee jaar van zijn huwelijk met Jenneken Scholten
nog op 't Smeenk zal hebben gewoond.
In 1763 was Gerhard Antonij Mennink voor de helft eigenaar van 't
Smeenk, hij voldoet dan de 50e penning voor het halve erve Smeijnk
in den kerspel van Gorsel, buerschap Enschede gelegen. Gerard Antonij
is getrouwd met Hadewig Wijnanda Lulofs en haar broer Barthold Hendrik
Lulofs zal voor de andere helft eigenaar zijn geweest. Zijn zoon
Johan Lulofs is anno 1797 eigenaar en hij verkoopt dan "het
erve en goed Smeenk, bestaande in huis, berg en schuur, bouw- en
weijdelanden, opgaande boomen, akkermaalshout en verdere houtgewassen,
gewaard in de Mark van Eschede, met drie koeweijdens in den Escheder
Weerd, midsgaders het regt van schapendrift in gezeide mark"
aan Christiaan Slichtenbree uit Deventer. Hij is eigenlijk mede-eigenaar
en is de kleinzoon van Jan Lulofs (vader van Hadewig Wijnanda en
Barthold Hendrik) en achterkleinzoon van Barthold Lulofs die vroeger
eigenaren waren en als zodanig regelmatig de vergaderingen van de
marke Eschede bijwoonden. Het portret hiernaast is van grootvader
Jan Lulofs, hij leefde in de periode 1676-1738 en het portret is
waarschijnlijk in 1718 gemaakt. De foto komt uit de collectie van
het Stedelijk Museum Zutphen. |
|
|
|
In
1791 komen er twee nieuwe echtparen op 't Smeenk wonen. Het zijn Barteld
Agterhoek en Jenneken Rattink en hun zoon Willem en diens echtgenote (tevens
nicht) Hendrika Hemeltjen, ze zijn afkomstig van het erve Agterhoek te
Colmschate. Ook dochter Fenneken komt op 't Smeenk wonen, wij kwamen haar
al tegen bij 't Gier. De familienaam van Barteld en Willem wijzigt in
Nijland, Barteld trouwde in 1750 trouwens nog als Nijenhuis. Mogelijk
is de naam in Gorssel gewijzigd naar Nijland doordat zij oorspronkelijk
van 't Nijland afkomstig zijn waar in 1646 een Bartelt woonde die qua
naam goed een voorvader van Bartold en dus ook Willem kan zijn geweest,
maar dat is gissen. Zeker is wel dat Bartold op 7 april 1811 op 't Smeenk
is overleden, Jenneken zal al voor 1806 zijn overleden. Willem treedt
in 1814 op als voogd over de minderjarige kinderen van Harmen Hemeltjen
en Zwaantjen Littink bij de verkoop van 't Dijker, hij was de oom van
deze kinderen. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de
periode 1794-1795 wordt hij genoemd als Willem Smeenk. Na het overlijden
van Willem op 31 oktober 1819 blijft Hendrika alleen over, want het echtpaar
had geen kinderen en er was dus geen opvolger. Daar had het echtpaar al
rekening mee gehouden en zo kwam het dat Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink
al in 1818 op de boerderij kwamen, zij trouwden op 24 januari van dat
jaar. Jenneken is de dochter van Antonij Roeterdink en Fenneken Agterhoek
en kwam dus van 't Gier, Marten was afkomstig uit Epse. Hendrika Hemeltjen
blijft wonen op 't Smeenk en is er overleden op 13 augustus 1838. |
|
|
|
Marten
en Jenneken kregen negen kinderen en hun nakomelingen zouden nog generaties
lang op 't Smeenk wonen. Beroep van Marten is uiteraard landbouwer en
dat 't Smeenk toen al een grote boerderij was blijkt wel uit het feit
dat deze was ingedeeld in klasse 11, er in 1840 acht runderen en twee
paarden waren en dat in 1843 Gerrit Berend van der Meij van 't Braamkolk
als werkbaas op 't Smeenk aangesteld was, Marten deed het werk dus niet
alleen. Overigens was hij in die tijd zelf geen eigenaar maar werd dat
in 1850 toen toenmalige eigenaresse Gerharda Johanna Slichtenbree de boerderij
veilde en Marten voor 17.475 guldens 't Smeenk kocht. Zij liet toen ook
het boerenerve Stenvert in Harfsen veilen. Gerharda Johanna is de dochter
van Christiaan Slichtenbree die in de tijd van Willem Nijland de eigenaar
van de boerderij was. Het boeren-erve Smeenk bestond in 1850 uit bouwmanswoning
en verdere gebouwen, bouw- en heidegronden, weideland en uiterwaard, opgaand
hout en eiken akkermaals-heggen tesamen groot 38 bunders, benevens het
recht van vijf koeweiden in de Eesterweerd. In 1856 wordt de schuur gebouwd
c.q. verbouwd en wordt er een sluitsteen met de initialen van Marten en
Jenneken geplaatst. Opvallend aan de schuur is dat deze zowel aan de voorkant
als de achterkant is voorzien van grote dubbele deuren. Dit komt maar
weinig voor, maar het was handig omdat er dan meerdere wagens met hooi
of graan achter elkaar konden staan en er nog ruimte was om een paard
uit te spannen. Ook het achterhuis van de boerderij is bijzonder omdat
deze is uitgebouwd met een karnhuis, ook wel molenhuis genoemd. Hier liep
een paard die via een speciaal mechanisme zorgde voor de aandrijving van
een dorsmolen, hakselmachine, bietensnijmachine, wasmachine en een karninstallatie
voor het maken van boter.
|
|
Jenneken overlijdt op 27 augustus 1859 en het wordt weer tijd om
aan opvolging te denken. Oudste zoon Derk boerde al op de Grote
Muil en het is dan de één-na-oudste zoon Antoni die
de aangewezen opvolger wordt. Hij trouwt op 6 juli 1861 met Jenneken
Boschloo, dochter van Gerrit Boschloo en Johanna Gerdina Ilbrink
van 't Dijker. Twee jaren later kan Marten op 11 september 1863
met een gerust hart zijn laatste adem uitblazen, wetende dat de
boerderij, waar hij meer dan 45 jaren woonde en werkte, in goede
handen is.
|
|
In
1870 laat dit echtpaar het voorhuis uitbouwen waarmee 't Smeenk
een T-boerderij vorm krijgt. Ook is er toen een knechten- en meidenkamer
gebouwd, deze is herkenbaar aan hun speciale raampjes. De meidenkamer
is van binnenuit via een trap bereikbaar en de knechtenkamer alleen
via een trap op de deel. In beide kamers bevinden zich twee bedsteden.
Eén van de twee dienstmeiden anno 1870 is Hendrika Baankreits,
wij komen haar straks nog tegen als hoofdbewoonster op Beltmanskamp. |
|
|
|
Gerrit
en Jenneken kregen zes kinderen, maar daarvan werden er twee levenloos
geboren en twee overlijden er op jonge leeftijd. De twee kinderen
die opgroeien zijn dochters dus met de naam Tuitert is het gedaan.
Er wordt dan "zaken" gedaan met Jan Willem Roeterdink
& Hendrika Wiltink die twee zoons in de aanbieding hebben
en zo gebeurt het dat oudste dochter Maria Johanna trouwt met
Albert Willem Roeterdink en op 't Smeenk blijft en dat jongste
dochter Johanna Gerritdina trouwt met Willem Bertus Roeterdink
en naar 't Gier verhuist.
Maria Johanna trouwt op 19 februari 1887 en dan komt dus de naam
Roeterdink als familienaam naar 't Smeenk en zou daar nog ruim
een eeuw blijven. Overigens was de opvolging altijd goed geregeld
op 't Smeenk, maar liep dat nu wat mis want Antoni Tuitert was
al op 3 maart 1886 overleden. Jenneken Boschloo leefde tot 17
juni 1896, zij overleed op haar 55ste verjaardag. |
|
|
|
Jenneken
was een bijzondere tante. Als ze de kat aaide en deze bleef staan, was
het opletten geblazen, want dan had "Jette meuje" iets bijzonders
te vertellen. Zij had namelijk bijzondere gaven en kon de toekomst voorspellen.
Op latere leeftijd was zij niet meer in staat om naar de kerk te gaan
waarna, maar was altijd wel erg nieuwsgierig naar wat de dominee te preken
had en dat moest haar dan ook direct door de kerkgangers van Smeenk verteld
worden. Een foto van Jenneken is er niet, naar verluid durfde zij zich
niet te laten fotograferen. |
|
|
Uit
het huwelijk van Albert Willem en Maria Johanna worden drie Roeterdinkjes
geboren: Jan Willem, Tonia Hendrika en Hendrik Willem. Oudste
zoon Jan Willem trouwt op 21 februari 1918, maar zijn vader en
moeder maken dit huwelijk niet meer mee want vader Albert Willem
Roeterdink overleed op 17 juni 1915 en moeder Maria Johanna Tuitert
was al overleden op 23 september 1903 en werd maar 40 jaar oud.
Ook de vader van Albert Willem, Jan Willem Roeterdink van 't Gier,
woonde vanaf 1900 op 't Smeenk en overleed er op 26 november 1905.
Met hem kwam zijn kleindochter en wees Hendrika Roeterdink van
't Gier.
Ook neef Hendrik Klein Haar, zoon van Carolina Gardina Roeterdink,
was wees en kwam in 1900 naar 't Smeenk. Iedereen was er welkom!
Hendrik leerde er Tonia Fredrika Stormink van 't Ilbrink kennen
met wie hij op 29 april 1915 trouwde en toen van de boerderij
vertrok. Ongeveer in 1900 is door een zware storm nog de achtermuur
eruit gewaaid die totaal moest worden vernieuwd. |
|
|
Vanaf
1915 stonden de drie kinderen Roeterdink er dus alleen voor, maar oudste
zoon Jan Willem was toen al 27 jaar oud. Zoals gezegd trouwde hij op 21
februari 1918 en deed dat met Everdina Tushuizen en zij waren het nieuwe
echtpaar van hoofdbewoners van 't Smeenk. Zus Tonia Hendrika trouwde met
Gerrit Jan Berenpas en vertrok naar boerderij de Voort in Eefde en broer
Hendrik Willem trouwde met Hendrika Willemina Schieven en bleef dichterbij
huis, zij woonden op de Eikeboom. Dit bouwplaatsje werd in 1914 al door
Albert Willem gekocht en in 1925 werd er een nieuwe boerderij op gebouwd.
De ongeveer 20 hectare grond van 't Smeenk werd eerlijk verdeeld over
de zoons waarbij de grote percelen gedeeld werd: de helft voor Jan Willem
en de andere helft voor Hendrik Willem. De kleine percelen werden evenredig
toebedeeld aan de jongens. |
|
|
|
Jan
Willem en Everdina kregen ook drie kinderen: één dochter
en twee zoons. Omdat Jan Willem een afwijking in de rug had en daarom
niet goed kon werken, moesten de jongens al vroeg hard meewerken op de
boerderij. In die tijd was de boerderij een gemengd bedrijf geworden met
rundvee, varkens en kippen met weilanden en wat akkerbouw waarvoor er
ook paarden waren. Op het erf stonden nog een wagenloods, varkensschuur,
kippenhokken en twee hooibergen. De jongens konden goed met de paarden
overweg. Zoon Martinus zette uiteindelijk de werkzaamheden zelfstandig
voort en trouwde op 26 mei 1950 met Hendrika Johanna Heijenk. Daar overleed
Jan Willem Roeterdink op 4 april 1960 (eigenlijk ziekenhuis Deventer)
en Everdina Tushuizen op 19 juli 1966. Martinus en Riek kregen zes kinderen
en woonden tot mei 1986 op 't Smeenk en verhuisden toen naar het dorp
waar ze gingen wonen aan de Rietdekkerweg in een huis welke de naam 't
Kleine Smeenk kreeg. Zoon Dirk Jan zette het boerenbedrijf voort en woonde
met zijn echtgenote en twee kinderen tot 2000 op 't Smeenk.
|
|
1550 |
Jan Smeijnck |
Eerste hoofdbewoner van dit overzicht |
1603-1610~ |
Jan (Reijnts) Smeijnck en Derrisken
Jansen Smeijnck, weduwe van Albert Rensink |
Derrisken is de dochter van Jan, afkomstig
van Grooterkamp |
1610-1634> |
Jan (Reijnts) Smeijnck en Megtelt Berents
of Haskens |
Megtelt is de tweede echtgenote van
Jan |
1615-1625 |
Garrit Alberts Smeinck en Mechtelt Haskens
Francken |
Garrit is de stiefzoon van Jan, Mechtelt
is een andere vrouw dan Megtelt |
1625-1640~ |
Garrit Alberts Smeinck en Harmken Lubberts
Stenfort |
Harmken is de tweede echtgenote van
Garrit |
1640-1645 |
Garrit Alberts Smeinck en Evertien Rensink |
Evertien is de derde echtgenote van
Garrit |
1645-1651 |
Claes Berendtsen Smeinck en Lissbeth
Claessen Smeinck |
Claes is mogelijk de broer van Megtelt
Berents |
1651-1668< |
Claes Berendtsen Smeinck en Gerritjen
Gerritsen |
Gerritjen is de tweede echtgenote van
Claes |
1649-1668 |
Jan Claessen Smeenk en Fenneken Gerrits
Groot Loeinck |
Jan is de zoon van Claes en Lissbeth |
1669-1681 |
Jan Claessen Smeenk (ten Busse) en Jenneken
Jansen Valcke |
Geen familie van vorige bewoners (Jan
Claessen zijn verschillende personen!) |
1681-1713> |
Reijnt Harmsen Smeenk en Jenneken Jansen |
Reijnt is de tweede echtgenote van Jenneken |
1715-1763 |
Harmen Derks Smeenk en Janna Reijnts
Smeenk |
Janna is de dochter van Reijnt en Jenneken |
1753-1755 |
Harmen Harmsen Smeenk en Hendrika Gorselings |
Harmen is de zoon van Harmen en Janna |
1755-1791< |
Derk Gosens Smeenk en Hendrika Gorselings |
Derk is de tweede echtgenoot van Hendrika |
1789-1791 |
Harmen Derks Smeenk en Jenneken Jansen
Scholten |
Harmen is de zoon van Derk en Hendrika |
1791-1811 |
Barteld Nijland en Jenneken Harms Rattink |
Geen familie van de vorige bewoners |
1791-1838 |
Willem Nijland en Hendrika Hemeltjen |
Willem is de zoon van Barteld en Jenneken |
1818-1863 |
Marten Tuitert en Jenneken
Roeterdink |
Jenneken is een nichtje
van Willem en kleindochter van Barteld en Jenneken |
1861-1896 |
Antoni Tuitert en Jenneken Boschloo |
Antoni is de zoon van Marten en Jenneken |
1887-1915 |
Albert Willem Roeterdink en Maria Johanna
Tuitert |
Maria Johanna is de dochter van Antoni
en Jenneken |
1918-1966 |
Jan Willem Roeterdink en Everdina Tushuizen |
Jan Willem is de zoon van Albert Willem
en Maria Johanna |
1950-1986 |
Jacobus Martinus Roeterdink en Hendrika
Johanna Heijenk |
Jacobus Martinus is de zoon van Jan
Willem en Everdina |
1986-2000 |
Dirk Jan Roeterdink en Yvonne Bakker |
Dirk Jan is de zoon van Jacobus Martinus
en Hendrika Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 9 |
|
|
|
|
Oude
Pastorie |
|
De pastorie zou
je misschien nabij de kerk verwachten, maar in Gorssel was dat lange
tijd niet het geval. Dit komt omdat de pastorie oorspronkelijk behoorde
tot de marke Eschede en daarom vinden wij de Oude Pastorie nabij
het oude Eschede en dus in de Eesterhoek. De kerk stond en staat
in Gorssel en hiervan wordt aangenomen dat deze in 1448 is gesticht.
|
|
|
Voor deze tijd zal een kapel
op het Eschede als kerk hebben gefungeerd en heeft het Eschede
mogelijk als eerste pastorie gefungeerd. Van de Oude Pastorie
van dit verhaal is niet bekend wanneer deze is gebouwd,
maar dat kan al met de bouw van de kerk zijn geweest en
mogelijk nog eerder want het verhaal wil dat de stenen voor
de kerk al klaarstonden bij de Oude Pastorie en dat het
de bedoeling was om daar de kerk te bouwen. Was dit gebeurd
dan had Gorssel waarschijnlijk anders gelegen als dat het
tegenwoordig doet!
De Oude Pastorie was een boerderij waarop de pastoor (Gorssel
had eerst een katholieke kerk) en later dominee kon boeren
en wat extra geld kon verdienen, want predikant zijn gaf
veel aanzien, maar weinig inkomsten! Dat de Oude Pastorie
dus hier is gebouwd, had niet alleen te maken met 't Eschede
maar ook met het feit dat er land bij de pastorie moest
liggen voor de landbouw. Een ander bijbaantje van de dominee
was opzichter van de kribwerken van de IJssel zoals Henricus
Reilingerus dat had, hij was predikant van 1696 tot 1716.
Op 29 februari 1613 krijgt
Gorssel met Henricus Fabrucius zijn eerste protestantse
predikant en hij doet ook dienst als ziekentrooster. Hij
ontvangt voor zijn taak als predikant 350 Carolus guldens
en voor zijn werk als ziekentrooster 150 daler. Daarnaast
krijgt hij een woning toegewezen, of een bedrag van 50 guldens
als hij deze niet wil. Het is niet duidelijk waar hij voor
heeft gekozen (zijn familie blijft wonen in Suchtelen) maar
het is mogelijk dat hij toen op de Oude Pastorie is gaan
wonen. Hij heeft daar dan maar een jaar gewoond want in
1614 solliciteert hij naar de functie van predikant in Zutphen
en gaat hij daar aan het werk. In 1620 vertrekt hij naar
Leiden
|
|
|
In
onderstaand bewonersoverzicht worden van 1642 tot 1842 de predikanten
van de kerk genoemd en ook worden er later medebewoners genoemd.
Het is goed mogelijk dat de medebewoners er ook in de 17e en 18e
eeuw woonden. Een voorbeeld hiervan is "Wilm op de Posserij"
wiens zoon Gerrit in 1646 trouwt met Armgart Wilmsen Hoekman uit
Laren. Met de Posserij kan de Pastorij zijn bedoeld en Wilm (die
in 1646 al wel is overleden) heeft hier dan eerder gewoond. Gerrit
en Armgart zijn dan de vermoedelijke bewoners vanaf 1646 en zij
kregen zeven kinderen waaronder in 1655 zoon Johannes, mogelijk
vermoemd naar Johannes Sartorius, de predikant van die tijd. Armgart
haar broer Willem verhuisde in 1646 ook van Laren naar Gorssel en
woonde op de Peerdekate. |
|
Gorssel
ligt tussen Deventer en Zutphen, twee steden die nogal eens met
elkaar in de clinch lagen. Zo was er een jarenlange ruzie over de
Spitholterbrug over de Berkel. Op 25 februari 1709 kwamen afgevaardigden
van beide steden bijeen in de Oude Pastorie, maar men werd het niet
eens. Op 12 juni probeerden ze het nogmaals en liepen de onderhandelingen
soepeler. Twee dagen later kwamen ze ter derde malen bijeen in de
Oude Pastorie en kreeg de zaak haar volledige beslag.
Op 4 maart 1784 breekt de dijk bij boerderij Braamkolk door en stroomt
het IJsselwater de Eesterhoek in. Ook de Oude Pastorie houdt het
niet droog en het water stroomt het huis in en bereikt er een hoogte
van 130 cm. In de gang wordt er een steen met merkteken WN geplaatst
ter herinnering aan de WatersNood met de datum 4 maart 1784. Bij
een verbouwing rond 1960 is deze steen verdwenen. Niet alleen de
dominee maar ook de koster had natte voeten want ook de kerk in
het dorp viel ten prooi aan het hoge water. De houten vloer van
de kerk moesten a.g.v. de waterschade worden vervangen.
|
|
De
kerk in Gorssel is vele malen verbouwd. De laatste verbouwing
dateert van 1842 en men besloot toen een nieuwe pastorie in
de buurt van de kerk te bouwen. Dominee Coops was toen de
bewoner van de Oude Pastorie en zou de eerste bewoner van
de nieuwe pastorie worden. Om geld in te zamelen voor de nieuwbouw
houdt hij op 24 augustus 1842 Koning Willem II aan tijdens
diens reis van Deventer naar Zutphen en vraagt hem om een
bijdrage voor de nieuwe pastorie. Deze gedurfde actie werd
beloond met een royale gift van 350 guldens en hiermee kon
de bouw al hetzelfde jaar voltooid worden en verhuisde dominee
Coops van de Eesterhoek naar het dorp.
Op 27 oktober 1852 trouwt hij met Johanna Theodora Fredrika
Hesselink, zij heeft dus niet op de Oude Pastorie gewoond.
Zij zal mogelijk wel op Grote Muil hebben gewoond waar haar
vader Willem Frederik Hesselink woonde en op 8 juli 1852 is
overleden. In 1825 wordt dominee Coops wel geregistreerd met
Lammerdina Middeldorp, zij waren toen de enige twee bewoners.
In 1831 tot 1842 is Aaltjen van Hummel de medebewoonster van
de Oude Pastorie. Waarschijnlijk waren zij de dienstmeiden.
Joächimus Coops was predikant van 1823 tot 1868.
|
|
Meer over
de predikanten verderop in dit verhaal. |
|
|
|
|
Na
het vertrek van de dominee komt de gepensioneerde wachtmeester Jacques
(Jacobus) Maijné met zijn vrouw Hendrika Petronella van Duren
op de Oude Pastorie. In 1846 krijgen zij een hypotheek en als onderpand
dient dan de Oude Pastorie bestaande uit een huis, erf, tuin en
boomgaard. Perceelnummers zijn 158, 159 en 160 die ook te zien zijn
op de kadastrale kaart van 1832. De weg rechts is de weg die de
dominee liep naar de kerk en heet tegenwoordig heel toepasselijk
de Domineesteeg.
Het is niet bekend hoe lang de familie Maijné op de Oude
Pastorie woonde en evenmin van de opvolgers Portegies en Van den
Bovenkamp. Mogelijk zijn zij al in 1847 vertrokken omdat op 6 en
20 maart 1847 een huis en erf (vroeger het pastoriehuis van Gorssel)
met tuin en boomgaard worden geveild en aanvaardbaar zijn op 1 mei
1847. Aangenomen wordt dat de familie Portegies er toen is komen
wonen, zij zijn dan afkomstig van Kring van Dorth. Later woont deze
familie in op Groot Reeve in Harfsen.
Van Abraham van den Bovenkamp is wel bekend dat hij op 21 november
1855 van Zutphen naar Gorssel kwam en later ook nog op de Grote
Muil heeft gewoond. Daarvan is de eerste registratie al in 1856
wat zou betekenen dat Abraham maar kort op de Pastorie heeft gewoond,
maar in 1859 weer op de Pastorie woonde en in 1861 weer op de Grote
Muil. |
|
|
In 1858 wordt
de Oude Pastorie geveild door de toenmalige eigenaar Willem Leonardus
Carel de Witt. De akte van deze veiling is een heel boekwerk, maar in
het slot wordt geen koper genoemd! Later wordt de boerderij onderhands
verkocht aan Fredrik Bosch van het erve en herenhuis Groot Meilink in
de Dortherhoek te Bathmen. Zijn zoon Hermanus Bosch en schoondochter Johanna
Aleida Maria Theresia Baudet komen er dan te wonen. Hermanus, die de boerderij
in 1859 zelf in eigendom krijgt, laat de Oude Pastorie veilen op 25 oktober
1867 en deze bestaat dan nog steeds uit de percelen 158, 159 en 160. Het
huis wordt dan genoemd als "de opstand met de fundamenten voor afbraak".
Koper is Teunis Wiltink van Sweersink die er toch nog bijna 2000 gulden
voor betaald en dat doet voor zijn schoonzoon Gerrit Jan Wiltink. De afbraak
en wederopbouw kan beginnen en is voor 28 mei 1868 afgerond want dan verhuizen
de Wiltinks van Sweersink naar de Oude Pastorie. Veel zal er niet zijn
afgebroken want grote gedeelten van de huidige boerderij zijn nog erg
oud en zijn zeker van voor 1868. Er zijn muren op de bestaande fundering
bijgebouwd en het is niet erg precies gebeurd, zo staat de voormuur niet
in verband met de zijmuren. De Wiltinks vinden het wel best, het zal beter
zijn geweest dan 't Sweersink die zes jaren later al is afgebroken. De
familie Bosch vertrekt nog niet en gaat wonen in een apart gedeelte van
de boerderij waardoor er tijdelijk een dubbele bewoning ontstaat, hierover
straks meer. Aleida Bosch, moeder van Johanna, woont bij het stel in die
overigens neef en nicht van elkaar waren. |
|
De
Wiltinks zijn de echtparen Teunis Wiltink & Elizabeth ter Maat
en Gerrit Jan Wiltink & Hendrika Wilhelmina Wiltink, dochter
van Teunis en Elizabeth. Laatsgenoemde is geboren op 't Hekkert.
Er waren geen kinderen (Gerrit Jan en Hendrika Wilhelima waren overigens
neef en nicht van elkaar) maar wel twee jonge dienstknechten die
familie waren: kleinzoon Gerrit Jan Roeterdink en neefje Jan Arend
ter Maat, zij kwamen mee van 't Sweersink.
Hendrika Wilhelmina en Gerrit Jan worden de nieuwe hoofdbewoners
als Teunis en Elizabeth beiden in 1871 overlijden. Teunis en Elizabeth
worden begraven in een nieuw familiegraf van de familie Wiltink
van de Oude Pastorie.
Gerrit Jan en Hendrika Willemina dus geen kinderen maar werden op
de boerderij vergezeld van vele boerenknechten en boerenmeiden,
er werd serieus geboerd op de Pastorie. Tien jaar na het overlijden
van haar ouders, overlijdt Hendrika Wilhelmina op 2 juli 1881 op
38-jarige leeftijd. Op 12 november van hetzelfde jaar hertrouwt
Gerrit Jan met Jantje Wiltink, ook weer een nicht. Zo bleef alles
mooi in de familie, maar dit huwelijk bracht geen kinderen en eigenlijk
hadden deze Wiltink huwelijken op deze manier niet veel nut. Hoop
komt in 1883 als het 5-jarige neefje Karel Gerrit Wiltink op de
boerderij komt wonen nadat zijn ouders van de Belte zijn overleden.
Helaas komt het bij Karel niet van trouwen want hij overlijdt in
1901 op 22-jarige leeftijd, hij wordt ook begraven in het familiegraf. |
|
|
|
|
|
Gerrit
Jan en Jantje wonen dan aan de andere kant van de boerderij waar
zij in 1889 zijn komen wonen, dit is het kleinere gedeelte aan de
kant van de huidige Gorsselse Enkweg. Ze maakten toen plaats voor
het kersverse echtpaar Albert Kloosterboer en Gerritjen Tuitert
die op 23 februari 1889 trouwden, op deze manier zijn er dan toch
de gewenste opvolgers. Het is natuurlijk wel familie, Albert is
namelijk een een achterneef van Gerrit Jan èn Jantjen. Er
worden drie kinderen geboren, maar als Albert en Gerritjen februari
1895 naar boerderij Buitenkamp te Epse verhuizen zijn Gerrit Jan
en Jantjen weer terug bij af en is het hoofdgedeelte van de Oude
Pastorie onbewoond. Later woont de familie Kloosterboer op 't Azink
te Epse.
|
|
De
wagenschuur wordt in 1898 gebouwd en is voorzien van de initialen
van Gerrit Jan en Jantje, toen de enige en dus hoofdbewoners van
de boerderij. Pas een maand voor zijn overlijden op 26 februari
1903 weet Gerrit Jan het hoofdgedeelte van de boerderij weer bewoond
te krijgen. |
|
|
Op 27 januari 1903 komen namelijk
Albert ten Have en Alberdina Willemina Plaggert op de Oude Pastorie
wonen. Zij waren op 3 mei 1902 getrouwd en zijn na hun trouwen
eerst bij de ouders van Alberdina op 't Loobosch gaan wonen. Hier
wordt hun eerste kindje levenloos geboren. Op de Oude Pastorie
worden vijf kinderen levend geboren, maar de vijfde overleed wel
na negen maanden op 4 april 1912. Met vier kinderen verhuizen
Albert en Alberdina in april 1913 naar Senneken, het derde mag
nog niet het laatste huis van de Eesterhoek waar Albert zou wonen.
Jantje Wiltink hertrouwde op 14 januari 1904 met Johan Wiltink
(uiteraard weer een neef) en vertrekt dan van de Oude Pastorie.
Deze Johan was weduwnaar van Jantje ten Have, tante van Albert
ten Have. Albert was dus toch verre familie van de Wiltinks, hoe
kan het ook anders!
|
|
|
|
|
Na het vertrek
van de familie Ten Have naar 't Senneken komen op 25 februari 1913 Jan
Ilbrink en Barta Willemina Wiltink op de Oude Pastorie wonen, zij zijn
afkomstig van boerderij Anklaar in Wilp. Barta Willemina is de zus van
Jantje Wiltink en al sinds 1881 getrouwd met Jan Ilbrink die op 9 juni
1848 op de Grote Muil is geboren als zoon van Albert Ilbrink en Hendrika
Roeterdink. Het verhaal wil dat de Ilbrinks met een hoop kabaal de Eesterhoek
kwamen binnengereden, op 't Smeenk konden ze de familie al van verre horen
aankomen! Maar wat wil je met een met huisraad vol beladen wagen met ijzeren
wielen. De familie Roeterdink van 't Smeenk hielp overigens met verhuizen
zoals dat in die tijd nog de gewoonte was. Inwonende kinderen zijn nog
zoon Albert, zoon Jan en dochter Hendrika. Oudste zoon Albert blijft ongehuwd
en dochter Hendrika trouwt in 1916 met Arnoldus Enzerink en vertrekt dan
naar Bathmen.
Zoon Jan blijft op de Oude Pastorie want zijn tante Jantje Wiltink legateert
de boerderij aan hem in haar testament d.d. 24 oktober 1913 waarin staat
geschreven dat zij legateert aan Jan Ilbrink, zoon van Jan Ilbrink en
mijne zuster Barta Willlemina Wiltink: Het boerenerve "de Oude Pastorie"
bestaande uit huis met schuren, erf en bouwland, weiland Zweersekamp,
bouwland Braamkolk, weiland Eschedesewaard weiland Kleine Weerdje en een
perceel heide aan den zandweg. Samen groot ruim 11 hectaren. Hier tegenover
staat een betaling van 8000 gulden en de verplichting zijne ouders te
huisvesten en te verzorgen.
|
|
|
|
Zoon
Jan trouwt op 24 januari 1918 met Cato Wiltink en haalt daarmee
de zoveelste Wiltink naar de Oude Pastorie. Cato is afkomstig van
Reins in de Boschterhoek waar vele Wiltinks vandaan komen.
Op 28 november 1918 wordt zoon Jan Johan geboren en in 1921 en 1924
komen daar nog twee meisjes bij. Jan Ilbrink en Barta Willemina
Wiltink maken de geboortes van hun drie kleinkinderen mee, zij zijn
op resp. 8 december 1928 en 14 januari 1925 overleden.
Op 7 september 1925 herroept Jantje Wiltink haar uiterste wil en
dezelfde dag wordt het boerenerve "De Oude Pastorie" voor
22.720 gulden verkocht aan Jan Ilbrink. De boerenerve wordt dan
beschreven als een landbouwerswoning met schuur, berg en verder
getimmerten, erf, tuin, boomgaard, weiland en bouwland. De kadastrale
nummers zijn E nrs. 3027 (huis, schuur en erf), 2812, 2303, 2741,
2046, 2047 en 1048.
In de akte wordt ook geschreven dat de onroerende goederen hebben
behoord tot den gemeenschappelijke boedel van Jantje Wiltink en
haar eerste echtgenoot Gerrit Jan Wiltink. Twee maanden na de verkoop
overlijdt Jantje op 20 november 1925. |
|
|
|
Kleinzoon Jan Johan wordt de logische opvolger op de Oude Pastorie. Hij
trouwt op 29 september 1950 met Gerritdina Fredrika Heijink maar nog geen
jaar later overlijdt zij op 6 september 1951, een dag nadat zij bevallen
is van een levenloze tweeling. Jan Johan hertrouwt op 4 juni 1954 met
Gerritjen Menkveld en heeft met haar meer geluk. Uit dit huwelijk worden
drie kinderen geboren waaronder zoon Herman die tegenwoordig als vierde
generatie Ilbrinks op de Oude Pastorie boert. Zijn ouders en grootouders
woonden tot hun overlijden op de boerderij: Jan Ilbrink overleed op 9
april 1959, Gerritjen Menkveld op 17 juni 1972, Cato Wiltink op 5 november
1978 en Jan Johan Ilbrink op 4 juni 1988. Albert Ilbrink (broer van Jan
junior) en Harmken Ilbrink (dochter van Jan) woonden ook hun hele leven
op de Oude Pastorie. De andere dochter van Jan komen wij straks tegen
op 't Ilbrink! |
|
|
|
Voor
1842 woonden dus de predikanten op de Oude Pastorie. De eerste predikant
die in Gorssel werd benoemd was dominee Bucherus, dat gebeurde in 1598.
Daarna een hele rits predikanten waarvan niet met zekerheid gesteld kan
worden dat zij op de Oude Pastorie hebben gewoond. Zo woonde predikant
Willem Baudartius (1637-1639) in Zutphen waar hij ook predikant was. |
|
|
Hieronder
een overzicht van de hoofdbewoners van de Oude Pastorie die tot
en met Joächimus Coops predikant waren en waarvan aangenomen
wordt dat zij op de Oude Pastorie hebben gewoond, echter alleen
van Derk Bloemers en Joächimus Coops kan dat met zekerheid
worden gezegd omdat pas in die tijd een huizenregistratie was ingevoerd.
In 1713 worden Henricus Reilingerus en Anna Maria van Dam als eersten
in het lidmatenboek genoteerd gevolgd door Reint Harmsen van het
naastgelegen Smeenk, toch een aanwijzing dat zij op de Oude Pastorie
woonden.
Interessant gegeven is dat Jacobus van Spijk op 20 juni 1734 bevestigd
werd en dat daar zoveel mensen op af kwamen dat de dienst buiten
de kerk gehouden moest worden en een ladder in de grond werd geplaatst
met op de bovenste sport een plankje wat eenmalig de predikstoel
met lessenaar moest zijn. |
|
|
Na
1842 breekt een periode waarbij de boerderij bewoond wordt door kleine
gezinnen, veelal alleen een man en vrouw, die al wat ouder zijn (55+)
zijn en geen agrarische achtergrond hebben. Op de boerderij zullen er
dan niet of nauwelijks agrarische activiteiten zijn geweest en de Oude
Pastorie werd daarmee een vreemde eend in de Eesterhoek. Vanaf 1868 kwam
daar met de familie Wiltink verandering in. Tegenwoordig wordt er nog
steeds geboerd op de Pastorie terwijl op andere boerderijen allang geen
boerenwerk meer wordt verricht! |
|
1642-1656 |
Johannes Sartorius en Anna Stineboer |
Eerste bewoners van dit overzicht |
1657-1696 |
Gellius Reilingerus en Abigail Rumphij |
Geen familie van vorige bewoners |
1696-1716 |
Henricus Reilingerus en Anna Maria van
Dam |
Henricus is de zoon van Gellius en Abigail |
1717-1726 |
Lambert Jan à Bommel en Benjamina
Methorst |
Geen familie van vorige bewoners |
1726-1734 |
Lambert Jan à Bommel en Mechtelina
Berents |
Mechtelina is de tweede echtgenote van
Lambert Jan |
1734-1738 |
Jacobus van der Spijk |
Geen familie van vorige bewoners |
1739-1771 |
Wilhelmus ten Cate |
Geen familie van vorige bewoner |
1771-1775 |
Johannes Henry |
Geen familie van vorige bewoner |
1776-1779 |
Diedericus Hermannus van Rossum en Anna
Maria Elizabeth Titsingh |
Geen familie van vorige bewoner |
1779-1786 |
Jan Hendrik Bruinier en Johanna Albertha
ter Maeten |
Geen familie van vorige bewoners |
1787-1791 |
Martinus Storm à Eduard en Margaretha
Adriana Kersse |
Geen familie van vorige bewoners |
1791-1800 |
Andreas Johan Kronenberg en Isabella
Maria Ammon |
Geen familie van vorige bewoners |
1800-1805 |
Gerhardus Wilhelmus Immink en Harmina
Emmes |
Geen familie van vorige bewoners |
1806-1822 |
Derk Bloemers |
Geen familie van vorige bewoners |
1823-1842 |
Joächimus Coops
|
Geen familie van vorige bewoner |
1843-1847 |
Jacques Maijné en Hendrika Petronella
van Duren |
Geen familie van vorige bewoner |
1847-1855 |
Willem Winder Portegies en Christoffertje
Strootman
|
Geen familie van vorige bewoners |
1855-1859 |
Abraham van den Bovenkamp en Maria Bouwman
|
Geen familie van vorige bewoners |
1859-1868 |
Hermanus Bosch en Johanna
Aleida Maria Theresia Baudet |
Geen familie van vorige
bewoners |
1868-1871 |
Teunis Wiltink en Elizabeth ter Maat |
Geen familie van vorige bewoners |
1868-1881 |
Gerrit Jan Wiltink en Hendrika Wilhelmina
Wiltink |
Hendrika Wilhelmina is de dochter van
Teunis en Elizabeth |
1881-1889 |
Gerrit Jan Wiltink en Jantje Wiltink |
Jantje is de tweede echtgenote van Gerrit
Jan |
1889-1895 |
Albert Kloosterboer en Gerritjen Tuitert |
Albert is een achterneef van Gerrit
Jan en Jantjen |
1903-1913 |
Albert ten Have en Alberdina Willemina
Plaggert |
Albert is verre familie van Albert Kloosterboer
en de Wiltinks |
1913-1928 |
Jan Ilbrink en Barta Willemina Wiltink |
Barta Willemina is de zus van Jantje
Wiltink |
1918-1978 |
Jan Ilbrink en Cato Wiltink |
Jan is de zoon van Jan en Barta Willemina |
1950-1951 |
Jan Johan Ilbrink en Gerritdina Fredrika
Heijink |
Jan Johan is de zoon van Jan en Cato |
1954-1988 |
Jan Johan Ilbrink en Gerritje Menkveld |
Gerritje is de tweede echtgenote van
Jan Johan |
|
|
|
Hieronder
een overzicht van de bewoners van het andere gedeelte van de Oude
Pastorie. Deze ontstond al in 1868 toen Hermanus Bosch plaats moest
maken voor de familie Wiltink maar nog geen nieuwe woonruimte had
en dus nog even op de Oude Pastorie bleef wonen. Op 15 oktober 1868
verhuizen ze naar de huidige Hoofdstraat in Gorssel.
In de Tweede Wereldoorlog vonden mensen hier ook onderdak. De foto
hiernaast is in deze periode genomen, namelijk in de zomer van 1942.
Later woonden Jan Ilbrink en Cato Wiltink aan deze kant van de woning
welke veel kleiner is dan de andere kant van de boerderij. |
|
|
In
de periode 1905-1909, toen de familie Ten Have de hoofdbewoners
waren, woonden Johannes Derk Leuvenink en Johanna Hendrika Menkveld
in op de Pastorie. Het echtpaar is getrouwd op 22 april 1905. Johannes
Derk Leuvenink is afkomstig van de Bakkerij op de Eesterbrink, hij
is de zoon van Gerrit Jan Leuvenink en de broer van Gerrit Jan Leuvenink
junior, de smid te Gorssel. Zelf is hij handig met de hamer en spijkers,
timmerman is dus zijn beroep.
Er worden vier kinderen geboren en op 24 december 1909 vertrekt
de familie Leuvenink naar Arnhem waar nog een vijfde kind wordt
geboren. Johannes Derk overlijdt er op 9 april 1911 aan de gevolgen
van T.B.C. Johanna Hendrika komt dan terug naar Gorssel en gaat
wonen bij haar schoonouders op de Bakkerij. Van daaruit verhuist
ze naar Eefde waar ze later hertrouwt met weduwnaar Berend Jan Nijhof. |
|
|
|
|
1889-1904 |
Gerrit Jan Wiltink en Jantje
Wiltink |
Afkomstig van het andere
gedeelte van de Oude Pastorie |
1904-1905 |
Coenraad Selser en Geertruida Clara
Reukema
|
Geen familie van vorige bewoners |
1905-1909 |
Johannes Derk Leuvenink en Johanna Hendrika
Menkveld |
Geen familie van vorige bewoners |
1910-1928 |
Jacobus Hendrikus van Rossenberg en
Pietertjen Smit |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Gorsselse Enkweg 12 |
|
|
|
|
Het
huidige adres Gorsselse Enkweg 12 kreeg de boerderij pas na de ruilverkaveling,
daarvoor was het nog Domineesteeg 1. Dit adres kreeg de boerderij
in 1951, daarvoor was het nog huisnummer G 419.
Hiernaast zien wij de families Roeterdink van 't Smeenk en Ilbrink
van de Oude Pastorie gezellig op de foto staan. De families hadden
altijd goed contact en kwamen vaak bij elkaar op bezoek. Voor v.l.n.r.
de kinderen Wim Roeterdink, Mineke Roeterdink en Wim Menkveld. De
vrouw met schort die daarnaast staat is Nellie v.d. Breemen. Midden
v.l.n.r. mogelijk Coby Granneman, Riek Roeterdink-Heijenk, Harmke
Ilbrink (die tot hoge leeftijd op de Oude Pastorie woonde), Cato
Ilbrink-Wiltink, Everdina Roeterdink-Tushuizen en Jan Willem Roeterdink.
Achter v.l.n.r. waarschijnlijk Jacobus Martinus Roeterdink, Jan
Ilbrink, Gerritjen Ilbrink-Menkveld en Jan Johan Ilbrink.
|
|
Met
de familie Ilbrink op de Oude Pastorie hebben we een mooi bruggetje
naar de volgende boerderij: 't Ilbrink. Een figuurlijk bruggetje
dan want letterlijk liep er een weggetje tussen beide boerderijen.
Dit weggetje is een doorgaande weg en loopt via 't Eschede langs
Sweersink langs de Oude Pastorie en 't Ilbrink naar 't Hekkert waar
deze de Marke Eschede verlaat en overgaat in de Marke Gorssel.
Op de foto hiernaast staan Jan Johan Ilbrink en Herman Menkveld
van 't Ilbrink op dit weggetje waarvan het gedeelte tussen de Oude
Pastorie en 't Hekkert begin jaren '30 is verhard met klinkers en
is betaald door de eigenaren van deze boerderijen en van 't Ilbrink.
In de achtergrond is boerderij 't Hekkert al te zien maar zoals
gezegd brengen we nu eerst een bezoek aan 't Ilbrink, de boerderij
waar de meest voorkomende familienaam van de Eesterhoek is ontstaan. |
|
|
|
't
Ilbrink |
|
Al
in 1401 wordt er melding gemaakt van "Ilberdinck" op de lijst
van weerbare mannen in Gorssel. In een rekening van 1382 vinden we ook
de naam van Jan Elbertinc maar niet zeker is of dit iets te maken heeft
met 't Ilbrink. In 1492 woont Harmen Ylberdinck op de boerderij en in
het register van horige goederen van 1534 zien wij dat er tijdelijk geen
bouwman woonde en dat dat het Ilberinck eigendom is van Willem then Knuwe.
In het doopboek van 1642 wordt er gesproken over de doopgetuige Gretien
"Ilberinck" die met haar man Henrijck (Hendrik) Wijchers de
boerderij bewoonden. Het echtpaar zal waarschijnlijk datzelfde jaar ook
ouders zijn geworden van een zoon genaamd Jan en zal dus in weer kort
daarvoor zijn getrouwd. Hendrik is waarschijnlijk de zoon van Wijcher
Jansen die van oorsprong van de Oude Vos afkomstig is waar diens broer
Warner Jansen is blijven wonen. Van Wijcher is niet bekend waar hij is
gaan wonen, maar dat zou best 't Ilbrink kunnen zijn geweest en dan zou
Hendrik dus de volgende generatie op 't Ilbrink zijn geweest. Grietjen
is mogelijk afkomstig van 't Smeenk. Uit het huwelijk van Hendrik en Grietjen
worden zeven kinderen geboren op 't Ilbrink. Reeds genoemd zoon Jan trouwt
op 8 mei 1670 met Geertjen Arents van 't Gier en zij gaan dan ook op 't
Ilbrink wonen. In 1686 wonen zij op 't Hof te Eschede en wordt hun plek
ingenomen door Harmen Everts en Hendersken Heuvinck die ook van de Oude
Vos afkomstig zijn maar geen familie zijn van reeds genoemde hoofdbewoners
Jan, Hendrik en mogelijk Wijcher.
Deze nieuwe familie woont drie generaties op 't Ilbrink en van de laatste
generatie is het Reint Arents Ilberinck zijn vrouw Hendersken Bolderman
die in de periode 1729-1748 maar liefst 16 kinderen ter wereld brengt.
Het laatste kind wordt haar fataal, Hendersken overlijdt op 13 oktober
1748. De bewonersgeschiedenis van deze periode valt te lezen op de genealogie
website van de familie
Ilbrink. Reint vertrekt daarna waarschijnlijk van 't Ilbrink en trouwt
daarna nog drie keer, elke keer in Deventer. Hij woonde toen op de Snappert
in Epse wat kerkelijk onder Deventer viel. Daarna woonde hij op boerderij
Brinoord in Bathmen en uiteindelijk kwam Reint weer terug naar Gorssel
waar hij vanaf 1758 met zijn inmiddels vierde vrouw Henders Hendriks Finkers
"in het Velt" van Tjoonk woont. Dit staat ook wel bekend Ruimzigt
en zo wordt Reint dan ook genoemd. |
|
|
Nieuwe
pachters van 't Ilbrink zijn Jan Goossens en Anneken Brinkman uit
Oolde die op 8 juni 1749 te Laren waren getrouwd en op 21 december
1749 als lidmaten van de kerk te Gorssel worden aangenomen. Op 30
mei 1763 koopt Jan Goosens, "bouwman op het erve Hilberink
in Gorsel" de halfscheijdt van een campjen lant uit het goetje
Ewoltstede, onder Gorssel gelegen, naest Groote Moil. Verkoper is
Derk Goosens, bouwman op het Smienk in Gorsel, die eerder dat jaar
de helft van 't Hekkert had gekocht.
Jan en Anneken krijgen geen kinderen en moeten op zoek naar een
opvolger. Deze wordt gevonden op de Plumpe te Harfsen waar Anneken
haar jongere broer Derk woont met echtgenote Aaltjen Plumpman. Diens
broer Willem is nog ongehuwd en vertrekt in 1771 naar Gorssel waar
hij gaat helpen op 't Ilbrink. Het bevalt hem goed en hij laat zich
op 29 maart 1771 inschrijven als lidmaat van de kerk te Gorssel.
Overigens is andere zus Geertruijd de moeder van Janna Boterman
die wij op Brinkman al tegenkwamen. Toeval wil dat de boerderijen
Plumpman (de Plumpe) en Boterman (de Botter) naast elkaar zijn gelegen
in Harfsen en niet ver verwijderd zijn van Erve
Strookappe. Op 14 april 1775 wordt Esken Botterman op Brinkman
geregistreerd. Het lijkt erop dat de oude buren uit Harfsen bewust
gezamelijk naar Gorssel zijn gekomen.
Nu de boerderij is geregeld, gaat Willem op zoek naar een vrouw
en heeft ook daar succes, want op 15 april 1774 trouwt hij met Geertruid
Oostenenk die dan ook op 't Ilbrink komt wonen. Zijn naam is op
dat moment nog steeds Plumpman, hij mag dan op 't Ilbrink wonen
maar is nog niet de hoofdbewoner, dat zijn nog steeds Jan en Anneken.
|
|
|
De
vier kinderen van Willem en Geertruid worden als Plumpman gedoopt maar
zouden uiteindelijk allemaal Ilbrink gaan heten. Het zijn Gerrit Hendrik
(geb. 1776, uiteindelijk hoofdbewoner van 't Hekkert), Jan (geb. 1778,
hoofdbewoner van 't Dijker), Maria (geb. 1781, woonde op Scholten) en
Jacob (geb. 1784) die als enige niet in Gorssel, maar in Eefde op de Heute
woonde. Met name Gerrit Hendrik is ervoor verantwoordelijk dat er zoveel
Ilbrinks in de Eesterhoek voorkomen! |
|
Willem
Plumpman noemde zich uiteindelijk toch Ilbrink en is op 28 augustus
1793 overleden. Hij is dan zeker een aantal jaren de mannelijke
hoofdbewoner geweest wat blijkt uit een akte van 6 januari 1790
waarin Anneken Brinkman, als weduwe van "Jan Ilberink",
drie schepel bouwland op den Hekkert cedeert aan Garrit Hendrik
Ilbrink, oudste zoon van Willem die dan nog maar 13 jaren oud is.
Hij is trouwens het peetkind van Anneken.
Geertruid Oostenenk hertrouwt op 18 mei 1794 met Harmen (Groot)
Klokman die op 't Ilbrink komt wonen. Voor het huwelijk worden de
zaken voor de kinderen geregeld in het wezenprotocol. Hierin wordt
opgenomen dat Geertuid voor de kinderen zal zorgen totdat zij meerderjarig
zijn, hun zal kleden en alimenteren, laten leren lezen en schrijven,
instrueren in den godsdienst, dochter Maria te leren naaien en een
uitzet met een linnenkast te geven en de jongens een klerenkist.
Ook krijgen de kinderen op 24 april 1794 in een akte van erfmagescheid
de katerstede Kappert toegewezen. Wanneer Harmen Klokman in 1796
wordt aangesteld als voogd, blijkt ook hij de naam Ilbrink te dragen
zoals zijn voorgangers dat ook deden. In het register van oorlogsschade
van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij genoemd als Harmen
Ilberink. |
|
|
|
Het
Ilbrink was in die tijd eigendom van Elia Elisabeth Podt van 't Eschede.
Haar vader Hendrik Podt kocht de boerderij tussen 1726 en 1728 en hij
was toen burgemeester van Deventer. Na het overlijden van Elia Elisabeth
wordt de boerderij in 1798 geveild als perceel 2 en deze bestaat dan uit
een huijs, hooijberg, schaapschot etc. boomgaard
en schapenland, hofkamp, voorsten Steenkamp, Laagenkamp, Middelstenkamp,
Loohoek, Korte Vooren en Paaltjes Stuk, alles met de akkermaals bosschen
en heggen daarbij behoorende, benevens de opgaande boomen, zoo op den
kamp bezijden als achter het huijs, met vijf en één halve
koeweijdens op den Escheder Koeweerd, mitsgaders drie zestiende whaare
in de Gorsselse weerden, alsmede het regt van schaapendrift. De koper
is Engelbert OpGelder uit Zutphen en hij koopt ook het 5e perceel uit
de veiling, zijnde de Kleijne
Hooijweert bij Braamkolk gelegen, met het rijsweertje daarachter
en de peppelenboomen daarvoor, dan nog een rijsweertje verder naar beneden
gelegen, te zaamen met ééne whaar in de één
en twintig whaaren in de Escheder rijsweerden. De beide percelen worden
op 25 september 1798 verkocht voor ƒ
9907,--. |
|
Terug naar de pachters. Dochter Maria Ilbrink trouwt op 14 september 1800
met Harmen Scholten en gaat op diens gelijknamige boerderijtje Scholten
wonen welke ook wel Zandscholten wordt genoemd. Het duurt tot 1 januari
1809 tot één van de zoons gaat trouwen. Het is oudste zoon
Gerrit Hendrik die op 1 januari 1809 op 32-jarige leeftijd trouwt met
Janna Borgman, dochter van Arend Borgman en Janna Christina Jolink van
de Borghte. Haar grootvader Jan Borgman is in 1696 op 't Ilbrink is geboren!
Hij is de zoon van Arendt Jansen Kagelinck en Reijntjen Harmsen Ilberinck,
de hoofdbewoners van die tijd. |
|
Janna
baart op 't Ilbrink zes kinderen in de periode 1810 tot 1821. In
1817 wordt er geen kind geboren en neemt het bewonersaantal van
't Ilbrink juist af als Harmen Klokman op 14 september 1817 overlijdt.
Eerder dat jaar, op 8 mei, overlijdt de 16-jarige Jan Willem Scholten
op 't Ilbrink. Hij is de zoon van Maria Ilbrink en zal als knecht
op de boerderij van zijn oma Geertruid Oostenenk en oom hebben gewerkt.
Geertuid Oostenenk is de volgende die op 't Ilbrink overlijdt. Dat
is op 31 mei 1829, zij wordt 80 jaar oud. |
|
Gerrit Hendrik en Janna boeren alleen verder op 't Ilbrink en met
drie zoons zit de opvolging op 't Ilbrink wel snor. Na de opheffing
van de Marke Eschede wordt de boerderij door de eigenaar Balthazar
Jan van der Horst te koop aangeboden aan de familie Ilbrink die
de boerderij pachten. Maar de Ilbrinks hebben niet het geld de boerderij
te kopen en moeten afzien van de koop. De stap van pachter naar
eigenaar van een grote boerderij was een te grote stap. Balthazar
Jan van der Horst was eigenaar geworden in 1825, hij kreeg toen
als mede erfgenaam van Engelbert OpGelder het Ilberink toebedeeld.
|
|
|
|
|
Daarop
wordt 't Ilbrink middels een veiling te koop aangeboden. De veiling
vindt plaats op op 25 mei 1844. In de advertentie hiernaast is te
lezen wat "Ilberink" tot een "aanzienlijk boeren-erve"
maakte. Volgens de advertentie is het boerenerve Ilberink ruim 40
bunders maar volgens de veilingakte is deze zelfs ruim 42 bunders
groot. Perceel 1 van de veiling bestaat uit een huis, put en zaadberg
met het hofland en boomgaard. Daarbij wordt vermeld dat de opstal
van nog een zaadberg, de schoppe en bakoven als ook de karnmolen
toebehoort aan de bouwman Gerrit Hendrik Ilbrink. Voorts hoort bij
de boerenerve de daarbij gelegen bouwlanden de Voorste of Grootekamp,
de Voorste Lagekamp, de Middelste Lagekamp, de Loohoek, de Kortevoren
en den Ilberinkskamp. Tevens een weide de Maat- of schapenweide
en verdere weidegrond bij het huis. Koper van perceel 1 is Harmen
Stormink die met 13.470 gulden de hoogste bieder was. |
|
Harmen Stormink wil op de boerderij
komen en dus zal de familie Ilbrink nu wel de boerderij moeten
verlaten.Overbuurman Jan Arend ter Maat van 't Hekkert is 70 jaren
oud en mag zijn oude dag slijten bij zijn dochter Harmina op katerstede
Klumper in de Eesterbrink. Hij biedt daarom 't Hekkert te koop
aan bij de Ilbrinks. Het kleinere Hekkert ligt wel binnen hun
budget en wordt op 22 februari 1845 gekocht. Kort daarna zal de
familie Ilbrink zijn verhuisd. De Ilbrinks verlaten 't Ilbrink
en doen dat door alleen maar de weg over te steken, de huidige
Domineesteeg welke toen nog "Dominés-straat"
werd genoemd.
Zoon Gerrit Jan Ilbrink was ondertussen getrouwd met Willemina
Scholten van Brinkman. Zij huwden op 8 oktober 1834 en Willemina
verhuisde dus eerst van Brinkman naar Ilbrink en later naar Hekkert,
maar bleef dus altijd dichtbij haar ouders Gerrit Scholten en
Johanna Boschloo wonen. Boerderij 't Ilbrink was van de drie boerderijen
de grootste, er liepen in 1840 negen runderen en drie paarden.
Het moge duidelijk zijn dat de hoofdbewoners van 't Ilbrink landbouwers
van beroep waren.
|
|
|
|
|
Nieuwe
eigenaar en hoofdbewoner van 't Ilbrink is Harmen Stormink en zijn
echtgenote Johanna Huurnink. Het echtpaar was in 1835 te Diepenveen
getrouwd maar woonde in Twello waar hun vier kinderen waren geboren.
Op 't Ilbrink kwamen er daar nog twee zonen bij: Hendrik Jan geb.
30-09-1848 en Jan 05-12-1851. Laatstgenoemde is later landbouwer
en kastelein op de Pessink te Epse en van hem is bijgaande rechter
foto.
Het is oudste zoon Hendrik Jan die zijn ouders opvolgt, wij zien
hem op de linkerfoto. Hij trouwt op 20 juni 1873 met Tonia Fredrika
Wiltink, de zus van Gerrit Jan Wiltink van de Pastorie. Ook zij
krijgen zes kinderen, maar twee worden er levenloos geboren, twee
sterven er dezelfde dag en één wordt maar twee maanden
oud. Een zwaar leven dus voor met name Tonia die op 12 juli 1884
op 38-jarige leeftijd overlijdt. Haar schoonmoeder Johanna Huurnink
was dat jaar op 23 februari overleden en schoonvader Harmen Stormink
was al op 12 maart 1879 overleden. Na het overlijden van Tonia blijft
Hendrik Jan dus alleen over met zijn 4-jarige dochtertje Johanna
Harmina. Echt alleen was Hendrik Jan overigens niet want de boerderij
werd bevolkt door verscheidene dienstknechten en dienstmeiden. |
|
Uiteraard
gaat Hendrik Jan wel op zoek naar een echtgenote, maar zoekt niet
ver en besluit te trouwen met zijn 15 jaren jongere nichtje Telmina
Gijsberta Theodora Stormink en het huwelijk vindt plaats op 24
oktober 1885. Er worden drie dochters geboren waarvan er twee
normaal opgroeien. Er was dus geen zoon, wel woonde de vrijgezel
Harmanus Stormink (neefje van Hendrik Jan) al vanaf 1869 op de
boerderij, maar blijkbaar kwam hij niet in aanmerking om de boerderij
van zijn oom over te nemen, want Hendrik Jan besluit de boerderij
in 1917 te veilen. Wel woonde in 1915 Hendrik Klein Haar op 't
Ilbrink die op 29 april van dat jaar was getrouwd met dochter
Tonia Fredrika Stormink, maar zij verhuizen naar het dorp. Hendrik
woonde eerst op 't Smeenk en leerde zo Tonia Fredrika kennen.
Op 25 februari 1918 vertrekken Hendrik Jan en Telmina Stormink
naar Voorst. Ook dochter Klazina Theodora verhuist met haar ouders
mee naar Voorst, zij zou ongehuwd blijven. Klazina is op 31 januari
1890 op 't Ilbrink geboren en zij staat op de foto hiernaast. |
|
|
|
|
De
boerderij werd op 10 oktober 1917 geveild en verkocht aan Hendrik Makkink
van 't Wolferink die de boerderij kocht voor zijn dochter Bertha Makkink
die trouwplannen had. Om deze reden kocht Hendrik ook de boerderijen Walle,
Dijkerhof en het Koetshuis van 't Eschede voor andere kinderen. Op 23
februari 1921 overlijdt Karolina Willemina Wiltink, moeder van Bertha
Makkink. Zij is dan samen met haar echtgenoot Hendrik Makkink nog eigenaar
van boerenerve Ilbrink welke dan in de boedelscheiding wordt meegenomen.
Ilbrink bestaat dan uit een huis met schuur (perceelnummer E 2267), bergen,
erf, boomgaard, bouwland, weiland, akkerhout, heide, dennenbosch en water.
Deze bestrijken een oppervlak van ruim 22 hectare en wordt getaxeerd op
een waarde van 35.341 gulden. Bertha Makkink haar erfdeel is 18.010 gulden
en zij krijgt het Ilbrink daardoor toebedeeld onder bijbetaling van 17.331
gulden. |
|
Bertha
trouwde op 2 mei 1918 met Jan Willem Menkveld en het stel neemt dezelfde
dag hun intrek op 't Ilbrink. Jan Willem woonde en werkte op 't Eschede
(Koetshuis) bij zijn zus Gerritje en zwager Hendrikus Makkink. Er worden
zeven kinderen geboren en één daarvan is Hendrik die op
21 juli 1920 als tweede kind werd geboren en de boerderij van zijn ouders
overnam en met een buurmeisje trouwde. Nadat er al eens iemand van Brinkman
en Smeenk introuwde op 't Ilbrink, is dat er nu één van
de Pastorie. Het is Bertha Ilbrink die ervoor zorgt dat in 1951 na ruim
een eeuw afwezigheid weer een Ilbrink op 't Ilbrink komt wonen! Jan Willem
Menkveld en Bertha
Makkink maken bewust plaats voor het jonge stel en verhuizen naar de Jodendijk
in Eefde. |
|
|
|
Hendrik
(Hennie) en Bertha zetten het boerenbedrijf met succes voort met hulp
van dienstknecht Gerrit Regelink die ook op 't Ilbrink woont en er het
zo goed naar de zin heeft dat die niet meer weggaat. Gerrit op de trekker
was een heer in het verkeer, de berm en bijna het prikkeldraad hadden
zwaar te lijden als hij een tegenligger op de smalle wegen van de Eesterhoek
tegenkwam, zo goed ging hij voor de tegenligger aan de kant! En er worden
ook nog eens vijf kinderen geboren. Na het overlijden van Hendrik in 1978
neemt zoon Bertus de boerderij over en verhuist Bertha in 1980 naar een
nieuwe woning welke naast de boerderij is gebouwd op de plek waar vroeger
de schapenhut van 't Ilbrink stond. De woning staat recht tegenover 't
Hekkert daar waar haar betovergrootvader Gerrit Hendrik Ilbrink in 1845
naartoe verhuisde. |
|
1642-1678~ |
Hendrick Wijchers en Grietjen Ilbrinck |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1670-1686< |
Jan Hendriks Ilbrinck en Geertjen Arents
Gier |
Jan is de zoon van Hendrik en Grietjen,
woont later op Hof 't Eschede |
1686-1691~ |
Harmen Everts Ilberinck en Hendersken
Heuvinck |
Geen familie van vorige bewoners, afkomstig
van de Oude Vos |
1692-1700 |
Arent Kagelinck-Ilberinck en Reintjen
Ilberinck |
Reintjen is de dochter van Harmen en
Hendersken |
1701-1736~ |
Arent Ilberinck en Janna Gosens Schreurie |
Janna is de tweede echtgenote van Arent,
het echtpaar vertrekt waarschijnlijk omstreeks 1736 naar de Borghte |
1728-1749 |
Reint Ilberinck en Hendersken Bolderman |
Reint is de zoon van Arent en Janna;
halfbroer Jan woont op de Oude Vos |
1749-1790~ |
Jan Goossens-Ilberink
en Anneken Brinkman |
Geen familie
van vorige hoofdbewoners |
1774-1793 |
Willem Plumpman-Ilbrink en Geertruid
Oostenenk |
Willem is de broer van Anneken haar
schoonzuster |
1794-1829 |
Harmen Klokman-Ilbrink en Geertruid
Oostenenk |
Harmen is de tweede echtgenoot van Geertruid |
1809-1845 |
Gerrit Hendrik Ilbrink en Johanna Borgman |
Gerrit Hendrik is de zoon van Willem
en Geertruid |
1834-1845 |
Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten |
Gerrit Jan is de zoon van Gerrit Hendrik
en Johanna |
1845-1884 |
Harmen Stormink en Johanna
Huurnink |
Geen familie van vorige
hoofdbewoners |
1873-1884 |
Hendrik Jan Stormink en Tonia Fredrika
Wiltink |
Hendrik Jan is de zoon van Harmen en
Johanna |
1885-1918 |
Hendrik Jan Stormink en Telmina Gijsberta
Theodora Stormink |
Telmina Gijsberta Theodora is de tweede
echtgenote van Hendrik Jan |
1918-1951 |
Jan Willem Menkveld en Bertha Makkink |
Geen familie van vorige bewoners |
1951-1980 |
Hendrik Menkveld en Bertha Willemina
Ilbrink |
Hendrik is de zoon van Jan Willem en
Bertha |
|
|
|
|
Huidig adres: Domineesteeg 1 |
|
|
|
|
|
|
Hekkert |
|
't
Hekkert staat oorspronkelijk bekend als de Ewoltstede welke zal
zijn vernoemd naar Johan Hendrik Ewoldts die anno 1610 eigenaar
is. In het verpondingskohier van 1646 wordt de boerderij genoemd
als "Eeuwolts Hofsteetjen" met als eigenaar Derck Becker.
Na verloop van tijd wordt er ook gesproken over Hekkert, omdat hier
het hek van de grens van de marken Eschede en Gorssel stond. In
het markeboek worden de Ewoltstede en Hekkert apart genoemd met
ieder een 1/2 stemrecht. De heer Gravestein van 't Eschede bezit
beide halve stemrechten, maar had er nog veel meer, hij was de persoon
met de meeste macht in de Marke Eschede. |
|
|
|
|
Eerste
bewoners die we tegenkomen in de kerkboeken zijn de echtgenoten
Voert Hecke en Garberich die in 1610 hun dochter Merrijken laten
dopen in de Bergkerk in Deventer. De volgende bekende bewoners zijn
Harmen Gerraetssen aan 't Hecke en Jenneken Arentssen. Uit hun huwelijk
wordt rond 1640 ten minste één zoon geboren. Op 7
april 1644 hertrouwt Jenneken met Berndt Berentssen van Eijpen die
dan op de boerderij "aen 't Hecke" komt wonen en dus ook
zo wordt genoemd. Uit dit huwelijk worden vier dochters en een zoon
geboren.
Dochter Maria trouwt op 6 november 1670 met Egbert Hendericks, zoon
van Henderick Rattinck. Ten tijde van het huwelijk was vader Berent
overleden, van moeder Jenneken is dat onbekend. Bij de doop van
de tien kinderen van Egbert en Maria wordt consequent melding gemaakt
van Ewoltstede. Ook in het lidmatenregister van 1713 worden Egbert
en Maria als ehelieden op Ewolstede genoemd en bij hun woont dan
nog dochter Geertjen die in 1680 is geboren. Zij trouwt op 1 september
1724 met Peter Joosten Overdijkink, vader Egbert is dan overleden.
Peter wordt in 1725 als lidmaat aangenomen als bouwman op Hekkertsteede,
hij is afkomstig van Warnsveld. Er wordt één dochter
geboren, daarna is het stil en is het echtpaar mogelijk verhuisd.
In het doopregister valt overigens weinig nieuws meer te verwachten
aangezien Geertjen bij de doop van haar eerste dochter al 45 jaar
oud is. |
|
|
Er
wonen nog twee broers van Geertjen op 't Hekkert. Het zijn Gerrit en Willem
die in resp. 1751 en 1759 zijn overleden. Bij het overlijden van Willem
in 1759 wordt melding gemaakt dat hij woonde bij Antonij Hekkert en dat
is dezelfde persoon als Antonij Vroetman die op 17 maart 1749 trouwde
met Maria Berents van de Kleine Muil. Bij de doop van zijn zeven kinderen
wordt hij altijd wel Vroetman genoemd. Deze zeven kinderen zijn waarschijnlijk
niet allemaal op 't Hekkert geboren, want aangenomen mag worden dat Antonij
en Maria in 1762 op de Kleine Muil zijn gaan wonen nadat Maria haar broer
en schoonzus dat jaar kort na elkaar zijn overleden. In die tijd was Louis
Meijsen en zijn echtgenote Johanna Angnita van Dillen de eigenaren van
de boerderij en zij verkopen op 8 februari 1763 de helft van "het
erve en goed Ewoltstede of Hekkert, gelegen in Gorssel digt bij de Wheem"
aan Derk en Hendrika Smeink van 't Smeenk en aangetekend wordt dat de
andere helft thans toegehoort aan de vrouwe van Huet in Zutphen. Dat kan
goed kloppen, want op 5 januari 1763 kopen Nicolaas van Huet en zijn echtgenote
Jenneken van Gumster (van 't Ontijdink) de andere helft van vrouwe Cathrina
Aleijda Moonen, weduwe van wijlen den heer Gerhard Franken, in leven professor
te Steijnfort.
|
|
Alhoewel
de kinderen als Vroetman worden gedoopt worden zij later ook Hekkert
genoemd. Oudste zoon Antonij trouwt op 6 juni 1779 met Jenneken
Lenderink en gaan dan waarschijnlijk op 't Hekkert wonen aangezien
hun kinderen als Hekkert worden gedoopt en niet als Vroetman. De
zes kinderen uit het huwelijk hadden later de familienaam Hekkert
en/of Hekkers en woonden niet meer in Gorssel.
Antonij is verhuisd maar de (Kleine) Muil want wordt later Antonij
"Hekkert op de Moijle" genoemd. De verhuizing zal in 1791
hebben plaatsgehad, want op 5 mei 1791 wordt de helft van Ewoltstede
of Hekkert overgedragen aan Harmen Smeenk (zoon van Derk en Hendrika
Smeenk) en Jenneken Jans Scholten die op 8 maart 1789 waren getrouwd.
Ze zullen waarschijnlijk eerst op 't Smeenk hebben gewoond en in
1791 zijn verhuisd toen daar nieuwe bewoners kwamen. Op 2 mei 1791
betaalt Harmen Smeenk 30 guldens, in voldoeninge van den 50en penning
van een kamp bouwland, zijnde de halfscheid van het erve en goed
Ewolts-steede of Hekkert genaamd, waarvan de wederhelft Nicolaas
van Huet toebehoort. In de akte wordt ook vermeld dit kamp bouwland
eerst toebehoorde aan zijn jongere broer Hendrik Willem Smeenk.
In 1792 wordt er door meerdere personen peinding gedaan op gerede
en ongerede goederen, Harmen kon blijkbaar niet aan zijn financiële
verplichting voldoen en is genoodzaakt de Halve Ewoltstede of Hekkert
te verkopen aan Bernardus Nikkels uit Deventer, een broer van Arend
Nikkels die op 't Haijtinkhof woont. Het erve en goed bestaat dan
uit een huijs, schuur, berg, hof-, bouw- en weijdeland. Harmen zal
wel op de boerderij zijn blijven wonen, maar het blijft lastig voor
hem want in 1794 wordt er wederom peinding gedaan maar had hij het
geluk dat zwager Jan Gierman (Olthof) van 't Gier en overbuurman
Willem Ilbrink borg voor hem staan. Jenneken overlijdt in 1800 en
woont dan waarschijnlijk nog steeds op 't Hekkert en Harmen woont
later op 't Raaland alwaar hij op 3 september 1831 is overleden. |
|
|
|
Op
16 september 1798 trouwen Jan Arend ter Maat uit Diepenheim en Janna Zandscholten,
zus van Jenneken en dochter van Jan (Zand) Scholten en Elisabeth Borgman
van Zandscholten. Waarschijnlijk zijn zij direct na hun trouwen op 't
Hekkert zijn gaan wonen en zijn hier hun acht kinderen geboren. In 1829
wonen er 13 gezinsleden op 't Hekkert. Opvallend is het dat Jan Arend
wordt genoemd in de vergaderingen van de marke Gorssel i.p.v. Eschede.
Jan Arend is timmerman van beroep en koopt op 11 augustus 1800 het erve
en goed, Ewoldsteede of Hekkert geheeten, bestaande in huijs, schuur,
berg, hof en bouwland, midsgaders ¼ whaar in de Gorsselse Weerden.
Hij koopt deze voor 2105 gulden van van E.J. Heelsum als gevolmachtigden
van Luitje Andriessen, weduwe van Bernardus Nikkels, in den ampte Reede
in Veluwenzoom wonende. Bernardus was de broer van Arend Nikkels die op
't Haijtinkhof woonde. |
|
|
In
1810 wordt de andere helft van de boerderij gekocht door Jan van
Huet van 't Ontijdink en na het overlijden van diens weduwe in 1839
laten de erfgenamen de boerderij op 29 april 1840 veilen als ook
't Ontijdink onder de hamer gaat. Er wordt door de familie Ter Maat
geboerd met vier runderen en één paard, er werd dus
niet alleen maar getimmerd. In 1832 had de boerderij dus nog twee
eigenaren maar wordt Jan Arend ter Maat in het kadastrale register
als eigenaar genoemd. Jan Arend maakte in 1811 de sierboog ter ere
van het bezoek dat Napoleon aan Gorssel maakte. |
|
|
|
Op
de boerderij woont dan ook dochter Janna en schoonzoon Zwier Dommerholt.
Zij trouwden op 22 september 1838 en kort daarna op 10 oktober 1838
wordt zoon Philippus Martinus geboren, hiernaast is hij op latere
leeftijd te zien. Op 3 juli 1841 wordt dochter Johanna Elena geboren
op 't Hekkert en twee maanden later overlijdt Janna op 26 september
op 't Hekkert. Het echtpaar staat anno 1840 echter al wel geregistreerd
als medebewoners van de Nieuwe Roskam, waar de vader van Zwier woonde.
Zwier is molenaar van beroep en de grootvader van Manus Elibertus
Dommerholt die in 1893 de molen in de Eesterhoek liet bouwen. Zwier
woont uiteindelijk zelf aan de huidige Molenweg in Gorssel.
Op 12 augustus 1844 wordt 't Hekkert dan toch verkocht. De Ilbrinks
(ook pachters) van de overkant moeten boerderij 't Ilbrink verlaten
als deze wordt geveild en zij deze zelf niet kunnen betalen. Erve
Hekkert is wat kleiner en goedkoper en ligt wel binnen de financiële
mogelijkheden en zo kopen de Ilbrinks boerderij 't Hekkert. In de
koopakte wordt ook gesproken over "De Halve Ewoltstede".
Naast de boerderij (huis en erf betreft perceel E1134) bestaat de
koop uit bouw- en weidelanden, heide, bosgronden met hakhout, een
boomgaard en opgaande bomen. Eigenaar van dit alles is Jan Arend
ter Maat, mogelijk was hij dan toch al eigenaar in 1832. Hij was
samen met ene Hendrik Jansen (beiden voor de helft) ook eigenaar
van weilanden met water die zij op 2 oktober 1831 hadden aangekocht
en ook dit wordt verkocht aan de Ilbrinks. De totale koopsom bedraagt
4300 gulden waarvan 1750 gulden wordt betaald op 1 januari 1845.
De rest van het geld wordt van diverse geldschieters geleend. |
|
|
De aanvaardingsdatum is 22 februari 1845 en dan verhuist de familie
Ilbrink naar de andere kant van de weg. De familie bestaat uit Gerrit
Hendrik Ilbrink met zijn echtgenote Johanna Borgman en hun zoon
Gerrit Jan Ilbrink en diens echtgenote Willemina Scholten Laatstgenoemden
zijn de kopers van de boerderij. Janna Zandscholten (ook Scholten)
is de tante van Willemina Scholten.
Gerrit Hendrik overlijdt op 14 juli 1846 en dan is Gerrit Jan de
enige mannelijke hoofdbewoner. Op de foto hiernaast diens kleinzoon
en achterkleinzoon die later op 't Hekkert woonden.
Jan Arend ter Maat en Janna Zandscholten verhuizen naar Klumper
in de Eesterbrink, de boerderij van dochter Harmina en schoonzoon
Teunis Kolkman.
|
|
|
|
Gerrit Jan
Ilbrink en Willemina Scholten hadden tien kinderen waarvan er vijf op
't Ilbrink en vijf op 't Hekkert werden geboren. Het echtpaar mag zich
gelukkig prijzen dat al hun kinderen hun jonge jaren overleefden, dat
was in die tijd wel eens anders. Ze werden gemiddeld bijna 70 jaren oud.
|
|
|
|
Jongste
dochter Johanna werd met 91 jaar het oudste. Zij was getrouwd met
Johan Brummelman en woonde op katerstede Nijhuis in het dorp. Dochter
Gerritdina woonde ook in het dorp, op boerderij Braakman. Zij was
getrouwd met Gerrit Boschloo die op 't Dijker is geboren. Dan was
er nog dochter Fredrika die we al op Brinkman tegenkwamen en nog
drie dochters die allemaal in Laren gingen wonen.
Eén daarvan is oudste dochter Gerritjen die op 27 april 1859
trouwde met Christiaan Hietkamp en de eerste huwelijksjaren nog
in Gorssel woonde. Vijf van haar kinderen woonde en werkten later
op 't Hekkert. Dochter Gerritjen Willemina woonde later op de Eikeboom
en zoon Hendrik Jan is op 14 augustus 1897 op 't Hekkert overleden.
Hij was ongehuwd en woonde en werkte op 't Hekkert vanaf 1886.
|
|
|
Van
de vier zoons vertrok er maar één uit Gorssel, dat is Jan
Willem. Wel woonde hij na zijn eerste huwelijk met Dora Fredrika Wilhelmina
Teunissen (van de Eesterbrink) op 't Hekkert en is zoon Gerrit Jan er
in 1876 geboren. Zoon Harmanus woonde in Epse en de andere twee zonen
bleven in de Eesterhoek: Gerrit Hendrik woonde op 't Nijland (maar woonde
daarvoor nog wel een paar jaar in Vorden) en zoon Jan was degene die op
't Hekkert mocht blijven wonen. De kinderen werden
geboren in de periode 1835 tot 1860. In deze periode overleed hun grootmoeder
Johanna Borgman op 2 januari 1854 en verbouwen Gerrit Jan en Willemina
de boerderij in 1856, een sluitsteen met hun initialen herinnert hier
nog aan. |
|
|
Jan
Ilbrink is de zoon van Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten
en is op 10 januari 1844 nog geboren op 't Ilbrink. Hij trouwt
op 26 mei 1883 met de 21-jarige Jantje Tuitert, dochter van
Derk Tuitert en Johanna Gardina Hoogkamp van de Grote Muil.
In 1875 maakt zij het letterdoek hiernaast, zij was toen 13
jaar oud. In het doek staan de intialen van haar ouders, haar
moeder was toen al wel overleden. Het doek is meegegaan naar
't Hekkert en heeft daar altijd gehangen.
Willemina Scholten is overleden op 28 januari 1882 en na het
overlijden van Gerrit Jan Ilbrink op 28 maart 1887 zijn Jan
en Jantje de hoofdbewoners van 't Hekkert. Er wordt op 16
oktober 1884 een dochtertje geboren, maar zij overlijdt al
op 9 februari 1885 en daarna worden er geen kinderen meer
geboren.
|
|
Jan Willem Ilbrink, broer van Jan, trouwde al eerderop 21
september 1876 met Dora Fredrika Wilhelmina Teunissen en zij
wonen dan ook op 't Hekkert. Op 28 augustus van dat jaar werd
zoon Gerrit Jan al geboren. Het echtpaar woont tot 29 februari
1880 op 't Hekkert waarbij opgemerkt dat Dora en zoon Gerrit
Jan de laatste twee maanden bij haar moeder op de Eesterbrink
heeft gewoond. In 1880 verhuist het echtpaar dan naar Voorst
waar nog vier kinderen worden geboren waarvan Johannes de
jongste is, hij is op 10 november 1887 geboren. Als Dora op
13 januari 1888 overlijdt blijft Jan Willem achter met vijf
kinderen. Jan en Jantje nemen vanaf 2 oktober 1889 met liefde
de zorg voor Johannes over en de kleine Johannes komt dan
op 't Hekkert wonen en zou er niet meer vertrekken. Dat was
ook precies de bedoeling, want Jan en Jantje hadden natuurlijk
een opvolger nodig en hadden zelf geen kinderen die daarvoor
in aanmerking konden komen. |
|
|
Johannes
trouwt op 3 mei 1913 met opnieuw een Tuitert die ook nu van
de Grote Muil komt. Het is Wendelina Tuitert, dochter van
Marten en Fenneken Tuitert. Ook zij krijgen één
kind, maar deze blijft gelukkig wel leven. Het is zoon Jan
die op 10 oktober 1915 is geboren. Op de foto links Wendelina
Tuitert, Jantje Tuitert, Johannes Ilbrink en zittend Jan Ilbrink.
Jan Ilbrink senior leeft dan niet meer, hij is al 1 januari
1910 overleden.
Jan junior blijft vrijgezel en trekt in zijn leven veel op
met zijn neef en boezemvriend Willem Ilbrink van Brinkman.
Op de boerderij is Jan altijd druk bezig, hij is klein van
stuk en een ijverig mannetje. Hulp krijgt hij van Gerrit Jan
Bruggeman met wie hij in de zomer op het land werkt en in
de winter bezems maakt van berkentakken uit het bos aan de
Lindeboomweg of wilgen gaat knotten op de uiterwaarden om
zo hout voor de kachel te hebben. Dat is nodig want door de
hoge plafonds van 't Hekkert is het vaak koud in huis! |
|
|
|
In
1964 overlijdt Johannes Ilbrink en blijft Jan alleen met zijn moeder
op 't Hekkert wonen. Als zij ook in 1968 overlijdt, blijft Jan alleen
op 't Hekkert. Gelukkig is Brinkman dichtbij en heeft hij nog veel
steun en vriendschap aan Willem Brinkman en diens familie. Bij Brinkman
kan de telefoon worden gebruikt en op 't Hekkert wordt TV gekeken!
Ook krijgt hij van de Ilbrinks van Brinkman hulp bij het laden van
balen op de Lenden of aan de Kozakkenweg. Het bedrijf is in die
tijd ca. 14,5 hectare groot. Begin jaren '70 koopt Jan een tractor
met tweeschaar rondgaande ploeg, een messtrooiertje en een maaibalk
waarmee die nog een ongelukje heeft gehad wat hem een deel van zijn
middelvinger kostte. Zijn veestapel wordt in die tijd steeds kleiner.
|
|
|
Eind oktober 1978 wordt Jan ziek en op 4 januari 1979 overlijdt
hij in het P.W. Jansen verpleeghuis te Almen. Na zijn dood
zorgen Willem Ilbrink van Brinkman voor het vee, maar dat
kan zo niet doorgaan. In overleg met de familie wordt daarom
besloten om boerderij 't Hekkert met alle land, vee en inboedel
te veilen. Op 1 maart vindt het erfhuis (boeldag) plaats op
de boerderij. Veilingmeester is slager Marinus Oosterveld
die deze dag dus werkt als afslager. In totaal zijn er 170
percelen, Marinus heeft aan het einde van de dag geen stem
meer over! Er wordt veel verkocht en voor een goede prijs,
zo wordt een kabinet verkocht voor bijna 4000 gulden. Aan
het einde van de dag wordt het vee verkocht voor gemiddeld
1500 gulden per rund en ook dat is een goede prijs.
|
|
|
|
Op
14 maart 1979 worden de boerderij met landerijen publiek ingezet
in de Roskam, ook nu is er weer veel belangstelling. Twee weken
later op 28 maart 1979 wordt 't Hekkert definitief verkocht. De
gemeente met bouwplannen koopt het grootste perceel, een bouwland
van bijna 2,3 hectare aan de Kozakkenweg. Er wordt een hele woonwijk
op gebouwd en de straatnamen Ewoltstede en Hekkertsland worden vernoemd
naar de boerderij. De overige landbouwgronden zijn in een soort
mini-ruilverkaveling terechtgekomen en door verruiling in bezit
gekomen van aanliggende boeren. De boerderij heeft vervolgens een
aantal jaren leeggestaan en is een uiteindelijk doorverkocht en
verbouwd tot woonboerderij en tegenwoordig is er ook een B&B
in gevestigd. Informatie van Jan Ilbrink is afkomstig uit het verhaal
"De Ilbrinks van boerderij 't Hekkert in Gorssel" van
Ab Ilbrink uit OMB 2019-1. |
|
........-1644 |
Harmen Gerraetssen aan 't Hecke en Jenneken
Arentsen |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1644<1670 |
Berent Berentsen aan 't Hecke en Jenneken
Arentsen |
Berent is de tweede echtgenote van Jenneken |
1670>1713 |
Egbert Hendericks Rattink en Maria Berents |
Maria is de dochter van Berent en Jenneken |
1724- 1749~ |
Peter Joosten Overdijkink en Geertjen
Egberts |
Geertjen is de dochter van Egbert en
Maria |
1749- 1762 |
Antonij Vroetman-Hekkert en Maria Berents |
Geen familie van vorige bewoners |
1779- 1791 |
Antonij Hekkert en Jenneken Lenderink |
Antonij is de zoon van Antonij en Maria |
1791- 1798 |
Harmen Smeenk en Jenneken Scholten |
Geen familie van vorige bewoners |
1798- 1845 |
Jan Arend ter Maat en Janna Zandscholten |
Janna is de zus van Jenneken |
1845- 1854 |
Gerrit Hendrik Ilbrink en
Johanna Borgman |
Johanna is een nicht van
Janna |
1845- 1887 |
Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten
|
Gerrit Jan is de zoon van Gerrit Hendrik
en Johanna |
1876- 1880 |
Jan Willem Ilbrink en Dora Fredrika
Wilhelmina Teunissen |
Jan Willem is de zoon van Gerrit Jan
en Willemina |
1883- 1931 |
Jan Ilbrink en Jantje Tuitert |
Jan is de zoon van Gerrit Jan en Willemina
en broer van Jan Willem |
1913- 1968 |
Johannes Ilbrink en Wendelina Tuitert |
Johannes is een neefje van Jan en Jantje
en zoon van Jan Willem en Dora Fredrika Wilhelmina |
1915- 1979 |
Jan Ilbrink |
Jan is de zoon van Johannes en Wendelina |
|
|
|
|
Huidig adres: Domineesteeg 2 |
|
|
|
|
Gorsselse
Enk met rogge anno 1978 met v.l.n.r de boerderijen Grote Muil, Brinkman,
Hekkert en Ilbrink |
|
|
Op de Boschterhoek,
Eschede en Eesterbrink pagina's gaan we nog op bezoek bij de andere boerderijen
van de Eesterhoek en worden we verwelkomd door vele andere hoofdbewoners.
Een overzicht hiervan staat hieronder. Door op de boerderijnaam te klikken
kom je terecht op de pagina waarop de boerderij en haar bewoners staat
beschreven. |
|
Boerderijnaam |
Familienamen van hoofdbewoners |
|
|
Steege |
Zandscholten, Scholten |
Prinsenland |
Oosterveld, Westerveld, Vroeger, Kampschreur |
Beltmanskamp |
Woertman, Oosterveld, Kok, Eijerkamp,
Nijendijk, Klein Hulse |
Raland |
Boterman, Smeenk, Hietbrink, Sangers |
Kleine
Reins |
Lambooi, Smeenk, Muilerman, Strokappe,
Bolink, De Lange, Wiltink |
Weiland |
Struikenkamp, Schoolderman, Jacobs,
Dommerholt |
Nieuwe
Weiland |
Bruggeman |
Loo |
Nijkamp, Evers, Klein Nagelvoort, Nieuwenhuis,
Braakhekke, Klein Bronsvoort, Steging |
Loobosch |
Tuitert, Hietbrink, Dommerholt, Makkink,
Plaggert, Van der Beek, Visser |
Hoekman |
Hoekman, Wilgenhof, Hoogkamp, Oostenenk |
Boschloo |
Boschloo |
Braamkolk |
Braamkolk, Van der Meij, Peters, Scholten,
Kamperman, Van Til, Boerstoel |
Klein Braamkolk |
Kamperman, Braamkolk, Scholten, Wunderink,
Poesse |
Sweersink |
Nengerman, Schutte, Wiltink, Wansink
en Leunk |
Huis te Eschede |
Colenbrander, Klein, Graevestein, Van
der Linde, De Casembroot, Van der Bank |
Borghte (Boershuis) |
Borghman, Borgman, Eskes, Maalderink,
Roeterdink, Versteeg, Nengerman, Meijerink, Pelgrum, Plumpman, Wiltink,
Schieven, Tuitert |
Hof te Eschede
(Koetshuis) |
Eschede, Dijkerman, Hofmeijer,
Boers, Hofman, Braakhekke, Van Manen, Nengerman, Slagman, Makkink |
Ontijdink |
Bartels, Van Huet, Swaving, Geelen,
Enschedé, Guicherit |
Bosser |
Martens, Schutte, Weenink, Spenkelink,
Jansen, Holmer, Onstenk |
Wolferink |
Wolferinck, Wolferink, Wiltink, Makkink |
Dijkerhof |
Kamp, Visser, Peters, Mensink, Wiltink,
Pekkeriet, Onstenk, Evers, Beekman, Botterman, Van der Meij, Jansen,
Bannink, Geltink, Boterman, Spenkelink, Holmer, Grooteboer, Wilgenhof,
Bussink, Schepers, Poesse, Makkink, Hakvoort |
Nijland |
Nijland, Toorneman, Scholten, Bielderman,
Ilbrink, Kamp, Broekman, Bach, Romville, Steenbergen, Berentzen, Mensink |
Scholten (Zandscholten) |
Scholten, Hekkelman, Rothman, Zomer,
Hekkelman, Pongers, Meijer, Braakhekke, Mensink, Ter Mul, Willemsen |
Senneke |
Nengerman, Scheuter, Joling, Ter Mull,
Ten Have, Uunk, Barink |
Zand |
Zand, Knaap, Bannink, Onstenk, Scheuter |
Oude Vos |
Evers, Vos, Botterman, Dijkink, Peters,
Klein Hulze, Klein Hulse |
Nieuwe
Vos |
Vos, Sweekhorst, Koeweijden, Aalderink,
Slagman, Heuvelink, Braakhekke |
Huis in
't Veld |
Sluiter, Korenblik, Weultjes |
Windei |
Wassink, Hietkamp, Hietveld, Woertman,
Stoffer |
Kleine
Kap |
Smeenk, Wesselink, Hagens, Ter Maat,
Geltink, Peters, Schut, Meijerink, Bussink |
Oosterkap |
Oosterkamp, Olt Lammers |
Grote
Kap (Kappert) |
Smeenk, Schutte, Straalman, Meijer,
Slagman, Braakhekke, Koop, Jansen |
Nieuwe
Kap |
Hekkelman |
Nijhuis |
Scheuter, Roelofsen |
Brink |
Nijenhuis, Dolleman, Esselink, Sneep,
Nengerman, Dommerholt, Mensink |
Buitenbrink |
Leuvenink, Krosse, Wichers, Roeterdink |
Hekkelman |
Hekkelman, Bensink, Van Beek, Hoekman,
Van de Berg, Meulenbrugge, Groenouwe, Blokvoort, Mensink, Koldewee,
Tuller |
Bakkerij |
Leuvenink |
Kloosterhofje |
Hekkelman, Bruggeman |
Kloosterzicht |
Stegeman, Bruggeman, Tromp, Olden, Jansen |
Wassink |
Meijer, Smits, Van Zalk, Wassink |
Duizend
Vreezen |
Pelgrim, Bach, Brugman, Ebbink, Geltink,
Renneboom, Smits, Groenouwe, Stokreef, Boskamp, Broer, Pasman, Koldewee,
Tankink, Olthof, Boesveld, Weenk, Jansen, Nijveld, Zweverink, Karssen,
Smallegoor, Derksen, Rozendal e.v.a. |
Broer |
Trompetter, Broer, Braakhekke, Peters,
Hietbrink, Onstenk, Brummelman, Oldenmenger, Jansen |
Poorterman |
Wissink, Poorterman |
Sukerbult |
Berkenbosch |
Klumper |
Tijssen, Stegeman, Kolkman, Draaijer,
Slagman, Hietkamp, Woertman, Bruggeman, Oonk, Uri, Brugman, Broer,
Schutte, Stokreef, Timmerije, Boesveld, Holmer, Hekkert, Ilbrink,
Willemsen |
Rothman |
Rothman, Kolkman, Broer |
Loobult |
Broer, Scheuter, Groenouwe, Kreder,
Korenblik, Braakhekke, Boesveld, Schoemaker |
Vossenbult |
Hietbrink |
Voskamp |
Broer, Braakhekke, Boesveld, Kers, Brummelman,
Schipper, Stormink, Scholten, Voskamp, Koldewee, Zegers, Makkink |
Veldkamp |
Pekkeriet, Wichers, Scholten, Boesveld,
Zomer, Peters, Scheuter, Boterman, Weenk, Bussink |
Eschede
naar Marke |
Groot Bluemink, Schooten, Poorterman |
Belte
(Beltman) |
Beltman, Olthof, Mensink, Wiltink, Tuitert,
Verbeek, Bensink, Remmelink, Van Munster, Huzen, Hagens, Bosman |
Peerdekate |
Perecate, Hoekman, Bouwhuis, Peerdekamp,
Muil, Bluemink, Grooteboer, Brinkman, Roeterdink |
Groot
Bentink |
Bentinck, Groote Bennink, Van Essen,
Roeterdink |
Boschtert |
Bosman, Scholten, Wiltink, Grootentraast,
Klein Ovink, Horstman, Vriezekolk, Van Eerden, Preuter, Frederiks,
Albers, Brinkman, Leunk, Bruggeman, Schuilenburg |
Frankenplaats
(Reins) |
|
Prinsenhof |
Wiltink, Willems |
Bartels
Hofstede |
|
Ravensweerd |
|
Klaphekke |
|
Walle |
|
Dommerholt |
Dommerhold, Willemsen, Leusink, Velthuizen,
Peters, Sager, Van Beek, Hekkert, Wolters, Tuller, Jonkman, Palsenberg,
Stenvert, De Rooij, Kraf, Broer, Tuitert |
Schurink |
Muilerman, Wiltink, Stormink |
Roeterdink |
Roeterinck |
Armenhuis |
Koop, Scholten, Smeenk, Hietbrink, Haarman,
Klein Velderman, Rouwenhorst, Nijenhuis, Wolters |
Ravennest |
|
Velderhof |
Velderhof, Schuitert, Velderman, Hagens,
Boterman, Oosterveld, Van Vorden, Braakhekke, Klomps, Nengerman, Nieuwenhuis,
Poterman, Boterman, Lourens, Roessink, Poorterman, Van Langen, Dekker |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
2010-2024 Erwin Strookappe |
|
|
|
|