Boschterhoek |
Eesterhoek
homepage |
|
|
Voorbij
het hek bij ’t Hekkert komen wij terecht van de Marke Eschede in
de Marke Gorssel. Het gebied heet later de Boschterhoek, vernoemd naar
’t Boschter (Bossche) aan de huidige Ravensweerdsweg. De boerderijen
in de Boschterhoek worden verderop deze pagina beschreven maar we bezoeken
eerst nog een aantal boerderijen in de Eesterhoek. Maar met o.a. de Eesterhoek
boerderijen Boschloo en Loobosch komen wij ook qua naam al aardig in de
buurt van de Boschterhoek. |
|
De
Steege |
|
Als in 1815
een lijst "der Hoofden van Huisgezinnen in de gemeente Gorssel"
wordt gemaakt op volgorde van huisnummers, gaat deze van nummer 56 Hekkert
naar nummer 57 Raland, maar wordt met nummer 62 nog een huis toegevoegd
aan de lijst met hoofdbewoner Jan Scholten. Dit zal de Steege zijn geweest
welke ze even zijn vergeten te vermelden, maar zeker al heeft bestaan
want op een kaart van 1807 wordt het huis al aangegeven met Stegeman. |
|
In
de registers van personele omslag van de jaren erna wordt huisnummer
62 steeds overgeslagen wat aangeeft dat Jan Scholten (ook wel Zand
Scholten) als dagloner niet veel verdiend zal hebben. Eigenaar van
de Steege was zijn broer Gerrit Scholten van boerderij Bosser in
de Boschterhoek en later Brinkman. De Steege zal een klein boerderijtje
zijn geweest welke in het kadaster wordt belast met het laagste
tarief van 3 gulden. Ter vergelijk: Brinkman werd belast met 9 gulden.
Op de tekening hiernaast is goed te zien dat de Stege op een kamp
stond, deze werd de Zooltjeskamp genoemd.
De Steege werd ook wel Ste(e)geman genoemd en je verwacht hier dan
ook een Stegeman als hoofdbewoner. Ene Jan Willem Stegeman is de
enige Stegeman die rond 1800 in Gorssel woonde, maar hij woonde
op Klumper. Jan Scholten is de eerste bekende hoofdbewoner en zal
dat waarschijnlijk ook zijn geweest. Hij trouwde op 27 april 1788
met Anneken Langwaarde en hertrouwt na haar overlijden op 5 februari
1797 met Geertjen Elsman. Hij krijgt uit deze twee huwelijken twaalf
kinderen welke waarschijnlijk allemaal op de Steege zijn geboren.
Waarschijnlijk is de Steege gesticht in 1788, op de Hottinger kaart
van 1786 staat deze nog niet aangegeven.
|
|
|
|
|
Broer
Gerrit Scholten woonde dus uiteindelijk op Brinkman en zus Janna
Zandscholten woonde op 't Hekkert, haar kwamen wij net nog tegen.
Dan was er ook nog Harmen die wij later op Scholten (ook wel Zandscholten)
gaan tegenkomen waar de familie oorspronkelijk vandaan komt. Bij
de doop van zijn twaalf kinderen wordt Jan veelal Zandscholten genoemd
wat kan betekenen dat hij eerst op deze boerderij heeft gewoond
waarvan broer Harmen de hoofdbewoner was. De twaalf kinderen van
Jan hadden twee moeders: Anneke Langewaarde en Geertjen Elsman.
Met Geertjen trouwde Jan op 5 februari 1797, hij was toen weduwnaar
van Anneke. In 1829 bestaat het gezin uit vier gezinsleden zijnde
Jan, Geertjen en waarschijnlijk hun twee jongste kinderen. Na het
overlijden van Jan op 21 maart 1837 zijn het echter niet zijn kinderen,
maar neefje Jan Scholten die op de Steege komt wonen. "Kleine
Jan" is dan ook de zoon van eigenaar Gerrit Scholten, vreemd
is het dan ook niet dat hij de opvolger wordt.
De Steege zal ongeveer op de plek hebben gestaan van waar nu het
hek op bijgaande foto staat. In de achtergrond staan de boerderijen
Boschloo, Hoekman en Loobosch. |
|
|
Gerrit
Scholten woonde uiteindelijk op Brinkman, maar woonde eerst op het
Bosse in de Boschterhoek. Deze werd op 12 april 1838 overgedragen
aan dochter Dina Scholten en schoonzoon Hendrikus Wiltink. Uit de
akte blijkt dat dan de Steege tot het Bosse behoort en wordt genoemd
als een huisje op het bouwland de Zooltjeskamp.
In de kadastrale atlas van 1832 hebben het huis en erf van de Steege
perceelnummer 143, de Zooltjeskamp was perceel 142. Dan was er ook
nog een perceel 142 bestaande uit hakhout welke om het bouwland
stond. Op de gekleurde tekening hierboven is het allemaal goed te
zien. Het huisje links is de Beltmanskamp. Bij de verdeling van
de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër
Brink een perceel heide geschonken aan Hendrikus Wiltink als eigenaar
van het plaatsjen Stegeman. |
|
|
|
|
Jan
Scholten en Janna ten Have trouwen op 27 april 1838 en vestigen
zich dan op de Steege. Tante Geertjen Elsman zal omstreeks die tijd
van de Steege zijn vertrokken en is gaan wonen op de Nieuwe Vos
waar zij op 10 november 1846 is overleden. Janna ten Have werkt
voor haar huwelijk als dienstmeid op de Borghte. Zoals gezegd is
Jan de zoon van Gerrit Scholten van Brinkman waar zijn gelijknamige
broer bleef wonen. Zus Willemina woonde op 't Hekkert, zo woonde
ook deze generatie van de familie Scholten dicht bij elkaar. Jan
is net als zijn oom dagloner van beroep en houdt daarbij één
koe.
Jan en Janna krijgen twee zoons: Gerrit en Berend. Oudste zoon Gerrit
overlijdt op 31 mei 1840 en wordt maar één jaar oud.
Berend is geboren op 11 september 1841 en wordt net als zijn vader
dagloner van beroep. Hij trouwt op 4 februari 1875 met Berendina
Dakhorst en gaat dan op de Stege wonen. Vader Jan is er dan al niet
meer, hij is op 3 juli 1872 overleden. Ook nu worden er weer twee
zoons geboren: Jan en Johan. Berend Scholten vertrekt met zijn moeder
en echtgenote op 26 februari 1878 van de Steege welke daarna wordt
afgebroken. De schuur wordt afgebroken en in 1879 herbouwd op het
erf van Brinkman. |
|
|
De
familie gaat wonen op boerderij Gotink in Eefde waar nog een zoon
wordt geboren, maar later woont Berend Jan op de Smit in Gorssel
waar hij op 5 april 1892 is overleden. Waarschijnlijk is Berend
al in 1888 in gaan wonen bij de bewoners van de Smit en had hij
veel van zijn spullen niet meer nodig en verkocht deze op 2 mei
1888 met een veiling. De opbrengst was 111 guldens en 20 centen
en de kostbaarste spullen waren twee kruiwagens, twee bedden, een
kachel, een glazen kast en een kabinet die 15 guldens en 50 centen
opbracht. De kans is groot dat deze spullen al in de Steege stonden.
Daarnaast werd er ook nog een geit verkocht, maar niet bekend is
of dit een olde bok van de Steege is geweest. Berend Jan doet met
de veiling ook goede zaken met aardappels die hij blijkbaar verbouwde.
Deze aardappels komen met zekerheid niet van de Steege, er is niemand
die betaalt voor aardappels van 10 jaar oud!
Berendina was al op 19 februari 1885 te Eefde overleden, zij was
ziek en werd maar 39 jaar oud. Haar drie zoons waren toen nog maar
resp. 9, 7 en 3 jaar oud en Berendina maakte zich voor haar sterven
al grote zorgen om haar jongens en zei: "kinders, kinders,
wat moet er nu van jullie terecht komen ?!". |
|
|
|
|
Gelukkig kwamen de jongens goed terecht. Zoon Jan trouwde op 6 mei
1905 met Geertuida Greutink die in het boerderijtje achter het Erve
Strookappe in Harfsen is geboren. Het echtpaar staat op de foto
hierboven voor hun boerderijtje in Laren.
Ook Johan trouwt op 6 mei 1905! Zijn echtgenote werd Gerritdina
Willemina ter Mul uit Eefde en uit dit huwelijk werden vier dochters
en een zoon geboren. Johan werkte als pakhuisknecht bij Reesink
in Zutphen. Jan kwam in 1885
nog terug naar de Eesterhoek en ging werken als dienstknecht op
't Hekkert. Het echtpaar woonde later ook nog een half jaar op boerderij
Veldkamp.
Jan en Johan hadden nog één broer genaamd Berend Jan
die met Gerritjen Muil was getrouwd. |
|
|
De Steege lag aan de Dominés-straat
en de dominee kwam dus geregeld voorbij lopen als hij van de Oude Pastorie
naar de kerk ging en terug. Tegenwoordig heet dezelfde weg de Domineesteeg,
vernoemd naar de Steege. Dat is dan ook het enige wat herinnert aan
de Steege, er is op deze plek alleen nog maar weiland te zien. Het weiland
wat bij de Steege hoorde was maar 60 aren groot en werd op 26 februari
1878, de dag dat Berend Jan Scholten vertrok, verkocht door Jan Scholten
van Brinkman aan Philippus Martinus Dommerholt die in 1838 op 't Hekkert
is geboren. De Steege is dus altijd eigendom gebleven van de Brinkman
bewoners.
|
|
1788-1797 |
Jan Zand Scholten en Anneken Langewaarde |
Eerste hoofdbewoners |
1797-1838 |
Jan Zand Scholten en Geertjen Elsman |
Geertjen is de tweede echtgenote van
Jan |
1838-1878 |
Jan Scholten en Janna ten
Have |
Jan is een neefje van Jan
en Geertjen |
1875-1878 |
Berend Scholten en Berendina Dakhorst |
Berend is de zoon van Jan en Janna |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond tussen
Domineesteeg 1 en Eekweg 7 |
|
|
|
Prinsenland |
|
Na de afbraak
van de Steege wordt aan de overzijde van de weg wordt vele jaren later
een nieuw boerderijtje gebouwd met de naam Prinsenland. Het stuk grond
waarop de boerderij wordt gebouwd is in 1832 nog in gebruik als bouwland
en is dan eigendom van de weduwe van Jan van Huet van 't Ontijdink. De
naam Prinsenland doet vermoeden dat dit bouwland later eigendom is geweest
van de bewoners van de Prinsenhof in de Boschterhoek. |
|
|
Het
huis wordt gebouwd voor Derk Jan Oosterveld en Jenneke Verdonk die
de eerste bewoners van Prinsenland zijn geweest. Derk Jan is afkomstig
van de Beltmanskamp en gaat dus op een steenworp afstand van zijn
ouders Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman wonen die
het boerderijtje voor hun zoon hebben laten bouwen.
Jenneken komt uit Harfsen en woonde op de Kleine Koekkoek, de boerderij
waar de familie Strookappe zich in 1835
vestigde toen zij uit Holten kwamen. Derk Jan en Jenneke trouwen
op 20 september 1924 en gaan eerst wonen op de Beltmanskamp. Op
1 mei 1925 neemt Hendrik Oosterveld een hypotheek op het plaatsje
Beltmanskamp en financiert hiermee mogelijk de bouw van Prinsenland
welke dan later in 1925 zal zijn gebouwd.
|
|
Op
17 november 1924 was er reeds een zoon op Beltmanskamp geboren.
Helaas wordt het jongetje genaamd Hendrik (naar opa Oosterveld van
de Beltmanskamp) niet oud want hij overlijdt op 22 januari 1926.
In 1928 en 1932 worden er gelukkig nog wel een dochter en zoon geboren.
De familie Oosterveld woonde tot 1941 op Prinsenland en verhuist
dan naar het dorp en gingen inwonen bij café en kolenhandel
Schutte waar Derk Jan als chauffeur werkzaam was. De foto hiernaast
is gemaakt aan de Gorsselse Enkweg waar de ouders van Derk Jan in
1928 zijn gaan wonen.
Na het vertrek van de familie Oosterveld woont er voor ongeveer
een jaar de familie Westerveld op Prinsenland waarvan verder geen
gegevens bekend zijn. |
|
|
|
|
|
In
1942 is Jan Vroeger met zijn echtgenote Willie Bouma de nieuwe eigenaar
en bewoner van Prinsenland. Het huwelijk strandt in 1948 en het
huis wordt dan verkocht aan Hendrikus Reinerus Kampschreur en Maria
Bernarda Aleida Wichman die in 1945 waren getrouwd en een zoon en
dochter hebben. Op Prinsenland komt daar nog een dochter bij. De
familie woonde voor 1948 bij de Vlinderhoeve in Kring van Dorth.
Hendrikus was werkzaam in een burgerfunctie op de kazerne te Eefde,
maar boerde ook op Prinsenland en uiteraard hielp Maria ook een
handje mee. Op de foto's is dat goed te zien waarop Maria aan het
melken is en Hendrikus de verdere distributie voor zijn rekening
neemt! |
|
Hendrikus overlijdt op 5 april 1976 en daarna verhuist Maria naar
het dorp. De familie Kampschreur schilderde het boerderijtje wit
en dat is het nu nog steeds. Na het vertrek van de familie heeft
het boerderijtje een paar jaar leeggestaan waarna deze in 1979 door
de huidige bewoonster werd betrokken.
|
|
Op
de foto hiernaast staan de drie kinderen Kampschreur met de buurtkinderen
Klein Hulse van Beltmanskamp en Strokappe van Kleine Reins, de twee
volgende huizen van de Eesterhoek aan het voormalige Nijenbeeksepad.
Huidig adres: Domineesteeg 4 |
|
|
Beltmanskamp |
|
De
Beltmanskamp is in 1841 gebouwd door Gerrit Jan Woertman op een kamp bouwland
omgeven door een akkermaalsheg welke door Gerrit Jan op 24 november 1840
is gekocht van Albert Nikkels. Het bouwland had perceelnummer E85 en de
akkermaalsheg (ook wel hakhout), wat de afzetting van een kamp was, had
perceelnummer E86. Samen was het ruim één hectare groot.
De percelen behoorden eerder toe aan Jan Olthof en Janna Smeenk van de
Belte in de Boschterhoek. Het kamp heette daarom Beltmanskamp en dat werd
ook de naam van het huis welke volgens de hypotheekakte van 3 mei 1841
nog in aanbouw was. |
|
|
Er zal daarna snel
doorgebouwd zijn, want op 14 mei 1841 trouwt Gerrit Jan met Hendrika
Scheuter en zal het kersverse echtpaar hun intrek in de woning
hebben genomen. Gerrit Jan woonde daarvoor op 't Klaphekke waar
hij als dienstknecht werkte. Het huis kreeg nummer 42a door de
ligging tussen de Stege met huisnummer 42 en 't Raland met huisnummer
43.
Op 17 februari 1842 wordt een jongetje levenloos geboren en daarna
volgen er nog twee jongens en twee meisjes die wel in leven bleven.
Daarvan leeft zoon Hendrik Jan maar 11 maanden en wordt dochter
Aaltjen ook maar 19 jaren oud. Zij was toen al uit huis en werkte
als dienstmeid in Leesten.
Ook moeder Hendrika
Scheuter wordt niet oud, zij overlijdt op 35-jarige leeftijd op
21 mei 1850, twee dagen na de geboorte van Hendrik Jan. Hendrika
was zelf geboren op Nijhuis in de Eesterbrink waar broer Jan Hendrik
bleef wonen. Broer Derk Jan woonde op Senneken in de Eesterhoek
en komen wij straks nog tegen.
|
|
|
Met vier
kinderen en daarvan één pasgeboren zoon, was het een noodzaak
voor Gerrit Jan snel een nieuwe vrouw te vinden. Dat lukt hem en hij trouwt
al op 13 december 1850 met de 20 jaar jongere Teuntjen Holshorst. Uit
dit huwelijk worden geen kinderen meer geboren. Zo bestaat het gezin uiteindelijk
uit twee kinderen. De oudste is dochter Derkjen die trouwde met neef Hendrik
Scheuter en in Diepenveen woonde. Zoon Jan is degene die op de Beltmanskamp
bleef wonen en daarvan hoofdbewoner wordt als vader Gerrit Jan op 5 juni
1874 en stiefmoeder Teuntjen Holshorst op 11 maart 1879 zijn overleden. |
|
Zo
blijft zoon Jan Woertman alleen over, maar niet voor lang want op
20 maart 1879 trouwt hij al met Hendrika Baankreits. Daarnaast pakt
Jan ook zakelijk de boel goed aan. Was vader nog dagloner van beroep,
Jan gaat aan de slag als landbouwer en heeft knechten en meiden
in dienst die ook op de boerderij wonen. Daarnaast was Jan ook nog
slager van beroep.
Kinderen werden er ook geboren: Hendrika Karolina op 20 januari
1881 en Gerrit Jan op 9 mei 1890. Hendrika Karolina trouwt op 29
april 1899 met Hendrik Oosterveld van de Ossekop uit Epse en hij
komt dan ook op Beltmanskamp wonen en koopt de boerderij op 19 mei
1899 van zijn schoonvader. Hendrik is ook landbouwer van beroep
en kan zodoende mooi meewerken op de Beltmanskamp. Veel ruimte voor
dienstknechten en dienstmeiden zou er ook niet meer overblijven
want er worden 13 Oosterveld kinderen geboren!
Niet al deze kinderen hebben opa en oma leren kennen, want Jan Woertman
overleed op 19 oktober 1910 op 65-jarige leeftijd en Hendrika Baankreits
is overleden op 30 mei 1920, zij werd 68 jaar oud. Oom Gerrit Jan
trouwde op 10 juli 1915 met Tonia Klazina Broekhuis en vertrok al
voor 1910 van de Beltmanskamp. |
|
|
|
Op
de foto hiernaast zien wij Hendrika Karolina Woertman met haar
eerste dochter die ook de namen Hendrika Karolina kreeg. Zij werd
geboren op 1 februari 1914 en was al het negende kind van Hendrik
en Hendrika Karolina, alle acht kinderen daarvoor waren jongens!
Daarvan waren er al drie jong overleden waarvan er twee de naam
Marinus hadden. Na de geboorte van Hendrika Karolina werden er
nog vier kinderen op de Beltmanskamp geboren en was het beter
verdeeld met twee jongens en twee meisjes waarvan de laatste in
1924 werd geboren.
Op 1 mei 1925 sluit Hendrik Oosterveld een hypotheek af op het
plaatsje "Beltmanskamp" aan de Domineesteeg te Gorssel.
Hij was toen nog landbouwer en afslager van beroep. De Oostervelds
woonden tot 1928 op Beltmanskamp en verhuisden toen naar een nieuw
huis welke schuin tegenover de molen was gebouwd. Op deze plek
begon de familie Oosterveld een slagerij in navolging van Jan
Woertman die het slachten erbij deed. Er werd verhuisd op 22 februari
1928 wat dochter Marie zich goed kon herinneren. Zij vierde die
dag namelijk haar zesde verjaardag. De volgende dag mocht ze voor
het eerst naar school en deed dat vanaf de Gorsselse Enkweg nummer
5 lopend over het kerkepad langs de molen. De kinderen gingen
eerst naar de openbare school, maar later naar de christelijke
school. Dit mede omdat de boeren in de Eesterhoek voor de christelijke
school waren en Hendrik bang was anders hun klandizie te verliezen. |
|
|
|
|
Op 7 mei 1928 komt de landbouwer
Evert Willem Kok en zijn echtgenote Tonia van der Noort met hun
vier zoons, ze zijn afkomstig van Olst. In 1934 verhuizen zij
naar de Scholte in Harfsen waar ook Jan Strokappe heeft gewoond.
Voor meer informatie zie de Boerderij
pagina van Erve Strookappe. De foto hiernaast van het gezin is
later in Harfsen gemaakt. Op de voorgrond zien we Evert Willem
en Tonia en daarachter staan v.l.n.r. hun zoons Anton, Gerrit,
Peter en Jan.
Opvolgers zijn Martinus Eijerkamp en Maria Philippina Klein Haneveld
die van Vorden komen en twee jaar op de Beltmanskamp wonen waar
in 1935 dochter Reindina Johanna wordt geboren.
|
|
Op
20 november 1936, 16 dagen na het vertrek van de familie Eijerkamp,
komen vanuit Oxe het echtpaar Mannes Nijendijk en Cornelia Geziena
Rouwenhorst (beiden geboren Gorsselnaren) met hun twee dochters.
Oudste dochter Johanna Clasina overlijdt op 22 mei 1939 en wordt
maar vijf jaar oud. Er worden daarna nog een dochter en een zoon
op Beltmanskamp geboren. Op de foto hiernaast zien we het gezin
met Toos de koe en Mollie de hond. Er was ook nog een paard die
door de Duitsers werd afgenomen. Mannes pikte dat niet en nam een
ander paard af van de Duitsers!
Mannes kon niet zwemmen en hield
dus niet van water. Dochter Femie wilde het wel graag leren en buurman
Jan Vroeger leerde het haar in de IJssel waarbij zij met een kurken
tuigje "veilig" in de IJssel kon leren zwemmen. Het was
maar goed dat Mannes hier geen weet van had! De familie woont tot
1947 op de Beltmanskamp en verhuist dan naar Nijverdal waar nog
een zoon wordt geboren. Net als Evert Willem Kok en Martinus Eijerkamp
was Mannes Nijendijk landbouwer van beroep.
|
|
|
|
In
1947 komen de nieuwe bewoners niet van buitenaf, want Hendrik Jan
Klein Hulse en Hermina Makkink zijn niet alleen geboren Gorsselnaren
maar wonen er dan ook nog. Hendrik Jan komt van de Oude Vos en Hermina
van 't Walle en ze zijn op 30 mei 1947 in Gorssel getrouwd. Hermina
is een dochter van Willem Hendrik Makkink die op 't Wolferink is
geboren.
Op de foto hiernaast zien wij Hendrik Jan en Hermina met hun twee
zoons Arend en Wim. Hendrik Jan Klein Hulse is op 20 maart 1964
overleden en Hermina en de kinderen zijn in 1965 van Beltmanskamp
vertrokken.
Het huisnummer 423 wijzigde in 1951 naar een adres met straatnaam
Nijenbeeksepad en huisnummer 10. Tegenwoordig is dat de Eekweg en
de naam van het huis is ook veranderd, deze heet nu Eekerveld. |
|
|
|
1841-1850 |
Gerrit Jan Woertman en Hendrika
Scheuter |
Eerste hoofdbewoners |
1850-1879 |
Gerrit Jan Woertman en Teuntjen Holshorst |
Teuntjen is de tweede echtgenote van
Gerrit Jan |
1879-1920 |
Jan Woertman en Hendrika Baankreits |
Jan is de zoon van Gerrit Jan en Hendrika |
1899-1928 |
Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina
Woertman |
Hendrika Karolina is de dochter van
Jan en Hendrika |
1928-1934 |
Evert Willem Kok en Tonia van der Noort |
Geen familie van vorige bewoners |
1934-1936 |
Martinus Eijerkamp en Maria Philippina
Klein Haneveld |
Geen familie van vorige bewoners |
1936-1947 |
Mannes Nijendijk en Cornelia Geziena
Rouwenhorst |
Geen familie van vorige bewoners |
1947-1965 |
Hendrik Jan Klein Hulse en Hermina Makkink |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Eekweg 7 |
|
|
|
|
Raaland |
|
De
boerderij zal zijn gebouwd op het het land genaamd Raelandt en zo aan
zijn naam gekomen zoals dat ook met Beltmanskamp het geval is. Het land
wordt in een akte van 1627 al genoemd als het Raelandt. Het "Raalland"
wordt ook genoemd in 1760 bij de magescheid van Henricus Wilhelmus Hartkamp
die eigenaar was van diverse boerderijen in Gorssel t.w. Haijtinkhof,
Peerdekate, Reuvekamp, Klaphekke, Walle, Wiltink en Frankenplaats. In
1761 wordt het Raaland genoemd bij de verkoop van de Kleine Muil en aangegeven
te liggen achter Ilbrinksland. In beide gevallen is het niet duidelijk
of met het Raaland dan nog een stuk land of al een boerderijtje wordt
bedoeld. Duidelijk is het wel dat het Raaland oorspronkelijk een stuk
land was en dat op dit stuk land later het boerderijtje is gebouwd welke
in dit artikel wordt beschreven. |
|
|
Mogelijk
is deze boerderij in 1797 gesticht als Hendrik Boterman (ook wel
Botterman) en Johanna van der Meij op 25 juni van dat jaar trouwen
en dus woonruimte nodig hebben. Johanna is de dochter van Albert
van der Meij en Willemina Braamkolk van 't Braamkolk. Hendrik is
geboren in Laren, de plaats waar Henricus Wilhelmus Hartkamp predikant
was.
Waarschijnlijk staat de boerderij er voor 1811 en zijn Hendrik en
Johanna de eerste bekende bewoners. We maken daarbij wel een kleine
kanttekening omdat volgens een akte van 1831 de katerstede een nieuw
getimmerd huis zou zijn. Mogelijk is het Raaland in de plaats gekomen
van het hierna te bespreken Kleine Loo en hebben Hendrik en Johanna
eerst nog in dat boerderijtje gewoond. Zeker staat het huis er al
in 1818 zoals op de pre-kadastrale kaart van dat jaar te zien is.
Hendrik overlijdt op 6 mei 1824 en Johanna blijft er nog een paar
jaar wonen totdat zij de boerderij op 20 april 1827 middels een
veiling verkoopt, dat doet zij met een gerechtelijk bevel. Zij zal
daarna waarschijnlijk zijn gaan wonen op de Oude Vos alwaar zij
op 11 januari 1841 is overleden.
De boerderij wordt voor 610 gulden gekocht door Klaas Wiltink voor
zijn zoon Teunis Wiltink en schoondochter Elisabeth ter Maat die
op 't Reins woonden en naar 't Raaland zullen zijn verhuisd, daar
woonden zij in ieder geval in 1831 zoals in een akte staat te lezen.
Maar het zijn ook Derk Jan Smeenk, zijn echtgenote Teuntjen Oosterveld
en vader Harmen Smeenk (die van 't Hekkert afkomstig is) die er
in die tiijd wonen. Moeder Jenneken (Zand)Scholten was daar reeds
overleden, zij is de zus van Harmen Scholten van (Zand)Scholten.
Derk Jan woont er maar kort, want hij is er overleden op 1 februari
1828. |
|
|
Op
9 februari 1831 wordt 't Raaland geveild en wordt deze omschreven als
een katerstede met een nieuw getimmerd huis en 1,5 bunder bouwland. Er
wordt op 720 gulden afgemijnd door Philippus Harmanus Hietbrink uit Bathmen
maar Teunis en Elisabeth (die volgens de akte eigenaren en bewoners zijn)
bedanken hiervoor. Zij verhuizen desondanks naar Diepenveen waar op 9
april een kind van hun komt te overlijden. Later dat jaar zal het toch
nog tot een deal zijn gekomen want in 1832 wordt dagloner Philippus Harmanus
Hietbrink als eigenaar en bewoner genoemd. Op 3 september 1831 was Harmen
Smeenk nog op 't Raland overleden en was er geen mannelijke hoofdbewoner
meer, misschien dat dit een rol heeft gespeeld. Teuntjen Oosterveld blijft
wel op Raland wonen en overlijdt er op 23 juli 1837. |
|
Philippus
Harmanus Hietbrink is afkomstig van het Erve Venhorstink in Zuidloo
en is getrouwd met Stina Venhorsting. Ook haar vader Jan komt mee
naar Gorssel en overlijdt op 17 juli 1832 op Raland. Helemaal vreemd
is Philippus niet in Gorssel, want hij is geboren in Eefde en zijn
moeder Jenneken Francke is afkomstig van de Franckenstede. In 1840
blijkt dat Philippus met twee runderen ook al wat vee heeft. Er
waren vijf kinderen waarvan er drie zijn geboren op 't Raland en
er twee op jonge leeftijd zijn overleden. Bij de verdeling van de
marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër
Brink een perceel heide geschonken aan Philippus Hietbrink als eigenaar
van het plaatsjen Raland.
Oudste zoon Jan, die in Zuidloo is geboren, trouwt op 7 september
1849 met Lammerdina Goorman en zij worden de nieuwe hoofdbewoners.
Jan zijn vader en moeder zijn inmiddels overleden: Philippus Harmanus
Hietbrink op 7 augustus 1846 en Stina Venhorsting op 12 maart 1849.
Ook Jan werkt als dagloner en wordt vader van zes kinderen waarvan
er drie jong overlijden. Ook Jan wordt niet oud, want hij overlijdt
9 februari 1863 op 38-jarige leeftijd. Voor zijn huwelijk woonde
en werkte hij op 't Dijker. |
|
|
|
|
Lammerdina
hertrouwt op 30 maart 1865 met Martinus Sangers die klompenmaker
van beroep is. Na zijn komst zou 't Raland ook bekend zijn als "Sangers",
een naam die nu nog steeds voor het boerderijtje wordt gehanteerd.
Martinus zou er dan ook bijna 38 jaren wonen. Martinus en Lammerdina
kregen geen kinderen, dus mooi voor Martinus dat zijn naam op deze
manier voortleefde.
Lammerdina had dus wel zes kinderen uit haar huwelijk met Jan Hietbrink
waarvan er drie oud worden: oudste is dochter Gerritdina Hietbrink
die op 30 november 1852 is geboren en in 1875 trouwde met Hendrik
Jan Wassink en in de Eesterbrink gaat wonen, wij komen haar daar
weer tegen. Jongste zoon Antonie trouwt met Bartjen Veldink en vertrekt
ook van 't Raland. Zoon Herman blijft op 't Raland wonen. |
|
|
Klein grut kwam er weer in 1881, een jaar nadat Herman Hietbrink
trouwde met Jenneken Udink op 13 mei 1880. Er zouden negen kinderen
worden geboren in de periode 1881-1896 waarvan Lammerdina Goorman
er vijf meemaakte, zij overleed namelijk op 24 december 1888. Op
de foto hierboven zien wij Herman en Jenneken en acht kinderen,
één overleed al op jonge leeftijd. Herman leerde het
vak van zijn stiefvader en werd ook klompenmaker van beroep en was
dat tot aan zijn dood op 9 juni 1917. In 1911 trouwt zoon Derk Jan
met Bertha Johanna Fredrika Teunissen en gaat met haar op 't Raland
wonen en kort daarna wordt hun dochter Jenneken geboren. Zij blijven
niet op 't Raland, dat is zoon Herman die 29 mei 1920 trouwt met
Antonia Hermina Kromdijk. Hij is de eerste bewoner van 't Raland
die er als landbouwer zou werken en van 't Raland een echte boerderij
maakte. Moeder Jenneken Udink bleef op de boerderij wonen en werd
maar liefst 93 jaren oud, zij overleed op 31 januari 1949. Dochter
Johanna Hietbrink trouwde met Berend Braakhekke die op 't Loo woonde.
Het echtpaar woonde op de Konijnenbult in Eefde en op de Flierderkamp
in Gorssel. |
|
|
|
1797-1827 |
Hendrik Boterman en Johanna van der
Meij |
Eerste bekende bewoners |
1827-1837 |
Derk Jan Smeenk en Teuntjen Oosterveld |
Geen familie van vorige bewoners |
1831-1849 |
Philippus Harmanus Hietbrink en Stina
Venhorsting |
Geen familie van vorige bewoners |
1849-1863 |
Jan Hietbrink en Lammerdina
Goorman |
Jan is de zoon van Philippus
Harmanus Hietbrink en Stina Venhorsting |
1865-1903 |
Martinus Sangers en Lammerdina Goorman |
Martinus is de tweede echtgenoot van
Lammerdina |
1880-1949 |
Herman Hietbrink en Jenneken Udink |
Herman is de zoon van Jan en Lammerdina |
1920-1976 |
Herman Hietbrink en Antonia Hermina
Kromdijk |
Herman is de zoon van Herman en Jenneken
|
|
|
|
|
Huidig adres: Eekweg 5 |
|
|
|
|
Op 22 september 1976 namen Herman
Hietbrink en Antonia Hermina Kromdijk afscheid van de buren van
de Eesterhoek.
Zittend v.l.n.r. : Gradus Visser, dochter Elisabeth Visser en
Paulina Bouland van 't Loobosch, Antonia en Herman van 't Raland,
Gerritjen Reilink van 't Loo en Aaltje Wiltink-Smale van Kleine
Reins.
Staand v.l.n.r. : Hermina Reilink
en Derk Jan Steging van 't Loo, Marie Kampschreur van Prinsenland,
Riek en Albert Jan Oostenenk van Hoekman, Rieki en Gerrit Boschloo
van 't Boschloo, Simone Vicée van Beltmanskamp, Riesje
Oostenenk van Hoekman, Dick Vicée van Beltmanskamp, Gerrit
Oostenenk van Hoekman, Jan Ilbrink van 't Hekkert, Bertha Ilbrink
van 't Ilbrink, Gerrit Jan Steging van 't Loo, Hennie Menkveld
van 't Ilbrink en Jan Wiltink van Kleine Reins.
|
|
|
Op
de luchtfoto hierna is goed te zien dat de weg eerst achter boerderij
Raland liep. Het huis rechts is Kleine Reins. Achter dit huis loopt
een klein paadje richting de uiterwaarden welke leidde tot 't Weiland
... nee, niet alleen gras, maar ook steen, want 't Weiland is de
naam van een boerderij aan de IJssel, we gaan er straks naartoe!
Eerst brengen wij een bezoek aan de Kleine Reins. |
|
|
|
|
Kleine
Reins |
|
De Kleine Reins is vernoemd naar boerderij
Reins in de Boschterhoek welke ook wel bekend staat als Frankenplaats.
Op deze grote boerderij woonde de familie Wiltink en werkte diverse
knechten en dienstmeiden. Het huisje wordt gebouwd voor de dienstknecht
die er mag gaan wonen, De Kleine Reins is daarmee de arbeiderswoning
van de boerderij. De boerderij zal mogelijk zijn gebouwd op de grond
die van oorsprong behoorde tot 't Raaland, deze katerstede werd in 1827
gekocht door Teunis Wiltink die van 't Reins afkomstig is.
|
|
|
De
eerste knecht die er woonde was Gerrit Jan Lambooi en zijn echtgenote
Rika Steegink die er op 10 mei 1929 komen wonen. Gerrit Jan zijn
voorouders komen uit Holten van het erve Lambooij welke naast Erve
Strokappe stond. De families Lambooij en Strokappe woonden dus in
Holten vlak bij elkaar en het is toevallig dat op de Kleine Reins
later ook nog een Strokappe komt wonen.
Precies een week nadat het echtpaar in Gorssel komt wonen, wordt
er een dochter op de Kleine Reins geboren. Het gezin woont 2,5 jaar
in het huis en vertrekt op 11 november 1931 naar Diepenveen waar
Gerrit Jan en Rika in 1929 ook vandaan kwamen. |
|
Nieuwe bewoners zijn Martinus Smeenk en Everdina Wullink. Het echtpaar,
dat op 28 mei 1926 in Vorden was getrouwd, heeft al twee dochters
en daar komt nog een dochter bij die in 1933 op de Kleine Reins
wordt geboren. De familie woont lange tijd in de arbeiderswoning
maar daar komt een einde aan als Martinus op 1 juni 1947 overlijdt.
Everdina en de kinderen mogen nog even op de Kleine Reins blijven
wonen en vertrekken in 1948.
|
|
Daarna
komt er opnieuw een weduwe. Het is mevrouw Muilerman met vier kinderen. |
|
|
|
In 1951 komt dan Hendrik Jan Strokappe en zijn vrouw Hendrika Johanna
van der Meij naar de Kleine Reins. Het echtpaar is afkomstig van
Harfsen waar de familie Strookappe zijn
Gelderse roots heeft. In Harfsen is al een zoon geboren en in 1952
wordt er ook nog een zoon in Gorssel geboren. Hendrik Jan is niet
de eerste Strokappe die in de Eesterhoek werkt, in 1870 werkt Jan
Strookappe al op ´t Eschede. Nicht Alberta Strookappe werkte
eerder ook op ´t Reins en neef Jan was boerenknecht op ´t
Wolferink. Oma Hendrika Muil werkte nog als dienstmeid op ´t
Boschloo. Op 8 mei 1959 overlijdt Hendrik Jan en woont er dus weer
een weduwe op Kleine Reins. Hendrika Johanna vertrekt op 11 november
1960 met de twee zoons naar Nijverdal.
|
Daarna
wordt de Kleine Reins bewoond door de families van de dienstknechten
Bolink en De Lange, maar heeft het huis ook leeggestaan. |
|
|
Als Jan Wiltink
en Aaltje Smale, landbouwers op Reins, in 1971 besluiten het rustiger
aan te doen en kleiner te gaan wonen, komt het mooi uit dat zij al een
eigen kleine woning hebben. En zo gebeurt het dat de bewoners van de grote
naar de kleine Reins verhuizen! Het huidige adres is Eekweg 6. |
|
|
't
Weiland |
|
Het kaartje hierboven bij de luchtfoto
van ´t Raland is gezien van de andere kant als van de luchtfoto
ernaast. Het begin van het weggetje naar 't Weiland is dus te
zien linksonder op de tekening. En het was het begin van een flink
eind, want pas dichtbij de IJssel is er eindelijk een huis te
vinden. Aan de andere kant van de IJssel staat slot Nijenbeek
en het pad wordt daarom het Nijenbeekspad genoemd. Op het pad
staan meerdere klaphekjes en één daarvan staat nog
steeds in het tegenwoordige weiland, een foto daarvan volgt. Het
valhekje hiernaast is getekend door J. Seebus en gepubliceerd
in Ons Markenboek.
Er stonden twee boerderijen bij de IJssel. 't Weiland is de oorspronkelijke
naam van de boerderij welke later het Oude Weiland zou worden
genoemd en uiteindelijk bewoond was door de familie Dommerholt.
Het Nieuwe Weiland is ongeveer 25 jaar later gebouwd en is altijd
bewoond geweest door de familie Bruggeman. Maar beide boerderijen
werden meestal gewoon 't Weiland
genoemd. Op de foto hieronder zien wij rechts het achterhuis en
schuur van 't Oude Weiland en in links in de verte is het Nieuwe
Weiland te zien.
|
|
|
|
|
Het
Weiland bij de IJssel zal na 1841 zijn gebouwd want dan krijgen
alle boerderijen nieuwe huisnummers en wordt er niet één
toegekend aan 't Weiland. Later krijgt 't Weiland huisnummer 43a,
dat van Raland was 43 en van 't Loo 44. Op een kaart van 1844 is
't Weiland voor het eerst te zien, het boerderijtje zal dus tussen
1841 en 1844 zijn gebouwd. Deze staat vlakbij de IJssel nabij het
voetveer de Houtwal waar overgestoken kon worden naar Voorst. Dit
gedeelte van de Eesterhoek wordt ook wel "het hoofd" genoemd
gezien de vorm van dit gebied welke grenst aan de IJssel. 't Weiland
was eigenlijk een zanderige verhoging in de uiterwaarden.
Eigenaars zijn Willem Nikkels en Maria Kostverloren, een koopman
en zijn vrouw uit Deventer. Zij kochten in 1831 de grond van de
marke Gorssel en bouwden er later het huisje, maar woonden er niet.
Het huisje zal dus zijn verpacht aan de bewoners. |
|
|
Wie
waren deze bewoners? In het register van personele omslag van 1846 vindt
de eerste registratie plaats, maar helaas is de naam moeilijk leesbaar.
Het lijkt ene T. Lueks te zijn, maar erg duidelijk is het niet. Het zou
goed Teunis Lucassen kunnen zijn die op 14 mei 1847 in Gorssel trouwde
met Hendrina Lucassen, we gaan hiervan uit. Hij was weduwnaar van Hendrika
Christina Straatman.
In 1851 is de naam wel goed leesbaar, is het een andere en zijn het er
zelfs twee! Het zijn Jan Struikenkamp en Mannes Hietbrink. Mannes is de
zoon van Philippus Harmanus Hietbrink en Stina Venhorsting van 't Raland
en is dan nog vrijgezel. Jan Struikenkamp is wel getrouwd, zijn echtgenote
is Hendrika Tamboer met wie hij op 19 februari 1848 was getrouwd. Aangenomen
mag worden dan zij na hun huwelijk op 't Weiland zijn gaan wonen, oudste
dochter Hendrika is er in ieder geval op 4 februari 1849 geboren. Er worden
nog twee dochters geboren, maar in 1854 blijkt de familie de IJssel te
zijn overgestoken en in Twello te wonen. Eén van die dochters is
Lammerdina die op 7 juni 1850 is geboren. Zij trouwt op 24 juni 1871 te
Voorst met Gerard de Weerd en dit echtpaar is op de foto hieronder te
zien. Hendrika Tamboer was eerder getrouwd met Hendrik Bruggeman, halfbroer
van Teunis Bruggeman, de eerste bewoner van 't Nieuwe Weiland aan de IJssel,
hierover straks meer! |
|
In
1855 komen nieuwe bewoners naar 't Weiland. Opnieuw een pas getrouwd
stel, het zijn Berend Jan Schoolderman en Willemina Dikkeboer die
op 9 februari 1855 zijn getrouwd. Ook hier worden weer drie meisjes
geboren. Eén van de dochters is Alberta Johanna die trouwt
met Willem Bronzewijker, zoon van Garrit Jan Bronzewijker en Gerritjen
Lueks. Deze Gerritjen was mogelijk eerder getrouwd met Georg Michel
Wieland die in 1842 is overleden. Het is misschien wat vergezocht,
maar Lueks, Wieland, 1842 ...
Over Berend Jan Schoolderman en Willemina Dikkeboer kunnen we gelukkig
duidelijker zijn. Berend Jan werkte als akkerbouwer. Zijn zuster
Hendrika Schoolderman en zwager Jan Hendrik Pasman woonden ook op
't Weiland en vertrokken in 1863 naar Apeldoorn. Zij hebben elkaar
op 't Weiland leren kennen waar ze als dienstmeid en dienstknecht
werkten. Er woonden ook andere dienstknechten en dienstmeiden, dus
er werd best wel aardig geboerd op 't Weiland. Berend Jan en Willemina
vertrokken op 27 januari 1866 noodgedwongen met hun drie dochters
naar Bathmen. |
|
|
|
|
|
Het
Weiland is namelijk verkocht! Maria Kostverloren is overleden op
24 februari 1865 en Willem Nikkels en de kinderen willen dan Het
Weiland verkopen. De veiling vindt plaats op 28 augustus 1865 en
"Erve het Weiland", gelegen aan den IJssel, bestaat dan
uit een bouwmanswoning, twee zaadbergen, tuin met vruchtbomen, bouwland,
weiland en rijswaard met een totaal oppervlakte van ruim 17 hectaren.
Perceel 1 van de veiling betreft de bouwmanswoning en de grond eromheen
en betreft kadastraal perceel E1309 en gedeelten van E1417 en E1418
en is samen ongeveer vier hectare groot. Dit perceel wordt voor
2950 gulden gekocht door Evert Jan Jacobs.
Hij doet zijn intrek op 8 februari 1866 en is dan de eerste eigenaar
die op 't Weiland woont. Zijn echtgenote is Johanna Ilbrink, kleindochter
van Willem Ilbrink van 't Ilbrink. Zij waren in 1854 al getrouwd
en hebben dan vijf kinderen en op 't Weiland worden er, hoe kan
het anders, nog eens drie geboren. |
|
|
Evert
Jan overlijdt op 4 februari 1877 en Johanna staat er dan alleen voor,
maar de vrijgezelle zoons Evert Jan, Theodorus, Johan Christiaan blijven
tot haar dood bij haar op 't Weiland wonen en werkten allen als landbouwer.
Johanna overlijdt op 9 maart 1916 en wordt 85 jaar oud. Johan Christiaan
vertrekt in 1918 naar Zutphen en overlijdt er het jaar erop. Theodorus
trouwt alsnog op 10 november 1921 met Johanna Kornegoor, hij is dan bijna
57 jaar oud, en vertrekt dan naar Ruurlo waarna Evert Jan op 10 februari
1922 ook naar Ruurlo vertrekt en er waarschijnlijk bij zijn broer en schoonzuster
gaat wonen. 't Weiland stond in 1918 op naam van Theodorus Jacobs en is
in 1936 door diens weduwe Johanna Kornegoor verkocht. Evert Jan en Johan
Christiaan waren mede-eigenaars maar waren toen al overleden. |
|
Opvolgers
van de familie Jabobs zijn Gerrit Dommerholt en Johanna Jacoba Dijkerman.
Zij waren afkomstig van Kassenberg in Epse. Gerrit was eerder getrouwd
met Gerritdina Johanna Koldewe en woonde met haar tot december 1914
in Deventer alwaar zij op de Worp een bakkerij hadden. Gerrit woont
maar een jaar op 't Weiland, want hij overlijdt op 26 oktober 1923.
Johanna blijft achter met negen kinderen: twee uit haar huwelijk
met Gerrit, drie uit haar huwelijk met eerste man Reinder Wijnbergen
en vier kinderen van Gerrit uit zijn eerste huwelijk met Gerritdina
Johanna Koldewe.
Uit dit huwelijk is zoon Hermanus de oudste en hij komt op 5 november
1923 vanuit Diepenveen naar 't Weiland om zijn stiefmoeder bij te
staan en gaat er werken als landbouwer, hij is dan 18 jaar oud.
Hermanus trouwt op 4 juni 1932 met zijn stiefzuster Maria Johanna
Wijnbergen die in 1927 naar 't Weiland kwam. |
|
|
|
Wonen
op 't Weiland was best lastig. De weg naar Gorssel was lang en bij hoog
water was er überhaupt geen weg. Dan was de roeiboot nodig om bij
het vaste land van Gorssel te komen, er werd dan gevaren richting de Belte.
In de periode van de Tweede Wereldoorlog lag 't Weiland door hoog water
regelmatig geïsoleerd en was het een ideale plek om met de roeiboot
onopvallend de IJssel naar Voorst over te steken. Dit gebeurde regelmatig
in de laatste jaren van de oorlog. Op 10 mei 1940, bij het begin van de
oorlog, werd het de familie Dommerholt en ook Bruggeman nog te heet onder
de voeten omdat de Duitsers er de IJssel dreigden over te steken. Hermanus
spande het paard voor de met beddegoed volgeladen wagen en vertrok naar
familie in de Eesterhoek. Afgezien van een veulen bleef het vee achter
en moest Hermanus 's avonds terugkomen om te melken en de kippen, kuikens
en biggen te verzorgen. Gelukkig was er nog niet veel aan de hand al hadden
aan de overzijde van de IJssel zich Nederlandse militairen verschanst
die ook de Duitsers verwachtten. Die staken echter bij Zutphen de IJssel
over en kwamen aan bij de achterzijde van de kazematten van de Nederlandse
militairen die zich toen overgaven. Nu de dreiging van gevechten weg was,
keerde de familie Dommerholt terug naar 't Weiland. |
|
|
De
eerste jaren van de oorlog kwamen stiekeme overtochten haast niet
voor, De grote toeloop kwam vooral in 1944. Het waren vaak kleine
groepjes mensen die de IJssel overkwamen waaronder Joodse onderduikers
en gecrashte piloten. Soms waren er wel meer dan 20 man in huis,
het was dan een hele drukke bedoening op 't Weiland. Zij verstopten
zich in de schuur, hooiberg en de hilde. Daar verbleven zij overdag
en 's avonds werden ze dan de IJssel overgevaren. Het eten werd
door Johanna Jacoba Dijkerman erg gemakkelijk opgelost: een mand
aardappels in de schuur en schillen maar, handen zat! De aardappels
werden daarna met wat groente in een grote ijzeren pot gekookt.
Op een zondagmorgen beleefde Hermanus spannende momenten. Na drie
mensen de IJssel te hebben overgezet werd hij op de terugweg beschoten
door Duitsters vanaf de uiterwaarden bij slot Nijenbeek. Ze waren
gelukkig te ver om gericht te kunnen schieten. Hermanus meerde de
boot af en dook de loopgraven in en bereikte hierdoor veilig het
huis. De loopgraven waren door de OT gegraven. In die tijd was het
te gevaarlijk om mensen in huis te hebben. Een geallieerde vlieger
werd daarom naar Gradus Visser van 't Loobosch gebracht en kreeg
daar onderdak. Net na de bevrijding kreeg ook een Duitser onderdak,
maar werd gevangen genomen door Canadezen die bij 't Loo waren.
Hermanus was veel op het water, maar kon niet zwemmen. Bang was
hij echter niet, want hij zei altijd "ik verzoepe niet!". |
|
|
De
Dommerholts hebben ook een tijdje zonder boot gezeten nadat deze
door de Duitsers was gevorderd. Niet alleen konden er dan geen mensen
meer de IJssel worden overgezet, bij hoog water kon er ook niet
naar Gorssel worden gereisd. Gelukkig kon een klein bootje van buurman
Garssen van de overzijde van de IJssel worden geleend. Het bootje
was zo klein dat die in een loopgraaf kon worden verstopt. De familie
Bruggeman had hun roeiboot nog, zij hadden deze verstopt onder een
hoop aardappelloof. De roeiboot was op 't Weiland dan ook een noodzaak,
zonder was je niets. Te fiets kon je door de weilanden naar Gorssel
via de klaphekjes naar 't Raland of over de lenden naar de Belte.
Als het water steeg, kon je je nog redden met hoge lieslaarzen.
Maar bij hoger water was de roeiboot dus echt een must. In de winter
was het helemaal lastig om naar Gorssel te komen, ook als er geen
hoog water was. Bij sneeuwval moest met paard en slee eerst de weg
vrij worden gemaakt zodat de kinderen naar school konden. Melk moest
naar 't Raland gebracht worden. Dat gebeurde met een transportfiets
met twee bussen voorop en één op de stang. In de oorlogsjaren
werd er ook gesmokkeld. Als er een schip aanlegde op de "striekdam"
werd er kolen en vooral anthraciet geruild tegen melk, boter, eieren,
rogge en aardappels. Eten werd geruild maar ook weggegeven aan de
vele "etenhalers" uit het westen. |
|
|
|
Johanna
Jacoba Dijkerman overlijdt na de oorlog op 26 augustus 1946 en haar dochter
Maria Johanna Wijnbergen
overlijdt op 4 maart 1955. Hermanus hertrouwt op 22 december 1956 met
Jenneken van der Tol en ze verhuizen dan naar het dorp en Hermanus gaat
dan werken in een betonfabriek in Deventer.
Hermanus is meer dan 100 jaar oud geworden. De verhalen over de oorlog
zijn van zijn hand en geschreven in het artikel "de oorlogsjaren
op 't Weiland" in het boek "De Voet Dwars". |
|
1847-1848 |
Teunis Lucassen en Hendrina Lucassen |
Eerste bekende hoofdbewoners |
1848-1854 |
Jan Struikenkamp en Hendrika Tamboer |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1855-1866 |
Berend Jan Schoolderman
en Willemina Dikkeboer |
Geen familie van vorige
hooffbewoners |
1866-1916 |
Evert Jan Jacobs en Johanna Ilbrink
|
Geen familie van vorige hoofdbewoners
|
1877-1922 |
Evert Jan en Theodorus Jacobs |
Evert Jan en Theodorus zijn zoons van
Evert Jan en Johanna |
1922-1946 |
Gerrit Dommerholt en Johanna Jacoba
Dijkerman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1927-1956 |
Hermanus Dommerholt en Maria Johanna
Wijnbergen |
Hermanus is de zoon van Gerrit |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond op de
plek van het Zandgat |
|
|
|
't
Nieuwe Weiland |
|
't
Nieuwe Weiland is het boerderijtje van de familie Bruggeman. Het boerderijtje
was veel kleiner dan dat van Dommerholt en bood plaats aan maar vier koeien.
Volgens de Bruggemannen was het boerderijtje niet gebouwd, maar aangespoeld!
|
|
|
Op
10 januari 1867 wordt het boerderijtje voor het eerst bewoond door
Teunis Bruggeman, zijn vrouw Harmina Hoekman en hun twee zoons Roelof
en Gerrit Willem. Ze waren afkomstig van Voorst, aan de andere kant
van de IJssel, de rivier waar de familie Bruggeman zoveel tijd op
heeft doorgebracht. Later in 1867 wordt dochter Garritjen als eerste
Bruggeman op 't Nieuwe Weiland geboren, er zouden er nog vele volgen.
Uiteindelijk bestond het gezin van Teunis en Harmina uit tien kinderen.
Teunis is een neef van Martinus Sangers die in 1865 op 't Raland
kwam wonen en waarschijnlijk zal hij zijn neef getipt hebben. Teunis
was klompenmaker van beroep maar was ook onbezoldigd rijksveldwachter
te Gorssel. Dat blijkt uit een krantenartikel van 20 mei 1881 waarin
staat geschreven dat hij tot een jaar celstraf is veroordeeld wegens
knevelarij. Dit omdat hij als openbaar ambtenaar tot twee maal toe
iets heeft ontvangen of gevorderd hetgeen hij wist dat dit niet
verschuldigd was. Hij zit zijn straf uit in de Koepelgevangenis
in Rotterdam en dat zal van september 1881 tot september 1882 zijn
geweest want in deze periode wordt hij uitgeschreven van het bevolkingsregister.
De oudste twee zoons zijn dan al zo oud en flink dat zij samen met
moeder Harmina en de dienstknecht de boel draaiende konden houden
op 't Weiland. Mogelijk is Teunis eerder dan gepland teruggekomen
naar Gorssel omdat dochter Tonia ziek was, zij overleed een week
later op 23 september. |
|
|
Op
31 januari 1884 komt Gerritjen Brink, de moeder van Harmina, bij
haar dochter wonen. Zij overlijdt op 22 oktober op 79-jarige leeftijd.
Harmina zelf wordt niet zo oud, zij overlijdt op 7 juni 1898 op
60-jarige leeftijd. Ondertussen had de nieuwe vrouwelijke hoofdbewoonster
al haar intrede op 't Weiland gemaakt. Het is Eva Gerritsen die
op 27 november 1897 te Voorst met Gerrit Willem Bruggeman in het
huwelijksbootje stapt en dan de IJssel komt overgevaren.
Op 26 februari 1898 dient de volgende generatie Bruggeman zich al
aan als kleinzoon Teunis wordt geboren. Hij is niet de eerstgeborene,
want op 16 november 1896 was reeds dochter Reintje Gerdina in Voorst
geboren, zij woonde echter niet op 't Weiland. Ook had Eva Gerritsen
al een zoontje uit haar eerste huwelijk met Gerrit Kempink, maar
deze werd maar één maand oud. Eva is trouwens een
nichtje van Aaltjen Schuitert Strookappe, de zus van Jan Strookappe
die Erve Strookappe in Harfsen stichtte! |
|
|
|
|
Gerrit Willem
koopt op 4 juni 1898, vlak voor het overlijden van zijn moeder, het boerderijtje
van zijn ouders. 't Weiland bestaat dan uit een huis, schuurtje, erf,
tuin, bouwland en weiland met een totaal oppervlak van ruim 1,6 hectare.
Daarbij hoorde ook de inboedel, vee, gereedschappen, het gewas op het
land en voorts alles wat toe voormelde gebouwen en landerijen behoorde.
Het gaat allemaal voor 2500 gulden over van vader naar zoon. |
|
|
Teunis
Bruggeman woonde van 1900 tot 1904 alweer een periode niet op 't
Weiland en woonde toen in Diepenveen. Hij overleed op 19 februari
1907 in Gorssel. Zoals gezegd was hij klompenmaker van beroep en
hij zal ook veel klompen hebben gemaakt voor zijn kinderen en kleinkinderen
waarvan er ook nog negen op 't Weiland zijn geboren. Een keer maakte
hij 100 paar klompen in ruil voor een Friese staartklok welke tussen
de beide bedsteden hing. Bijzonder gegeven: bij hoog water dreven
de klompen voor de bedsteden! Net als bij de Dommerholts waren de
Bruggemans dan toegewezen tot de roeiboet om naar Gorssel te komen.
Zoals gezegd was er op stal plek voor vier koeien, maar er waren
er drie. De dames werden bij hoog water in 1926 steeds hoger geplaatst
door middel van oude planken en deuren en wat al niet meer voorradig
was, tot ze soms met hun rug tegen de hilde stonden. Er was sprake
van een klein boerenbedrijf op 't Weiland.
Op de foto hiernaast de familie Bruggeman met staand v.l.n.r. de
kinderen Teunis, Everdina, Gerrit Jan, Johanna Hermina, Reintje
Gerdina, Herman & Gerritdina Wilhelmina en voor v.l.n.r. Gerrit
Willem sr, Gerrit Willem jr, Eva Gerritsen en dochter Hendrika. |
|
|
Gerrit
Willem was dan ook geen landbouwer, maar visser van beroep en hij viste
op zalm en steur. Ook was hij jager. De opbrengst van de jacht en de vis
werd per boot naar Deventer gebracht. Eva ging ook regelmatig naar Deventer
met een mand vol eieren om die op de markt te verkopen. Eieren waren daarnaast
natuurlijk ook voor eigen gebruik, zo ook de melk van de koe en voor het
vlees werd soms een varken geslacht. De groente kwamen uit de groentetuin
en met een pot vol aardappels die op een open vuur onder de schouw werden
gekookt kwamen de ingrediënten voor de maaltijden vrijwel allemaal
van 't Weiland of uit de IJssel. |
|
|
Deze
rivier zorgde ook nog voor meer inkomsten, want Gerrit Willem was
ook veerbaas en zette mensen voor drie cent over naar slot Nijenbeek
alwaar aan de overkant een herberg was en de weg naar Voorst of
Klarenbeek. In de Tweede Wereldoorlog kwamen er vaak mensen die
op zoek waren eten, die mochten van Gerrit Willem gratis over. Ook
werden er Engelse piloten overgeroeid. Een brug over de IJssel lag
er gelukkig niet bij Bruggeman. Ze zouden dan een toepasselijke
familienaam hebben gehad, maar minder inkomsten!
Inkomsten waren noodzakelijk, want er woonden altijd veel mensen
op 't Weiland. Behalve de kinderen van Eva en Gerrit Willem woonden
er tijdelijk ook de schoondochters Willempje Vorsthof (echtgenote
van Teunis Bruggeman) en Christoffelina Palsenbarg (echtgenote van
Gerrit Jan Bruggeman, de één-na-oudste zoon van Gerrit
Willem en Eva). Ook woonde kleinzoon Evert lange tijd op 't Weiland.
Op de foto hiernaast zien wij hem met zijn opa in de roeiboot. |
|
|
|
|
Gerrit
Willem kon niet zwemmen, maar kon roeien als de beste en wist alles
over de draaikolken en stromingen in de rivier. Hierdoor was de
IJssel een gevaarlijke rivier en Gerrit Willem heeft meerdere personen
van de verdrinkingsdood moeten en kunnen redden! In totaal heeft
hij vijf mensen gered. De laatste twee redde hij op 85-jarige leeftijd
en hiervoor kreeg hij in 1951 een medaille van het Carnegie Heldenfonds.
Voor al het goede werk dat Gerrit Willem en Eva in de oorlog hadden
gedaan, kregen ze voor hun 50-jarig huwelijksfeest in 1947 elektrisch
licht. Vele houten palen en kilometers draad werden toen door de
weilanden naar hun huis gelegd. Er was altijd veel aanloop bij de
Bruggemans. Boeren en schippers, ze kwamen regelmatig bij de familie
Bruggeman over de vloer voor een praatje en een borreltje op z'n
tijd.
In 1950 verkoopt Gerrit Willem het huis aan zijn zoon Gerrit Willem.
Deze is in de oorlog nog gevangen genomen door de Duitsers samen
met zijn zus "Gaie" die hij net met de roeiboot uit Voorst
had opgehaald. Toen de Duitsers roeiboten invorderden, heeft de
familie Bruggeman de roeiboot verstopt onder een hoop aardappelloof.
|
|
|
Eva
Gerritsen is op 11 oktober 1958 op 't Weiland overleden. De winter erop
woonde Gerrit Willem Bruggeman bij zijn dochter Hendrika (Heintje) aan
de Joppelaan en is daar op 16 mei 1959 overleden. Zoon Gerrit Willem en
dochter Johanna Hermina waren beiden ongetrouwd en zijn tot de verkoop
in 1961 op 't Weiland blijven wonen en waren de laatste bewoners van het
boerderijtje. Het boerderijtje werd verkocht aan een kunstschilder uit
Deventer die het op zijn beurt verkocht aan de firma Van der Kamp, zie
hieronder. |
|
Hiernaast
nog twee foto's met boten. Op de linkerfoto zien wij zeven kleinkinderen
van Gerrit Willem Bruggeman en Eva Gerritsen in de boot van hun
opa.
In de boot op de rechterfoto zien we derde van links Gerrit Willem
Bruggeman en geheel links zien wij zijn broer Herman die nog op
't Boschtert heeft gewoond en verderop deze pagina nog aan bod komt.
De man tussen hen in is waarschijnlijk Peter Slijkhuis die aan de
andere kant van de IJssel in Wilp op boerderij de Zandwei woonde
en een neef van de Bruggemannen was. De boot is mogelijk van hem
geweest, het was waarschijnlijk niet een boot van de familie Bruggeman.
Wij doen echter geen navraag en blijven aan deze kant van de IJssel! |
|
|
|
|
|
1867-1900 |
Teunis Bruggeman en Harmina
Hoekman |
Eerste bewoners |
1897-1958 |
Gerrit Willem Bruggeman en Eva Gerritsen |
Gerrit Willem is de zoon van Teunis
en Harmina |
1899-1961 |
Gerrit Willem en Johanna Hermina Bruggeman |
Willem en Hanna zijn kinderen van Gerrit
Willem en Eva |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, zie beschrijving
hieronder |
|
|
|
't Oude Weiland is afgebroken
en stond op de plek waar nu "het Zandgat" is. Op de middelste
foto hieronder is staat de boerderij er nog maar is de afbraak al wel
begonnen en komt het Zandgat al dichtbij. Ook het Nieuwe Weiland bestaat
niet meer, maar de overblijfselen zijn nog te vinden in het weiland. Goed
is daar te zien dat het boerderijtje op een hoger gelegen zandvlakte was
gebouwd. De drie lindebomen voor het huis staan er nog steeds en zijn
de stille getuigen van de Bruggeman geschiedenis die hierboven staat beschreven.
Op de middelste foto is het Nieuwe Weiland ook te zien. |
|
|
|
't
Oude en Nieuwe Weiland zijn uiteindelijk gekocht door de firma L. van
de Kamp, een zand- en grinthandel uit Deventer. Deze kocht 't Oude Weiland
al in 1956 van Hermanus Schreibelt, landbouwer te Borculo. De familie
Dommerholt heeft de boerderij van hem en voorheen de familie Jacobs in
pacht gehad en was dus geen eigenaar. Hermanus Schreibelt had de boerderij
in 1936 gekocht van Johanna Kornegoor. De firma van de Kamp had belang
bij het vele zand onder met name 't Oude Weiland en wilde deze gebruiken
als metselzand. Na de zwarte grond en de klei te hebben afgegraven, werd
het zand weggezogen waardoor het zandgat ontstond. De boerderijen werden
afgebroken, maar van het onbewoonde Oude Weiland was al weinig meer over
want deze was door vandalen in brand gestoken. |
|
|
Op
het kaartje staan beide boerderijtjes aangegeven en is goed de positie
t.o.v. de IJssel te zien. Rechtboven is 't Raland aangegeven en
daaronder 't Loo. De rode puntjes aan de rechterzijden zijn van
Hoekman en Boschloo.
Gebied heet de Eesterwaard en het gebied erboven heet de Ravenswaard.
In de volksmond wordt gesproken over "De Lenden". |
|
|
|
|
|
Op de kaart staat ook kasteel Nieuwenbeek, beter bekend als Slot
Nijenbeek, aangegeven. Weliswaar niet gebouwd op Eesterhoekse bodem,
maar altijd duidelijk zichtbaar in het landschap van de Eesterhoek.
Er is heel veel te vertellen over dit bijzondere gebouw, zie hiervoor
deze link.
In 2015 en 2016 is de ruïne gerestaureerd. |
|
|
't
Loo |
|
Het
Loo is een veldnaam welke tot boerderijnaam is geworden en stond voor
een "open plek in een bos c.q. bosje op hoge zandgrond" en ook
een "niet al te dicht, makkelijk te kappen bos". De boerderij
zal dus vlakbij dit bos zijn gebouwd en voor de bouw zijn misschien wat
bomen geweken, het kappen was immers niet het zwaarste werk. Het bouwen
van 't Loo kan ook niet zoveel voorgesteld hebben, want het was eerst
een eenvoudige katerstede. Er zal mogelijk ook ruimte zijn gemaakt voor
een akker en veeweide. In 1546 wordt in het archief van de marke Eschede
al over 't Loo gesproken maar daarmee zal het gebied bedoeld zijn. In
1665 pacht Claes ten Bosch 't Groote en Kleine Loo van de Marke van Eschede
die eigenaar van de gronden was, maar hij zal er niet hebben gewoond want
hij woonde toen op 't Ontijdink. Het was overigens een groot gebied met
een weerdstrang welke tesamen ook wel het Eesterloo werd genoemd. Overigens
zou omstreeks 500 tot 300 voor Christus hier een grafheuvel hebben gelegen. |
|
|
In 1670 is er wel sprake van bewoning,
Berent Gerritsen en Aeltjen worden dan genoemd als "ehelieden
woonende in 't Loo" en ze zullen er waarschijnlijk in een
eenvoudig huisje hebben gewoond welke zij met toestemming van
de marke Eschede hebben mogen bouwen. Dit zal het huisje zijn
geweest welke wij het Kleine Loo noemen (het is namelijk geen
authentieke huisnaam) en met een rood stipje op de twee kaarten
hieronder wordt aangegeven. Het echtpaar trouwde in 1663 en zijn
toen mogelijk al in 't Loo komen wonen en er worden drie dochters
geboren. In 1686 hertrouwt Berent met Jenneken Willems van de
Perecate, zij is moeder van een 5-jarig jongetje die onecht is
geboren. In het echt krijgt zij met Berent nog vier dochters.
Mogelijk stond Berent ook wel bekend
als Hutten Berent waarover het volgende staat geschreven in Ons
Markenboek in een artikel over het Armenboek van Gorssel:
In mei 1670 komt deze man voor het eerst in het armenboekje voor.
Hij ontving twee guldens uit de armenkas. Dergelijke bedragen
ontving hij in de jaren die volgden met enige regelmaat en het
zal waarschijnlijk hebben gediend als ’leefgeld’.
Berent ontving daarnaast zo nu en dan wat extra’s: geld
voor een varken, schoenen, bedlakens, hemden en in 1677 zelfs
een jonge koe ter waarde van 22 guldens. Deze koe liet hij grazen
bij de hof te Eschede en later in de weilanden van boerderij de
Grote Muil, tegenwoordig gelegen aan Gorsselse Enkweg. Tegen betaling
uiteraard; ook deze kosten nam de diaconie voor haar rekening!
In 1691 was Berents koe waarschijnlijk overleden en ontving hij
van de diaconie een nieuwe. Drie jaar na deze gulle gift van de
diaconie verdwijnt Berent uit de boeken: in januari 1694 ontving
hij nog een half vat bier, en op 9 maart nog 4 guldens. Is hij
overleden? Vertrokken? Of heeft hij, met hulp van de diaconie,
een zelfvoorzienend leven kunnen opbouwen? Ervan uitgaande
dat dit Berent Gerritsen is dan zal hij geen steun meer nodig
hebben gehad want hij leefde nog in 1700.
|
|
In 1697 worden 't Groote en Kleine Loo en de weerdstrang, wegens
hun verwaarloosden toestand, verkocht door de geërfdens van
de buurschap Eschede. De veiling vindt plaats op 22 november en
de markenrichter Everhard Marrienborgh van 't Eschede is met een
bod van 700 daalders op 't Groote Loo en 420 daalders op 't Kleine
Loo oorspronkelijk de hoogste bieder. Maar er wordt uiteindelijk
voor 1675 daalders (incl. de weerdstrang) afgemijnd door Robbert
van Heeckeren, heer tot Enghuizen. Lang is hij geen eigenaar geweest
want hij is in 1699 overleden en woonde toen in Zutphen. Rechts
hiernaast is zijn portret te zien.
Bij 't Kleine Loo wordt
een weg beschreven die naar 't Grote Loo leidt. Ook wordt er nog
gesproken over een voetpad en een melkweg en over het Ralant, een
stuk land. Opgemerkt dient te worden dat hier met 't Kleine en 't
Groote Loo gebieden worden bedoeld en geen katersteden, daarvan
zal er in die tijd waarschijnlijk maar één zijn geweest
die overigens niet als zodanig wordt genoemd bij de veiling.
Terug naar de bewoners
Berent en Jenneken. Uiteindelijk is het zoontje van Jenneken, genaamd
Willem, de enige man van de volgende generatie en hij volgt zijn
moeder en stiefvader op. Willem trouwt in 1708 met Trientjen Jansen
en zij krijgen vijf kinderen waarvan drie zoons. De jongste genaamd
Evert gaat later wonen op 't Rensink en de andere twee zoons (genaamd
Willem en Jan) blijven in 't Loo wonen. In 1737 doen Willem en Jan
tegelijk belijdenis en worden dan genoemd als Willem Willemsen op
het Loo en Jan Willemsen op het Loo. Er wordt hier dus maar één
boerderij genoemd en waarschijnlijk is dat nog 't Kleine Loo en
was 't Groote Loo nog niet gebouwd.
|
|
|
|
Jan was twee keer getrouwd: eerst met Garritjen Japiks (Jacobs) en na
haar overlijden hertrouwt Jan in 1754 met Hendrina Hendriks. Jan woont
dan al op de Beckerstede (Bekkershofste) welke later 't Zand werd genoemd
en tegenwoordig nog steeds deze naam heeft. Jan zal hier omstreeks 1746
naar toe zijn verhuisd. Wij volgen nu even Willem als oudste zoon en waarschijnlijke
hoofdbewoner van 't Loo, ook hij was twee keer getrouwd en deed dat eerder
dan Jan. Op 8 januari 1736 trouwt hij met Henderica Huberts maar dat huwelijk
is van korte duur want op 7 april 1737 hertrouwt Willem als weduwnaar
met Geertrui Ligtenberg. Uit dit huwelijk worden vier dochters geboren.
Waarschijnlijk is Willem omstreeks 1755 van 't Loo vertrokken, hij is
toen gaan wonen op de Braamkolk. Willem senior maakt dat niet meer mee
want "den ouden Loo Willem" is in 1747 al overleden. De oude
bewoners van de Braamkolk Aerent Garrits en Derksken Hendriks wonen anno
1758 "op de Hutte", mogelijk dus het Kleine Loo en hebben zij
van huis gewisseld? |
|
In 1767 komen wij Jan Jansen in 't Loo tegen. Het betreft Jan Tankink
die pas in 1778 als bouwman in 't Loo wordt aangenomen als lidmaat.
Waarschijnlijk woont hij dan al ongeveer 15 jaar in 't Loo samen
met zijn echtgenote Willemken Hendriks. De volgende bekende bewoner
is ene Philippus in 't Loo waarvan aangenomen wordt dat dit Philippus
Schutte is die in 1786 was getrouwd met Maria Bolman en zeker in
Gorssel woonde. In het register van oorlogsschade van 1797-1798
over de periode 1794-1795 worden Jan Tankink en Flips in 't Loo
allebei genoemd. Ze zullen dan apart hebben gewoond en dus zal in
die tijd wel sprake zijn geweest van 't Kleine en 't Groote Loo,
waarbij we dan aannemen dat Jan op 't Kleine Loo woonde en Philippus
op 't Groote Loo.
De kaart hiernaast is van omstreeks 1786 en daarop wordt het Eester
Loo aangegeven welke dus bestond uit het Groote en het Kleine Loo
waarvan het Groote waarschijnlijk meer westelijk lag waarop de boerderij
't Loo is gebouwd en waarvan de grond zal zijn ontgonnen door de
reeds genoemde bewoners. De boerderij staat aangegeven op de kaart
en duidelijk is te zien dat op deze plek eerder bos heeft gestaan
welke links en rechts doorloopt. Het boerderijtje Kleine Loo hebben
wij met een lichtrood stipje gemarkeerd. Deze zal bewoond zijn geweest
door de oorspronkelijke bewoners en deze stond aan de rand van het
bos wat er toen nog stond. Nadat deze was gekapt en de grond was
ontgonnen, is de huidige boerderij 't Loo ontstaan, waarschijnlijk
in de tijd dat Jan Jansen Tankink er is komen wonen. Eerder genoemde
Claes ten Bosch zal ook in dit gebied hebben gewerkt maar mogelijk
meer oostelijk (op de kaart, zuidelijk volgens het kompas) waar
later door zijn nakomelingen boerderij Boschloo is gesticht.
|
|
|
|
De huidige boerderij is
een stuk groter dan de oorspronkelijke katerstede. In 1912 wordt de
boerderij grotendeels afgebroken en herbouwd en ziet er dan uit als
op de foto hiernaast. Later zou de boerderij aan de linkerzijde en
daarna ook nog eens aan de rechterzijde uitgebreid worden. Op de foto
verderop is dat goed te zien.
Het bakhuis is waarschijnlijk in 1865 gebouwd en was niet erg solide
en viel nogal eens om. Toen het bakhuis het zicht van het uitgebreide
linker woongedeelte versperde en weer eens dreigde om te vallen, gaven
de bewoners van toen maar al te graag een extra zetje en braken het
bakhuis af. Tegenwoordig loopt er voor het huis een weg, in die tijd
liep de weg nog achter de boerderij. Deze weg liep richting 't Raland
en heette anno 1830 nog de "Loostraat" en liep vervolgens
over de huidige Eekweg richting de huidige Domineesteeg, |
|
|
Weer
terug in de tijd! In 1798 wordt 't Loo aan Philippus verpacht, maar hij
verlaat dat jaar de boerderij als de erfgenamen van Elia Elisabeth van
de Graaf-Podt, die eigenaar van 't Loo zijn, de boerderij verkopen. De
koper wordt eigenaar èn bewoner van 't Loo en luistert naar de
naam Hendrik. Hendrik Grotenhuis is de volledige naam, maar de man stond
ook bekend als Hendrik Bloemendaal, Hendrik Nijkamp, Hendrik Meslaart
(Meisland) en Hendrik Loman! Hij is de tweede echtgenoot van Geesken van
der Meij die eerder getrouwd was met Albert Grotenhuis die ook Bloemendaal
werd genoemd. De familienaam komt van de boerderijnaam Grotenhuis in Epse
waar Geesken met haar twee echtgenoten woonden. Geesken is de zus van
Albert van der Meij die op de Braamkolk woonde, hij zal haar vast over
de verkoop van 't Loo hebben getipt. De verkoop geschiedt middels een
veiling welke plaats heeft in de Roskam van neef Jan van der Meij op 25
september 1798. Katerstede het Loo omvat "een huijs en onderhoorige
zaeij- en weijdeland, bij Philippus in ‘t Loo in pagt gebruikt wordende,
mitsgaders de heggen om het land en het daarbij gelegen akkermaals boschje
en verder houtgewas, benevens een koeweijde in den Escheder Koeweert". |
|
Hendrik
is met 1210 gulden en 3,10 gulden hooggeld de hoogste bieder en
betaalt deze in 1799 waarna 't Loo dan echt van hem en Geesken is.
De namen Hendrik Grotenhuis en Bloemendaal zijn daarna passé
en als man van 't Loo gaat hij als Hendrik Loman door het leven
zoals aan de handtekening hiernaast is te zien. |
|
|
|
Echter vanaf
1815 wordt hij veelal als Hendrik Nijkamp geregistreerd, zoals in het
register van de personele omslag. Aangezien Napoleon in de tussentijd
had beslist dat het gedonder met al die verschillende achternamen maar
eens moest zijn afgelopen, en Nijkamp dus een bewuste keuze moet zijn
geweest, noemen wij Hendrik vanaf nu ook alleen maar Nijkamp. In 1816
blijkt de IJssel uit zijn oevers te zijn getreden en wordt Hendrik door
de Marke Eschede schadeloos gesteld voor de schade van de overstroming.
In 1822 sluit Hendrik een hypotheek af en als zekerheid dient "caterstede
het Loo genaamd, bestaande in een huis gemerkt nummer 58, ruim een bunder
of een Geldersche morgen bouwland, ongeveer helft zoveel groengrond en
ongeveer of ruim zoveel boschgrond". |
|
Dochter van
Geesken uit haar eerste huwelijk is Janna Grotenhuis die op 14 mei 1818
trouwde met Gerrit Evers en zij gaan wonen op 't Loo. Gerrit neemt ook
zijn moeder Anneken Jansen mee die op 10 februari 1824 overlijdt. Zij
maakt mee dat op 30 augustus 1819 haar kleindochter Johanna Alberdina,
enige dochter van Gerrit en Janna, wordt geboren. Als op 21 oktober 1829
Hendrik Nijkamp en op 30 juli 1838 Gerrit Evers komen te overlijden, is
er geen mannelijke hoofdbewoner meer op 't Loo. Hoog tijd dus dat Johanna
Alberdina gaat trouwen en dat doet zij op 1 december 1838 met Gerrit Jan
Klein Nagelvoort, de nieuwe mannelijke hoofdbewoner wiens halfbroer Teunis
Kolkman op Klumper op de Eesterbrink woonde. Overigens lijkt Gerrit Evers
nog van plan geweest te verhuizen want in 1820 was hij de hoogste bieder
bij de veiling van den Leegen Helmich te Wilp maar liet hij na te betalen
waarna den Leegen Helmich in 1821 opnieuw werd geveild en werd verkocht
aan de landbouwer Willem Bussink te Epse. In 1830 is Gerrit Evers aanwezig
bij een vergadering van de marke Eschede namens "Looman". |
|
|
De
kadastrale atlas van 1832 laat het huis en erf van 't Loo zien met
perceelnummer 131 met als eigenaar Gerrit Evers, dus niet Hendrik
Nijkamp. Beide heren werkten overigens als dagloner wat verklaart
dat 't Loo met 400 m2 niet erg groot was. Bij 't Loo hoorde wel
een paar percelen bouwland en hakhout, te samen bijna één
hectare, en een bosperceel van ruim een hectare. Weiland was er
toen niet, maar dat zal er in 1840 wel weer zijn geweest, want dan
grazen er twee koeien bij 't Loo. Dat jaar wordt Gerrit Jan Klein
Nagelvoort als hoofdbewoner van 't Loo geregistreerd en is dan ook
dagloner van beroep. Later zou hij echter akkerbouwer van beroep
worden en groeide 't Loo tot een volwassen boerderij. Bij zijn trouwen
was Gerrit Jan overigens nog timmerman! |
|
|
Timmerman
was Gerrit Jan ook nog in 1839 als hij voor 150 gulden van Arend
Wiltink van 't Wolferink "een stuk veldgrond met eenige bouw-
en weideland genaamd het Lookampse en den IJsselkamp voortkomende
bij het kadaster onder E135 bouwland, E136 heide, E137 heide en
E95 weiland" koopt. Perceel E137 bestond in 1832 nog als huis
en erf en was toen onbewoond, zie het rode vlakje hiernaast. Het
huis ligt ongeveer 100 meter van 't Loo en 300 meter van de Stege.
Het huis en erf van perceel 137 had een grootte van 500 m2 en dat
van het Loo was met 400 m2 wat kleiner. Overigens werd perceel 137
nog op de pre-kadastrale kaart van 1818 nog ingetekend ondernummer
439 en verdeeld als 439 a, b en c dus in die tijd is er al e.e.a.
gewijzigd. Dit zal dus de oorspronkelijke hutte zijn geweest welke
wij het Kleine Loo hebben genoemd.
Afijn, Gerrit Jan moet in 1839 hebben besloten de hamer aan de kant
te gooien en met de schoffel aan het werk te gaan, want de heide
moest worden ontgonnen tot bouwland en weide. Veel werk dus en hij
wordt daarbij waarschijnlijk geholpen door dagloner Hermanus Wesselink
die in 1841 ook op 't Loo blijkt te wonen. Alle stenen zijn door
de mannen toen niet uit de grond geschoffeld, want de latere Loo
landbouwers stuitten regelmatig op oude stenen in het bouwland!
|
|
|
|
|
Hij
staat geregistreerd op huisnummer 44-2, er is dus sprake van dubbele
bewoning. In 1842 en 1845 overlijden hier zijn zoons Jan, Antoni
en nog een Jan. Hermanus is getrouwd met Gerritjen Boterman die
afkomstig is van de Oude Vos. Het echtpaar woonde zelf op de Kleine
Kappe in de Eesterbrink voordat zij naar 't Loo kwamen.
Hoe lang Hermanus en Gerritjen op 't Loo zijn blijven wonen is niet
duidelijk, maar waarschijnlijk zijn zij kort na het overlijden van
hun twee zoons in 1845 naar Wilp vertrokken (in 1846 geen registratie)
waar Gerritjen op 11 februari 1858 is overleden. Hermanus is daarna
nog hertrouwd met Willemina van der Meij wiens opa een broer van
Geesken van der Meij was. Geesken is overigens op 17 oktober 1831
in Epse overleden, zij zal waarschijnlijk na het overlijden van
haar tweede man Hendrik Nijkamp in 1829 van 't Loo zijn vertrokken.
In 1865 stichten Gerrit Jan Klein Nagelvoort en Johanna Alberdina
Everts een boerderijtje op de Eesterbrink. Dit boerderijtje komt
straks aan bod met de Loobult. Bij de verdeling van de marke Eschede
bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel
heide geschonken aan Gerrit Jan Klein Nagelvoort als eigenaar van
het plaatsjen het Loo. In dezelfde akte werd bepaald dat er pas
na 20 jaar op gebouwd zou mogen worden. |
|
Het
echtpaar kreeg geen kinderen. Ze runden 't Loo, dat in 1842 al 2,65
hectare groot was, met verschillende dienstmeiden en dienstknechten,
maar geen van hen kwam in aanmerking om de boerderij over te nemen.
Opvolgers werden Gradus Nieuwenhuis en Christina Jacobs, de dochter
van Evert Jan Jacobs en Johanna Ilbrink van 't nabijgelegen Weiland.
Zij komen op 21 december 1886 vanuit Voorst naar 't Loo. Als op
15 april 1887 Gerrit Jan Klein Nagelvoort overlijdt lijkt de opvolging
mooi op tijd geregeld, maar op 23 december 1889 vertrekken Gradus
en Christina toch weer naar Voorst.
Dan komen Hendrik Braakhekke en Hendrika Bannink (geboren op 't
Zand) naar 't Loo en gaan er in een apart gedeelte ("de kamer")
wonen waardoor er opnieuw een dubbele bewoning ontstaat. Zij woonden
eerder op de Grote Kap (Kappert) in de Eesterbrink. Maar ook Hendrik
en Hendrika blijven niet op 't Loo wonen en vertrekken in 1899 van
de boerderij. Johanna Alberdina Everts is overleden op 4 januari
1894, de Braakhekkes waren dus vijf jaren lang de enige bewoners
van 't Loo maar woonden al die tijd wel gehuurd. Reden van vertrek
zal zijn geweest dat zij geen familie zijn van de oorspronkelijke
bewoners en eigenaars. |
|
|
|
Dat
zijn wel de nieuwe bewoners Hermanus Klein Bronsvoort en Gerritjen
Nijland. Gerritjen is namelijk de kleindochter van Jan Grotenhuis,
broer van Janna Grotenhuis, en is dus de achterkleindochter van
Geesken van der Meij. Jan en Janna waren Geesken haar kinderen uit
het huwelijk met Albert Grotenhuis. Uit het tweede huwelijk met
Hendrik werd nog een zoon genaamd Albert geboren, die in 1813 als
Albert Grootenhuis is overleden.
Hermanus Klein Bronsvoort en Gerritjen Nijland zijn afkomstig van
de Kniepe in Epse en waren al op 27 november 1873 getrouwd. Ze hebben
twee dochters: Aaltjen en Johanna. Johanna trouwt op 27 februari
1904 trouwt met landbouwer Derk Jan Steging en hij komt dan op 't
Loo wonen. Tegenwoordig wordt 't Loo nog steeds bewoond door de
familie Steging en is de naam dus al ruim een eeuw aan dit erve
verbonden. Hermanus Klein Bronsvoort is overleden op 9 maart 1914
en Gerritjen Nijland op 19 december 1926.
Toen er een paard op 't Loo kwam, is er een rond karnhuis aan de
boerderij gebouwd en werd er boter gemaakt. Dit was maar voor een
paar jaar, daarna werd alle melk naar de zuivelfabriek gebracht. |
|
|
Ook Derk
Jan Steging en Johanna Klein Bronsvoort krijgen twee kinderen: een dochter
genaamd Gerritje en een zoon genaamd Gerrit Jan. Gerritje is op de foto
hierboven te zien met haar grootouders. Zij is geboren op 12 maart 1905,
Gerrit Jan is van 23 maart 1907. |
|
|
|
|
|
Derk
Jan Steging is overleden op 5 juni 1942 en Johanna Klein Bronsvoort
leefde 30 jaar als weduwe en overleed op 14-april 1972, zij werd
94 jaar oud. |
|
|
|
Gerrit
Jan is degene die op 't Loo blijft wonen en doet dat met Gerritjen
Reilink die afkomstig is van boerderij Klein Velderman in Zuidloo.
Ook Gerritje Steging trouwde een Reilink, namelijk Hermannus Reilink,
ongetwijfeld familie van Gerritjen Reilink.
Gerrit Jan en Gerritjen trouwen op 7 december 1934 en het jaar
erop wordt zoon Derk Jan geboren. Hij blijft enig kind en is dus
de logische opvolger. Hij trouwt in 1964 met Hermina Reilink die
ook uit Bathmen afkomstig is en wel van boerderij de Strookappe.
Hierover kun je natuurlijk van alles lezen op de Erve
Strookappe website!
Gerrit Jan Steging is overleden in 1981 en Gerritjen Reilink blijft
op 't Loo wonen tot 1998 en verhuist dan naar het bejaardentehuis
in Gorssel waar zij in 2003 is overleden. Het jaar daarvoor zijn
Derk Jan en Hermina ook in het dorp gaan wonen en neemt zoon Gerrit
de boerderij over. |
|
|
1663-1686 |
Berent Gerritsen in 't Loo en Aeltjen
Berentsen |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1686-1712< |
Berent Gerritsen in 't Loo en Jenneken
Willems |
Jenneken is de tweede echtgenote van
Berent |
1708-1747 |
Willem Willems in 't Loo en Trientjen
Jans |
Willem is de zoon van Jenneken |
1736-1737 |
Willem Willemsen in 't Loo en Henderica
Huberts |
Willem is de zoon Willem en Trientjen |
1737-1756~ |
Willem Willemsen in 't Loo en Geertrui
Garrits Ligtenberg |
Geertrui is de tweede echtgenote van
Willem |
1756-1763< |
Aerent Garrits en Derksken Hendriks
Braamkolk |
Geen familie van vorige bewoners |
1763-1798> |
Jan Jansen Tankink in 't Loo en Willemken
Hendriks |
Geen familie van vorige bewoners |
1786-1798 |
Philippus Jansen Schutte en Maria Arends
Bolman |
Geen familie van vorige bewoners |
1799-1829 |
Hendrik Nijkamp en Geesken van der Meij |
Geen familie van vorige bewoners |
1818-1866 |
Gerrit Evers en Janna Grotenhuis |
Janna is de dochter van
Geesken |
1838-1894 |
Gerrit Jan Klein Nagelvoort en Johanna
Alberdina Everts |
Johanna is de dochter van Gerrit en
Janna |
1886-1889 |
Gradus Nieuwenhuis en Christina Jacobs |
Geen familie van vorige bewoners |
1889-1899 |
Hendrik Braakhekke en Hendrika Bannink |
Geen familie van vorige bewoners |
1899-1925 |
Hermanus Klein Bronsvoort en Gerritjen
Nijland |
Geen familie van vorige bewoners, maar
wel van Janna Grotenhuis |
1904-1972 |
Derk Jan Steging en Johanna Klein Bronsvoort
|
Johanna is de dochter van Hermanus en
Gerritjen |
1934-1998 |
Gerrit Jan Steging en Gerritjen Reilink |
Gerrit Jan is de zoon van Derk Jan en
Johanna |
1964-2002 |
Derk Jan Steging en Hermina Reilink |
Derk Jan is de zoon van Gerrit Jan en
Gerritjen |
|
|
|
|
Huidig adres: Eekweg 4 |
|
|
|
|
't
Loobosch |
|
't Loobosch
is gelegen tussen 't Loo en 't Boschloo en is vernoemd naar het loobos
waaraan deze is gelegen. Ook wordt het wel "de Bult" genoemd
doordat het oude weggetje naar 't Loobosch vanaf Hoekman over een bult
liep, hierachter stond dan de boerderijtje. Deze is waarschijnlijk in
1852 gesticht door Derk Tuitert en Johanna Gardina Hoogkamp die daarvoor
op Hoekman woonden waar Johanna is geboren en waar haar ouders Hendrik
Jan Hoogkamp en Janna Oostenenk wonen. Volgens de kadastrale atlas van
1832 bestond de grond waarop 't Loobosch is gebouwd uit hakhout (perceel
100). Eraan grenzend was perceel 103, een bos van bijna negen hectare
welke tegenover Hoekman is gelegen. Perceel 100 was bijna zeven hectare
groot en beide percelen waren eigendom van Hendrik Jan Hoogkamp. Tussen
perceel 100 en 103 liep het weggetje die de Eesterhoek (vanaf 't Hekkert)
met de uiterwaarden verbond. Dit weggetje ligt er bij 't Loobosch nog
steeds.
|
|
|
Derk
Tuitert is de zoon van Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink en
is dus geboren op 't Smeenk. Johanna haar zuster Janna Hoogkamp
trouwt op 12 juli 1852 met Gerrit Jan Oostenenk die dan op Hoekman
komt wonen. Het is goed mogelijk dat Derk en Johanna toen Hoekman
hebben verlaten en 't Loobosch hebben gesticht welke toen het huisnummer
44a kreeg. Derk en Johanna waren al op 12 november 1847 getrouwd,
maar maakten dus plaats op Hoekman waar een Oostenenk schijnbaar
de voorkeur kreeg. Niet duidelijk is het of Derk en Johanna een
gedeelte van de grond hebben gekocht om zelf op te bouwen of dat
het huis voor hen is gebouwd. Wel is duidelijk dat 't Loobosch jarenlang
eigendom was van de familie Tuitert van de Grote Muil en dat Derk
dus wel eigenaar zal zijn geweest. In februari 1859 verhuizen Derk
en Johanna naar de Grote Muil. Zij hebben dan twee kinderen die
al in 1848 en 1851 op Hoekman waren geboren. Tijd voor nieuwe kinderen
was er niet op 't Loobosch waar hard gewerkt moest worden. Eénmaal
op de Grote Muil wordt het gezin uitgebreidt met nog twee kinderen. |
|
|
Nieuwe
bewoners op 't Loobosch zijn Mannes Hietbrink en Fenneken Muilerman die
op 11 februari 1859 waren getrouwd. Mannes is de broer van Jan Hietbrink
van 't Raland en heeft er zelf ook gewoond, hij is dus bekend in de buurt.
Mannes werkt als akkerbouwer en heeft ook een dienstknecht in dienst.
Er worden drie kinderen geboren waarvan de jongste in 1866 drie maanden
na de geboorte overlijdt. Het jaar erop vertrekken Mannes en Fenneken
waar ze gaan inwonen op Dorrewold in Gorssel en worden ze op 19 juni opgevolgd
door Hendrik Dommerholt en Tonia Fredrika Altena die daarvoor in de Eesterbrink
woonden. Hendrik is een kleinzoon van Gerrit Scholten en Johanna Boschloo
van Brinkman. Ze hebben dan een dochter genaamd Fredrika en er zouden
nog twee zoons worden geboren, zodat het nieuwe gezin ook uit drie kinderen
bestaat. Geen dienstknecht, want Hendrik blijft als dagloner werken. Na
het overlijden van Tonia Fredrika Altena op 27 oktober 1872 vertrekt Hendrik
van de boerderij en vestigen Gerrit Jan Makkink en Willemken Ilbrink zich
er op 20 februari 1873. Willemken is de zus van Johanna Ilbrink van 't
Raland. Het echtpaar is al op leeftijd en heeft geen kinderen. Met Willem
Burgers hebben ze wel een kostganger in huis. |
|
De
voorgaande hoofdbewoners woonden niet erg lang op 't Loobosch. De
familienaam Plaggert zou daarentegen vele jaren verbonden zijn aan
´t Loobosch. Het begint op 12 april 1878 als Jan
Albert Plaggert en Gesina Harmina Boterman, die op 9 februari waren
getrouwd, hun intrek nemen. Gesina is de kleindochter van Hendrik
Boterman en Johanna van der Meij die op 't Raland woonden, al voor
de derde keer een link tussen 't Loobosch en 't Raland! Net als
zijn voorganger is ook Jan Albert dagloner van beroep. Er worden
vijf kinderen geboren waarvan één levenloos en één
leefde maar een maand. Bleven een dochter en twee zoons. Dochter
Alberdina Willemina is geboren op de tweede kerstdag van 1879 en
was daarmee de oudste van het stel. Zij trouwde op 3 mei 1902 met
Albert ten Have en hij komt dan ook op ´t Loobosch wonen.
Niet voor lang, want op 27 januari 1903 verhuizen zij naar de Oude
Pastorie, hun foto´s zijn daar ook te zien. Vanaf 1910 wordt
Jan Albert Plaggert geregistreerd als landbouwer, er wordt dus serieuzer
geboerd bij ´t Loobosch. Dat moest zonder Gezina want zij
overleed op 25 oktober 1910. Jan Albert woont dan alleen met zijn
jongste zoon Albert Jan (geboren in 1891 en daarmee een nakomeling)
die op 22 mei 1920 met Jantje Hietkamp weer een vrouw in huis haalt.
Er worden drie kinderen geboren en in 1927 verhuizen de dan zes
bewoners van 't Loobosch naar de huidige Elfuursweg in Gorssel.
Hier is Jan Albert Plaggert op 5 oktober 1929 overleden. |
|
|
|
Op
28 december 1927 komen Teunis van der Beek en Geertje Tiemens vanuit Voorst
naar Gorssel. Daar wonen al op de Eikeboom hun zoon Gerrit Johan van der
Beek en schoondochter Aleida Slijkhuis. Waarschijnlijk gaan beide echtparen
dan samen op 't Loobosch wonen. Teunis en Geertje wonen er niet lang en
vertrekken op 25 oktober 1928 naar Deventer. Gerrit Johan en Aleida vertrekken
voor 1931 naar Eefde. |
|
|
De
familie Plaggert woonde bijna 50 jaar op 't Loobosch, maar de naam
die het eerste bij de Eesterhoekers opkomt als ze aan 't Loobosch
denken is toch wel die van Gradus Visser, een markant figuur die
ook bekend stond als "Gradus van de Bult". Hij en zijn
echtgenote Paulina Bouwland wonen vanaf 1931 op 't Loobosch welke
na het vertrek van de familie Van der Beek onbewoonbaar was verklaard.
Desondanks maakten Gradus en Paulina er het beste van en werd het
mogelijk dat er twaalf kinderen opgroeiden. Het was dan ook een
drukke bedoening bij de Vissers, te meer omdat het levendige kinderen
waren die het gevaar niet schuwden. Ze maakten er bijvoorbeeld een
sport van om onder de lopende koeien door te lopen als deze van
het weiland terugkwamen. De koeien waren niet van Gradus zelf, want
hij had alleen twee varkens en drie geiten. Op het land bij de boerderij
verbouwde hij o.a. rogge, verdere boerenactiviteiten had hij niet.
Van beroep was hij o.a. grondwerker en petroleumventer. Gradus en
Paulina woonden eerder in bij de familie van Overbeek op Nikkelsberg.
Gradus was wel het meest bekend door zijn activiteiten in de oorlog
waarin hij mensen de IJssel overzette zoals Dommerholt dat ook deed.
Gradus had echter zelf geen boot. Er is ook nog ongeveer twee weken
een Engelse vlieger in huis geweest. De kinderen moesten hierover
hun mond houden. Eigenlijk waren zij een prima dekmantel, want de
Duitsers verwachten niet een onderduiker in zo'n groot gezin waarvoor
het boerderijtje eigenlijk al te klein was. |
|
Gradus
huurde 't Loobosch welke nog steeds eigendom van de Tuiterts was.
Na de oorlog werd de boerderij gekocht. Op de foto's heeft het
boerderijtje een pannendak, maar voorheen was het dak grotendeels
met riet bedekt. Vader van Gradus, ook een Gradus Visser, woonde
de laatste jaren van zijn leven bij zijn zoon en is op 31 maart
1949 op 't Loobosch overleden.
Gradus zelf bleef zijn hele leven op 't Loobosch wonen en is er
overleden op 1 november 1984. Paulina is eerder dat jaar op 4
juni overleden en woonde de laatste maanden van haar leven in
een verzorgingstehuis in Zutphen.
Op de foto hiernaast Gradus Visser en Paulina Bouwland met tien
van de twaalf kinderen (oudste zoon Gradus Marinus ontbreekt,
jongste zoon Willem Cornelis leefde maar een maand) en twee kleindochters. |
|
|
|
1852-1859 |
Derk Tuitert en Johanna Gardina Hoogkamp |
Eerste bewoners |
1859-1867 |
Mannes Hietbrink en Fenneken
Muilerman |
Geen familie van vorige
bewoners |
1867-1873 |
Hendrik Dommerholt en Tonia Fredrika
Altena |
Geen familie van vorige bewoners |
1873-1878 |
Garrit Jan Makkink en Willemken Ilbrink |
Geen familie van vorige bewoners |
1878-1926 |
Jan Albert Plaggert en Gezina Harmina
Boterman |
Geen familie van vorige bewoners |
1920-1926 |
Albert Jan Plaggert en Jantje Hietkamp |
Albert Jan is de zoon van Jan Albert
en Gezina Harmina |
1927-1928 |
Teunis van der Beek en Geertje Tiemens |
Geen familie van vorige bewoners |
1927-1930 |
Gerrit Johan van der Beek en Aleida
Slijkhuis |
Gerrit Johan is de zoon van Teunis en
Aleida |
1931-1984 |
Gradus Visser en Paulina Bouwland |
Geen familie van vorige bewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Eekweg 3 |
|
|
|
|
De
volgende twee boerderijen zijn Hoekman en Boschloo. Op de tekening
hiernaast is te zien dat de wegen vroeger heel anders liepen dan
de huidige Eekweg die kort langs de beide boerderijen loopt en ook
zorgt voor een goede aansluiting van de boerderijen Braamkolk, Loobosch,
Loo, Raland en Beltmanskamp. Op de tekening is te zien dat er een
weg naar 't Boschloo liep met een zijweggetje naar Hoekman. Aan
het einde van dit zijweggetje kon dan je dan weer links richting
't Loo en rechts naar 't Ilbrink. |
|
Al
deze weggetjes zijn verdwenen in het grote weideland welke wordt
omsloten door de huidige Eekweg, Domineesteeg en Gorsselse Enkweg. |
|
|
|
Hoekman |
|
Eerste bewoners van deze boerderij zijn
Hendrik Jansen Haarman en Aaltjen Gosens Braamkolk. Zij trouwden in
1725, maar woonden met zekerheid pas in 1731 op Hoekman, dat is de eerste
keer dat de naam in de kerkboeken werd vermeld. De boerderij zal dus
omstreeks 1728 door het echtpaar zijn gesticht. Mogelijk woonden zij
eerst in Hendrik zijn ouderlijk huis de Grote Haar in Dorth en verhuisden
later richting de ouders van Aaltjen die op de Braamkolk woonden. Overigens
was Jan zijn vader al overleden en komt zijn moeder Geesken (Geertjen?)
Berents oorspronkelijk van 't Hekkert waar in die tijd nog familie woonde
dus ook voor Hendrik was Gorssel al bekend terrein. De naam Hoekman
is mogelijk aan de boerderij gegeven doordat deze aan de rand van de
Eesterhoek, binnen de voormalige marke Eschede, stond.
|
|
|
Omstreeks
1740 verhuizen Hendrik en Aaltjen naar Dijkerhof. Op 9 juli 1741
wordt een meisje genaamd Janna gedoopt als dochter van Hendrik Hoekman
en Garritjen Willems wat een ander echtpaar moet zijn geweest tenzij
Aaltjen Gosens is verward met Garritjen Willems, maar dat is niet
aannemelijk. Van het echtpaar Hendrik en Garritjen is echter verder
niets bekend. Dat geldt ook voor Jan Hoekman van wie een kind op
14 november 1747 is overleden, van hem is ook niet bekend met wie
hij is getrouwd maar het is wel waarschijnlijk dat hij in die tijd
op de boerderij heeft gewoond. Vanaf nu wordt de bewonersgeschiedenis
gelukkig wel duidelijker.
Op 1 september 1754 laten namelijk Garrit Hoekman en Jenneken Hulman
hun dochter Janna dopen en op 22 augustus 1756 wordt dochter Engberdina
gedoopt. Garrit is afkomstig van "Gelster" en heet dan
Bouwhuis, de naam wijzigt in Gorssel dus naar Hoekman als hij op
de gelijknamige boerderij gaat wonen. Dochter Engberdina is het
daar niet mee eens en stelt dat zij en haar zus ook niet op Hoekman
zijn geboren alhoewel haar ouders er wel woonden. Dat de doopregistraties
van haar en haar zus anders doen vermoeden, zit haar flink dwars.
Op 19 juni 1788 gaat ze daarom naar de dominee om dit te laten corrigeren.
Hij wil dit wel doen, maar Engberdina moet wel voor twee getuigen
zorgen. |
|
|
Zij vraagt daarvoor
Egbert Peerdekamp en Willem Groot Bentink en doet dat middels een brief
aan de vrouw van Willem met de volgende tekst: "Vrou Bennings, ik ben
met de doomeni soo afgesprooken als ik twee getuige kan besorgen die getuige
konne dat mien ouwers wel op Hoekmans gewoont hbben maar dat wij kinderer
daar niet gebooren bennen als ik in 't iaar 1756 den 22 Augustus en mien
suter Ianna in 't Jaar 1754 in de maand September en om nu ijder geen bij
sonder van te hebben dat wij de van hebben op gevolgt [Met "van"
wordt bedoeld: achternaam, afkomst]. Daar vaader gebooren is en dat is op
Bouhuis in Gelster dus heeft min vaader gehieten Gerrit Gerritsen Bouhuis
en mien moeder Jenneken Harmsen Hulman. U sou mij groot pleisier doen so
uwe dat wou met u beiien getuigen dat mien ouders soo gehieten hebben mien
lieve Benning, doet mij dat pleisier want 't is mi veel waart u kan 't geld
bij mien broer Willem weerom krigen. U moet maar an de doomeni seggen dat
’t voor die mensen is die den 19 IJuni bij hem geweest hebben want
hij heeft een vou geslaagen in 't dopt boekt bij mien naam en van mien suster
so dat hi niet hoeft te soeken. Siet gegroet van mij Engbertdiena. Dit in
leggende briefien dient om u bij de doomenij niet met de naam te vergissen."
Daarop maakte de dominee op 13 oktober 1788 een aantekening bij de doopakten.
|
|
Garrit en Jenneken waren natuurlijk de
beste getuigen geweest, maar zij waren reeds lang daarvoor overleden.
Garrit Hoekman overleed op 19 maart 1758 en Jenneken "op den Hoek"
overleed op 26 augustus 1762. Zoon Garrit woonde op de Peerdekate en
was getrouwd met Garritjen Bennink. De Peerdekate en Groot Bennink liggen
vlak bij elkaar in de Boschterhoek en bovengenoemde getuigen waren daarvan
afkomstig en waren ook familie. Overigens is Jenneken voor haar overlijden
opnieuw getrouwd. Zij deed dat op 17 december 1758 met Jan Langenbarg
die dus ook op de boerderij heeft gewoond. Hij hertrouwde op 20 november
1762 met Maria Waanders Ossenkop en zij blijven op de boerderij wonen.
Maria overlijdt op 30 september 1783 en Jan besluit voor een derde keer
te trouwen met Geertjen Janssen Hubers die zelf weduwe is van Berend
Nusink onder Wilp. Het stel gaat op 20 december 1783 in ondertrouw maar
van een huwelijk komt het niet omdat Jan precies een week later overlijdt.
Geertjen gaat op zoek naar een nieuwe man en trouwt op 4 april 1784
met Teunis Dikkers. Op 2 december 1787 wordt dochter Willemken geboren
die haar verdere leven de naam Hoekman als familienaam zou houden. Willemken
kwamen wij op de Eesterhoek pagina als hoofdbewoonster van de Eikenboom
en haar ouders hebben er ook gewoond en zijn er overleden. In het register
van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt Teunis
Dikkers genoemd als Tonis Hoekman. In dit register worden veel personen
genoemd naar de boerderijnaam.
|
|
Eerste
bekende eigenaar is Johanna Wilhelmina Scheltinga, weduwe van de
heer Coenraad Alexander Jordens, in leven burgemeester van Deventer.
Zij heeft de boerderij verkocht aan Engbert Roeterdink en Willemina
Hakeboom die er waarschijnlijk niet woonden. Engbert is een neefje
van eerder genoemde getuige Willem Groot Bentink die eigenlijk Willem
Roeterdink heet.
Harmen Wilgenhof is pachter anno 1815 en is de eerstvolgende bekende
bewoner van Hoekman. Harmen is op 6 juli 1804 aangenomen als lidmaat
in Gorssel en was afkomstig van Harfsen. Op 5 mei 1805 trouwt hij
te Gorssel met Antonia Greve. Aangenomen mag worden dat zij toen
op Hoekman zijn gaan wonen en dat Teunis en Geertjen toen zijn vertrokken.
Harmen zijn beroep is dagloner en in 1818 wordt hij genoemd als
veldwachter en woont dan niet meer op Hoekman. Dat kan kloppen,
want op 14 januari 1818 verkopen Engbert Roeterdink en Willemina
Hakeboom, die dan eigenaar van Hoekman zijn, de katerstede "den
Hoek" aan dagloner Jan Mentink voor 1200 gulden. Het bestaat
uit een huis en 400 roeden bouwland met drievierde koeweide op den
Escheder koeweerd alsmede een bij en om gemelde katerstede gelegen
akkermaalsch bosch het "Escheder Loo" genaamd en een daarin
gelegen stukjen weideland. |
|
|
|
Jan
Mentink zijn echte naam is Hendrik Jan Hoogkamp. Hij is afkomstig van
het erve Mentink te Warnsveld en wordt daarom ook wel Mentink genoemd.
Hij woont samen met Janna Oostenenk die ook van Warnsveld afkomstig is.
Haar vader Jan Oostenenk, die marskramer van beroep was, verhuisde in
1802 met zijn (tweede) vrouw Stevendina Engelgoor van Warnsveld naar Gorssel
en het is mogelijk dat zij toen ook op Hoekman zijn komen wonen en dat
Janna dus al voor 1818 op Hoekman woonde. Op 3 augustus 1822 krijgen Hendrik
Jan en Janna een zoon, maar zijn dan niet getrouwd. Zelfs na de geboorte
van hun zoon (Gerrit Jan) besluit het stel niet te trouwen, heel bijzonder
voor die tijd. Pas op 14 april 1826 trouwen Hendrik Jan en Janna en vanaf
die tijd is het gedaan met de naam Mentink en wordt de naam Hoogkamp op
Hoekman gevoerd. Dat komt doordat Hendrik Jan acht dagen eerder op 6 april
1826 op het gemeentehuis officieel "den naam van Hoogkamp" verklaart
aan te nemen. Uit het huwelijk worden twee dochters geboren: Johanna Gardina
op 17 juni 1827 en Janna op 18 december 1829. Eind 1829 telt het gezin
vier gezinsleden waarbij opgemerkt dat zoon Gerrit Jan in 1823 al was
overleden. |
|
|
Hendrik Jan Hoogkamp
staat in de kadastrale atlas van 1832 nog steeds geregistreerd
als eigenaar en dagloner op Hoekman welke dan bestaat uit een
huis en erf (117) en een kwart hectare bouwland (118). Even verderop
heeft Hendrik Jan ook nog een perceel bouwland (120) welke ook
een kwart hectare groot is. Bij de veetelling van 1840 blijken
er ook nog twee runderen rond te lopen.
Op 21 maart 1840 is J. Hoogenkamp als eigenaar van de "Eschedesche
Loo" aanwezig bij de vergadering van de marke Eschede, hij
bezit daar 3/4 Whare. Bij de verdeling van de marke Eschede bij
akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel
heide geschonken aan Jan Hoogkamp als eigenaar van het plaatsjen
Hoekman.
Dochter Johanna Gardina trouwt op 12 november 1847 met Derk Tuitert
van 't Smeenk en hij komt dan inwonen op Hoekman. Als op 12 juli
1852 andere dochter Janna trouwt met Gerrit Jan Oostenenk, maken
Johanna Gardina en Derk plaats en stichten even verderop hun eigen
boerderij 't Loobosch. Ondertussen was Hendrik Jan Hoogkamp op
3 januari 1851 overleden en was Derk Tuitert dus voor anderhalf
jaar de mannelijke hoofdbewoner van Hoekman. Janna Oostenenk zwaaide
natuurlijk nog wel de scepter en zij zal er mogelijk verantwoordelijk
voor zijn dat Gerrit Jan Oostenenk de nieuwe mannelijke hoofdbewoner
van Hoekman mocht worden. Niet alleen was Gerrit Jan een naamgenoot,
maar hij was ook een neefje van Janna senior. Hij en Janna junior
waren dus ook neef en nicht.
|
|
|
Er
worden drie zonen geboren, maar ze overlijden alledrie op jonge leeftijd.
Na het overlijden van Janna Oostenenk op 12 februari 1860 wonen Gerrit
Jan en Janna alleen met zoon Jan Albert die in 1856 is geboren en in 1866
zou overlijden. Hun eerste zoon Jan was in 1859 al overleden. Toch woonde
de familie Oostenenk niet alleen op Hoekman want er was een hele rits
van dienstknechten en dienstmeiden. In 1869 komt ook het 14-jarige nichtje
Alberdina als dienstmeid op de boerderij werken en zij blijft er wonen
en werken tot 1883 als ze trouwt met Berend Scheuter. Haar tante Janna
is dan inmiddels overleden, zij overleed op 27 maart 1879. Gerrit Jan
hertrouwt op 6 september 1879 met de 42-jarige Aaltjen Lammersen en er
worden geen kinderen meer geboren.
|
|
Aan
de opvolging moet worden gedacht en kort voor het vertrek van nichtje
Alberdina wordt het 15-jarige neefje Albert Jan op Hoekman verwelkomt.
Hij is het jongere broertje van Alberdina, beiden kinderen van Jan
Oostenenk en Harmken de Maag uit Eefde. Het heeft er weer alle schijn
van dat de voorkeur aan de familienaam op Hoekman werd gegeven.
Op een gegeven moment houdt Albert Jan het echter voor gezien en
wordt er gezocht in de familie Aaltjen en zo komt de 16-jarige Johanna
Lammersen in 1887 als dienstmeid op de boerderij werken. Johanna
blijkt niet alleen een goede kracht maar ook een prima lokaas, want
Albert Jan Oostenenk (die op Groot Bentink woonde en werkte) komt
weer terug en trouwt op 2 mei 1891 met Johanna. Met een neefje van
de ene kant en een nichtje van de andere kant is de opvolging op
Hoekman uiteindelijk dan toch veilig gesteld. En dat net op tijd,
want op 24 maart 1892 overlijdt Gerrit Jan Oostenenk op 60-jarige
leeftijd. En zo boert Albert Jan verder op Hoekman, net als zijn
oom werkt hij als landbouwer.
In 1876 is het voorhuis van de boerderij nog door Gerrit Jan verbouwd
of wellicht nieuw gebouwd, een gevelsteen met de intitalen GJOE
(Gerrit Jan OostenEnk) en JHK (Janna HoogKamp) herinnert hier nog
aan. De huidige boerderij is in ieder geval niet de oorspronkelijke
boerderij, deze stond meer richting de huidige Eekweg, op het grasveld
linksvoor de boerderij waar nogal een stenen tevoorschijn kwamen.
Albert Jan en Johanna krijgen drie kinderen maar daar blijft het
bij want Johanna overlijdt op 14 januari 1898 op 26-jarige leeftijd.
|
|
|
|
|
Op
21 januari 1899 hertrouwt Albert Jan dan met Jantjen Scheuter. Zij
is de dochter van Johanna Maria Peters en Berend Scheuter die in
1883 trouwde met Alberdina Oostenenk die tot 1883 op Hoekman woonde.
Zo komt een stiefdochter van Alberdina weer terug op de boerderij.
Uit dit huwelijk worden nog eens zes kinderen geboren in de periode
1900-1917. Albert Jan Oostenenk krijgt dus negen kinderen en weet
dat de opvolging op Hoekman niet langer meer een probleem zal zijn
als hij op 14 juni 1920 in het ziekenhuis van Deventer overlijdt.
Tante Aaltjen Lammersen is dan nog in leven, zij overlijdt op 1
april 1922 en is 85 jaar oud geworden.
Er breekt een tijdperk aan waarin Jantjen Scheuter de enige hoofdbewoner
van Hoekman is en met zeven kinderen op de boerderij woont. Daarvan
blijven er uiteindelijk twee over: stiefzoon Jan en zoon Albert
Jan. Ook dochter Harmken blijft op de boerderij wonen, zij was ongehuwd.
Wij zien haar links op de foto hiernaast en wij zien hier ook de
gevelsteen van 1876. |
|
|
|
|
Jan
blijft ook ongehuwd en dus is de hoop op Albert Jan junior gevestigd.
Albert Jan junior trouwde op 1 april 1939 met Hendrika Wilbrink
van 't Reuvekamp en zij kregen drie zoons. Zij woonden op de boerderij
tot 1974 toen zij werden opgevolgd door zoon Gerrit Hendrik en zijn
kersverse echtgenote Arisje Bouwman. Er werd aan de overkant van
de weg een nieuwe bungalow gebouwd waar Albert Jan en Hendrika gingen
wonen. Aan deze kant van de weg stonden ook nieuwe schuren waarvan
een koeienschuur in het voorjaar van 1979 in vlammen opging. Aan
deze kant van de weg is er natuurlijk ook nog het loobos waar Albert
Jan in de winter takkenbossen maakte van het eiken akkermanshout
welke hij verkocht aan bakkers in Gorssel en Deventer die er hun
ovens mee verwarmden. Het was een welkome bijverdienste in de tijd
dat er op het land niet veel gedaan kon worden. Het hele perceel
bos werd in zeven jaren onder handen genomen en dan begon Albert
Jan weer opnieuw.
Tegenwoordig wonen Gerrit Hendrik en Arisje in de bungalow en is
het hun zoon Albert Jan die als derde Albert Jan Oostenenk op Hoekman
boert.
|
|
|
1728-1740 |
Hendrik Jansen Hoekman en Aaltjen Braamkolk |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1741-1746~ |
Hendrik Hoekman en Garritjen Willems |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1747-1753~ |
Jan Hoekman en onbekend |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1754-1758 |
Garrit Hoekman en Jenneken Harmsen Hulleman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1758-1762 |
Jan Jansen Langenbarg en Jenneken Harmsen
Hulleman |
Jan is de tweede echtgenoot van Jenneken |
1762-1783 |
Jan Jansen Langenbarg en Maria Waanders
Ossenkop |
Maria is de tweede echtgenote van Jan |
1784-1805 |
Teunis Willems Dikkers en Geertjen Janssen
Nusink |
Geertjen is de verloofde van Jan |
1805-1817 |
Harmen Wilgenhof en Antonia Greve |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1818-1860 |
Hendrik Jan Hoogkamp en
Janna Oostenenk |
Geen familie van vorige
hoofdbewoners |
1852-1879 |
Gerrit Jan Oostenenk en Janna Hoogkamp |
Janna is de dochter van Hendrik Jan
en Janna |
1879-1922 |
Gerrit Jan Oostenenk en Aaltjen Lammersen |
Aaltjen is de tweede echtgenote van
Gerrit Jan |
1891-1898 |
Albert Jan Oostenenk en Johanna Lammersen |
Albert Jan is een neefje van Gerrit
Jan en Johanna is een nichtje van Aaltjen |
1899-1943 |
Albert Jan Oostenenk en Jantjen Scheuter |
Jantjen is de tweede echtgenote van
Albert Jan |
1939-1974 |
Albert Jan Oostenenk en Hendrika Wilbrink |
Albert Jan is de zoon van Albert Jan
en Jantjen |
1974-2008 |
Gerrit Hendrik Oostenenk en Arisje Bouwman |
Gerrit Hendrik is de zoon van Albert
Jan en Hendrika |
|
|
|
|
Huidig adres: Eekweg 2 |
|
|
|
|
't
Boschloo |
|
Deze boerderij
is in het begin van de 18e eeuw gesticht door Jan Hendriks, zoon van Hendrik
ten Bosch van boerderij 't Roeterdink. Deze Hendrik is afkomstig van boerderij
't Bosser, maar niet zeker is of dit 't Bosser van de Eesterhoek is omdat
er in de Boschterhoek ook een boerderij 't Bosse heeft gestaan waar ook
nog een Boschloo gewoond heeft, namelijk Johanna Boschloo die later op
't Brinkman woonde. Daarbij was 't Bosse van de Boschterhoek niet ver
gelegen van 't Roeterdink en behoorden beide boerderijen tot de marke
Gorssel waartoe ook 't Boschloo zou behoren. |
|
|
In ieder
geval komt het eerste gedeelte van de boerderij- en familienaam
weg van boerderij 't Bosse(r). Toen men zich ging vestigen in het
Loo kreeg men het achtervoegsel "van het Loo" en zo ontstond
de naam Boschloo welke dus als boerderij- en familienaam gebruikt
zou worden en sedert 1777 consequent als Boschloo wordt geschreven.
Opgemerkt moet nog
worden dat Claes ten Bosch (Busch), vader van Hendrik en grootvader
van Jan, in 1665 "Het Groote en Kleyne Loo" in pacht kreeg
van de marke Eschede. Ook dat kan te maken hebben met het ontstaan
van de naam Boschloo waarbij dan de geslachtsnaam "ten Bosch"
is gekoppeld aan de boerderijnaam "van het Loo".
In 1697 worden deze door de marke Eschede geveild en verkocht aan
Robbert van Heeckeren. Mogelijk koopt Jan Hendriks van hem een gedeelte
van de grond (welke in verwaarloosde toestand was) en bouwt hij
hierop een nieuwe boerderij welke de naam Boschloo krijgt. |
|
|
De
eerste keer dat de naam Boschloo wordt gebruikt is in 1706 als Jan
zijn dochter Janna laat dopen en dan wordt genoemd als "Jan
Hendrijks op Bosloo ten Busse". Jan is dan getrouwd met Gerritjen
Stevens van 't Walle, hij was weduwnaar van Jenneken Willems Smeenk
uit Harfsen met wie hij in 1702 was getrouwd en waarschijnlijk zijn
zij de eerste hoofdbewoners van t Boschloo en is de boerderij dan
al in 1702 gebouwd.
Dochter Janna trouwt op 14 augustus 1735 met Garrit Wiltink die
zich Boschloo gaat noemen nadat hij op de boerderij is komen wonen.
In 1763 koopt "Gerrit Hendrik Bosselo" een stuk bouwlant,
den Bree genaemt in den Eescher Enk, in het kerspel Gorsel, buerschap
Enschede gelegen. Hij koopt deze van zijn zwager Derk Stokhaer en
desselfs huisvrouw Maria Bosselo (zus van Janna) die in Harfsen
wonen.
Dochter Derkjen wordt in 1745 als "Derriksken Bosloo"
gedoopt en trouwt 17 mei 1772 met Gerrit Roeterdink die na dit huwelijk
ook de naam wijzigt naar Boschloo. Uit dit huwelijk worden zeven
kinderen geboren. |
|
|
|
Gerrit
was naast landbouwer ook kribmeester van de marken Eschede en Gorssel.
In die hoedanigheid houdt hij op bijgaande afbeelding een paal vast
die door de bewoner van boerderij "Velderhof" de grond
in wordt geslagen. De afbeelding komt van een wafelijzer uit het
jaar 1803. Twee jaar later, op 2 november 1805, overlijdt Gerrit
op 't Boschloo. Het wafelijzer was in bezit van de bewoners van
't Boschloo en 't Dijker en is in lengte van dagen gebruikt voor
de jaarwisseling voor het bakken van "nieuwjaarskoeken".
Het koekijzer wordt nog steeds jaarlijks gebruikt! |
|
|
Derkjen is
overleden op 8 juni 1810. Oudste zoon van Gerrit en Derkjen is Antonij
Boschloo en hij is geboren op 20 januari 1773. Hij kreeg volgens het testament
van zijn moeder (opgemaakt 15 december 1808) toebedeeld de katerstede
het Boschloo met drie akkertjes bouwland en een weidjen welke allen aan
één perceel zijn gelegen. Hij trouwde op 30 april 1809 met
Jenneken Roeterdink van de Klaphekke en zij kregen zes kinderen in de
periode 1810 tot 1819. Hij speelde een belangrijke rol bij de deling van
de marke Gorssel en was ook kerkmeester van Gorssel. Antonie is op 22
april 1852 overleden, Jenneken is overleden op 27 maart 1861. |
|
Hun
oudste zoon Gerrit trouwde met Johanna Gerdina Ilbrink van 't Dijker
en ging daar wonen. Sindsdien is de familienaam Boschloo ook aan
't Dijker verbonden. Gerrit is er op 27 mei 1866 overleden.
Twee kinderen worden niet oud en waren niet gehuwd. Jongste dochter
Johanna Gerritdina trouwde met Jan Willem Brinkman en woonde in
Diepenveen. |
|
Oudste
dochter is Geertjen, geboren op 21 september 1811. Ook zij woonde
haar laatste levensjaren op 't Dijker en is er overleden op 29 juni
1893 en was daarmee de langstlevende van de zes kinderen. Zij was
getrouwd met Roelof Menkveld en woonde met hem op de Paardekamp
te Eefde. Roelof was boer en meester timmerman en verbouwde vele
boerderijen in de Eesterhoek. Nichtje van Roelof en Geertjen is
Willemina Menkveld, haar komen wij zo direct tegen. |
|
|
|
Zoon Jan wordt
op grond van een testament van vader Antonij d.d. 31 maart 1843
opvolger op 't Boschloo. Bij de verdeling van de marke Eschede
bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een
perceel heide geschonken aan Antonie als eigenaar van het plaatsje
Boschloo. Jan is geboren op 5 november 1813 en trouwde op 5 juli
1844 met Willemina Roeterdink van Groot Bentink. Het echtpaar
had geen kinderen, maar Gerrit van 't Dijker had wel vier volwassen
zonen en zo gebeurden het dat zoon Albert naar 't Boschloo kwam
om daar zijn ome Jan op te volgen. Dat deed hij samen met Willemina
Menkveld van 't Meijerink in Eefde met wie hij op 15 februari
1877 trouwde. Zij zorgden wel voor jong grut op 't Boschloo want
er werden vijf kinderen geboren. Op de groepsfoto hiernaast zien
wij twee van hun kinderen (Jan en Willemina) op schoot bij de
mensen naar wie zijn vernoemd zijn (Jan Boschloo en Willemina
Roeterdink) en staand hun ouders Albert Boschloo en Willemina
Menkveld.
Albert wordt de nieuwe hoofdbewoner van 't Boschloo want Jan en
Willemina besluiten plaats te maken voor het jonge echtpaar en
verhuizen naar het grote herenhuis Ontijdink waar kamers leegstaan.
Ze kunnen daar echter niet wennen en keren in 1883 terug naar
't Boschloo. Het voorhuis van de boerderij werd hiervoor verbouwd
en vergroot. Hierbij is een slaapkamer op zolder gemaakt, die
toegankelijk werd gemaakt via een trap in de woonkeuken. Volgens
overlevering en de muurankers "1880" zou de verbouwing
van het voorhuis al in 1880 hebben plaatsgevonden, maar dat komt
niet overeen met de terugkeer van Jan en Willemina. De oude muurankers
waren van "1808" en konden prima worden hergebruikt
door de laatste 8 en 0 te verwisselen van plek. Ach, die paar
jaar! Overigens zouden Jan en Willemina volgens overlevering eerder
dan 1883 zijn teruggekeerd naar 't Boschloo en kan dat dan in
1881 zijn geweest, omdat in dat jaar de verbouwing zou zijn voltooid.
Kleine Willemina Boschloo was net op 13 maart 1883 geboren en
zo was de familie Boschloo als op de groepsfoto.
|
|
|
Net
als zijn vader Antonij was Jan meer dan alleen landbouwer want hij
was ook wethouder van Gorssel in de periode van 3 september 1872
tot 8 augustus 1885. Op 3 mei 1887 is Jan Boschloo overleden, Willemina
overleed het jaar erop op 2 december. Jan en Willemina hadden veel
dienstknechten en dienstmeiden in dienst. Eén daarvan was
(mijn overgrootmoeder) Hendrika Muil die op 1 juli 1872 als dienstmeid
op de boerderij kwam werken, zij blijft er tot december 1879 en
heeft dus ook nog voor Albert en Willemina gewerkt.
Albert Boschloo was dus de opdrachtgever van het vergroten van het
voorhuis in en ook van het bouwen van de schuur in 1892 welke in
1970 is afgebroken maar nog wel op de foto hierboven is te zien.
Mooie anekdote is dat Albert Boschloo aan het jagen was terwijl
het jachtseizoen gesloten was. Hij werd betrapt en op de hielen
gezeten door de jachtopziener en Albert rende daarop naar boerderij
Braamkolk waar hij zijn geweer door het "götengat"
(een gat in de muur van de keuken waardoor het waswater naar buiten
kon lopen) naar binnen schoof. Het mocht niet deren, Albert kon
zijn geweer inleveren op het gemeentehuis. Maar hij kocht zich toen
een oud geweer waarvan de loop kromgetrokken was en leverde deze
in. Op de vraag hoe hij daarmee kon schieten, antwoordde hij: "Doar
schiet ik mee um 't hoek van 't huus". |
|
|
|
De
foto linksonder is gemaakt omstreeks 1923 en wij zien hierop Albert en
Willemina, zoon Gerrit en diens echtgenote Willemina Johanna Makkink staand
erachter en drie van hun kinderen. Het meisje vooraan is niet één
van deze kinderen maar dienstmeid Hilde Schröder uit Duitsland. De
man en vrouw werken ook voor de familie Boschloo. Het zijn Albertus Gerhardus
Klein Hulse van de Oude Vos en Hendrika Antonia Draaijer die in 1923 zijn
getrouwd. |
|
|
|
Op 15 februari 1932 waren Albert en "Mientje" 55 jaar getrouwd
en werd de foto rechts hierboven gemaakt waarop hun drie kinderen met
partners en kleinkinderen zijn te zien. De foto is gemaakt voor het achterhuis
van de boerderij. Albert is twee jaar daarna overleden op 17 maart 1934.
Ook nu overlijdt de echtgenote het jaar erop, want Willemina is overleden
op 21 maart 1935. |
|
|
Zoon
Jan ging in Leesten wonen en dochter Willemina trouwde met Bertus
Makkink van 't Wolferink en ging met hem op de nieuwe Dijkerhof
boerderij wonen.
Jongste van de vijf kinderen van Albert en Willemina is Gerrit die
op 12 februari 1890 op 't Boschloo werd geboren. Hij trouwde op
19 juni 1914 met Willemina Johanna Makkink van 't Wolferink (zus
van Bertus) en zij kregen acht kinderen. Toen haar moeder in 1921
overleed kregen Gerrit en Willemina het daglonersplaatsje Lindeboom
toebedeeld, deze werd in 1925 verkocht aan Jan Hendrik Braakhekke.
Na haar overlijden in 1937 hertrouwde Gerrit op 10 september 1942
met Johanna Willemina Roeterdink waarmee er voor de vierde keer
een Roeterdink introuwde op 't Boschloo. Uit dit huwelijk werden
nog twee zoons geboren. Hij kende Johanna Willemina van de Boerenleenbank
waar zij als werktte en Gerrit regelmatig bankzaken kwam doen. Johanna
is geboren op 't Groot Bentink welke verderop deze pagina besproken
wordt.
Het is zoon Gerrit (van het eerste huwelijk) die op 't Boschloo
is blijven wonen en ook twee keer zou trouwen. Gerrit senior en
Johanna Willemina maken plaats en verhuizen augustus 1956 naar 't
Eesterloo aan de Zutphenseweg met de twee jongens. Gerrit is overleden
in 1967 en Johanna Willemina in 1983 aan de gevolgen van een auto-ongeluk
welke zij op 30 januari had.
|
|
|
|
|
Gerrit Boschloo
sr. heeft in de crisisjaren een deel van de weerdstrang gedempt. Ten behoeve
daarvan heeft hij een deel van het Eesterloo laten afgraven. Het project
werd uitgevoerd in het kader van de zogeheten werkverschaffing. Tijdens
het afgraven van het bos werd een urn gevonden die duidt op zeer vroege
bewoning van dit gebied. De urn is helaas niet bewaard gebleven, want
men hechte toen geen waarde aan scherven. Fungeerde de schuur van 't Gier
in de Tweede Wereldoorlog nog als Rooms Katholieke kerk, op de deel van
't Boschloo werden de kerkdiensten van de Protestantse kerk gehouden.
Dit nadat de kerk op 18 maart 1945 was gebombardeerd. De pastorie werd
daarmee ook verwoest en dominee Schakel en zijn gezin woonden toen tot
aan de bevrijding in op 't Boschloo. |
|
1702-1705 |
Jan Hendriks Bosloo en Jenneken Willems
Smeenk |
Eerste hoofdbewoners |
1705-1735 |
Jan Hendriks Bosloo en Garritjen Stevens
op 't Walle |
Garritjen is de tweede echtgenote van
Jan |
1735-1772 |
Garrit Wiltink-Bosloo en Janna Bosloo |
Janna is de dochter van Jan en Garritjen |
1772-1810 |
Gerrit Roeterdink-Boschloo en Derkjen
Boschloo |
Derkjen is de dochter van Garrit en
Janna |
1809-1861 |
Antonij Boschloo en Jenneken
Roeterdink |
Antonij is de zoon van Gerrit
en Derkjen |
1844-1888 |
Jan Boschloo en Willemina Roeterdink |
Jan is de zoon van Antonij en Jenneken |
1877-1935 |
Albert Boschloo en Willemina Menkveld |
Albert is een neefje van Jan en Willemina |
1914-1937 |
Gerrit Boschloo en Willemina Johanna
Makkink |
Gerrit is de zoon van Albert en Willemina |
1942-1956 |
Gerrit Boschloo en Johanna Willemina
Roeterdink |
Johanna is de tweede echtgenote van
Gerrit |
|
|
|
|
Huidig adres: Eekweg 1 |
|
|
Veel van bovenstaande
informatie en foto's zijn afkomstig uit het boekje " 't Boschloo
en haar bewoners" van Martin Boschloo die op zijn beurt o.a. het
familieorgaan "Boschloogica" als bron heeft gebruikt. |
|
|
Alle
beschreven boerderij tot nu toe op deze pagina behoren tot de Eesterhoek.
De volgende boerderij van de Eesterhoek is de Braamkolk en deze
wordt op de Eschede pagina beschreven.
Wij maken op deze pagina eerst nog een uitstapje naar de oudste
boerderijen van de eigenlijke Boschterhoek in de omgeving van de
Ravensweerdsweg. De tocht van boerderij Boschloo naar de Boschterhoek
gaat over de Lenden, de uiterwaarden van de IJssel. De weg is al
de Ravensweerdsweg en na een aantal kilometers door de uiterwaarden
ligt dan net voor de dijk aan de rechterkant de eerste boerderij
van de oude Boschterhoek, ook een streek met veel oude boerderijen
die daarom ook thuishoort op de Eesterhoek website! |
|
|
Belte |
|
Toen Gorssel in 1815 startte met de huisnummering
had boerderij de Belte de eer om huisnummer 1 te krijgen. Er werd toen
namelijk begonnen met nummeren vanaf de IJssel aan de Epse kant en zodoende
kreeg de boerderij dus het eerste huisnummer. In 1841 werd de volgorde
gewijzigd en werd er vanaf de kerk genummerd en kreeg de boerderij het
huisnummer 22. Het is niet echt duidelijk wanneer de boerderij is gesticht
en wie dan de eerste bewoners waren. In een akte van 1757 wordt de Belte
genoemd, maar niet zeker is of hier de boerderij of een stuk land wordt
bedoeld. Wel lijkt het erop dat boerderij de Belte in die tijd al wel
bestond en sinds 1752 werd bewoond door Arent Garrits Goldenbeld en
Everdina Jansen Vrielink die dat jaar in Lochem waren getrouwd. Ze wonen
waarschijnlijk tot 1760 op de boerderij en verhuizen dan naar Maatman
in Harfsen.
|
|
|
Op 21 juni 1767 hertrouwt Everdina
Vrielink met Lambert Jansen die waarschijnlijk al in 1761 op boerderij
de Belte is komen wonen. Hij wordt dat jaar namelijk aangenomen
als lidmaat, toen nog geheten Lambert Jansen Borgman, zijn ouders
woonden op de Borghte. Lambert gaat echter als Beltman door het
leven en wordt als Lammert
Beltman genoemd als hij in 1767 en 1772 als momber wordt aangesteld
van buurkinderen op de Peerdekate. Everdina komt door haar tweede
huwelijk weer terug op boerderij de Belte en krijgt er in 1769
op 43-jarige leeftijd nog een zoon. In 1772 overlijdt zij en op
4 juli 1773 hertrouwt Lambert met Jenneken Brinkman, weduwe van
Frans Ribbink. Aangenomen wordt dat zij nog een paar jaar op de
boerderij zijn blijven wonen.
Volgende hoofdbewoner is mogelijk
Jan Beltman die in 1745 als zoon van Hendrik Diekerhoff op 't
Dijkerhof wordt geboren en eigenlijk de familienaam Haarman had.
Dat de naam wijzigde naar Beltman is dus een aanwijzing dat hij
op de Belte is gaan wonen die overigens ook wel Beltman en Beltmansplaats
werd genoemd. Jan trouwde in 1776 met Janna Venhorstink en ze
kregen vijf kinderen. In het register van oorlogsschade van 1797-1798
over de periode 1794-1795 wordt hij ook Jan Beltman genoemd.
|
|
|
Met
de start van de huisnummering en het daarbij registreren van de hoofdbewoner
krijgen we wel zekerheid over de bewoners. Dat is Jan Olthof en zijn echtgenote
Johanna Smeenk die eerder lange tijd op 't Gier woonden en in 1805 naar
de Belte kwamen. Ook hier woonden zij een lange tijd en daardoor stond
de boerderij ook wel bekend als Olthof. Het echtpaar had geen kinderen
en woonden samen met Antonij Olthof (broer van Jan, woonde eerder op Olthof
c.q. Oldenhof in het dorp) en ook Berendina Koop, die we nog tegenkwamen
op 't Dijker, woonde op de boerderij. Na het overlijden van Jan op 11
maart 1820 worden de dames Johanna en Berendina tot 1832 als bewoonsters
geregistreerd. Johanna overlijdt dat jaar op 26 januari. Berendina verhuist
na het overlijden van Johanna naar de Klaphekke en overlijdt er op 9 maart
van hetzelfde jaar. Precies vier maanden na het overlijden van Johanna
wordt de boerderij middels een veiling op 26 mei verkocht aan dagloner
Jan Mensink en zijn echtgenote Gerritjen ten Maat en blijkt uit de akte
dat Jan Olthof en Johanna Smeenk ook eigenaar waren van de boerderij,
dat waren ze niet van 't Gier.
Jan en Gerritjen hadden wel kinderen, dertien maar liefst. Ze kwamen met
twee kinderen naar de Belte welke waren geboren op de Borghte waar het
echtpaar daarvoor inwoonde. Elf kinderen werden er geboren op de Belte
maar zes daarvan overlijden op jonge leeftijd of bij de geboorte, zo bleef
er een gezin met zeven kinderen over. Jan en Gerritjen wonen hun verdere
leven op de boerderij welke voor Gerritjen (overigens geboren op 't Hekkert)
eindigt op 12 juli 1862 en voor Jan op 1 april 1871. |
|
Op
28 juni 1871 komen de zeven kinderen bijeen in de Roskam en laten
daar een akte opmaken t.b.v. de veiling van daghuurdersplaats "Beltmansplaats"
bestaande in huis en erf met schuur en bouwland tezamen groot 1,72
hectare plus een weide en een stuk heidegrond. Twee weken later
op 12 juli wordt er geveild en koopt Hendrik Jan Wiltink van 't
Reins alles voor 3.765 guldens. Hij koopt de boerderij voor zijn
zoon Hendrik die dan nog vrijgezel is. Jan Willem Mensink (oudste
zoon van Jan en Gerritjen) blijft nog wel tot op 1 juli 1873 op
de boerderij wonen. Ondertussen wordt de boerderij flink verbouwd,
Hendrik Jan Wiltink laat de boerderij vergroten waarvan een steen
met zijn initialen en het jaartal 1872 in het voorhuis nog steeds
het bewijs is. Op 7 november 1872 trouwt Hendrik Wiltink met Garritjen
Harenberg die van erve de Bransenborch te Baak afkomstig is. Kort
na zijn huwelijk krijgt Hendrik van zijn vader veel grond geschonken:
de bouwlanden Bongert en de Bollen, de weilanden met water Koeweerd,
Welleken en Bruggeweerd en hetakkermaalsbosch de Houtkamp. De daglonersplaats
wordt nu een echte boerderij! |
|
|
|
Op
1 juli 1873 nemen Hendrik en Garritjen hun intrek op de Belte, twee dagen
later wordt zoon Hendrik Jan geboren. Er worden zeven kinderen geboren
maar ook nu redden de meeste kinderen het niet, het zijn er maar drie
die opgroeien. Hendrik en Gerritjen worden zelf ook niet oud, Gerritjen
overlijdt op 13 april 1880 op 37-jarige leeftijd en Hendrik overlijdt
op 10 oktober 1881 en wordt maar 43 jaar oud. De drie kinderen waren nog
erg jong dus van opvolging was hier überhaupt geen sprake. Zij worden
ondergebracht bij familie: Hendrik Jan bij tante Kato Wiltink & Hendrik
Jan Ezerman in Epse en Karel Gerrit bij oom Gerrit Jan Wiltink en Jantje
Wiltink op de Oude Pastorie in de Eesterhoek, deze echtparen waren beiden
kinderloos. Zoon Hermanus verhuist naar zijn grootouders Harenberg in
Baak, maar komt later terug naar Gorssel, en wel als hoofdbewoner van
de Belte! |
|
|
Na het overlijden van Gerritjen wordt er een inventaris van de boedel
gemaakt waarvan de waarde wordt bepaald door buurman Willem Roeterdink
van Groot Bentink. In en om de boerderij komt hij aan een waarde
van 1041 guldens waarvan meer dan de helft van de waarde op de deel
te vinden is, want daar staan een paard, vijf koeien, twee pinken
en zes kalveren met een waarde van 643 guldens en 50 centen. Op
het land staan nog gewassen met een waarde van 464 guldens waarmee
de totaalwaarde van de boedel op 1505 gulden uitkomt. Daar tegenover
staan ook schulden waaronder pacht en een openstaande rekening bij
doctor Selle te Gorssel van ruim 45 gulden wat aangeeft dat Garritjen
ziek moet zijn geweest. De pacht bedraagt 450 gulden en had dus
betrekking op de boerderij waarvan Hendrik Jan Wiltink van 't Reins
dus nog wel de eigenaar was.
|
|
|
Jan
Tuitert en Jantjen ten Have komen in maart 1882 op de boerderij wonen
en wonen er gehuurd. Jan is een neef van Hendrik en is ook geen lang verblijf
op de Belte gegund want hij overlijdt op 9 januari 1889 en wordt maar
36 jaar oud. Hij werd vader van een dochter die maar 14 jaren oud mocht
worden en opnieuw werd een kind levenloos geboren. Jantjen, van wie een
broer en zus ook vanaf 1883 op de boerderij woonden, hertrouwt op 21 november
1889 met Johan Wiltink, jongste broer van Hendrik Wiltink en dus (ook)
een neef van haar overleden echtgenoot. Ze wonen maar kort op de Belte
want op 11 maart 1891 vertrekt het echtpaar naar de Keizerij te Borgele
in de gemeente Diepenveen. Ook Johan pachtte de boerderij van zijn vader
Hendrik Jan Wiltink van 't Reins. Deze overleed op 6 november 1889 en
in zijn nalatenschap staat geschreven dat de pacht van 22 augustus tot
6 november 1889 een waarde van 87 gulden en 36 cent had. |
|
Nieuwe
bewoners zijn Antonie Verbeek en Gerarda Arends die uit Eefde afkomstig
waren en ook nu weer de boerderij huren van de erven Wiltink. De
drie kinderen Wiltink zijn inmiddels opgegroeid tot jonge mannen
en in 1897 wordt een akte van scheiding van de nalatenschap van
hun ouders opgemaakt. Hierin staat beschreven dat het boerenerve
"Beltmansplaats" ruim 13 hectare groot is geworden en
een geschatte waarde van 15.000 gulden heeft. Deze wordt toebedeeld
aan Hermanus die ondertussen alweer in de gemeente Gorssel woont
en als boerenknecht in Almen werkt. Op 30 december 1898 zegt hij
de verhuur op en sommeert de familie Verbeek om de boerenerve "De
Belte" op 22 februari 1899 te ontruimen, uiteindelijk verlaten
zij de boerderij op 9 maart 1899 en verhuizen naar Voorst.
Hermanus Wiltink trouwt op 15 april 1899 met Johanna Hendrika Wevers
en gaan dan op de boerderij wonen, zo is er weer een Wiltink op
de Belte. Hermanus, ook wel "Mans van de Belte", en Johanna
sluiten begin jaren 1900 twee leningen van ieders 4.000 gulden af
voor verdere investering in de boerderij. Er worden zes kinderen
geboren waarvan er drie helaas weer jong komen te overlijden. Met
zoon Jan Hendrik bestaat de kans op een volgende generatie Wiltink
op de Belte, maar helaas, Jan Hendrik heeft niet veel met het agrarische
vak. Dat blijkt maar eens als zijn ouders een dag op stap gaan en
zoonlief vragen een aantal koeien van de ene naar de andere boerderij
te drijven. Thuis gekomen zien Mans en Johanna dat de dames nog
allemaal in dezelfde weide staan te grazen. Navraag bij Jan Hendrik
leert dat hij eigenlijk niet wist welke koeien nou eigenlijk van
hun waren en zo had hij de koeien van Groot Koerkamp van 't Gier
naar een ander grasland gebracht, wist hij veel! |
|
|
|
|
Mans
zelf was wel een boer in hart en nieren en beleefde ook nog een
hobby aan de beesten door met stieren mee te doen aan keuringen.
Hiermee behaalde hij b.v. op 1 juni 1909 een getuigschrift met een
waardering van 71 punten voor een zwartbonte stier van 25 maanden.
De Belte stond dicht aan de IJssel en dat betekende ook wel eens
natte voeten, maar in de winterdag kon dat natuurlijk ook ijspret
zijn. Toen dochter Aaltjen op een koude winterdag gevraagd werd
om voor de kachel hout uit de schuur te halen, duurde het even voordat
ze terug was. In de schuur had ze namelijk haar schaatsen verstopt
en de houtjes werden ondergebonden, het hout voor de kachel moest
maar even wachten! Aaltje staat niet op de foto hiernaast, alleen
dochter Gerritje is hierop te zien, staand in het midden achter
haar ouders. Gerritje trouwde met Johan Herman Wiltink en ging wonen
op 't Joonk te Epse. Links naast Gerritje, rechts op de foto, zien
we Jan Hendrik staan.
|
|
Dochter Aaltjen trouwt op 2 juni 1933 met Hendrikus Wevers en zij
gaan dan ook op de Belte wonen. Het botert niet echt tussen Hendrikus
en zijn schoonvader en in 1934 wordt dan al besloten niet langer
meer samen onder het dak van de Belte te wonen. Hermanus Wiltink
regelt een huurcontract met nieuwe pachters voor de periode vanaf
22 februari 1935 en vraagt vergunning aan voor het bouwen van een
nieuw kleiner burgerhuis voor hem en zijn vrouw. Zo gebeurt het
dat de Wevers op 22 februari 1935 naar boerderij Groot Koop in Verwolde
verhuizen en drie dagen later de nieuwe bewoners verwelkomd worden.
|
|
Op
de foto hiernaast zien wij Aaltjen en Hendrikus en hun drie kinderen
die allemaal in Verwolde zijn geboren. |
|
|
|
|
Op
12 september 1934 doet Hermanus Wiltink op 't Beltman een aanvraag
voor het bouwen van eem burgerwoning aan de verlengde Enkweg. Mans
en Johanna verhuizen begin 1935 naar het nieuwe huis welke later
de naam Eikenbelte krijgt. Mans is hier overleden op 31 december
1939 en Johanna Hendrika Wevers is er overleden op 17 maart 1950.
Latere bewoners van het burgerhuis zijn de families Wolters (die
al bij Johanna inwoonde), Nijhof en Van Munster van Heuven die de
landelijke woning in 1965 laat verbouwen. Het adres was eerst Groeneweg
22, later werd dat Ravensweerdsweg 19. |
|
|
Terug
naar de Belte. De genoemde nieuwe bewoners van 1935 zijn landbouwer Gerrit
Jan Bensink en Hendrika Bouwmeester die uit Brummen afkomstig zijn. Ze
komen met vier kinderen en die krijgen in 1936 een zusje als er nog een
dochter wordt geboren. In het huurcontract staat beschreven dat erve “de
Belte” bestaat uit een huis, erf met schuur, gierkelder, wagenloods,
kippenhok, zaadbergen, boomgaard en tuin met vruchtbomen, ca. vier hectaren
bouwland en ca. acht hectaren weiland. Dit alles wordt gehuurd voor 885
gulden per jaar. Er wordt verder overeengekomen dat het huurcontact tussentijds
kan worden beëindigd op 21 februari 1938 en daar wordt gebruik van
gemaakt, want dan verhuist de familie Bensink naar Nieuw Walle en een
jaar later verlaten ze Gorssel en zoeken ze hun heil nog noorderlijker
aan de IJssel in Olst. De boerderij wordt dan door Hermanus Wiltink verkocht
aan Hendrik Jan Remmelink en zijn echtgenote Aleida Harmina Broekman die
op 11 maart 1938 op de boerderij zijn komen wonen, ze waren afkomstig
van Hengelo Gelderland. In 1943 verkopen zij op hun beurt de boerderij
aan Gerrit Jan Meeles. Hij woont in het huis Boschterhoek tegenover 't
Walle en blijft daar wonen. Willem van Munster wordt dan zetbaas op de
Belte en gaat er wonen. Na de oorlog wordt zijn plaats ingenomen door
Gerrit Jan Huzen uit Holten die er tot 1948 woont en dan weer teruggaat
naar Holten. Dat jaar verkoopt de heer Meeles de boerderij namelijk aan
de familie Hagens uit Ruurlo. Het betreft Jan Antonie Hagens en Willemina
Johanna Verbeek met hun schoonzoon en dochter Hendrik Jan Bosman en Aleida
Gerritdina Hagens. Veel land hoorde inmiddels niet meer bij de boerderij
want deze had een totale grootte van nog maar 2,4 hectare. Tegenwoordig
wordt het land niet meer gemist want de Belte is nu een woonboerderij
zoals er daarvan al veel meer zijn in de Eesterhoek. |
|
1752-1760 |
Arent Garrits Goldenbeld en Everdina
Jansen Vrielink |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1761-1772 |
Lambert Jansen Beldman en Everdina Jansen
Vrielink |
Lambert is de tweede echtgenoot van
Everdina |
1773-....... |
Lambert Jansen Beldman en Jenneken Brinkman |
Jenneken is de tweede echtgenote van
Lambert |
1776-1805~ |
Jan Beltman en Janna Venhorstink |
Geen familie van vorige
hoofdbewoners |
1805-1832 |
Jan Olthof en Johanna Smeenk |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners,
woonden eerder op 't Gier |
1832-1871 |
Jan Mensink en Gerritjen ter Maat |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners,
woonden eerder op de Borghte |
1871-1873 |
Jan Willem Mensink |
Jan Willem is de zoon van Jan en Gerritjen |
1873-1881 |
Hendrik Wiltink en Garritjen Harenberg |
Geen familie van de vorige hoofdbewoner |
1882-1889 |
Jan Tuitert en Jantjen ten Have |
Jan is een neef van Hendrik |
1889-1891 |
Johan Wiltink en Jantjen ten Have |
Johan is de tweede echtgenoot van Jantjen
en broer van Hendrik Wiltink |
1891-1899 |
Antonie Verbeek en Gerarda Arends |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1899-1935 |
Hermanus Wiltink en Johanna Hendrika
Wevers |
Hermanus is de zoon van Hendrik en Garritjen |
1935-1938 |
Gerrit Jan Bensink en Hendrika Bouwmeester |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1938-1943 |
Hendrik Jan Remmelink en Aleida Harmina
Broekman |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1943-1945~ |
Familie Willem van Munster |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1946-1948 |
Familie Gerrit Jan Huzen |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1948-1975 |
Jan Antonie Hagens en Willemina Johanna
Verbeek |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1948-....... |
Hendrik Jan Bosman en Aleida Gerritdina
Hagens |
Aleida Gerritdina is de dochter van
Jan Antonie en Willemina Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Ravensweerdsweg 21 |
|
|
|
|
Berkenbelt |
|
Tussen de Belte en Groot Bentink heeft
ook nog een villa gestaan op een bult, maar deze werd op 4 juni 1947
getroffen door de bliksem en afgebrand. Daar het dak van riet was, grepen
de vlammen zeer snel om zich heen, zodat binnen enkel ogenblikken het
hele huis in lichter laaie stond. De brandweer, die spoedig ter plaatse
was, kon wegens watergebrek weinig uitrichten. Slechts de inboedel beneden
kon gered worden, boven verbrandde hij grotendeels. De villa was genaamd
"de Berkenbelt" en de ruïne is er nog en is te zien vanaf
de weg. Het huis is gebouwd in 1943 en bood in april 1945 onderdak aan
de Gorsselse families Bouhuijs, Hut en Slont die Gorssel waren ontvlucht
voor de naderende komst van de Canadezen bij 't Dommerholt en het te
verwachten verzet van de Duitsers. De Canadezen trokken echter ter hoogte
van de Berkenbelt de IJssel over en hierop volgden beschietingen van
de Duitsers en werd het ook bij de Berkenbelt, waar de families verbleven
in de half ondergrondse garage, erg gevaarlijk. Anno 1947 wordt het
huis bewoond door Ida Walvius, de weduwe van Frans Bennekers die in
1944 was gefusilleerd. Frans Bennekers is overigens de achterkleinzoon
van Gerrit Jan Roeterdink die in 1799 waarschijnlijk op Groot Bentink
is geboren. Het adres van de villa was Ravensweerdsweg 19 welke in de
jaren '70 is overgegaan naar de Eikenbelte.
|
|
|
Peerdekate |
|
De Peerdekate
werd ook wel Peerdekotte genoemd. Een kotte is een kleine boerderij en
een peerd is natuurlijk een paard. Mogelijk hebben hier de paarden van
Groot Bentink gestaan en is het eerst een schuur geweest welke daarna
is omgebouwd tot een woning. Het is wel haast zeker dat naast de geogafische
nabijheid ook anders een nauwe band met Groot Bentink heeft bestaan, ze
hadden b.v. ook dezelfde eigenaar. Volgens het doopboek van Deventer wonen
er in 1608 ene Harmen Pherkate en Gebbeken die dan hun zoon Harmen laten
dopen. De volgende bekende bewoners zijn Willem en Geertjen Perecate die
op 6 september 1646 trouwden, maar ze zullen er niet direct zijn gaan
wonen want volgens het verpondingskohier van 1646 is de "Peercotte"
onbewoond. Willem heette eigenlijk Hoekman en was afkomstig van Oolde
maar ging zich Perecate noemen toen hij zich op de Peerdekate vestigde.
Zoon van Willem en Geertjen is Hendrik die op 26 mei 1678 trouwde met
Marrie Jansen en in het dorp ging wonen in waarschijnlijk een nieuwe woning
vlakbij de kerk welke Klein Bentink genoemd werd. Hieruit blijkt nogmaals
dat de Peerdekate nauw verbonden moet zijn geweest met het naastgelegen
Groot Bentink. |
|
|
Willem heeft er in ieder geval tot
1689 gewoond, want hij leefde nog toen op 14 april van dat jaar
dochter Grietjen trouwde met Jan Gerrits Jolink die daarna ook
Perecate werd genoemd. Deze Jan is voor 14 mei 1702 overleden
want dan trouwt de weduwe Grietjen Willems met Gerrit Roelofs
uit Harfsen van het erve Stokhaar. Er wordt op 28 maart 1703 een
tweeling gedoopt maar het is maar de vraag of Grietjen daar nog
bij is geweest want het lijkt erop dat het baren van de tweeling
haar noodlottig is geworden. Precies vier maanden later hertrouwt
Gerrit namelijk met Willemken Derks uit Lochem.
Uit dit huwelijk worden zeven kinderen geboren waaronder dochter
Maria die op 8 januari 1708 wordt gedoopt. Zij trouwt op 6 oktober
1731 met Teunis Jansen en het echtpaar is de volgende generatie
hoofdbewoners van de Perecate totdat Maria er op 24 oktober 1747
overlijdt. Teunis hertrouwt dan op 28 mei 1748 met buurvrouw Garritjen
Jansen van 't Groot Bentink. Na het overlijden van Teunis hertrouwt
zij op 8 november 1767 op haar beurt met Garrit Hoekman, zoon
van Garrit Hoekman en Jenneken Hulleman van boerderij Hoekman.
Garrit zijn vader heette eigenlijk Bouwhuis, maar werd Hoekman
genoemd omdat hij op deze boerderij woonde. De familienaam Bouwhuis
wordt toch nog genoemd als "Garrit
Bouwhuis, bouman op de Perekate" hertrouwt met Johanna Goorhorst.
Dat doet hij op 25 april 1772 en de kinderen uit dit huwelijk
worden allemaal als Bou(w)huis gedoopt waarmee de familienaam
Peerdecate van de gelijknamige erve is verdwenen.
|
|
Uiteindelijk is het ook Johanna die hertrouwt en dat doet zij in
1782 wel als weduwe van Gerrit Peerdekate. Ook twee kinderen die
binnen een week tijd in 1783 overlijden, worden dan nog Peerekate
genoemd. De nieuwe echtgenoot van Johanna houdt ook zijn eigen naam
maar deze komt vrijwel overeen met de boerderijnaam want zijn achternaam
is Peerdekamp en zijn voornaam is Egbert. Zijn naam kwamen wij al
tegen bij het verhaal van boerderij Hoekman waar hij als getuige
van een wijziging van twee dopen in het doopregister wordt genoemd.
Egbert wordt zelf ook in het doopregister genoemd als vader van
twee kinderen die in 1784 en 1789 op de Peerdekate worden geboren.
Op 10 maart 1793 vertrekt het gezin naar Eefde.
In de periode van de drie laatst genoemde echtparen is de Peerdekate
eigendom van Hendrik Gerhard Jordens (burgemeester en cameraar van
Deventer) en Agatha Aleida van Munster. Zij kopen de "Peerekate"
op 24 april 1766 van Henricus van Whije (predikant te Wilp) en Cornelia
Hartkamp. Deze bestaat uit een kamp zaailand, het huis en put en
ander getimmer, met opstaand hout en boomgewassen. De familie Jordens
was ook eigenaar van het erve Groot Bentink welke hierna wordt beschreven.
Cornelia Hartkamp was eigenaar sinds 1760, zij erfde de katerstede
van haar vader Henricus Hartkamp, predikant te Laren. Zij werd toen
ook eigenaar van de Haijtinkhof in Gorssel.
|
|
|
|
Opvolgers
van de familie Peerdekamp is de familie Muil zijnde Berend Muil en Aaltjen
Scholten. Ze zijn getrouwd op 10 januari 1790 en zullen de eerste drie
jaren van hun huwelijk waarschijnlijk nog op de Kleine Muil in de Eesterhoek
hebben gewoond of anders mogelijk bij Jannes Muileman, oudere broer van
Berend, die op Schurink woonde. Berend behoudt de naam Muil(eman) maar
wordt op 29 maart 1810 wel als Berend Peerdekate geregistreerd als zijn
jongste dochter overlijdt. Bij de eerste huizenregistratie van 1815, als
de Peerdekate nog huisnummer 2 heeft, woont Berend nog op de Peerdekate
maar niet lang daarna zal hij naar de Vossebelt in Joppe zijn verhuisd.
Op 16 juni 1819 overlijdt Albert Bluemink, echtgenoot van Catharina Dommerholt,
op de Peerdekate. Het echtpaar zal er zijn gaan wonen na hun huwelijk,
maar niet duidelijk is wanneer dit is geweest. Waarschijnlijk zijn zij
er in 1818 komen wonen omdat de Vossebeld waarschijnlijk in 1818 is gebouwd.
Op 26 mei 1820 hertrouwt Catharina met Gerrit Grooteboer uit Holten, ze
trouwen in Gorssel. |
|
|
Er
worden uit dit huwelijk vier kinderen geboren waarvan de jongste
op 27 augustus 1832, maar het gezin bestaat weer uit vijf personen
als het oudste kind op 5 november 1832 overlijdt. 1832 is ook het
jaar van het kadastrale register en hierin wordt Gerrit Grooteboer
als eigenaar en vruchtgebruiker genoemd. De Peerdekate bestaat dan
uit drie percelen: bouwland (E263), huis met erf (E264) en dennebosch
(E265), samen een kleine hectare groot. Er ligt nog meer dennebosch
en bouwland vlakbij de boerderij maar deze behoort tot het erve
Groot Bentink.
Op de kadastrale kaart links is te zien dat de toegangsweg nog achter
de boerderij loopt. Later wordt deze doorgetrokken tot aan de huidige
Ravensweerdsweg en ontstaat daar de toegangsweg zoals op het kaartje
rechts is te zien. De kaartjes staan t.o.v. elkaar wel gedraaid
dus is het wel wat lastig bekijken. |
|
|
|
Gerrit
Grooteboer overlijdt op 24 juli 1838 en Katriena is dan voor de tweede
keer weduwe. Ze hertrouwt niet meer en blijft alleen met de drie kinderen
op de boerderij wonen. Het duurt tot 1861 als er wat verandert in de gezinssamenstelling
van de Peerdekate. Zoon Hendrik Jan trouwt dan met Derkjen Kapers op 7
december van dat jaar. Op 5 juni 1863 wordt dochter Gerritjen geboren,
maar zij overlijdt al tien dagen later, geluk maakt snel plaats voor verdriet.
Oma Katrien maakt dit niet meer mee, zij is eerder dat jaar op 2 februari
overleden. Meer kinderen worden er uit het huwelijk van Hendrik Jan en
Derkjen niet meer geboren, alleen nog een levenloos geboren meisje in
1870. Toch huppelt er in 1864 een klein manneke rond op het erf, het is
de 2-jarige Hendrik Jan Egbers die samen met zijn moeder Grade Beltman
tijdelijk op de Peerdekate komt wonen als kort daarvoor zijn vader in
Gorssel is overleden. Hendrik Jan werkt als dagloner en verdient daarmee
de kost voor Derkjen en zichzelf. Hij overlijdt op 27 maart 1876 op 52-jarige
leeftijd. Derkjen blijft dan helemaal alleen achter en dat kan natuurlijk
niet zal ook jongere broer Toon gedacht hebben en hij komt op 31 maart
1876 tijdelijk bij zijn zus wonen. Hij vertrekt op 4 juli 1876 weer naar
Deventer en dan is Derkjen wel helemaal alleen. Ze leert echter Mannes
Brinkman kennen en ze trouwt met hem op 8 februari 1877. Ook Mannes werkt
als dagloner en er worden geen kinderen meer geboren, zo leven zij met
z'n tweetjes op de Peerdekate. |
|
|
Maar
als de leeftijd vordert, moet er ook nagedacht worden over de opvolging.
Deze dient zich aan in 1899 als het ongehuwde nichtje Johanna Willemina
Menop bij het echtpaar komt wonen. Zij doet dat met dochter Derkjen
die op 26 december op de Peerdekate is geboren. Johanna is de dochter
van Jan Menop en Johanna Brinkman (zus van Mannes) die op boerderij
Achterkamp aan de huidige Schapendijk wonen. De vader van Derkjen
is Gerrit Hendrik Roeterdink uit Olst die als dienstknecht heeft
gewerkt op boerderij 't Gier en voor zijn trouwen nog woonde en
werkte op Kipperman in Epse.
Hij trouwt op 28 april 1900 met Johanna en dan wordt dochter Derkjen
ook erkend. Gerrit Hendrik komt dan ook op de Peerdekate wonen en
kort daarna op 4 mei koopt hij grond "in blooten eigendom"
van Mannes Brinkman.
Op 11 juni 1916 overlijdt Mannes Brinkman en Derkjen Kapers overlijdt
op 23 november 1928, zij wordt 89 jaar oud. |
|
|
|
Uit
het huwelijk van Gerrit Hendrik en Johanna Willemina worden nog
eens vier kinderen geboren. Op de foto linksboven zien wij alleen
nog dochter Derkjen maar aan de buik van Johanna is te zien dat
de tweede op komst is, de foto zal daarom in 1902 zijn gemaakt.
Eén van de vijf kinderen is een zoon genaamd Mannes maar
één maand oud wordt en op 20 januari 1905 overlijdt.
De volgende zoon die dan wordt geboren krijgt, zoals toen gebruikelijk,
ook de naam Mannes.
Als enige zoon is hij degene die de boerderij voortzet en zo komt
er weer een hoofdbewoner met de naam Mannes. Hij trouwt op 6 juli
1940 met Rika Johanna Withagen en opnieuw worden er vijf kinderen
op de Peerdekate geboren. Op de familiefoto hierboven staat Mannes
in het midden. De anderen drie kinderen staan ook op de foto: dochter
Derkjen linksonder, dochter Johanna staand tweede van rechts en
dochter Dies zittend rechts. Rika Johanna Withagen is te zien op
de foto hiernaast waar ze samen met Mannes poseert voor de Peerdekate.
Mannes overlijdt op 6 maart 1976 en Rika Johanna blijft op de Peerdekate
wonen. Dat doet ze niet alleen, want in 1969 zijn haar oudste zoon
Gerrit en diens echtgenote Truus er ook komen wonen en daarvoor
wordt de varkensschuur bij de boerderij verbouwd. Uit hun huwelijk
worden drie dochters geboren. In 1978 verhuist Rika naar het dorp
waar ze aan de Haerkamp gaat wonen. In 2004 wordt de oude boerderij
afgebroken en blijven Gerrit in Truus in het nieuwere gedeelte wonen,
ze verhuizen uiteindelijk in 2018 waarmee een einde komt aan periode
van 119 jaar Roeterdink op de Peerdekate. |
|
|
1646-1689> |
Willem Wilmsen Perecate en Geertjen
Reints Perecate |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1689-1701 |
Jan Gerrits Perecate en Grietjen Willems
Perecate |
Grietjen is de dochter van Willem en
Geertjen |
1702-1703 |
Gerrit Roelofs Peerdecate en Grietjen
Willems Perecate |
Gerrit is de tweede echtgenoot van Grietjen |
1703-1736~ |
Gerrit Roelofs Peerdecate en Willemken
Derks Brink |
Willemken is de tweede echtgenote van
Gerrit |
1731-1747 |
Teunis Jansen Perecate en Maria Gerrits
Peerdecate |
Maria is de dochter van Gerrit en Willemken |
1748-1766 |
Teunis Jansen Perecate en Garritjen
Jansen Bennink |
Garritjen is de tweede echtgenote van
Teunis |
1767-1771 |
Garrit Hoekman en Garritjen Jansen Bennink |
Garrit is de tweede echtgenoot van Garritjen |
1772-1781 |
Garrit Bouwhuis en Johanna Goorhorst |
Johanna is de tweede echtgenote van
Garrit |
1782-1793 |
Egbert Peerdekamp en Johanna Goorhorst |
Egbert is de tweede echtgenoot van Johanna |
1793-1818 |
Berend Muil en Aaltjen Scholten |
Geen familie van de vorige
hoofdbewoners |
1818-1819 |
Albert Garrit
Hendrik Bluemink en Catharina Dommerholt |
Geen familie
van de vorige hoofdbewoners |
1820-1863 |
Gerrit Grooteboer
en Catharina Dommerholt |
Gerrit is de
tweede echtgenoot van Catharina |
1861-1876 |
Hendrik Jan Grooteboer
en Derkjen Kapers |
Hendrik Jan is
de zoon van Gerrit en Catharina |
1877-1928 |
Mannes Brinkman
en Derkjen Kapers |
Mannes is de
tweede echtgenoot van Derkjen |
1899-1944 |
Gerrit Hendrik Roeterdink en Johanna
Willemina Menop |
Johanna is het nichtje van Mannes |
1940-1978 |
Mannes Roeterdink en Rika Johanna Withagen |
Mannes is de zoon van Gerrit Hendrik
en Johanna Willemina |
1969-2018 |
Gerrit Wolter Roeterdink en Geurtruida
van Heeringen |
Gerrit Wolter is de zoon van Mannes
en Rika Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Ravensweerdsweg 36 |
|
|
|
|
Groot
Bentink |
|
Deze
boerderij wordt al in 1321 genoemd als "Erf Benting" en is daarmee
de eerst vermelde boerderij van Gorssel welke toen nog als Gerslo en Gorstelo
werd geschreven. Alleen 't Eschede werd al eerder genoemd (anno 1046 als
't Ascethe) maar was geen boerderij. Dat Bentink (Bentinck) al in 1321
werd genoemd, wil niet zeggen dat het de oudste boerderij van de marken
Gorssel en Eschede was, maar de boerderij zal één van de
oudsten zijn, zeker van de boerderijen die tegenwoordig nog bestaan. Maar
let op: dit is waarschijnlijk van toepassing op Klein Bentink in het dorp!
Dit verhaal dus nog aanpassen, Groot Bentink is van latere datum en bestond
in ieder geval wel in 1646 toen Jan van Essen eigenaar van Groote Bentinck
was. |
|
|
Op
12 maart 1648 laat "Arndt bouman op Bentinck" zijn dochter
Henderssken dopen. Een eeuw later blijken er al elf verschillende
echtparen hoofdbewoners te zijn, veroorzaakt door het feit dat één
van de partners jong overlijdt en de andere kort daarop hertrouwde,
zoals dat in die tijd gebeurde. Pas in 1713 is er sprake van een
nieuwe generatie als Jan Gerrits hoofdbewoner wordt.
Jan is de zoon van Gerrit Driessen en Geesken Bartelts en is de
helft van een tweeling. De bevalling is zwaar en wordt moeder Geesken
noodlottig. Jan wordt daarom opgevoed bij zijn tante Jenneken (zus
van Gerrit) op 't Have in Almen. Jan trouwt drie keer en wel met
Jenneken Goossens, Anna Jansen en Trijntjen Thijssen. Trijntjen
(ook wel Catharina) trouwt ook drie keer, na haar huwelijk met Jan
trouwt zij nog met Hendrik Jansen en op 11 april 1745 met Albert
Gerrits Roeterdink die zich dan
Bennink gaat noemen. Maar het is wel een Roeterdink die op Groot
Bentink komt wonen en dat zou ruim twee en een halve eeuw het geval
zijn!
Albert en Catharina krijgen één dochter die de naam
Willemken krijgt. Zij wordt op 15 januari 1746 gedoopt en haar vaders
naam wordt dan als Bentink geschreven, maar Willemken zal met de
achternaam Bennink door het leven gaan. Zij trouwt op 23 mei 1768
met Willem Roeterdink, daar heb je er weer één! Hij
is de zoon van Philip Roeterdink van de gelijknamige boerderij die
ook naar Groot Bentink verhuist en zijn naam verandert want hij
overlijdt als Philippus Grootbentink op 17 mei 1783.
|
|
Willem
wordt ook wel Groot Bentink genoemd, maar laat bij de doop van zijn
zes kinderen de naam Roeterdink registreren waardoor de kinderen
(allemaal jongens) deze achternaam kregen. Bij het verhaal van de
Peerdekate kwamen we Willem al tegen als getuige bij een wijziging
in het doopregister. Willemken is dus de "Vrou Bennings"
geweest aan wie het briefje gericht was en zal gezien de gebruikte
woorden "mien lieve Benning" vast een lieve vrouw zijn
geweest!
Willem overlijdt op 28 januari 1795. Willemken hertrouwt op 22 januari
1797 met Willem van Essen met wie zij op 31 december 1796 in ondertrouw
gaat. Op deze dag wordt er een akte in het wezenprotocol opgemaakt
waarin vijf kinderen worden genoemd. Oudste zoon Tone Roeterdink
wordt genoemd als "Antonij Groot Bentink in huwelijk hebbende
Willemina Laarhuis" maar is in 1793 al overleden. Het blijkt
een verschrijving want bedoeld wordt zijn broer Jan Willem die op
8 juni 1796 met Willemina trouwde en bij de ondertekening van de
akte wordt dit wel goed vermeld en er worden dus eigenlijk maar
vier kinderen (Jan Willem, Gerrit, Hendrik en Albert) in de akte
bedoeld.
Jan Willem Roeterdink is op 2 augustus 1800 is overleden en werd
vader van twee kinderen, ook nu weer jongens. Willemina hertrouwt
in 1808 met Arend Nikkels en gaat dan op het erve Haijtinkhof in
het dorp wonen, ze zal tot die tijd met haar twee zoons op Groot
Bentink zijn blijven wonen. Arend Nikkels was eigenaar van het erve
Klein Bentink waarover straks meer. |
|
|
|
Doordat de
oudste twee zoons (Jan Willem was de tweede zoon van Albert en Willemken)
jong zijn overleden, was het aan de derde zoon Gerrit om voor opvolging
te zorgen op Groot Bentink. Hij trouwde op 17 mei 1822 met Lucretia Menkveld
uit Eefde. Hij was daarmee wel de laatste die trouwde, zijn twee jongere
broers Hendrik en Albert trouwden al resp. in 1813 en 1815 maar gingen
resp. op de Borghte en Roeterdink wonen, blijkbaar was de eer aan oudste
zoon Gerrit om de nieuwe hoofdbewoner van Groot Bentink te worden. |
|
|
Gerrit
had de boerderij al op 22 mei 1818 gekocht van Johanna Wilhelmina
Scheltinga, de weduwe van Coenraad Alexander Jordens, voormalig
burgemeester van Deventer. Uit een akte van verband anno 1798
blijkt dat dit echtpaar al eigenaar was maar waarschijnlijk
waren zij dit al veel langer aangezien Coenraad zijn ouders
Hendrik Gerhard Jordens en Agatha Aleida van Munster ook eigenaar
waren. Zij kochten in 1766 in ieder geval de Peerdekate en
waren toen mogelijk al eigenaar van Groot Bentink. Vader en
zoon Jordens zullen niet op Groot Bentink hebben gewoond,
want zij waren burgemeester van Deventer en waren daar woonachtig.
Ook waren zij eigenaar van het erve Klein Bentink nabij de
kerk te Gorssel.
Het Erve Groot Bentink werd geveild als een boerenwoning gemerkt
no. 3, een zaadberg, schaap- en varkenschot, een hof aan de
oostzijde van het huis, gezaai met een daarbij gelegen kamp
bouwland, een akkermaalsheg bij de katerstede Beltman, een
akker en nog meer bouwlanden en akkers w.o. den Lookamp, den
Stoutkamp en een stuk weideland en drie koeweiden. Gerrit
betaalde er 7010 guldens voor. Om de koop te financieren wordt
er een hypotheek van 5000 gulden afgesloten en wordt er in
1819 nog 1500 gulden meer geleend.
|
|
|
|
Aangenomen
wordt dan ook dat Gerrit de eerste bewoner is die ook eigenaar was
van de boerderij, sindsdien is de boerderij altijd eigendom gebleven
van de familie Roeterdink. Overigens wordt Gerrit in de aankoopakte
als Gerrit Groot Bentink genoemd, maar worden ook nu de kinderen
in de geboorte- en doopakten als Roeterdink geregistreerd. Op 6
mei 1826 neemt Gerrit officieel de naam Roeterdink aan wat is vastgelegd
in het register van naamsaanneming. Hiermee verdwijnt de familienaam
Groot Bentink en schrijven wij vanaf nu alleen nog de familienaam
Roeterdink. |
|
|
Overigens
woonde in de periode 1822-1826 ook neef Willem Roeterdink
met diens echtgenote Barta Roeterdink op de boerderij (ook
zij trouwden in 1822) waardoor er opnieuw sprake van een dubbele
bewoning was. In 1826 verhuizen zij naar 't Gier en zijn Gerrit
en Lucretia de enige hoofdbewoners, waarbij wel vermeld dient
te worden dat moeder Willemken ook nog op de boerderij woont,
zij overlijdt op 20 februari 1832 en wordt 86 jaar oud.
Uit dat jaar stamt ook de kadastrale atlas waarin Gerrit toch
weer Grootbentink wordt genoemd ... We zien op de kadastrale
kaart aan de overkant van de weg een schuur (perceel 268)
en een schaapskooi (perceel 269) staan. De boerderij zelf
had perceelnummer 242. |
|
|
In
de boerderij was sinds 1828 ook een koekijzer te vinden welke
Gerrit dat jaar cadeau zal hebben gekregen. Zijn initialen
zijn hierin aangebracht en er staat een afbeelding op van
een huzaar te paard. Waarom de inmiddels 53-jarige Gerrit
dit koekijzer cadeau kreeg, is niet helemaal duidelijk. Wellicht
maakte Gerrit deel uit van de burgerwacht onder leiding van
Willem Jan Larooij die op de Grote Muil woonde en in 1828
is overleden. Ter nagedachtenis aan Willem Jan of nog als
dank voor de bewezen diensten van Gerrit kan dit koekijzer
toen cadeau zijn gegeven, welke dan door Willem Jan voor zijn
dood op 6 september 1828 kan zijn overhandigd. Hoe dan ook,
de koekjes die Lucretia er mee zal hebben gemaakt, zullen
vast goed gesmaakt hebben! |
|
|
|
|
Uit
het huwelijk van Gerrit en Lucretia werden zeven kinderen geboren waarvan
er twee jong zijn overleden. Nadat Gerrit op 27 april 1846 en Lucretia
op 10 december 1848 zijn overleden, worden zij als "de erven G. Roeterdink"
geregistreerd als de hoofdbewoners van Groot Bentink. Oudste dochter Willemina
hoort daar niet bij, want zij is in 1844 getrouwd en woont op 't Boschloo.
De genoemde erven zijn dan ook de overige vier kinderen Bartha, Willem,
Jan Willem en Hendrika die in leeftijd variëren van 23 tot 11 jaar.
Ze krijgen op de boerderij de broodnodige hulp van dienstknecht Teunis
Venneman. |
|
|
Op
31 augustus 1855 trouwen Bartha en Willem: Bartha trouwt met Willem
Hendrik Wiltink en vertrekt naar 't Wolferink en daarvandaan komt
Judeken Wiltink die als echtgenote van Willem op Groot Bentink
komt wonen. Het zijn twee geplande huwelijken met een win-win
situatie voor de boerderijen met aanzien waarbij vast ook de nodige
liefde een rol zal hebben gespeeld. Dat de boerderijen een status
hadden blijkt ook uit de veiling in 1863 van twee kerkbanken die
toebehoorden aan de bewoners van 't Ontijdink. Ze werden gekocht
door Willem Roeterdink van Groot Bentink en Willem Hendrik Wiltink
van 't Wolferink. Andere twee kopers waren Jan Boschloo van 't
Boschloo (de echtgenoot van Willemina Roeterdink) en diens broer
Gerrit Boschloo die op 't Dijker woonde.
|
Dat
Groot Bentink volgens Willem en Judeken nog niet groot genoeg
was, blijkt wel uit een sluitsteen met hun initialen anno 1869
welke boven de deuren van het achterhuis is geplaatst ter gelegenheid
aan een uitbouw. Een reden voor de uitbouw van het voorhuis was
er niet, want Willem en Judeken kregen geen kinderen. |
|
|
|
Jan
Willem Roeterdink, de jongere broer van Willem die ook op Groot
Bentink woonde en werkte, kreeg wel twee kinderen. Hij trouwde
op 8 februari 1862 met Heintje Wiltink van 't Wolferink en dit
was dus het derde huwelijk tussen een Roeterdink van Groot Bentink
en een Wiltink van 't Wolferink. Het echtpaar gaat wonen op boerderij
de Grote Hoeve in Baak maar met behulp van vele dienstknechten
en dienstmeiden liep het prima op Groot Bentink. Eén van
de dienstknechten was Hendrik Jan van
der Meij die er vanaf 6 juni 1865 woonde en werkte. Nichtje
Willemina Lijzen, dochter van Aaltjen Wiltink, hielp in 1876 ook
mee op de boerderij.
Maar naar mate de tijd vordert, moet er toch serieus worden nagedacht
over de opvolging. In 1880 wordt Jan Willem zijn oudste zoon Carel
12 jaar oud en wordt het tijd dat hij bekend wordt gemaakt met
de boerderij. Zo gebeurt het dat Jan Willem en Heintje samen met
de kinderen Carel en Gerritje Lucretia op 11 februari 1880 weer
in Gorssel komen wonen. Willem en Judeken gaan aan de andere kant
van het voorhuis wonen welke het huisnummer 38-2 krijgt. Het huis
wordt hiervoor uitgebouwd en krijgt een waranda waar Willem, die
aan astma leed, goed kon vertoeven. Door Willem zijn astma kon
hij niet veel doen op de boerderij wat ook een reden was waarom
Jan Willem en zijn gezin weer in Gorssel kwam wonen. |
|
|
|
|
|
|
Tien
jaren later is Carel klaar om op eigen benen te staan en is hij
ook al eens wezen kijken op 't Wolferink of er nog wat huwbaars
rondloopt. Helaas is er niets van zijn leeftijd, maar hoofdbewoonster
Karolina Willemina Wiltink (dochter van eerder genoemde Bartha Roeterdink)
heeft nog wel een vrijgezelle schoonzus uit Leesten in de aanbieding,
haar naam is Willemina Johanna Makkink. Trouwplannen worden gemaakt
en op 14 mei 1890 verhuizen Jan Willem en Heintje met dochter Gerritje
Lucretia naar Leesten om plaats te maken voor Carel en zijn aanstaande
echtgenote.
Er wordt getrouwd op 21 november 1890 maar het is pas op 16 juli
1891 dat Willemina op Groot Bentink komt wonen. Zij is dan zwanger
en precies vier maanden later wordt dochter Heintje geboren. Er
worden daarna nog vier kinderen geboren waarvan de laatste (dochter
Judeken) op 12 januari 1898. De bevalling moet zwaar zijn geweest
want Willemina overlijdt elf dagen later op 23 januari 1898. Judeken
wordt dan verzorgd door haar grootouders in Leesten maar redt het
ook niet, zij overlijdt op 26 februari 1898.
Zo blijft Carel alleen over met drie kinderen, het vierde kind was
ook kort na de geboorte overleden. De kinderen konden natuurlijk
prima worden opgevangen door ome Willem en tante Judeken, maar uiteraard
gaat Carel wel weer op zoek naar een nieuwe echtgenote. Hiernaast
een foto van de drie kinderen Hendrikus, Willem en Heintje Roeterdink. |
|
|
Eerst
worden de zaken voor de kinderen goed geregeld met een notariële
akte op 30 maart 1898. In deze akte wordt de boedel van Groot Bentink
beschreven. Deze bestaat uit een veestapel bestaande uit drie paarden,
twaalf melkkoeien, vier pinken, drie stieren, zes kalveren, negen kleine
kalveren, elf varkens en kippen. Van het land kwam rogge, havere, hooi,
stroo, suikerwortels en aardappelen. Deze waren gehaald met wagens, karren,
ploegen, eggen en een dorsch- en snijmachine. In huis had de meeste waarde
een kabinet en twee kasten, bedden, vleesch en vet, naaimachine en vélocipide
en raap- en lijnkoeken. Verder heeft Carel diverse vorderingen uitstaan
en is hij eigenaar van een huis en erf gelegen te Warnsveld. |
|
Ook
is er op Groot Bentink een kinderwagen en wieg die een nieuwe bestemming
moet krijgen dus moet er dus echt een nieuwe vrouw des huizes komen.
Dit maal wordt de nieuwe echtgenote gezocht aan de overkant van
de IJssel en hier vindt Carel Martina Schaap met wie hij op 13 oktober
1899 trouwt. Uit dit huwelijk worden opnieuw vijf kinderen geboren
waarvan alleen de jongste helaas niet oud wordt. Zo woont Carel
uiteindelijk met vrouw en zeven kinderen op Groot Bentink. De andere
kant raakt onbewoond na het overlijden van Willem en Judeken op
resp. 30 april 1905 en 14 februari 1909. De foto hiernaast is voor
het gedeelte van het voorhuis gemaakt waar Carel en zijn gezin woonde.
Van 1900 tot 1903 woonde en werkte Jan Strookappe uit Harfsen als
dienstknecht op de boerderij. Op de foto rechts zijn de kinderen
Tine, Anne, Willemien en Hendrik Roeterdink uit het tweede huwelijk
te zien in hun jonge jaren.
|
|
|
|
In
1910 bouwen Carel en Martina een nieuwe schuur en de sluitsteen
hiernaast herinnert aan de uitbreiding van Groot Bentink. |
|
|
|
Op de foto hiernaast is het gedeelte
te zien waar Willem en Judeken hebben gewoond. De foto is van
1908 en is ouder dan de foto hierboven en aan het kleine tafeltje
zitten de kinders van Martina. Rechts op de foto zien wij boerderij
't Bosse welke in 1925 door Carel wordt gekocht. Hij en Martina
wonen dan al niet meer op Groot Bentink, in 1924 zijn zij al vertrokken
van Groot Bentink en gaan wonen op Ruimzicht vlakbij 't Elf Uur:
"Carel koos voor zich een villa aan een zessprong gelegen,
dat een ruim zicht heeft over al de omliggende wegen" waarvan
er één naar Groot Bentink leidde. Carel is dan 56
jaar oud en stopt nog niet met werken, hij wordt kassier en directeur
van de Boerenleenbank te Gorssel welke in 1925 is opgericht en
was gevestigd in Ruimzicht. Verder was hij vanaf 1905 ook nog
actief als president-kerkvoogd van de Protestantse kerk te Gorssel.
Naast de kerk staat overigens het huis Klein Bentink welke wij
straks nog even bespreken. Verdere functies van Carel waren gemeenteraadslid,
wethouder vanaf 1922 en enige jaren loco-burgemeester, lid provinciale
staten Gelderland, oprichter en bestuursvoorzitter Christelijke
Lagere school anno 1913, voorzitter Coöperatieve Aankoopvereniging
te Gorssel, voorzitter Waterschap Gorsselse Waarden, oprichter
begrafenisvereniging Momento Mori, oprichter en voorzitter van
de Oranjevereniging te Gorssel en nog vele andere functies. Eigenlijk
was Carel meer een bestuurder dan een landbouwer, en was als "vergaderboer"
vaak van huis. Een schop heeft hij niet vaak in handen gehad,
daar had hij dan natuurlijk ook zijn knechten voor.
Martina overlijdt op Ruimzicht op 31 mei 1937. Vanaf 1942 woont
Carel met zijn zuster Gerritje Lucretia (Crisje) en dochters Johanna
Willemina en Martina Hendrika in het huis "Lucretia"
op de Deventerweg nummer 9. Hier overlijdt Carel op 2 mei 1944
aan de gevolgen van een longontsteking.
|
|
|
We
zijn afgedwaald van Groot Bentink maar het is nog lang niet gedaan
met de familie Roeterdink op de boerderij! In 1924 vertrekken Carel
en Martina namelijk om plaats te maken voor zoon Willem. Hij is
geboren uit het eerste huwelijk van Carel op 1 april 1895. Op 15
mei 1924 trouwt hij met Alberta
Harmina Aalderink uit Eefde en zij worden daarna dus de nieuwe hoofdbewoners
van Groot Bentink. Er worden zes kinderen geboren en uiteindelijk
is het zoon Carel die de boerderij voortzet, hij neemt deze in 1968
over van zijn ouders.
Op een zondagmiddag haalt zoon Carel de koeien op om te melken,
ze lopen achter de Eikenbelte dus een hele wandeling. Willem en
zijn jongste broer Hendrik zitten aan de keukentafel en zien Carel
door de wei lopen. Terwijl ze de kleiner worden figuur nakijken
zegt Hendrik zuchtend "Da's een heel ende ... köj ze neet
roopn?". Willem knikt bedachtzaam en zegt na enkele ogenblikken:
"Joa ... moar ze koomt neet". De broers hadden zo wel
vaker met elkaar plezier.
|
|
|
|
|
Willem is overleden op 4 februari 1984, Alberta Harmina over het
jaar daarvoor op 31 januari door een auto-ongeval.
Zoon Carel woont tot 1999 op de boerderij en gaat dan in het dorp
Gorssel wonen. Carel is 2014 overleden en ook al zijn broer en zussen
leven niet meer. Op bijgaande foto is het hele gezin te zien. V.l.n.r.
achter Dini, Wim, Hermien, voor v.l.n.r. Tine, Willem, Ineke, Nan
en Carel.
|
|
|
|
1600~ |
Willem Bentinck |
Eerste hoofdbewoner van dit overzicht |
.......-1653 |
Arendt Wilmsen op Bentinck en Lummeken
Alberts |
Arendt is de zoon van Willem |
1653-1664 |
Derck Hendericks Bentinck en Lummeken
Alberts |
Derck is de tweede echtgenoot van Lummeken |
1664-1666 |
Derck Hendericks Bentinck en Geesken
Bartels Swavink |
Geesken is de tweede echtgenote van
Derck |
1667-1675 |
Claes Jansen Bentinck en Geesken Bartelts
Swavink |
Claes is de tweede echtgenoot van Geesken |
1676-1682 |
Gerrit Driessen op Bentinck en Geesken
Bartelts Swavink |
Gerrit is de derde echtgenoot van Geesken |
1683-1713> |
Gerrit Driessen op Bentinck en Aeltjen
Jorriens |
Aeltjen is de tweede echtgenote van
Gerrit |
1713-1729 |
Jan Gerrits op Groote Bennink en Jenneken
Goossens Leusink |
Jan is de zoon van Gerrit en Geesken |
1729-1732 |
Jan Gerrits op Groote Bennink en Anna
Jansen |
Anna is de tweede echtgenote van Jan |
1732-1742 |
Jan Gerrits
op Groote Bennink en Trijntjen Thijssen |
Catharina
is de derde echtgenote van Jan |
1742-1744 |
Hendrik Jansen Groote
Bennink en Trijntjen Thijssen |
Hendrik is de tweede
echtgenoot van Trijntjen en zoon van Jan en Jenneken |
1745-1793~ |
Albert Gerrits Roeterdink-Bennink
en Trijntjen Thijssen |
Albert is de derde echtgenoot
van Trijntjen |
1768-1796 |
Willem Philips Roeterdink
en Willemken Alberts Bennink |
Willemken is de dochter
van Albert en Trijntjen |
1797-1832 |
Willem van Essen en
Willemken Alberts Bennink |
Willem is de tweede
echtgenoot van Willemken |
1796-1808 |
Jan Willem Roeterdink en Willemina Laarhuis |
Jan Willem is de zoon van Willem en
Willemken |
1822-1848 |
Gerrit Roeterdink en
Lucretia Menkveld |
Gerrit is de zoon van
Willem en Willemken en broer van Jan Willem |
1855-1909 |
Willem Roeterdink en
Judeken Wiltink |
Willem is de zoon van
Gerrit en Lucretia |
1880-1890 |
Jan Willem Roeterdink
en Heintje Wiltink |
Jan Willem is de broer
van Willem en zoon van Gerrit en Lucretia |
1890-1898 |
Carel Roeterdink en
Willemina Johanna Makkink |
Carel is de zoon van
Jan Willem en Heintje |
1899-1924 |
Carel Roeterdink en Martina Schaap |
Martina is de tweede echtgenote van
Carel |
1924-1984 |
Willem Roeterdink en
Alberta Harmina Aalderink |
Willem is de zoon van
Carel en Willemina Johanna |
1977-1999 |
Carel Roeterdink en
Tonia Johanna van Zeijts |
Carel is de zoon van
Willem en Alberta Harmina |
|
|
|
|
Huidig adres: Ravensweerdsweg 17 |
|
|
|
|
|
In
het verhaal van de Peerdekate was al te lezen dat zoon Hendrik van
de Peerdekate in 1678 trouwde met Marrie Jansen en dat zij de eerste
bewoners van Klein Bentink waren. De kans is groot dat in die tijd
de eigenaar van Groot Bentink en de Peerdekate al dezelfde was en
het geeft aan hoe nauw verbonden de Peerdekate met Groot Bentink
moet zijn geweest als een bewoner van de Peerdekate in een nieuw
huis genaamd Klein Bentink gaat wonen. Hendrik gaat zichzelf ook
Klein Bentink noemen en zo ook oudste dochter Aaltje.
Zij trouwt op 1 april 1700 met Jan Aelberts uit Ruurlo van boerderij
de Mei. Deze Jan wordt genoemd van der Meij en hij is de stamvader
van de Gorsselse familie Van der Meij waarover hier
meer te lezen is. Zoon Berent trouwt met buurmeisje Janna Wiltink
van het gelijknamige erve. |
|
De
naam Wiltink als familienaam kwamen wij al tegen bij het verhaal
over de Belte en gaan wij met de volgende boerderijen nog vaker
tegenkomen, vandaar de foto hiernaast van het erve Wiltink en Klein
Bentink in de verte. |
|
|
|
|
Boschtert |
|
Op
't Boschtert woonde heel lang geleden Garrit ten Bussche en hij komt vaak
voor in de kwartierstaten van menig geboren Gorsselnaar. Kortom, iedereen
met wortels in Gorssel kan er wel aardig van uitgaan dat zijn of haar
voorouders op deze plek heeft gewoond! De historie van 't Boschtert gaat
ver terug en de boerderij wordt al op een oorkonde van 1487 op perkament
geschreven. Het goed then Bussche was oorspronkelijk een horig goed in
het kerspel Gorsselo van de Zutphense proosdij. Met deze transactie werd
het goed uit de horigheid omgezet naar een tijnsgoed. Jaarlijks moest
de nieuwe eigenaar, Johan van Coverde, burger van Deventer, acht schellingen
en tien penningen betalen plus 13 schepel rogge en dertien schepel gerst
aan de proosdij als tijns. N.B. Deze jaarlijkse betaling is niet de koopsom.
Die wordt in dit stuk niet vermeld. Er moet nog een ander stuk zijn waarin
dit wel vermeld staat. De nieuwe gebruiker mag het goed niet bezwaren
met renten, d.w.z leningen afsluiten of verpachten zonder medeweten van
proosdij en kapittel van Sint Walburgis. |
|
|
1530: Markeboek Gorssel:
wordt Ten Bossche wel genoemd en heeft 5/8 waar.
1549: Markeboek Gorssel: akte over hoeden en maaien van grasland.
Dat andere hek bij het klaphekke zullen bewaken Ten Bussche, Ffrancken,
Stalbrinck, Ten Walle, Haykynck, Roterdinck en Putte een ieder naar
zijn waar.
1565: Markeboek Gorssel: akte over dijken. Deze pacht heeft aangenomen
onze mede-erfgenaam Garrit ten Buss, die dat zo aangenomen heeft,
en zo de pachters enige ……
1570: Markeboek Gorssel: Guert ten Busche, zal Garrit ten Busche senior
zijn = generatie 1
1601: Markeboek Gorssel: Garrit ten Bussche, ongeveer 90 jaren oud
= generatie 1
1625: Markeboek Gorssel: Gerrit ten Busch 1 1/8 waar. = generatie
2?
1646: Verpondingskohier: 't guet
ten Bussche met eigenaar Gerrit ten Bosch. Waarschijnlijk woonde hij
in de tijd al op 't Hof te Eschede uitgaande dat dit Gerrit geb. circa
1605 is.
1759: Markeboek Gorssel: Bosse 1 1/8 whaer
1784: Markeboek Gorssel: Harmen Smeenk 1/4 van 1 1/8 whare van 't
Bosse |
|
|
Op 19 april 1657 trouwen Henderick
Wijchers soon van Wijger Warners ende Jenneken Aloffs dochter
van s. Aloff Heijinck. De naam Heijinck was ook een oude boerderijnaam
en zal ook ergens in de Boschterhoek hebben gelegen. Misschien
Bartels Hofstede? En is Putte dan Groot Bentink? Of kreeg boerderij
Boschtert de naam Heijink toende ouders van Jenneken er kwamen
wonen? Niet zeker is of zij er hebben gewoond dus dit is nog maar
een aanname. Hendrik en Jenneken krijgen één zoon
genaamd Aloff. Waarschijnlijk is Jenneken niet lang na de geboorte
van Aloff overleden en meer kinderen worden uit het huwelijk niet
meer geboren want als Henderick in 1665 besluit te hertrouwen
worden alleen voogden aangesteld voor Aloff. De voogden zijn Claes
Aelberts ten Bussche en Jan Willems op 't Nijland.
Claes was eigenaar van de boerderij maar woonde op 't Ontijdink.
Hij was getrouwd met Garberich Gerritsen en Dercksken Hendricks.
Claes is overleden in/voor 1678 en zijn tweede echtgenote is uiterlijk
in 1703 overleden. Geen van hun vier kinderen is dan nog in leven
en hun boedel wordt op 8 januari 1704 verdeeld onder de kleinkinderen:
"Het halve Erve en goedt ten Bosse in Gorssel gelegen, met
drie vierde parten van den Holtkamp, wordt toegedeijlt aan Claesken
Janssen en Albert Henricks ten Bosse". Claesken was ongehuwd
en woonde op 't Smeenk en Albert woonde op 't Ontijdink waarvan
zijn neef Jan eigenaar werd.
|
|
|
|
|
In 1784
ontvangt Reijnt Bosman een liefdegift i.v.m. de grote overstroming
en wordt zoon Berend geboren. In 1787 wordt dochter Hendrika geboren
maar Reint en Janna wonen dan inmiddels op het Kleine Bielder in
Oolde onder Laren. Hier hebben zij mogelijk kort gewoond, want zij
staan niet ingeschreven als lidmaat in Laren en worden ook niet
uitgeschreven in Gorssel. Dat zij weer terugkeren naar Gorssel is
zeker want Reint is in Gorssel overleden op 7 januari 1808, alleen
is niet bekend of hij toen ook weer op 't Boschtert woonde. Janna
gaat daarna in Rijssen wonen en is daar overleden op 17 december
1813.
In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode
1794-1795 wordt Willem Bosman geregistreerd, maar het is niet bekend
wie hij eigenlijk was.
Op 25 september 1798 koopt Gerrit SantScholten, het 3de
perceel van het goed Eschede, in de buurtschap
Eschede gelegen, zijnde het allodiale erve
Bosse genoemd, bestaande in huijs, berg, hof en boomgaard
met een stuk zaaijland, voorts een kamp zaaijland, Saaltjeskamp
geheeten, en het Loostukje met het akkermaals hout en boomen, weijdegrond
en uitdrift op de hooge kloot, één vierde part in
de Bos, het Lookamp genaamd, twee koeweijdens op den Escheder Koeweerd,
en nog een achtste whaare in de Gorsselsche Weerden. Aangekocht
voor ƒ 4265,--. Gerrit koopt de boerderij van de erfgenamen
van wijlen Elia Elisabeth Podt van 't Eschede die toen geheel eigenaar
van van de boerderij was. Zij of haar voorgangers op 't Eschede
zullen de boerderij dus op een gegeven moment hebben gekocht van
de familie ten Bosch.
|
|
|
Gerrit Sandschotte,
den 5. September 1799 gevestigd in deszelfs erve en goed Bosse genoemd,
met al het geen daar onder gehoord, nevens een vierde part in den bosch,
de Lookamp geheten, voorts twee koeweiden op de Escheder Koeweerd, en
een achtste where in de Gorsselsche Weerden, zoo mede onder dit erve is
gehoorende, te saemen in het Scholtampt van Zutphen, onder 't Karspel
Gorssel gesitueerd. |
|
Ook wel genaamd Het Bosse.
Huisnummer 4 anno 1815. Hoofdbewoners Gerrit Scholten en Johanna Boschloo.
1832: perceel 270 aan de overkant van de weg betreft een schaapskooi
en schuur.
31-08-1838: Eigenaars
zijn Garrit Scholten x Janna Boschloo / ook genaamd Gerrit Zandscholten
x Janna Bosloo. Erve is overgedragen aan dochter Dina Scholten x Hendrikus
Wiltink op 12-04-1838. Genoemd wordt een hypotheek groot f 1800.-
van 30-12-1805.
19-11-1880: Eigenaars zijn Hendrikus Wiltink x Dina Scholten. I.v.m.
en hypotheek groot f 1800.- (van 30-12-1805 voor Gericht van Scholtambt
Zutphen) hypotheek van Diaconie der Gereformeerde Gemeente Deventer.
Oppervlakte 14 ha. |
|
|
|
|
In
1903 gaan Karel Wiltink en Alberta Klein Ovink in een nieuw gedeelte
van het huis wonen met huisnummer 108a, er ontstaat dubbele bewoning
met twee huisnummers. In 1906 komt Berend Jan Klein Ovink in het
andere gedeelte wonen met zijn echtgenote Hendrika Stegink. Zus
van Alberta en Berend Jan is Antonia Klein Ovink die bijgaand letterdoek
in 1862 heeft geborduurd. Zij is al in 1887 overleden en het doek
zal kort daarna op 't Boschtert zijn komen te hangen. Later hangt
het doek op 't Hekkert: Berend Jan Klein Ovink > dochter Alberta
Klein Ovink gehuwd met Derk Jan Tuitert > broer van Wendelina
Tuitert op 't Hekkert.
Het doek heeft ook een connectie met de familie Strookappe. De bovenste
initiatelen in het doek zijn namelijk van de ouders van Antonia
en dat zijn Lambertus Klein Ovink en Alberta Niemeijer die op Haverkamp
te Colmschate woonden. Alberta is een nichtje van Hendrik Niemeijer
en hij was grtrouwd met Hendrika (Jansen Pot) Strokappe uit Holten.
In 1925 wordt Carel Roeterdink van Groot Bentink eigenaar en dochter
Willemien heeft het in verpachte staat geëerfd.
Arend Vriezekolk werkt in 1926 als boerenknecht op de boerderij
van Hendrikus Roeterdink (zoon van Carel Roeterdink) en Hendrika
Hermina Makkink te Leesten.
Circa 1976 is de oude boerderij afgebroken. Doordat de boerderij
twee huisnummers had, konden er later twee huizen staan. |
|
|
. |
Derk
Jan Preuter en Barta Johanna van der Meij met oudste dochter Egberdina |
|
|
|
1530 |
Garrit ten Bussche |
|
1598-1641> |
Garrit ten Bussche en Armgart Jansen
Smeenk(?) |
Garrit is de zoon van Garrit, waarschijnlijk
afkomstig uit Deventer |
1605-1612< |
Albert Gerritsen ten Bosch en Tonnisken
Jansen |
Albert is de zoon van Garrit en Armgart,
hij woont later (zeker vanaf 1612) op het Hof te Eschede en vanaf
1637 op 't Ontijdink |
>1612-..... |
Onbekend |
|
>1636-..... |
Aloff Jansen Heijink en Metjen Jansen
Vunderink |
Niet zeker, nog verder uitzoeken |
1657-1665 |
Hendrick Wijchers op 't Busch en Jenneken
Aloffs Heijink |
Jenneken is de dochter van Aloff en
Metjen |
1666-1673 |
Hendrick Wijchers op 't Bosch en Marritjen
Reijnts Huernink |
Marritjen is de tweede echtgenote van
Hendrick (Henderick Busman) |
1673-1687> |
Welmer Dercksen bouman op ’t Busse
en Marrie Reiners |
Welmer is de tweede echtgenoot van Marritjen
(Marrie) |
1702-1706 |
Jan Hendriks Bosman en Egbertjen Harms |
Jan is de zoon van Hendrik en Marritjen |
1706-....... |
Teunis Garrijts Jolink en Egbertjen
Harms |
Teunis is de tweede echtgenoot van Egbertjen |
1729-....... |
Gerrit Arents Ilbrink op 't Bosse en
Geertien Lammers |
|
1762 |
Anthonij Jansen op 't Boshe en Fenneken
Hendriks |
Afkomstig van de Flierse te Eefde |
1768-1785~ |
Reint Garrits Bosman en
Janna Everts Rensink |
Reint is de zoon van Gerrit
en Geertien |
1785-1799 |
Willem Bosman |
1798: Willem Bosman bij oorlogsschade |
1799-1841 |
Gerrit Scholten en Johanna Boschloo |
|
1836-1885 |
Hendrikus Wiltink en Diena Scholten |
Diena is de dochter van Gerrit en Johanna |
1881-1903 |
Karel Wiltink en Alberta Klein Ovink |
Karel is de zoon van Hendrikus en Diena |
1903-1906 |
Jan Grootentraast en Stina Nieuwenhuis |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners,
wel van Nieuwenhuis bewoners op Klaphekke en Walle |
1906-1919 |
Berend Jan Klein Ovink en Hendrika Stegink |
Berend Jan is de broer van Alberta en
was eerder getrouwd met de zus van Karel |
1916-1922~ |
Lambertus Klein Ovink en Hendrika in
't Hof |
Lambertus is de zoon van Berend Jan
|
1922-1926 |
Derk Jan Horstman en Gerritje in 't
Hof |
Gerritje is de zus van Hendrika |
1926-1928~ |
Arend Vriezekolk en Mina Hekkelman |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners,
vertrekken naar Breger te Epse en later wonen ze in Harfsen |
1928-1934 |
Albert Antonij van Eerden en Mina Aleida
Brugel |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1934-1974 |
Derk Jan Preuter en Barta Johanna van
der Meij |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1974 |
Frederiks |
Kleinzoon van Carel Roeterdink |
|
|
|
1903-1912 |
Karel Wiltink en Alberta Klein Ovink |
Eerste medebewoners door dubbele bewoning,
voormalige hoofdbewoners |
1918-1920 |
Christiaan Johan Albers en Berendina
Hendrika Klein Ovink |
Berendina Hendika is de dochter van
Berend Jan en Hendrika |
1920-1920 |
Johannes Brinkman en Teuntje Renes |
Afkomstig van tuinmanswoning Oldenhof,
verhuist later dat jaar al naar Bolle |
1920-1929 |
Jan Leunk en Reintje Gerdina Bruggeman |
|
1929-1932 |
Herman Bruggeman en Hendrika Oplaat |
Herman is de broer van Reintje Gerdina |
1932-1934~ |
Johan Albertus Scholten en Anna Bunk |
|
1934-1951> |
Derk Schuilenburg en Fredrika Alberdina
Maatman |
|
........-1974 |
Joh. Boskamp en Anna Engberdina Schuilenburg |
Anna Engberdina is de dochter van Derk
en Fredrika Alberdina |
|
|
|
|
Huidig adres: Ravensweerdsweg 13 en
15 (afgebroken) |
|
|
|
|
Frankenplaats
(Reins) |
|
In 1382 komen
we al de naam Vrancke tegen en in de pondschatting van 1494 wordt de naam
Franckynck gebruikt. Later komen wij de namen Frankenland en Frankengoed
tegen. Andere benaming is Reins (ook wel geschreven als Rijns) oftewel
Gerrit Reijntsplaats, deze naam staat te lezen in een magescheid akte
van 22-02-1760 waarin voormalig eigenaar Henricus Wilhelmus Hartkamp na
zijn overlijden in 1760 de boerderij naliet aan zoon Wilhelmus Warner
Hartkamp. |
|
|
Pondschatting
1492: Tgoet toe Franckinck met die bouman Conraet (pauper)
In 1570 wonen er mogelijk Hasken Francken en zijn vrouw Griethe.
Markeboek Gorssel 21-05-1601: Vergadering erfgenamen van de Gorsselse
weerden. Verklaring waarop Tonnis Francken in de ouderdom van ongeveer
negentig jaren en Garrit Ten Bussche, eveneens ongeveer negentig
jaren, verkllarden uir een mond in aanwezigheid van de gezamenlijke
erfgenamen, dat bij verwisseling van zeker perceel land aan het
kerkhof gelegen, wordt bezeten en daarvoor in gebruik was. Zonder
bedrog.
Akte 1627: Tonnis Franken (idem 1638: Thoenis Francke). Hij is in
1638 84 jaar oud.
Huwelijk 1650: Warner
Wijchers Francken en Geertjen Hendriks Mollemans. Warner was kerkmeester
in Gorssel en trouwde in 1650 met Geertjen Mollemans en het huwelijk
bleef kinderloos. In het verpondingskohier van het graafschap Zutphen,
1643-1651 wordt Warner Francken genoemd als eigenaar van Francken
goet en 't Walle. We houden het erop dat hij op 't Walle heeft gewoond,
omdat in 1644 Peter op Franckengoet en zijn echtgenote Jenneken
een dochter Enneken laten dopen. Hierbij is Warner Francke getuige.
Getuigen doop 1658/1660/1664/1669/1678: Warner Francken, 1659: Jenneken
Francken, 1660/1663: Geertjen Mollemans gen. Francken, 1660: Anne
Francken, 1644/1664: Peter Francken (overleden voor 23-03-1688) |
|
|
Op
26 juli 1657 trouwen Jan Reijnts en Mechtelt Tijsselinck met elkaar. Jan
komt uit Gorssel maar het is niet helemaal duidelijk van welke boerderij,
zijn vader Rheint Jansen woonde mogelijk op de Peerdekate waar Jan zijn
zuster Geertjen woont en mogelijk zijn Jan en Mechtelt daar ook na hun
huwelijk gaan wonen. In 1658 en 1659 worden in Gorssel hun eerste twee
kinderen geboren en in 1665 wordt een derde kind gedoopt, maar in de tussentijd
zullen er nog wel twee kinderen zijn geboren, vermoedelijk in Eefde waar
Mechtelt vandaan komt. We houden 1665 aan als het jaar dat Jan en Mechtelt
op Franckenstede zijn komen wonen, maar hebben daarover geen zekerheid.
Die krijgen we pas in 1681 als Jan Reijnts op Franckenstede als doopgetuige
wordt geregistreerd. Aangezien de laatste registratie van Warner Francken
van 1678 is, is het mogelijk dat hij kort daarna is overleden. Wij gaan
ervan uit dat hij tot zijn dood op Franckenstede is blijven wonen en dat
Jan Reijnts als pachter erbij is komen wonen en het boerenwerk voor zijn
rekening nam. |
|
Van
de zes kinderen zijn er vijf jongens die na hun huwelijk elders
gingen wonen. Zo ging zoon Berent naar 't Nijland (Job), Gerrit
naar 't Dijker en Reijnt naar 't Vriesekolk in Harfsen. Dochter
Jenneken, de jongste van de kinderen, trouwt op 9 april 1694 met
Garrit Hendriks Esterholt en zij gaan dan op Franckenstede wonen.
Ook uit dit huwelijk worden zes kinderen en nu allemaal op Franckenstede
in de periode 1695-1711. Bij de registratie van lidmaten van 1713
wordt Garrit niet meer genoemd en hij zal dus zijn overleden. Alleen
Jenneken Jans op Frankenstede wordt dan genoemd samen met ene Aaltjen
Garrijts.
Jenneken Jans is waarschijnlijk niet hertrouwd en zal niet alleen
op Frankenstede zijn blijven wonen, maar het is ook niet duidelijk
wie er dan wel is komen wonen. Dat zou Wilhelm Franken kunnen zijn
wiens naam in 1734 wordt genoemd en waarvan wij verder uit het markeboek
van Gorssel weten dat hij markerichter was en dat hij is overleden
voor 16 november 1758, zoals vermeld op een vergadering van deze
marke van die datum. |
|
Maar
wij weten ook dat Jan Stevens en Aaltjen Alberts Roeterdink op Franckenstede
hebben gewoond. Jan is geboren op 't Walle en woonde met Aaltjen
eerst op 't Roeterdink en later op de Roskam waar hij herbergier
was. Mogelijk zijn zij in 1731 verhuisd naar de Franckenstede waar
Jan weer kon gaan boeren i.p.v. tappen. Dat jaar trouwt namelijk
hun zoon Willem met Willemken Gerrijts, dochter van Garrit Hendriks
en Jenneken Jans van 't Frankenstede! Mogelijk dat Jenneken toen
met haar dochter en schoonzoon op de Roskam is gaan wonen.
Jan Stevens is waarschijnlijk overleden in 1737 wat blijkt uit een
erfkoop akte van 25 april 1737 waarin o.a. het bouwland Boomkes
Stuk wordt genoemd. Hendrik was in 1737 de enige ongehuwde zoon
en zal toen vast bij zijn moeder op Frankenstede hebben gewoond.
Hij trouwt in 1743 met Henders Arents Wolferink en zij zijn toen
op de Roskam gaan wonen, maar zij wonen in 1745 op de Frankenstede
waar dat jaar en ook in 1747 en 1750 kinderen worden geboren. In
1752 wordt een kind geboren op 't Wolferink en het echtpaar zal
omstreeks 1751 zijn verhuisd naar 't Wolferink en Aaltjen Alberts
Roeterdink zal toen zijn meeverhuisd. |
|
|
De boerderij blijft bewoond omdat er al
een tijdje sprake is van dubbele bewoning, want vanaf omstreeks 1741
wonen Garrit Derks Arkensteen en Fenneken Teunissen Hannink ook al op
Frankengoet. Het echtpaar woonde daarvoor op 't Job (Nijland) in Joppe
waar in 1741 andere mensen zijn komen wonen. Bij de doop van hun jongste
zoon Teunis in 1744 wordt Garrit "Garrit Reints" genoemd.
Het echtpaar zal er mogelijk zijn komen wonen omdat Hendrik Jansen Franke
in 1743 op de Roskam ging wonen. Op 17 april 1759 is Garrit Derks op
Frankengoet overleden en op 9 december van datzelfde jaar hertrouwt
Fenneken met Jan Willemsen uit Bathmen. Op 8 mei 1774 trouwt eerder
genoemde zoon Teunis met Grietjen Udink en zij blijven dan op Frankengoed
wonen waar in 1775 dochter Garritjen wordt geboren. Grietjen zal kort
daarna zijn overleden want in 1776 hertrouwt Teunis met Anneken Jansen
Naberhuis. Vlak voor het huwelijk wordt op 26 juni 1776 op 't erve Frankengoed
een akte getekend waarbij Garrit Jansen en Albert Groot Bennink worden
aangesteld over Garritjen. Uit het huwelijk van Teunis en Anneken worden
nog drie kinderen geboren in de periode 1777-1780. In 1782 zal het echtpaar
al zijn vertrokken, zij wonen later op Beernink te Averlo onder Diepenveen.
In het register van liefdegiften van liefdesgiften wordt ene weduwe
Hendriks of Pasmans vermeld tussen Derk Meijer van Bartels Hofstede
en Reijnt Bosman van Boschtert, dat zou dus iemand moeten zijn geweest
die op Frankenstede heeft gewoond, maar onbekend is welke vrouw dat
kan zijn geweest.
|
|
In
1784 wordt de boerderij verpacht aan Jan Dommerholt, die nadien
Jan Frankengoedt heet en nog later ook wel Jan Rens wordt genoemd.
Jan is sinds 1780 getrouwd met Arendina Wolferink afkomstig van
de gelijknamige boerderij en zij is de dochter van Hendrik Jansen
en Henders Arents en zij is het kind dat in 1752 op 't Wolferink
is geboren! Jan is trouwens ook afkomstig van de gelijknamige herberg
Dommerholt. Mogelijk heeft het echtpaar de eerste jaren van hun
huwelijk eerst op 't Wolferink of 't Dommerholt gewoond waar dan
ook hun eerste twee kinderen zijn geboren. Op de Frankenstede komen
er nog zes kinderen bij die allemaal gelukkig een lang leven beschoren
zijn. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode
1794-1795 wordt hij Jan Reinds genoemd. Arendina wordt 62 jaren
oud, zij overlijdt op 13 augustus 1815 op Frankenplaats. Jan verhuist
daarna naar Epse en gaat daar wonen op 't Groot Bussink.
De boerderij wordt op 27 september 1816 door de eigenaren Ralph
Dundas Findel & Helena Jeannette Hartkamp voor 7100 gulden verkocht
aan Klaas Wiltink en Geertrui Peters uit Epse en zij gaan er dan
ook wonen, hiermee zijn de bewoners geen pachter meer maar eigenaar.
Op 20 juni 1817 nemen ze een hypotheek van 5.000 guldens. Het echtpaar
trouwde in 1797 en had al negen kinderen die allemaal meekomen naar
de nieuwe boerderij en op 11 maart 1819 wordt daar jongste dochter
Hendrika ook nog geboren, een grote familie dus.
Geertrui overlijdt op 27 september 1824 op 50-jarige leeftijd. Ze
heeft nog het huwelijk van haar twee oudste kinderen mogen meemaken.
Oudste dochter Lamberdina trouwt in 1821 met Albert Roeterdink en
zij wonen het eerste huwelijksjaar ook op Frankenplaats maar verhuizen
in 1822/1823 naar Diepenveen. Op 31 december 1823 trouwt dan oudste
zoon Teunis met Elisabeth ter Maat en ook zij gaan op Frankenplaats
wonen, maar vertrekken in 1827 naar 't Raaland welke zij toen hebben
gekocht. In 1865 komt het echtpaar wel weer terug naar Gorssel en
gaan daar dan eerst wonen op 't Sweersink en uiteindelijk op de
Oude Pastorie. |
|
|
|
|
De
volgende zoon die trouwt is Hendrik Jan en doet dat op 4 maart 1836
met Johanna Tuitert. Het echtpaar gaat wonen op Frankenplaats en
zou er niet meer weggaan! Dat weten ze mogelijk al in 1842 en samen
met vader Klaas besluiten ze dan de boerderij te vergroten, de middelste
sluitsteen op de foto hierboven laat dat zien. Ook uit dit huwelijk
worden tien kinderen geboren, reden te meer om de boerderij te vergroten.
Klaas maakt de geboorte van acht kleinkinderen mee, hij overlijdt
op 16 september 1850. Johanna overlijdt op 23 november 1863 op 52-jarige
leeftijd en heeft helaas geen kleinkinderen gezien noch een huwelijk
van haar kinderen mogen meemaken. Oudste zoon Gerrit Jan trouwt
in 1865 met Hendrika Willemina Wiltink maar gaat op 't Sweersink
wonen samen met zijn oom Teunis, die de ouders zijn van echtgenote
Hendrika Willemina, ze waren dus neef en nicht van elkaar.
In 1872 trouwt zoon Hendrik met Gerritjen Harenberg en wonen kort
op 't Reins maar verhuizen op 1 juli 1873 naar de Belte waarvan
de familie Wiltink ook eigenaar was. Op 7 mei 1874 trouwt daarna
zoon Jan en ook nu is drie keer scheepsrecht, want hij gaat wonen
op 't Reins en blijft er wonen. Zijn zus Kato trouwt dezelfde dag
met Hendrik Jan Ezerman en gaat wonen in het dorp aan de huidige
Groeneweg. Jan trouwt met Harmken Kalfsterman uit Harfsen en heeft
goede reden om op de boerderij te blijven wonen want hij krijgt
bouwplaats "Frankenplaats of Rijns" bij het huwelijk geschonken
van zijn vader. Het echtpaar kreeg negen kinderen waarvan er wel
twee levenloos zijn geboren. Eén daarvan was een tweeling
waarvan de andere helft maar zes maanden oud wordt, dat alles gebeurde
in 1882. Hendrik Jan Wiltink maakte deze tragedie nog mee, hij overleed
op 6 november 1889 en wordt 85 jaar oud. |
|
|
|
Het
oudste kind is zoon Hendrik Jan maar hij trouwt niet als eerste.
Dat is zijn zus Willemina Johanna die in 1903 te Gorssel trouwt
met Jan Nieuwenhuis en met hem in Diepenveen gaat wonen. Zoon Jan
trouwt als volgende maar we zijn dan al wel zeven jaar verder. Hij
trouwt op 3 november 1910 te Diepenveen met Johanna Alberdina Wiltink
maar gaat met haar in Gorssel op 't Reins wonen. Ook nu betreft
het weer een huwelijk van neef en nicht, Johanna Alberdina is namelijk
de dochter van Hendrik Jan Wiltink die in 1848 als zoon van Hendrik
Jan Wiltink en Johanna Tuitert op 't Reins is geboren. Zij is te
zien op de foto hierboven staande voor de boerderij en op de portretfoto
hiernaast.
Jan Wiltink en zijn echtgenote Harmken Kalfsterman maken ruimte
op 't Reins en bouwen een nieuwe boerderij even verderop welke de
naam Prinsenhof krijgt, hier verhuizen zij in december 1910 naartoe.
Ruimte maken was eigenlijk niet nodig want uit het huwelijk van
Hendrik Jan en Johanna Alberdina wordt op 29 oktober 1911 alleen
zoon Jan geboren. Hij trouwt op 9 september 1938 met nicht Aaltje
Smale en er worden drie dochters geboren. Hendrik Jan Wiltink en
Johanna Alberdina Wiltink overlijden in resp. 1957 en 1953.
Op de foto met sluitstenen zien wij links de sluitsteen met initialen
van Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman en rechts de sluitsteen van
Hendrik Jan Wiltink en Johanna Tuitert. Bijzonder is dan hun opvolger
Hendrik Jan junior het achterhuis nog heeft laten inkorten en dat
zijn zoon Jan junior het achterhuis weer heeft laten vergroten!
|
|
|
|
|
|
|
Van
een nieuwe generatie Wiltink op 't Reins komt het niet meer en Jan
Wiltink en Aaltje Smale verhuizen in 1971 naar 't Kleine Reins waar
eerder de knecht van 't Reins woonde. Eén
van deze knechten was Hendrik Jan Strokappe. Hendrik Jan werkt hard
op het land van de familie Wiltink, hiernaast is hij net bezig met
het rooien van de aardappels.
Ook zijn nicht Alberta Strookappe werkte een tijd als dienstmeid
op de boerderij. Het melken van de koe op de foto hiernaast deed
zij echter niet op 't Reins maar op het Erve
Strookappe in Harfsen waar zij vandaan kwam. Bertha werkte eerder
ook op 't Smeenk in Harfsen en deed daar dienst voor Gerrit Valkeman
en Wilhelmina Johanna Hendrika Wiltink die ook van 't Reins afkomstig
is, zij is de dochter van Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman.
Opvolger van de familie
Wiltink is Johannes Henricus (Jan) Beltman en zijn echtgenote die
een varkensbedrijf hadden. |
|
|
1640-...... |
Peter Goossens Francken en Jenneken
Jansen van Hattinge |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1665-1713< |
Jan Reijnts op Franckenstede
en Mechtelt Tijsselinck |
Geen familie van vorige
hoofdbewoners |
1694-1731< |
Garrit Hendriks Esterholt en Jenneken
Jans Franckenstede |
Jenneken is de dochter van Jan en Mechtelt |
1731-1751 |
Jan Stevens Franke en Aaltjen Alberts
Roeterdink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1744-1751 |
Hendrik Jansen Franke en Henders Arents
Wolferink |
Hendrik is de zoon van Jan en Aaltjen |
1741-1759 |
Garrit Derks Arkensteen op Frankengoet
en Fenneken Teunissen Hannink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1759-1783< |
Jan Willemsen en Fenneken Teunissen
Hannink |
Jan is de tweede echtgenoot van Fenneken |
1774-1776 |
Teunis Garrits Arkensteen en Grietjen
Jansen Udink |
Teunis is de zoon van Garrit en Fenneken |
1776-1783< |
Teunis Garrits Arkensteen en Anneken
Jansen Naberhuis |
Anneken is de tweede echtgenote van
Teunis |
1784-1816 |
Jan Engberts Dommerholt en Arendina
Wolferink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners,
maar Arendina is de dochter van Hendrik en Henders |
1816-1850 |
Klaas Hendriks Wiltink en Geertruij
Thomas Peters |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1836-1889 |
Hendrik Jan Wiltink en Johanna Tuitert |
Hendrik Jan is de zoon van Klaas en
Geertruij |
1874-1910 |
Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman |
Jan is de zoon van Hendrik Jan en Johanna |
1910-1957 |
Hendrik Jan Wiltink en Johanna Alberdina
Wiltink |
Hendrik Jan is de zoon van Jan en Harmken |
1938-1971 |
Jan Wiltink en Aaltje Smale |
Jan is de zoon van Hendrik Jan en Johanna
Alberdina |
|
|
|
|
Huidig adres: Ravensweerdsweg 11 |
|
|
|
|
Prinsenhof |
|
Dit is een
wat nieuwere boerderij welke in 1910 is gebouwd door Jan Wiltink van 't
Reins. Hij kocht daarvoor op 16 september 1909 een stuk bouwland genaamd
de Prinsenhof van Arend Jan Nikkels van 't Elf Uur in Gorssel en zoals
wel vaker krijgt de nieuwe boerderij de naam van het land waarop deze
wordt gebouwd. Overigens kocht Jan bij de veiling van 't Haijtinkhof in
1904 ook al enkele percelen van dit bouwland van Arend Jan Nikkels. De
naam Prins betreft een familienaam op Bartels Hofstede, de boerderij die
eerder op dit land t.h.v. 't Klaphekke heeft gestaan. Deze boerderij wordt
in het volgende verhaal besproken. Overigens is de boerderijnaam Prinsenhof
niet nieuw in Gorssel want ook de Prins aan de huidige Flierderweg werd
reeds in 1864 zo genoemd en ook hier is een verband met de familie Prins
op Bartels Hofstede.
|
|
|
Jan
Wiltink bouwt de boerderij voor zichzelf en de eerste hoofdbewoners
zijn dus Jan met zijn echtgenote Harmken Kalfsterman die van 't
Reins afkomstig zijn en daar plaats maken voor zoon Hendrik Jan
Wiltink en schoondochter Johanna Alberdina Wiltink. De boerderij
wordt daardoor ook wel Nieuw Reins genoemd.
De ongehuwde dochters Johanna, Wilhelmina Johanna Hendrika en Cato
verhuizen met het echtpaar mee. Alleen de ongehuwde dochter Alberta
blijft vooralsnog op 't Reins wonen. Maar op 3 april 1913 trouwt
zij met Johan Willems en zij komen dan samen op de boerderij wonen.
Het echtpaar krijgt zes kinderen waarvan er wel drie op jonge leeftijd
zijn overleden.
Johan Willems en Alberta Wiltink kopen de boerderij op 23 april
1918 van Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman. Twee jaar later, op
23 april 1920, overlijdt Harmken. Jan Wiltink is overleden op 7
maart 1931 op 89-jarige leeftijd. Zijn foto is te zien bij het verhaal
over 't Reins. |
|
Alberta Wiltink overlijdt op 26 juli 1973. Zij wordt begraven in
het Wiltink (en Willems) familiegraf van de boerderijen de Belte,
't Reins en de Prinsenhof. Zij was de 19e uit de familie die er
begraven is, de eerste (Kato Wiltink van de Belte) werd er bijna
100 jaar eerder in 1876 begraven. Het graf stond in 1962 nog op
naam van de inmiddels overleden Hendrik Jan Wiltink van erve Frankenplaats
en werd op 11 januari 1962 op naam van Alberta gezet toen haar echtgenoot
Johan Willems werd begraven, hij is op 7 januari overleden. De echtelieden
wonen tot aan hun overlijden op de Prinsenhof.
|
|
|
|
|
Op
de afbeelding rechts is te zien dat de weg vroeger anders liep.
De huidige Prinsenstraat werd voorbij de boerderij gesplitst. Met
de bocht mee liep de weg naar de huidige Domineesteeg en kwam uit
tussen Beltmanskamp en Prinsenland. Aan de weg stond het boerderijtje
van de familie Boterman die als dagloner op de boerderij werkzaam
was. In de jaren '60 is deze weg verdwenen en kon je alleen nog
maar rechtdoor naar de huidige Groeneweg richting 't Ravennest en
't Armenhuis. En dan liep er vanaf de Prinsenhof ook nog een weg
naar het dorp welke uitkwam bij de Morrenhof. |
|
|
|
Berend Hendik
Willems is de oudste zoon van Johan en Alberta en is op 17 maart 1914
geboren. Hij trouwt op 12 juni 1946 met Christina Nieuwenhuis uit Diepenveen.
Uit dit huwelijk worden één zoon en twee dochters geboren.
Op de foto hieronder zien wij het echtpaar met hun twee oudste kinderen.
Berend Hendrik en Christina verhuizen in 1975 naar de Oldenhof in Gorssel
waar Berend Hendrik als conciërge werkzaam was. Het jaar erop trouwt
zoon Johan met Wijntje Dijkgraaf en samen zetten zij het gemengde boerenbedrijf
met koeien, varkens en kippen voort tot 1984. Wijntje werkt 25 jaar als
koster in de kerk wat Jo ook nog 5 jaar heeft gedaan nadat hij met het
boerenwerk was gestopt en daarna voor Reesink in Zutphen heeft gewerkt.
|
|
|
In
de oude kippenschuur bij de boerderij was het kringloop centrum
gevestigd. Op 29 september 1988, om 2 uur in de middag, ontstaat
daar waarschijnlijk een brand waardoor de boerderij in vlammen opging.
Johan en Wijntje wonen daarna noodgedwongen een jaar in Harfsen
en verhuizen daarna weer terug naar dezelfde plek waar een nieuw
huis met de toepasselijke naam Nieuw Prinsenhof is gebouwd. De eerste
steen van de Prinsenhof met de initialen J.W. en H.K.M. (van Jan
Wiltink en Harmken Kalfsterman) en het jaartal 1910 is in de muur
gemetseld en herinnert aan de boerderij die er eerder gestaan heeft.
|
|
|
|
1910-1931 |
Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman |
Eerste hoofdbewoners |
1913-1973 |
Johan Willems en Alberta Wiltink |
Alberta is de dochter van Jan en Harmken |
1946-1975 |
Berend Hendrik Willems en Christina
Nieuwenhuis |
Berend Hendrik is de zoon van Johan
en Alberta |
1976-1988 |
Johan Willems en Wijntje Hendrika Dijkgraaf |
Johan is de zoon van Berend Hendrik
en Christina |
|
|
|
|
Huidig adres: Prinsenstraat 5 (afgebrand) |
|
|
|
|
Bartels
Hofstede |
|
Deze stond
vlakbij 't Klaphekke. In het Markeboek van Gorssel staat op 7 juni 1549
geschreven "Dat andere hek bij het klaphekke zullen bewaken Ten Bussche,
Ffrancken, Stalbrinck, Ten Walle, Haykynck, Roterdinck en Putte een ieder
naar zijn waar". Mogelijk wordt Bartels Hofstede al genoemd als Haykynck
of Putte (Putter Guet) waarvan de laatste 1 1/4 waar in de marke bezat
en dus een aanzienlijke boerderij moet zijn geweest. Bij de verkoop in
1848 wordt echter gesproken van een katerstede. |
|
|
Bartolt Henricx en Aeltien
Besier kopen op 4 maart 1640 de helft van de Grote Muil, maar aangenomen
wordt dat ze daar niet zijn gaan wonen.
Derk Jansen Meijer is de kleinzoon van Derk Jansen Meijer van de Bloedkamp.
1779 lidmaat en 1784 liefdegift overstroming. Op 28 april 1805 vertrokken
naar Voorthuisen.
Huisnummer 6 anno 1815. Hoofdbewoners zijn Gerrit Jan Mensink en Teune
Dijkerman. Het huisnummer gaat na verloop van tijd over naar huize
Ravensweerd welke kort na afbraak van Bartels Hofstede zal zijn gebouwd.
Ook gelegen aan de overkant van de IJssel: Boerderij Bartelshofstede
ligt centraal op het landgoed aan de Bonenkampsweg, een ontsluitingsweg
van de Haanstraat. Het formele adres is Haanstraat 4. Bron: https://www.planviewer.nl/imro/files/NL.IMRO.0285.20172-OW00/t_NL.IMRO.0285.20172-OW00.html
|
|
|
Op deze
plek wordt niets nieuws gebouwd en het land wordt gebruikt als bouwland
en krijgt (of had misschien al) de naam Prinsenhof. In 1910 is er op dit
bouwland een nieuwe boerderij gebouwd welke de naam Prinsenhof kreeg.
Dat geldt ook voor de Prinsenstraat waaraan beide boerderijen waren gelegen.
Overigens woonde nakomelingen van Jan Prins op de Prins aan de huidige
Flierderweg welke ook wel Prinsenhof werd genoemd, zie akte 1864. |
|
Gerrit Jan Mensink was schoolmeester te
Epse. Hij kreeg zijn aanstelling op 27 december 1806 en werd benoemd
door de rentmeester van ter Hunnepe. Hij gaf les in Nederduits lezen,
schrijven en cijferen. Naast het beroep van schoolmeester deed hij wat
aan landbouw. De school van Epse was op het erve Bolderink en is in
1829 afgebroken, Gerrit Jan ging toen met pensioen. Hij is eigenaar
van Bartelshofstede te Gorssel. Zie vermelding Markeboek Gorssel 1831
en hij wordt dan genoemd als dagloner.
Op 11 april 1848 vindt er een publieke
verkoop plaats. Voor afbraak wordt verkocht het huis staande op de katerstede
Bartelshofstede genaamd. Aanwijzer is Jan Mensink, daghuurder te Gorssel.
Jan is de zoon van Gerrit Jan en woont op de Belte.
|
|
1620~ |
Bartolt Hendriks en Aeltien Besier |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1647-....... |
Albert Bartols en Hilleken Keijlers
Nijland (Groot Nulend?) |
Albert is de zoon van Bartelt en Aeltien,
wonen zij later op 't Valke in Eefde? |
1683-1693 |
Stoffer Gerrits op Bartelts Hofstede
en Jenneken Aelberts Klein Nulent |
Het echtpaar verhuist in 1693 naar de
Stege in Harfsen. |
1694-1747~ |
Henderick Dietemer op Bartels Hoffstede
en Derckjen Seijnts Nijhof |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1716-....... |
Jan Jansen Prins en Hadewig Hendericksen |
Hadewig is de dochter van Henderick
en Derckjen |
1739-....... |
Egbert Harms Koekkoek en Aaltjen Jansen
Prins |
Aaltjen is de dochter van Jan en Hadewig |
1761-1805 |
Derk Jansen Meijer en Derksken Engberts
Heulkes |
Derksen is de dochter van Egbert en
Aaltjen |
1805-1812 |
Harmanus Mensink en Hendrina Michiels
Maatman |
Afkomstig van Klaphekke, aangenomen
verhuist naar Bartels Hofstede bij vertrek Derk Meijer (1805) of komst
Teunis Roeterdink (1803?) |
1805-1847 |
Gerrit Jan Mensink en Teune Dijkerman |
Gerrit Jan is de zoon van Harmanus en
Hendrina |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond tussen
Ravensweerdsweg 9 en 11 |
|
|
|
|
Ravensweerd |
|
Het
oude huisnummer 17 van Bartels Hofstede ging over naar de Ravensweerd.
Het huisnummer zal ongeveer zeven jaar lang niet aan een muur hebben gezeten
omdat Bartels Hofstede in 1848 zal zijn afgebroken en de Ravensweerd in
1855 zal zijn gebouwd. Dat was toen nog niet het grote huis zoals wij
deze nu kennen, maar wordt wel genoemd als een landhuis en zal dus een
aanzienlijk pand zijn geweest met in ieder geval een prachtig uitzicht.
Het landhuis zal zijn gebouwd in het weiland "Ravensweerd" welke
op 10 juli 1854 is gekocht door Jan Willem Nijenhuis. Precies een maand
eerder kocht hij al het erve Dommerholt van Engbert Jan Dommerholt. Jan
Willem Nijenhuis was op 22 april 1842 te Hummelo getrouwd met Hanna Elisabeth
Ovink en woonde in 1843 al in Gorssel op den Huize de Haar alwaar hun
eerste kind werd geboren. Jan Willem
was toen nog kandidaat tot den Heilige Dienst. |
|
|
Van Gorssel verhuisde het echtpaar
naar Kleef in Duitsland (Pruissen) en later naar Wilp. Toen zij
in 29 oktober 1855 naar Gorssel verhuisden waren er in totaal
al elf kinderen geboren en in Gorssel kwamen er nog eens zes bij.
Op 25 oktober 1856 wordt op de Ravensweerd dochter Hanna Elisabeth
geboren en daarna nog drie jongens en twee meisjes. Het bijzondere
en mooie aan de 17 kinderen van Jan Willem en Hanna Elisabeth
is dat er geen één op jeugdige leeftijd is overleden
en dat Hanna Elisabeth zelfs 98 jaar oud is geworden!
In de tijd dat Jan Willem op de Ravensweerd
woonde, was hij koopman van beroep. Het weiland Ravensweerd zal
hij aangehouden hebben want hij verkocht ook met regelmaat gras,
maar dat zal niet zijn voornaamste koopwaar zijn geweest. Ook
is hij landeigenaar en zal daar ook in gehandeld hebben. Zo verkoopt
hij b.v. heide aan de Grindweg in 1861 aan Egbert Enterman en
koopt hij weer heide bij de veiling van 't Eschede in 1863. Ook
bood hij mee met de veilingen van o.a. de erven Bloedkamp (Meijer)
in Gorssel en de Kippe in Epse die vroeger ook tot de Bloedkamp
hoorde.
In 1860 wilde hij Gorssel eigenlijk alweer verlaten en biedt hij
de Ravensweerd aan in een advertentie in de krant van 3 november.
Als een echte koopman prijst hij zijn eigendom aan door te vermelden
dat het huis dicht aan den IJssel alleraangenaamst en watervrij
is gelegen. Dit klopt want het huis was op een rivierduin gebouwd
en uit de advertentie kan worden afgeleid dat dit in 1855 is gebeurd
omdat wordt aangegeven dat het huis voor vijf jaar nieuw was gebouwd.
Het huis is voorzien van 7 boven - en benedenkamers, 2 grote zolders,
keuken, 2 kelders en een ruim achterhuis welke bijzonder geschikt
is voor de oprichting van een fabriek. Tevens biedt hij te koop
aan de daaraan grenzende los- en ladingsplaats het houtwal het
Dommerholt.
|
|
|
Van
de advertentie komt echter geen verkoop en op 15 juni wordt het
landgoed "Ravensweerd" en het erve en goed "Dommerholt"
aangeboden op een veiling, maar er wordt dan opnieuw niet verkocht.
Ook wordt dan een dubbele bank in de Hervormde Kerk te Wilp geveild,
kennelijk is de familie in Wilp blijven kerken. In de advertentie
van de veiling wordt nog vermeld dat het is gelegen in een wildrijk
oord, met een grindweg naar den Straatweg en door zijn heuvelachtige
ligging een riant uitzicht hebbende op Deventer en omliggende plaatsen.
Voorts is er een boomgaard, tuin, bouwland, uiterwaards weiden en
wandelbosch met een gezamelijke oppervlakte van 8 bunders.
De veiling wordt aangekondigd in een krantenadvertentie met een
getekende afbeelding van een huis, zie hiernaast. Dit zal niet het
huis zelf zijn geweest maar zal wel enig idee hebben gegeven van
hoe het huis er ongeveer uit heeft gezien.
|
|
|
|
In 1866 worden
beide huizen weer geveild en wordt het erve en goed Dommerholt met loswal
aan de IJssel verkocht maar het landgoed Ravensweerd met herenhuis en
bos nog niet. Weer vijf jaar later wordt in oktober 1871 deze voor de
derde keer geveild en wordt er bedankt. Maar op 1 november 1871 wordt
het buitengoed (zoals het dan wordt genoemd) dan toch verkocht en de koper
is Hendrik Jan Akkerman. |
|
Op
6 november 1871 wordt er een erfhuis gehouden en de dag erop verhuist
de familie naar Cocksdorp op Texel. Hopelijk is er goed verkocht
met het erfhuis want dit was een beste verhuizing. Op Texel gooit
hij het over een andere boeg en wordt predikant, waarvoor hij in
1843 nog kandidaat was. Hij doet er zijn intrede op 3 december 1871.
Later zou hij voor zijn nieuwe beroep nog vaker verhuizen en op
1 december 1889 deed hij zijn intredepreek in Heeze, maar zou daarna
niet meer prediken want hij overleed zes dagen later op 7 december
1889.
Van de familie Nijenhuis zijn er foto's. Zo zien wij op de foto
hiernaast Hanna Elisabeth Ovink met haar op één na
zes jongste kinderen. Haar jongste kind toen was dochter Marie die
op 14 mei 1863 op de Ravensweerd is geboren, zij zit bij haar moeder
op schoot. Jongste dochter Willemine Casparine is geboren op 22
september 1866. Wij denken dat de foto eind 1865 of begin 1866 gemaakt
zal zijn en het is dus een bijzondere oude foto, waarschijnlijk
de oudste van deze website!
Op de foto ernaast zien wij ook Jan Willem Nijenhuis. Bij hem op
schoot zit kleindochter Heiltje Maria Adriana die op 22 mei 1876
is geboren en deze foto zal dat jaar zijn gemaakt. |
|
|
|
|
Hendrik
Jan Akkerman is gehuwd met Antonia
Zwaantje Johanna Hietbrink
en zij verhuizen op 26 april 1872 van Deventer naar Gorssel. Het echtpaar
heeft maar één dochter en het gezin is dus een heel stuk
kleiner dan dat van de familie Nijenhuis. Het huis biedt ruimte aan meer
mensen en zodoende wordt een gedeelte verhuurd aan het
echtpaar Derk Jan Braakhekke en Hendrika Blaauwhand
en hun dochter Teuntjen Braakhekke en schoonzoon Johannes van Vorden die
dan drie kinderen hebben. Waarschijnlijk woonden zij in het achterhuis.
Zij komen er al op 1 maart 1872 wonen en hadden dus een paar maanden het
rijk alleen. De hele familie is afkomstig van het Elf Uur waar zij vanaf
1869 woonden. Derk Jan heeft maar kort gewoond op de Ravensweerd, hij
is op 24 augustus 1873 overleden en Hendrika is op 18 december 1879 overleden.
In 1875 komt ook Hermanus Antonie Visser met twee dochters op de Ravensweerd
wonen en zo woonden er al drie families op de Ravensweerd. Zij woonden
er van 24 april 1875 tot 24 april 1877 en hebben dus precies twee jaar
lang gehuurd gewoond. En zo woonden er nog wel meer mensen op de Ravensweerd
zoals later Caroline Henriëtte Johanna Ricken (1880-1881) en Arie
Coenraad Bellaart in 1882. |
|
|
Hendrik Jan Akkerman verkoopt op 28 augustus 1880 landgoed Ravensweerd
aan Clazina de Ven en op 13 augustus 1880 verhuist hij samen met
zijn vrouw naar 't Ontijdink waar zij tot april 1881 hebben gewoond.
Clasina en haar echtgenote Hendrik van Eck woonden al op Ravensweerd,
zij zijn er al op 15 mei 1879 komen wonen. Het echtpaar heeft geen
kinderen maar hun nichtje Neeltje van de Heuvel woont bij hun in.
Hendrik was eerder getrouwd met Martina Helena ven Heukelum en had
uit dit huwelijk wel een dochter genaamd Martina Helena maar zij
heeft niet op de Ravensweerd gewoond. Hendrik is rentenier van beroep
en hoefde dus eigenlijk niet meer te werken. Buurman Johannes van
Vorden moest dat wel, hij was dagloner van beroep en zal ook vast
op het landgoed van Ravensweerd hebben gewerkt. In 1889 verhuizen
zij weer richting 't Elf Uur en gaan wonen in een nieuw huis aan
de overkant van de kruising achter 't Ruimzicht. Oudste zoon Derk
Jan van Vorden en diens echtgenote Fredrika Dommerholt nemen dan
hun plek in en wonen er tot 1899.
Een jaar eerder laat Hendrik van Eck als lasthebber van Clazina
de Ven het buitengoed "De Ravensweerd" veilen, dat was
op 15 april 1898. Deze bestaat uit een
heerenhuis, bergschuur, tuin, terrein van vermaak, grasgrond, weiland,
bouwland, akkermaalsbosch, bosch en dennengrond. Totaal oppervlak
is 4,4 hectare. Op het landgoed staat een stenen beeld welke buiten
de veiling werd gehouden die in vijf percelen werd verdeeld. Het
heerenhuis met bergschuur, tuin, grasgrond, weiland, bosch en terrein
en vermaak betreft perceel 1 van de veiling en wordt ingezet door
timmerman Willem Geerdes voor 3500 gulden en wordt bij de veiling
op 15 april niet meer verhoogd. Dat was voor Hendrik en Clazina
niet acceptabel en er wordt bedankt. Alleen perceel 2 (een weiland
aan de oprit ten noorden van het eerste perceel) en perceel 3 (een
bouwland met akkermaalsbosch ten zuidwesten van perceel 1) worden
verkocht aan resp. Cornelis de Haan van de Bloemenkamp en Willem
Roeterdink van Groot Bentink.
Kort na de veiling op 18 juli 1898 is Clasina op de Ravensweerd
overleden. April 1899 verhuist Hendrik naar 't Ruimzicht in Gorssel,
waarschijnlijk tegelijk met de familie van Vorden die even verderop
aan de huidige Deventerweg gaan wonen. |
|
|
Als
in 1900 de huisnummering van Gorssel wijzigt en er nieuwe bladen in het
bevolkingsregister van Gorssel worden gemaakt, krijgt de Ravensweerd de
huisnummers 103 en 104 en wordt aangetekend dat deze beide huisnummers
onbewoond zijn. Huisnummer 103 (voorheen bewoond door de familie van de
Ven) wordt echter vanaf 24 april 1900 weer bewoond door Philip
Brands en Maria Hulsegge die uit Deventer komen,
maar zij wonen er maar een half jaar. Daarna komt Maria haar oom Hendrik
Hulsegge er wonen met zijn echtgenote Hendrika Hutteman. Hendrik heeft
geen beroep, maar was eerder in Diepenveen plantsoenopzichter en zal op
het landgoed vast aan de slag zijn geweest. Het echtpaar heeft er gewoond
tot oktober 1904. |
|
Op
12 november 1903 is Hendrik van Eck op 83-jarige leeftijd overleden
op 't Ruimzicht. De nabestaanden laten de Ravensweerd op
28 juni 1904 veilen. Dat zijn Hendrik zijn dochter Martina Helena
van Eck en een groep nabestaanden met o.a. Neeltje en Bartje van
den Heuvel die op Ruimzicht woonden waar Hendrik dus de laatste
jaren van zijn leven heeft gewoond. Martina Helena laat het bouwplaatsje
het Heidendal veilen, deze is gelegen nabij Wachtpost 22 aan den
spoorbaan te Gorssel. Het bouwplaatsje is afkomstig uit de nalatenschap
van haar vader die deze in 1882 heeft gekocht. Deze wordt gekocht
door Jan Willem Braakhekke van de Loobult. Bijzonder is dat Martina
Helena vanaf 26 september 1900 in Gorssel woonde maar niet op Ruimzicht,
maar als dienstbode woonde en werkte aan de Molenweg bij de familie
Lammers. Het lijkt erop dat Clasina de Ven haar stiefdochter niet
heeft erkend en sowieso buiten haar testament heeft gehouden.
Daarin was dus wel de andere groep nabestaande opgenoem en zij laten
het buitengoed de Ravensweerd als het eerste perceel veilen. Dit
betreft dan een huis met tuin, akkerbosch en weiland met een oppervlak
van 1,8 hectare. Daarbij een tweede perceel bestaande uit bosch
en dennengrond van 1,75 hectare en deze beide percelen worden in
massa geveild. Deze wordt door Jan van der Meij ingezet op 1750
gulden, de helft van het bedrag wat er nog in 1898 is geboden. Het
huis zal waarschijnlijk in verval zijn geraakt na het overlijden
van Clasina en het vertrek van Hendrik. Uiteindelijk worden beide
percelen toch nog voor 6000 gulden verkocht. |
|
|
|
Koper
is Menso Johannes Menso, oud luitenant van de huzaren en wonende te 's
Gravenhage. Hij is
dan nog maar 33 jaar oud en ongehuwd. Op 17 augustus 1905 verhuist hij
van den Haag naar de Ravensweerd welke na het vertrek van de familie Hulsegge
in 1904 onbewoond was. In mei 1905 wordt er een asfalt weg aangelegd,
wat in die tijd geheel nieuw was. Hier kon de heer Menso dan comfortabel
met zijn rijtuig overheen rijden. Zijn koetsier was Wilhelmus Knoop die
met hem mee verhuisde van Den Haag naar Gorssel. Uiteraard kwamen zijn
vrouw en twee dochters ook mee en woonden zij ook op de Ravensweerd, er
was immers ruimte genoeg. Er was ook een huisdier, een "goudgestroomde"
boxer. Maar het beest vond het landgoed niet groot genoeg en ging de hort
op. Menso plaatst daarop een advertentie in de krant en looft daarin een
beloning uit aan de vinder. Later dat jaar vertrekt hij zelf van de Ravensweerd,
hij verhuist op 23 november 1909 naar een pension in Warnsveld alwaar
hij op 10 december 1911 is overleden. De familie Knoop is nog tot 31 januari
1910 op de Ravensweerd blijven wonen en verhuist dan naar Bloemendaal. |
|
|
Waarschijnlijk
in 1909 zal het buitengoed zijn verkocht aan jonkheer Adriaan Justus
de Jong Schouwenburg en hij zal het huis in 1910 grondig hebben
verbouwd of misschien wel hebben herbouwd tot een nog groter huis
alhoewel niet uit te sluiten is dat Menso het huis al had verbouwd
omdat hij vermogend was geworden uit een erfenis. Maar ook Adriaan
Justus de Jong Schouwenburg was welvarend en behalve geld waren
stenen waren voor de nieuwe eigenaar ook geen probleem, hij was
namelijk steenfabrikant van beroep. Het huis kreeg voor die tijd
kenmerkende Jugendstil elementen, die nog steeds zichtbaar aanwezig
zijn in het gevelbeeld. Op 30 december 1910 verhuist Adriaan van
zijn woonplaats Deventer naar Gorssel. Ook hij heeft een hond, een
Iersche Setter met de naam Baron, een naam die je als jonkheer kon
geven. Maar ook deze hond ging aan de wandel en zo werd er in een
krantenadvertentie van 1911 opnieuw
wordt een flinke beloning uitgeloofd aan degene die de viervoeter
kon terugbrengen naar de Ravensweerd.
Jonkheer Hendrik Jacob Diederik Coenen woonde ook op de Ravensweerd,
hij was in dienst als rentmeester. Het andere gedeelte werd in 1911
bewoond door Gerardus Hansen
en in 1912 door Jan Lodewijk Weijenberg en hun echtgenotes. Jan
Lodewijk was chauffeur en dat zal Gerardus waarschijnlijk ook zijn
geweest. Later was Berend Jan Oldenampsen zijn chauffeur en wij
zien hem rechts op de foto hiernaast staan en voor de gelegenheid
zit Adriaan achter het stuur. Op de foto zien wij ook een neef en
veel nichten van Adriaan die bij hun oom op de Ravensweerd kwamen
en daar van Berend Jan Oldenampsen les kregen in autorijden en schijfschieten.
Hun oom schoot liever op wild en deed vaak mee aan jachtpartijen
die werden gehouden op de landgoederen het Frieswijk, De Voorst
en Het Spijk. Adriaan was ongehuwd en organiseerde grote partijen
op de Ravensweerd
Auto rijden werd een lastige aangelegenheid bij de overstroming
van januari 1920, de rijweg bij Ravensweerd stond gedeeltelijk onder
water. Maar het huis stond droog en dat kon niet gezegd worden van
vele andere huizen in Gorssel, er was sprake van een noodsituatie.
De bewoners van
den Houtwal werden met andere bewoners op de Ravensweerd gehuisvest.
Jonkheer Van Schouwenburg stelde naast zijn huis ook personeel en
levensmiddelen voor de vluchtenden beschikbaar. Bij de hoge waterstand
is een zware gehakte peppel aan komen drijven, welke terug te bekomen
was bij Huize Ravensweerd, zo was later te lezen in een advertentie.
De ene keer loopt er wat weg
en de andere keer komt er wat aandrijven, het gebeurde allemaal
op de Ravensweerd!
|
|
|
Naast
een rentmeester en een chauffeur waren er nog meer personeelsleden.
Zo waren er een huisknecht, een huishoudster/keukenmeid, linnenmeid
en een binnenmeisje. In de moes- en siertuin werkten de tuinbaas,
de eerste tuinknecht en twee tuinjongens. Vanaf 1919 woonde chauffeur
Berend Jan Oldenampsen en tuinman Gerrit Jan Klooster in de nieuwe
dienstwoning op het terrein van de Ravensweerd en in nabijgelegen
huisje woonde tuinman Arie Hagendoorn die ook op de Ravensweerd
zal hebben gewerkt. Deze dienstwoningen worden in het verhaal hieronder
besproken. |
|
In
1931 weet de krant te melden dat het
landgoed De Ravensweerd door de eigenaar gesloten zal worden en
door den eigenaar zal worden verlaten. Aan het grootste deel van
het personeel is toen reeds ontslag aangezegd.
De jonkheer is in 1935 ongeneeslijk ziek geworden en gaat wonen
bij zijn vriend Theo van der Feltz op landgoed 't Hassink. Volgens
de registers is hij op 30 november 1935 vanaf daar verhuisd naar
Brussel en is hij in 1937 in Amersfoort overleden, maar aangenomen
wordt dat hij ook lange tijd op 't Hassink heeft gewoond. Na zijn
vertrek van de Ravensweerd is het landhuis bewoond door huisbewaarders,
zo woonde er het echtpaar Hermanus Theodorus Kok en Elisa Johanna
Wellink die daarna op het Station zijn gaan wonen. Het huis kon
zeker niet onbewoond blijven want het stond vol met kostbaarheden.
In de zomer van 1935 werd de grote, met groen begroeide en getorende
villa geveild. Van de IJssel gezien staat deze tegen de achtergrond
van zwaar geboomte in vele variëteiten en met glooiende gazons
voor het huis die afhellen naar de bedding van de rivier. Op 24
september 1935 werden de rijke kunstverzamelingen, zowel antieke
schilderijen (104 stuks van o.a. Vermeer) als antiek porselein,
glas- en zilverwerk, 200 antieke meubelen en een zeer grote en waardevolle
boekerij geveild. Jacques
Cohen uit Deventer bereidde de veiling voor en kreeg daarbij hulp
van Dina Oldenampsen (dochter van de chauffeur) die als boekhoudster
op de Ravensweerd had gewerkt en zij werkte mee aan het samenstellen
van de uitgebreide catalogus. |
|
|
|
Architect
Jan Diederik Postma was de koper van het huis en vestigde zich op Ravensweerd
en liet het huis verbouwen, hij deed daarvoor op 12 november 1935 een
bouwaanvraag. Het buitenhuis was toen gelegen aan den Ravensweerdsweg,
tegenwoordig is dat de Veerweg. Waarschijnlijk
omvatte het landgoed destijds de hele rivierduin tussen de Ravensweerdseweg,
de Veerweg en de IJssel maar een deel ervan wordt dan verkaveld voor villa
bouw. In de bouwaanvraag wordt aangegeven dat de verbouwing vier maanden
in beslag zal nemen en in 1936 zal Jan Diederik en zijn echtgenote Anna
Meta Kluwer (dochter van uitgever Aebele Kluwer) in de verbouwde villa
zijn komen wonen. Hij gaat werken in het koetshuis (waar hij een tekenkamer
laat bouwen) en vanaf 1948 was de Deventer vestiging van zijn architectenbureau
Postma enkele jaren op Ravensweerd gevestigd.
In Deventer ontwierp hij o.a. de Luxor bioscoop aan de Brink. Eerder (1917-1918)
woonden Jan Diederik en Anna Meta nog kort op 't Zonnehuis in Joppe. Jan
Diederik Postma is 3 maart 1962 op de Ravensweerd overleden en Meta Anna
Kluwer op 30 december 1967, zij woonde toen op de Bloemenkamp.
Later is het pand verkocht aan fabrikant Meenink en is deze door hem in
drie wooneenheden opgesplitst en kreeg deze ook drie verschillende bewoners
en eigenaren. |
|
1855-1871 |
Jan Willem Nijenhuis en
Hanna Elisabeth Ovink |
Eerste hoofdbewoners |
1872-1880 |
Hendrik Jan Akkerman en Antonia Zwaantje
Johanna Hietbrink |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1879-1899 |
Hendrik van Eck en Clasina de Ven |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1905-1909 |
Menso Johannes Menso |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1910-1935 |
Adriaan Justus de Jong Schouwenburg |
Geen familie van de vorige hoofdbewoner |
1936-1967 |
Jan Diederik Postma en Meta Anna Kluwer |
Geen familie van de vorige hoofdbewoner |
|
|
|
1872-1879 |
Derk Jan Braakhekke en Hendrika Blaauwhand |
Eerste medebewoners |
1872-1889 |
Johannes van Vorden en Teuntjen Braakhekke |
Teuntjen is de dochter van Derk Jan
en Hendrika |
1889-1899 |
Derk Jan van Vorden en Fredrika Dommerholt |
Derk Jan is de zoon van Johannes en
Teuntjen |
1900-1900 |
Philip Brands en Maria Hulsegge |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1901-1904 |
Hendrik Hulsegge en Hendrika Hutteman |
Hendrik is de oom van Maria |
1905-1910 |
Wilhelmus Knoop en Louisa Marie Anne
Hermina Libosan |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1910-1911 |
Gerardus Hansen en Maria Catharina Raval |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1911-1912 |
Jan Lodewijk Weijenberg en Maria Willemina
Klein Klauwenberg |
Geen familie van de vorige medebewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Veerweg 7/7a/9 |
|
|
|
|
Ravensweerd
dienstwoningen |
|
|
Onderstaande drie huisnummers hebben
betrekking op twee huizen waarvan één dubbel woonhuis.
Dat zou de tuinmanswoning van de Ravensweerd zijn geweest. De
tekening hiernaast is van het enkele woonhuis wat ook een dienstwoning
van de Ravensweerd zal zijn geweest. De woningen staan in het
Ravenswaardsche bos.
Arie Hagendoorn is tuinman op 't
Ravensweerd. Van 1905 tot 1912 was hij nog tuinbaas in Almen.
Hij is in 1912 op 't Ravensweerd gaan werken en woonde toen eerst
op 't Elf Uur.
Er zou hier ook nog een familie Schutte
hebben gewoond o.a. Frits Schutte.
|
|
|
Huisnummer 163 |
116a>163>279>372>Ravensweerdsweg
12>28? |
|
1919-1939> |
Arie Hagendoorn en Paulina van Roozendaal |
Eerste hoofdbewoners, afkomstig van
't Elf uur, vanaf januari 1919. |
1951 |
P.J. Bakker |
|
1969 |
Geen registratie |
Verbouwing in opdracht van J.H. Boerboom
te Deventer |
1980 |
Mw. S. van der Hulst |
Ravensweerdsweg 28 |
|
|
|
Op
1 juli 1919 treedt Berend Jan Oldenampsen in dienst als chauffeur
van Adriaan Justus de Jong Schouwenburg van Huize de Ravensweerd.
Hij gaat dan wonen in de dienstwoning van de Ravensweerd welke
ook wel als tuinmanswoning bekend stond en hij zal de eerste
bewoner zijn geweest. Later dat jaar kwam namelijk tuinman
Gerrit Jan Klooster in het andere gedeelte wonen. Berend Jan
Oldenampsen was eerder chauffeur op de Oxerhof en woonde daar
in het grote koetshuis met zijn echtgenote Aaltje Dommerholt
en zijn drie kinderen die daar zijn geboren. Op de foto hiernaast
zien wij het het gezin voor de dienstwoning van de Ravensweerd.
|
|
|
|
|
|
Op deze foto van circa 1924
zien wij Berend Jan Oldenampsen in de open Adler van de
heer de Jong Schouwenburg die als groot industrieel zijn
werk in Amsterdam had. Jan bracht zijn werkgever elke maandagmorgen
naar het station in Deventer en reed dan op vrijdagmiddag
naar Amsterdam om hem weer op te halen. Tien jaar later
is dat een Chevrolet wat blijkt uit een vakantie ansichtkaart
waarin Adriaan Justus zijn chauffeur verzoekt de auto van
roest te ontdoen. Een jaar later blijkt Adriaan Justus ongeneeslijk
ziek en gaat hij zijn vriend Theo van der Feltz op het Hassink
wonen waar hij wordt verzorgd. Hij overlijdt op 6 januari
1937 en Berend Jan rijdt zijn werkgever naar zijn laatste
rustplaats in Amersfoort. Daarna treedt hij in dienst bij
Theo van der Feltz. Ondertussen was Berend Jan al verhuisd
naar Epse waar hij in een nieuw huis aan de huidige Dortherweg
is gaan wonen.
Nieuwe bewoners van het woongedeelte zijn Lambertus Denekamp
en Gezina Pekkeriet.
|
|
|
|
|
Huisnummer 165 |
118a>165>281>374>Ravensweerdsweg
16>26? |
|
1919-1936 |
Berend Jan Oldenampsen en Aaltje Dommerholt |
Eerste hoofdbewoners vanaf juli 1919,
verhuizen in 1936 naar Dortherweg 3 in Epse. Berend Jan was chauffeur
van beroep. |
1936-1969> |
Lambertus Denekamp en Gezina Pekkeriet |
Afkomstig van Spoorpad |
1980 |
Geen registratie. één
geheel met nummer 24 |
Ravensweerdsweg 26, tegenwoordig het
huidige adres |
|
|
Op
de foto hiernaast zien wij Wouter Waalboer en Elizabeth van
de Velde die met zekerheid in het dubbele woonhuis woonde.
Dit echtpaar zal in 1950 of 1951 hier zijn komen wonen. In
1950 woonden zij nog op het Stationsgebouw van Gorssel. Er
bestaan een verband met Ravensweerd en Joppe, zo woonde de
familie Kok (die ook in het stationsgebouw heeft gewoond)
ook als huisbewaarders op de Ravensweerd toen deze was verlaten
door Adriaan Justus de Jong Schouwenburg.
Het echtpaar Waalboer is voor 1969 verhuisd naar de Borkel
waar zij hun laatste levensjaren gewoond hebben. |
|
|
|
|
Huisnummer 164 |
118b>164>280>373>Ravensweerdsweg
14>24? |
|
1919-1928~ |
Gerrit Jan Klooster en Hermina Gezina
Beekman |
Eerste hoofdbewoners, vanaf oktober
1919. Gerrit Jan is tuinman van beroep. |
1921-1923 |
Harmen Jan Klooster en Derkje Weekholt |
Harmen Jan en Derkje zijn de ouders
van Gerrit Jan |
1930<-..... |
Teunis Bruggeman en Willempje Vorsthof |
Afkomstig van Kloosterzicht |
1951-1969~ |
Wouter Waalboer en Elizabeth van de
Velde |
Het echtpaar woont anno 1950 op het
Stationsgebouw te Joppe |
1969 |
Geen registratie |
|
1980 |
Mw. A.J. Boerboom, wed. v. Kruijt |
Ravensweerdsweg 24, tegenwoordig geen
bestaand adres (dat is nummer 26) |
|
|
|
|
De
Boomkes |
|
|
Tegenwoordig IJsselduin
genoemd. Wellicht komt de naam Boomkes van het land wat vroeger
hier in de buurt het gelegen? Zie verhaal bij Frackenstede.
Deze foto is afkomstig
van een nieuwjaarskaart welke is verzonden in 1941 met de allerbeste
wensen voor 1942 van Lotje Doorman. Onder de foto staat vermeld
"De Boomkes" te Gorssel. Haar ouders Augustus Johannes
Doorman en Anna Catharina van Nooten zijn waarschijnlijk de eerste
hoofdbewoners van het huis. Zij zijn afkomstig van Nederlands Oost-Indië
en zijn op 14 januari 1938 in Gorssel komen wonen op huisnummer
G278a. Deze wijzigt in huisnummer 371 en in 1951 wordt dit adres
Ravensweerdsweg 8. Het huidige adres is Ravensweerdsweg 20.
Het verhaal wil dat
de Duitse generaal Blaskowitz hier zou zijn ingekwartierd en dat
daarom deze villa zou zijn gebombardeerd. De bom trof echter niet
de villa, maar viel voor de heuvel waarop de villa staat en deze
bleef onbeschadigd. Het verhaal wil ook dat Blaskowitz op 't Ravensweerd
zat en het is dus niet helemaal zeker dat hij op de Boomkes zat.
Wel dat hier een bom gevallen is waarvan er meerdere vielen in de
omgeving. Zie artikel in Ons Markenboek 2011-2. Navraag gedaan bij
Han Hazewinkel d.d. 17-02-2023: hij weet zeker dat Blaskowitz hier
zat, heeft hem wel een paar keer over de weg voorbij zien komen.
Maar hij heeft het over de villa van Meeles en dat is Boschterhoek.
In 1950 heeft B.G.
Groeneveld het telefoonnummer 564 en woont hij op IJsselduin. A.J.
Doorman heeft telefoonummer 458 en woont op Kolbathan in Joppe. |
|
|
1938- |
Augustus Johannes Doorman
en Anna Catharina van Nooten |
Waarschijnlijk eerste hoofdbewoners |
1951 |
B.G. Groeneveld |
|
|
|
|
|
G278a>371>Ravensweerdsweg 8 anno
1951 |
|
|
|
|
|
|
Klaphekke |
|
Deze
boerderij werd heel vroeger ook wel het erve Ten Velde genoemd en wordt
zo beschreven in een getuigenis van 1638 over de verdeling van bezitting
van de familie Buininck rond 1614 met de erven Grother camp, Kleijnher
camp, van de Kleijnen Brincker camp, van het Coelcke ende van "de
Velde oft Claephecke". De Klaphekke is een katerstede welke later
verbonden was aan erve 't Walle. Er zal bij de boerderij een klaphek hebben
gestaan en ook stond er een handwijzer in de richting van Zutphen met
de vermelding van één en een kwart uur gaans. Dat was nog
wel een eindje lopen maar met een dorstige keel kon je rond 1700 best
even bij 't Klaphekke aankloppen, want toen deed deze ook dienst als café.
|
|
|
De
eerste bekende bewoners zijn Bartholt Warner Klaphekke en Willemken
Hendriks Olthof. Het echtpaar trouwt in 1637 te Deventer en krijgt
zes kinderen. Ondanks dat de doop van deze kinderen niet is terug
te vinden in Gorssel nemen wij aan dat het echtpaar toen op 't Klaphekke
is komen wonen. Waarschijnlijk in 1660 verhuist het echtpaar naar
't Swavink in Eefde. De volgende bewoners zijn Gerrit Jansen en
Essele Lamberts wiens zuster op de Kleine Muil woonde. Uit dit huwelijk
worden vier kinderen op 't Klaphekke geboren. Gerrit overlijdt na
de geboorte van het vierde kind in 1668 en Essele hertrouwt in 1669
met Warner Bartelts, zoon van Bartholt en Willemken! Zo komt hij
weer terug naar het Klaphekke. Ook dochter Jenneken komt weer in
de buurt wonen want zij trouwt met Derck Hendericks Bentinck van
't Groot Bentink.
Warner en Essele krijgen nog drie kinderen. Jongste zoon Willem
wordt geboren in 1679 en trouwt in 1703 met Jenneken Jansen. Het
echtpaar krijgt acht kinderen en bij de doop van de eerste twee
kinderen in 1705 en 1706 wordt vermeld dat het echtpaar "in
't Dorstige Hardt" wonen. Ook bij de eerste lidmaten registratie
van 1713 komen wij "het Dorstige hert" weer tegen. Moeder
Essele Lamberts woont er dan ook, vader Warner is inmiddels overleden.
Zoals eerder vermeld deed de Klaphekke in die tijd ook dienst als
herberg of café en had daarom ook deze naam. Mogelijk runde
Essele de herberg zoals haar zus Enneken dat ook deed op de Kleine
Muil. Later zullen de horeca activiteiten zijn verplaatst naar het
nabijgelegen Ravennest welke later op deze pagina wordt besproken.
Beide huizen staan aan de Oude Postweg tussen Deventer en Zutphen
en er kwam dus wel wat klandizie voorbij. |
|
|
Dochter
Willemken is de enige van de acht kinderen die wij later in Gorssel tegenkomen.
Zij is geboren in 1710 en trouwt in 1736 met Jan Derksen van 't Reuvekamp.
Jan komt wonen op 't Klaphekke en gaat zich ook zo noemen maar wordt in
1746 ook nog "Jan in 't Dorstige Harte" genoemd. Uit dit huwelijk
worden elf kinderen geboren in de periode 1736-1752 waarvan een aantal
later uitvliegen naar andere boerderijen in de Eesterhoek, geen van de
kinderen blijft op 't Klaphekke wonen. In mei 1762 hebben Jan Derks en
Willemken Willems hun huis het Klaphekke met waterput opgedragen aan Hendrik
Willem Hartkamp en zijne huisvrouw Hendrikjen Meijer. Dit is vreemd, laatstgenoemden
verkregen de Klaphekke op 22 februari 1760 uit de nalatenschap van Hendrik
Willem zijn vader Henricus Hartkamp die eigenaar van de Klaphekke (en
ook van Reuvekamp) was. Wel is duidelijk dat Jan en Willemken toen de
boerderij zullen hebben verlaten. Waarschijnlijk zijn zij toen gaan wonen
op Klein Bentink, dochter Jenneken woonde daar later en wordt bij haar
huwelijk in 1761 "Benninks" genoemd en de verhuizing heeft dus
toen al plaatsgevonden. |
|
Op
29 maart 1762 trouwen Jan Philips Roeterdink en Aaltjen Teunis Meijer
en zij zijn de nieuwe bewoners van Klaphekke. Jan is afkomstig van
't Roeterdink en Aaltjen komt van de Bloedkamp. Er worden drie kinderen
geboren, Aaltjen komt daarna te overlijden. Jan hertrouwt op 27
juni 1773 met Geertjen Wiltink, zij is geboren op 't Walle. Er worden
nog eens twee kinderen geboren. Jan en Geertjen verhuizen omstreeks
1778 naar Vorden alwaar ze gaan wonen op het erve Bijvang, later
wonen zij nog op het Rommelder in Ruurlo.
Nieuwe pachters zijn Harmanus Mensink en zijn echtgenote Hendrina
Maatman en zij zijn afkomstig van het erve Maatman in Harfsen. Bij
de dijkdoorbraak vijf jaar later in 1783 houden zij het niet droog
en wordt Harmen genoemd als Harmen Klaphekke in het register van
1784 met liefdegiften voor de getroffenen van de overstroming. In
het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795
wordt hij ook genoemd als Klaphekke.
Zij hebben één zoon genaamd Gerrit Jan. Hij trouwt
op 28 september 1794 met Teune Dijkerman en zij gaan dan ook op
't Klaphekke wonen. Ze krijgen acht kinderen die allemaal de naam
Mensink krijgen maar Gerrit Jan wordt ook Klaphekke genoemd b.v.
wanneer hij als momboir wordt geregistreerd in een akte van 1798.
Beide echtparen Mensink verhuizen in 1805 naar het naastgelegen
Bartels Hofstede. |
|
|
|
Er komt dan
weer een Roeterdink op 't Klaphekke wonen. Het is Teunis Roeterdink, zoon
van Jan en Aaltjen, die in 1767 op 't Klaphekke is geboren. Hij trouwt
op 20 februari 1803 in Gorssel met Geesken Roeterdink van 't Roeterdink
en zij hebben er de eerste twee jaar van hun huwelijk waarschijnlijk gewoond.
Op 9 augustus 1805 kopen zij boerderij Klaphekke en zij worden dus geen
pachters maar eigenaren van de boerderij. Het echtpaar krijgt drie kinderen
waarvan alleen zoon Albert het redt. Hij is geboren op 12 oktober 1805
op 't Klaphekke. Hij trouwt op 1 september 1826 met Aaltjen Wiltink en
het wordt een stuk drukker op de boerderij want uit dit huwelijk worden
10 kinderen geboren waarvan er helaas wel drie op jonge leeftijd overlijden.
In die tijd wonen waarschijnlijk ook Hermanus Scholten en Henriëtta
Maria Beusekamp op de boerderij want Harmen wordt er genoemd in het register
van personele omslag anno 1825 en in 1824 en 1826 worden er kinderen geboren
waarbij Teunis Roeterdink in 1824 getuige is van de aangifte. Bijzonder
is dat Hermanus tapper van beroep is en het heeft er dus alle schijn van
dat in die tijd de boerderij ook nog als café diende. Maar het
kan ook zijn dat hij dit werk (later) deed op 't Ravennest.
Dochter Jenneken Roeterdink trouwt op 22 december 1870 met Hermannus Ziemelink
uit Diepenveen en uit dit huwelijk worden twee dochters op de Klaphekke
geboren. In 1881 verhuizen zij naar villa annex herenboerderij 't Heemstra
aan de Deventerweg maar in 1894 komt het echtpaar toch weer terug naar
de Klaphekke. In de tussentijd woont Jenneken haar zus Hendrika er samen
met haar echtgenoot Willem Schrijver, zij kwamen van de Buitenkamp te
Weteringen onder Diepenveen. Oudste dochter van Hermannus en Jenneken
is Johanna Arendina en zij trouwt in 1903 met Gerrit Jan Tuitert en zij
bouwen een nieuwe boerderij aan de Deventerweg welke de naam Nieuw Klaphekke
krijgt. |
|
|
Jongste
dochter Aaltjen Alberdina trouwt op 23 mei 1901 met Jan Hendrik
Nieuwenhuis die ook uit Diepenveen komt. Zij trouwden dus eerder
en kwamen op de Klaphekke te wonen. Moeder Jenneken maakte dit niet
meer mee, zij overleed op 27 februari 1901. Hermannus overleed vijf
jaar later op 9 maart 1906.
Jan Hendrik en Aaltjen kregen vier kinderen waarvan er één
jong overleed. De anderen drie zien wij op de foto hiernaast staan:
oudste dochter Jenneken Hermina, jongste zoon Hermanus Marinus en
zoon Harmen. Op de foto rechts zien wij de broers aan het maaien
met twee paarden. De foto links is van 1920, de foto rechts van
1931. |
|
|
|
Op 14 april
1937 overlijdt Aaltjen Alberdina Ziemerlink en drie maanden later slaat
het noodlot opnieuw toe. Op 15 juli 1937 wordt Nederland namelijk geteisterd
door hevig onweer welke veel onheil aanrichtte. Verscheidene mensen werden
door den bliksem gedood en het hemelvuur sloeg in tal van boederijen.
Eén van deze boerderijen was de Klaphekke in Gorssel welke in de
avond werd getroffen. De kapitale boerderij brandde hierdoor totaal af,
zie foto linksonder. Er werd een nieuwe boerderij gebouwd en omdat de
verzekering goed uitkeerde kwamen er tegels tot in het achterhuis te liggen
anders kwam het geld niet op! De boerderij kreeg ook een nieuwe bewoonster
want op 6 mei 1938 trouwt jongste zoon Hermanus Marinus Nieuwenhuis met
Karolina Willemina Makkink van 't Eschede. Ook vier kinderen komen na
verloop van tijd wonen op de boerderij, twee jongens en twee meisjes zijn
er geboren uit het huwelijk van Herman en Lina. Jan Hendrik Nieuwenhuis
woont met hen tot zijn dood, hij is op 19 mei 1961 overleden.
Herman en Lina wonen op de boerderij tot begin 1966 en gaan dan opnieuw
nieuw wonen in een bungalow welke even verderop aan de weg, inmiddels
genaamd Prinsenstraat, wordt gebouwd. De bungalow wordt gebouwd in de
boomgaard van 't Klaphekke en krijgt de naam de Bongerd. Oudste zoon Henk
en zijn kersverse echtgenote Hilly Polling blijven op de Klaphekke en
zetten het boerenbedrijf voort. Ze trouwen op 6 mei 1966, dezelfde datum
als de ouders van Henk en ook die van Hilly! Er worden twee dochters en
een zoon geboren, maar van een volgende generatie op de boerderij komt
het niet meer want de familie verhuist in 1981 naar Zeewolde. De boerderijnaam
nemen ze mee en zo is Klaphekke ook in Zeewolde een bekende naam geworden!
Op de middelste foto hieronder is de nieuw gebouwde boerderij Klaphekke
te zien en op de foto rechts de boerderij van de andere kant gezien met
op de voorgrond de bergen van 't Walle, de volgende boerderij die we gaan
bezoeken! |
|
|
|
1637-1660 |
Bartholt Warner Klaphekke
en Willemken Hendriks Olthof |
Eerste hoofdbewoners van
dit overzicht, vertrekken voor 1664 naar 't Swavink te Eefde. |
1660-1668 |
Gerrit Jansen op Klaphekke en Essele
Lamberts |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1669-1713> |
Warner Bartels Klaphekke en Essele Lamberts |
Warner is de zoon van Bartholt en Willemken |
1703-1742 |
Willem Waanders Klaphekke en Jenneken
Janssen Toorneman |
Willem is de zoon van Warner en Essele |
1736-1761 |
Jan Derksen Reuvekamp en Willemken Willemsen
Klaphekke |
Willemken is de dochter van Willem en
Jenneken |
1762-1773 |
Jan Philips Roeterdink en Aaltjen Teunissen
Meijer |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1773-1778 |
Jan Philips Roeterdink en Geertjen Klaasjen
Wiltink |
Geertjen is de tweede echtgenote van
Jan |
1778-1805 |
Harmanus Mensink en Hendina Michiels
Maatman |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1798-1805 |
Gerrit Jan Mensink en Teune Dijkerman |
Gerrit Jan is de zoon van Harmanus en
Hendrina |
1805-1850 |
Teunis Roeterdink en Geesken Roeterdink |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners,
maar Teunis is wel de zoon van Jan en Aaltjen |
1826-1873 |
Albert Roeterdink en Aaltjen Wiltink |
Albert is de zoon van Teunis en Geesken |
1870-1881 |
Hermannus Ziemelink en Jenneken Roeterdink |
Jenneken is de dochter van Albert en
Aaltjen |
1881-1894 |
Willem Schrijver en Hendrika Roeterdink |
Hendrika is de zus van Jenneken en dochter
van Albert en Aaltjen |
1894-1906 |
Hermannus Ziemelink en Jenneken Roeterdink |
Jenneken is de zus van Hendrika en dochter
van Albert en Aaltjen |
1901-1961 |
Jan Hendrik Nieuwenhuis en Aaltjen Alberdina
Ziemelink |
Aaltjen Alberdina is de dochter van
Hermannus en Jenneken |
1938-1966 |
Hermanus Marinus Nieuwenhuis en Karolina
Willemina Makkink |
Hermanus Marinus is de zoon van Jan
Hendrik en Aaltjen Alberdina |
1966-1981 |
Henk Nieuwenhuis en Hilly Polling |
Henk is de zoon van Hermanus Marinus
en Karolina Willemina |
|
|
|
|
Huidig adres: Ravensweerdsweg 9 |
|
|
|
|
Nieuw
Klaphekke |
|
|
Maar
voordat we dat gaan doen eerst even aandacht voor Nieuw Klaphekke
aan de Deventerweg. Eerste hoofdbewoners
zijn Johanna Arendina Ziemelink (dochter van Hermannus en Jenneken)
en Gerrit Jan Tuitert. Later ook eigenaar van boerderij Westhoeve,
ook wel Buitenkamp. Mogelijk komt de naam Buitenkamp van de gelijknamige
boerderij in Diepenveen waar Willem Schrijver en Hendrika Roeterdink
(oom en tante van Johanna Arendina) hebben gewoond. |
|
|
De boerderij werd in 1903 nog in "the middle of nowhere"
gebouwd. Daar kwam verandering in toen in 1937 de rondweg werd aangelegd
welke voor het huis langs ging lopen. Op de foto is links de boerderij
te zien, aan de rechterkant is later de Borkel gebouwd.
|
|
|
|
1903- |
Gerrit Jan Tuitert en Johanna
Arendina Ziemelink |
Eerste hoofdbewoners, Johanna
Arendina is de dochter van Hermannus en Jenneken van 't Klaphekke |
1931- |
Kris Jan Stenvert en Jantjen Henriëtta
Tuitert |
Jantjen Henriëtta is de dochter
van Gerrit Jan en Johanna Arendina |
|
|
|
|
Huidig adres: Deventerweg 1 |
|
|
|
|
't
Walle |
|
Met de geschiedenis
van deze boerderij gaan we heel ver terug in de tijd welke van oudsher toebehoorde
aan de abdij van Prüm en in het jaar 893 wordt deze bewoond door Nicolasem
ten Walle. In 1960 werd er een kan in een afvalput gevonden en op basis
van de scherven kon worden vastgesteld dat deze uit de 13e eeuw afkomstig
is. In 1382 wordt ene Alit ten Walle genoemd in een rekening en bij een
soort van mobilisatie in 1401 moet een Walleman opkomen met één
paard en mogelijk is dat Alit geweest, maar zeker is dat man en paard van
't Walle kwamen. In de pondschatting van 1492 is Evert ten Walle de bouman.
Eigenaar is Wichmar (Wychman) ten Walle die ook eigenaar was van het erve
Renssinck en daar woonde, dat is te lezen in de pondschatting van 1494.
|
|
|
In
1551 wordt de boerderij bewoond door Berend ten Walle, over hem
wordt het volgende geschreven in het register Ontvangst van hoge
en lage breuken van het jaar 1551: "Van dat Berndt ten Walle
Lambert zyn broider Adriaen Thysszone ende Wichman Aelbert zone
enen man uuyth dat Sticht van Munster, den sie zyne peertkenss gevonden
mochten hebben in oire weide op de wech nae Deventer in eine harbarge
genant den Moespot, dair sy saeten drincken, by hem selffs hon affgeschat
tot xxiii goede stuver branbants, op genade ind behaghen mynss genedigen
heren gescheiden voor zess daeler, ad xxviii stuver brabants den
daeler gerekent soe tuege Goosen Bueninck ind Johan Marienborch
beide burger der stadt Zutphen, die dair by aen ind aever weren
maicken hier ind in munte deser rekeninge".
Volgens de pondschatting van 1646 was 't Walle de op één
na grootste boerderij van Gorssel, alleen het nabijgelegen erve
Roeterdink was groter. In het verpondingskohier van 1646 wordt Warner
Francken genoemd als eigenaar. Hij is ook eigenaar van de Franckenstede
en maar zal waarschijnlijk op 't Walle hebben gewoond, omdat Franckenstede
in die tijd wordt bewoond door Peter Francken. Warner zijn patroniem
is waarschijnlijk Wijchers en het is goed mogelijk dat hij afstamt
van Wichmar ten Walle, de boerderij is al die tijd dus in de familie
gebleven. Warner trouwde in 1637 in de kerk van Deventer met Janneken
Lamberts Smuts uit Lettele. Uit dit huwelijk worden geen kinderen
geboren en Janneken is overleden op 10 oktober 1649. Op 17 november
1650 hertrouwt Warner met Geertjen Hendriks Mollemans. Dit keer
wel in de kerk van Gorssel waar Warner ook kerkmeester was. Ook
dit huwelijk bleef kinderloos. In het register van de duizendste
penning van 1672 staat genoteerd dat de bewoner van 't Walle een
aanslag van 40 goudgulden (en dat was veel geld in die tijd) moet
betalen en wordt Warner Francke genoemd. Hij was toen dus nog steeds
de bewoner en eigenaar van 't Walle en was ook markerichter van
de marke Gorssel. Warner zal als kerkmeester, markerichter en eigenaar
van twee grote boerderijen een voornaam persoon zijn geweest in
Gorssel. |
|
|
In
1681 komen we de boerderijnaam 't Walle voor het eerst tegen in de kerkboeken
vanaf 1642 als Steven Philips, bouman op 't Walle, zijn tweeling dochters
laat dopen. Steven is afkomstig van 't Bleeck uit Leesten en trouwde op
24 april 1681 met Geertjen Jansen Borghman van boerderij de Borghte in
de Eesterhoek. Zo komt het echtpaar terecht in Gorssel en uit hun huwelijk
worden later nog een dochter en een zoon geboren. |
|
Volgens
het lidmatenregister van 1713 wonen Steven en Geertjen nog steeds
op 't Walle samen met jongste dochter Anna (Anneken). Dochter Garritjen
(één van de tweeling) is dan al uit huis, zij trouwde
in 1705 met Jan Hendricks ten Busse en woonde met hem op 't Boschloo.
Zoon Jan was ook al getrouwd, hij woonde eerst op Roeterdink en
later op de Roskam. Dochter Anneken trouwt op 13 juni 1721 op 37-jarige
leeftijd met Willem Derks Brinkman uit Oolde, hij is de broer van
Goosen Derksen ten Brinke die later op de Braamkolk woonde. Uit
het huwelijk van Anneken en Willem worden twee kinderen geboren.
Na het overlijden van Willem hertrouwt Anneken op 27 november 1728
met Roelof Hendriks uit Holten en hij zal dan op 't Walle zijn komen
wonen.
Op 17 maart 1745 trouwen Klaas Alberts Wiltink en Judith Arents
Wolferink en zij zijn de volgende bewoners op de boerderij. Mogelijk
zijn de kinderen van Anneken niet oud geworden en was er geen opvolging.
Klaas is een neefje van Garritjen Stevens (zus van Anneken) en is
zo toch ergens familie. Er worden acht kinderen op 't Walle geboren
zoals bij de doop meestal wordt aangegeven, opmerkelijk is dat bij
de doop van een zoon in 1748 Klaas als Klaes Aelberts Franke wordt
vermeld. Het echtpaar vertrekt naar Brummen waar in 1760 nog zoon
Arend wordt geboren. Arend woonde later op 't Wolferink, de boerderij
waar zijn moeder vandaan komt. Een terugkeer naar 't Walle is op
dat moment niet meer mogelijk, de boerderij zal zijn verkocht. Vele
jaren later zal er wel weer een bewoner van 't Wolferink naar 't
Walle komen, hierover straks meer. Dochter
Geertjen komt wel weer dichtbij haar geboortehuis wonen als zij
in 1773 trouwt met Jan Philips Roeterdink van 't Klaphekke. |
|
|
|
|
Nieuwe eigenaar is
Henricus Wilhelmus Hartkamp die de boerderij op 22 februari 1760
heeft verkregen uit de nalatenschap van zijn vader Henricus Hartcamp,
predikant te Laren. Hij trouwde 29 maart 1759 met Hendersken Meijer
van de Bloedkamp (waar ze ook voor een kwart eigenaar van waren)
en ze zijn waarschijnlijk in 1760 op 't Walle komen wonen maar
zij zullen er waarschijnlijk niet hebben geboerd. Wie de pachters
in deze tijd waren, is helaas niet bekend. Henricus Wilhelmus
verkreeg ook de katerstede Klaphekke welke tot het Walle behoorde.
Zijn drie broers en zuster verkregen de erven Frankenplaats, Reuvekamp,
Wiltink, Haijtinkhof en de katerstede Peerdekate en zo werd de
familie Hartkamp erg belangrijk in Gorssel.
Op de oude Hoetinger kaart van omstreeks 1786 wordt boerderij
't Walle dan ook maar Hartkamp genoemd! Ten noorden daarvan zien
wij Roeterdink en ten zuiden de boerderijen Klaphekke en Bartels
Hofstede.
|
|
|
Hendrik
en Hendersken kregen vijf dochters waarvan de jongste in 1769 werd geboren.
Haar naam is Wilhelmina Warnira en zij trouwde op 22 januari 1792 met
Steven Casimier Vrolijk. Precies vier maanden later werd zoon Hendrik
Willem geboren, vernoemd naar zijn opa die inmiddels is overleden. Meer
kinderen worden niet uit dit huwelijk geboren, waarschijnlijk is Steven
ook al niet veel later overleden. Wilhelmina Warnira hertrouwt op 1 september
1799 met Jacobus Cremens Jansen en uit dit huwelijk worden nog drie kinderen
geboren. In 1808 vertrekt zij en haar familie naar ‘s Hertogenbosch,
de familie woont later in Wijhe. In
het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795
wordt Hendersken nog vermeld als "de weduwe Hartkamp" en woonde
zij nog op 't Walle. |
|
Nieuwe
eigenaar en hoofdbewoner is Hendrik Holterman uit Epse. Hij koopt
de boerderij op 5 augustus 1805 maar gaat er dan nog niet wonen.
Hij trouwt op 22 februari 1807 met Geertjen van den Berg en het
echtpaar gaat pas in 1809 op 't Walle wonen, uit hun huwelijk worden
geen kinderen geboren. In 1815 woont er ook een juffrouw Schulz,
dat is waarschijnlijk familie van Barta Johanna Schultz, echtgenote
van Philip Leonard van Eijs die eigenaar is van Snauwert te Voorst.
Dat echtpaar woont in Brummen waar Barta in 1817 is overleden. Philip
Leonard hertrouwt in 1825 met Helena Joanna Spaan en zij wonen in
1829 en 1831 op 't Walle.
Maar we gaan te snel, even terug naar 1819. Want op 23 april van
dat jaar verkopen Hendrik en Geertjen de boerderij onderhands, ze
gaan dan in Deventer wonen. Koper is Hendrik
Jansen Wijers afkomstig van ,jawel, de Schnauwert te Voorst. Hij
trouwt op 26 februari 1820 met Gardina Willemsen en zij gaan op
de boerderij komen wonen welke dan wordt beschreven als een huis
met twee
boven- en twee beneden kamers. Zij gaan er wonen met Steven van
Groningen die in de herenkamer boven de kelders in de toenmalige
zijvleugel gaat wonen, hij zal geldschieter zijn geweest. Overigens
komen wij zijn naam niet tegen in de registers van personele omslag.
Steven is vrijgezel en geboren te Eefde en waarschijnlijk bij de
Duizend Vreezen waar toen nog een buitenverblijf bij de steenoven
en katerstede Huijbertsplaatsje stond waarvan zijn ouders eigenaar
waren. Hij was rentenier, had een halve hectare boomgaard en deed
veel scheikundige proeven. Hij is op 18 februari 1836 op 62-jarige
leeftijd op 't Walle overleden. Eerder genoemde Philip Leonard van
Eijs is op 10 november 1832 op 't Walle overleden en Helena is in
1833 hertrouwd met Paterrickus Wijers, broer van Hendrik. En zo
woonden er nog meer mensen op de boerderij waar je in de herenkamers
best op stand kon leven. We noemen nog gepensioneerd majoor Ernst
Carl Justus von Leschen en zijn echtgenote Johanna Sophie Brandes
die in 1825 op 't Walle woonden. Hun dochter Sabine Dorette Auguste
Sophrine is in 1827 bevallen van een onecht geboren dochter die
op 't Walle zal zijn geboren. |
|
|
|
Terug
naar Hendrik Wijers en Gardina Willemsen. Voor hun zal de boerderij nog
niet groot genoeg zijn geweest want in 1822 nemen zij een hypotheek van
5000 guldens op. Zij kochten 't Walle met 35 hectare grond en met de markeverdeling
in 1832 is daar nog eens 15 hectare bijgekomen, ze hadden een halve markerecht.
Hendrik legde ook de winterdijk aan waar hij 6,25 hectare voor kreeg.
Deze liep van de Ravensweerd langs het Roeterdink, de Molenweg over richting
de Dekker en dan door naar de Joppelaan waar het laatste stuk nog te zien
is. |
|
|
Het
echtpaar krijgt drie kinderen: één zoon en twee dochters.
De zoon zal de beoogde opvolger zijn geweest maar hij overlijdt
in 1841 op 19-jarige leeftijd. De dochters trouwen allebei met een
Stormink: Gerritjen Lucretia trouwt met Albert Stormink en gaat
bij hem wonen op boerderij Krukkeland in Epse. Zus
Gijsberta Berendina Theodora
trouwt met Klaas Stormink, jongere broer van Albert. Ze trouwen
op 17 februari 1847 en Klaas komt dan op 't Walle wonen en werken
als landbouwer. Dat was nodig ook want zijn schoonvader Hendrik
Jansen Wijers was een maand eerder op 11 januari 1847 overleden
en heeft de bruiloft ook niet meer kunnen meemaken. Moeder Gardiena
schenkt op 11 februari 1847 erve en goed "het Walle" aan
haar dochter en aanstaande schoonzoon. Moeder van Klaas is trouwens
Maria Roeterdink die in 1789 op 't Roeterdink is geboren.
Klaas en Gijsberta krijgen maar liefst tien kinderen in de periode
1848-1864. Na de laatste gezinsuitbreiding is het nodig om de boerderij
uit te bouwen en neemt het echtpaar op 22 april 1864 een hypotheek
op van 4.000 guldens. Vijf jaar later overlijdt Gardina Willemsen
op 13 september 1869 en op 16 februari 1874 overlijdt Gijsberta
Berendina Theodora Wijers op 48-jarige leeftijd en verdwijnt de
naam Wijers van 't Walle en bovendien een vrouwelijke hoofdbewoonster.
Oudste zoon Egbert gaat op zoek naar een "nieuwe" (of
had haar misschien al gevonden) en trouwt op 2 november 1874 met
Aaltjen Vorink die dan op de boerderij komt wonen. Er wordt één
zoon geboren genaamd Klaas. Maar Aaltjen overlijdt op
31 maart 1877, zij wordt maar 26 jaar oud. Egbert hertrouwt op 2
maart 1878 met Derkjen Dina Brummelman en ook uit dit huwelijk wordt
één zoon geboren, genaamd Albertus Theodorus. In de
tijd dat Stormink op de boerderij woont, is er geen sprake meer
van dubbele bewoning in de herenkamers. De grote familie Stormink
en de vele dienstknechten en dienstmeiden hadden de ruimte in de
boerderij zelf hard nodig.
Er zijn nog twee kinderen van Klaas Stormink die in Gorssel bleven
wonen. Zoon Hendrik woonde op 't Schurink en dochter Telmina Gijsberta
Theodora woonde op 't Ilbrink. |
|
|
Klaas Stormink
is nog steeds hoofdbewoner van 't Walle maar wil het in 1883 (hij is dan
65) waarschijnlijk rustiger aan gaan doen en laat daarom op 8 augustus
van dat jaar enige percelen bouwland in den Enk, in de Borkel en in Benninks
veldkamp alsmede een perceel weiland bij het Elfuur openbaar verpachten.
Vijf jaar later overlijdt hij op 28 mei 1888. De boerderij wordt daarna
verkocht op verzoek van de erven Stormink d.m.v. een veiling op 3 oktober
1888. Aangeboden wordt dan het boeren-erve "Het Walle" bestaande
in huis en erf met schuur, zaadbergen, bouw- en weilanden (uiterwaard),
akkermaals- en dennenbosschen en heidegrond, alsmede een huisje en erf
met grond nabij het station Gorssel (Tolhuis), alles samen groot ongeveer
47(!) hectaren.
|
|
De
boerderij wordt verkocht aan Hendrik Makkink van 't Wolferink die
zijn zinnen op de boerderij had gezet en niet naar de inzet ging
en timmerman Willem Geerdes voor hem laat mijnen. De boerderij en
diverse percelen worden gekocht voor 32.570 gulden. Op 29 januari
1889 vindt er vervolgens een erfhuis plaats ten verzoeke van Egbert
Stormink die dan o.a. te koop aanbiedt: drie paarden, meerdere koeien
en stieren, varkens, kippen, vier wagens waarvan één
met kleed, een sleepkar, diverse landbouwgereedschappen, gewassen
en huishoudelijke artikelen.
De familie Makkink laat daarna de boerderij vergroten c.q. vernieuwen
en de nieuwe sluitstenen vermelden de initialen H.M. van Hendrik
Makkink en K.W. van Karolina Wiltink en het jaartal 1889. Een oude
schuur die een eind achter het huis stond werd afgebroken en een
nieuwe werd naast de boerderij gebouwd. Hendrik Makkink blijft gewoon
op 't Wolferink wonen en het was dan ook niet zijn bedoeling om
te verhuizen, maar hij koopt de boerderij zodat later daar één
van zijn kinderen kan komen boeren. Maar zover is het nog niet en
dus wordt de boerderij eerst verpacht.
Engbert Gerritsen en Berendina Nijland pachten de boerderij van
de familie Makkink vanaf maart 1889. Egbert Stormink bouwt een nieuw
huis genaamd Nieuw Walle en gaat daar hij met zijn vrouw en twee
zoons in september 1889 wonen, er is dus een half jaar sprake van
dubbele bewoning op 't Walle. Engbert en Berendina komen van boerderij
de Poorte uit Harfsen en hebben één zoon. In Gorssel
worden nog vijf kinderen geboren waarvan de eerste op 22 maart 1889.
Engbert zijn boeren was niet weelderig. De Enk (6ha) was één
en al kweekgras en op de kloot stonden de distels zo hoog dat de
koeien nauwelijks te zien waren! De pachttermijn van zes jaar wordt
desondanks verlengd en hij kreeg vermindering van de pacht, maar
de grond 't Elfuur werd hem afgenomen. In 1906 moeten ze plaatsmaken
als de oudste zoon van de Makkinks trouwt, ze vertrekken op 6 maart
naar Voorst. |
|
|
|
Willem Hendrik Makkink
trouwt op 7 maart 1906 te Diepenveen met Johanna Nieuwenhuis wiens broer
Jan Hendrik we zojuist al op 't Klaphekke zijn tegengekomen, dit verklaart
meteen hoe Willem Hendrik en Johanna elkaar hebben leren kennen. Willem
Hendrik bewerkte al het land van 't Walle bij 't Elfuur en kwam op een dag
Jan Hendrik Nieuwenhuis te spreken en informeerde bij hem naar zijn zusters
die in Diepenveen woonde. Een ontmoeting met Johanna werd geregeld en na
ruim drie jaar verkering resulteerde dat uiteindelijk in een huwelijk. Het
was de bedoeling van Jan Hendrik de spullen van Johanna naar Gorssel op
zaterdag 10 maart zou brengen, maar daags te voren overleed zijn schoonvader
Ziemelink. Jan Wiltink van Reins heeft toen de verhuizing gedaan met zijn
kleedwagen en twee paarden. |
|
|
Hendrik
Makkink, Willem Hendrik zijn vader, had in 1901 't Eschede gekocht
en het was eigenlijk zijn bedoeling dat Willem Hendrik hier zijn
boerenbedrijf zou hebben, maar het werd toch 't Walle. Het jonge
echtpaar kreeg van Willem Hendrik zijn ouders diverse spullen met
een waarde van 3500 gulden om een boerenbedrijf te beginnen en vervolgens
met 's Heeren hulp voort te zetten. Tevens krijgt het stel nog 500
gulden in contanten.
Het echtpaar gaat dus na hun huwelijk op 't Walle wonen en ze krijgen
daar acht kinderen. De foto links is gemaakt op hun trouwdag, de
foto rechts waarschijnlijk rond 1922. Alle kinderen zijn daarop
te zien behalve jongste dochter Maria Christina die in 1925 is geboren.
Ook Hendrikus Oosterveld (knecht) en Manus Smeenk (arbeider) staan
op de foto. Manus woonde in Zutphen bij een slaapsterhoudster en
had daarvoor een zwervend bestaan. Hij was altijd stipt op tijd
in de ochtend om zeven uur.
Andere dienstknechten waren Albert Hekkelman, Hendrik Braakhekke,
Anton Kok, Jan Baks, Derk Jan Oosterveld, Willem van Schooten en
Roelof Bruggeman genoemd in volgorde van dienstverband waarbij Albert
Hekkelman het langst werkzaam is geweest op 't Walle. Albert (Albertus
Hendrikus) Hekkelman leerde er Gerritje Braakhekke kennen die er
as dienstmeid werkte en dat resulteerde in een huwelijk. |
|
|
|
Toen
Willem Hendrik Makkink op 't Walle kwam wonen werd er niet verbouwd, maar
in huis vond er wel een kleine verbouwing plaats. Hij zag nemelijk in
de haardtegels van 't Walle een bron van zonde en verderf. Er waren o.a.
zeemeerminnen uitgebeeld met mooi gevormde boezems en bloot achterwerk.
Hij hakte de tegels eruit, maar gooide ze nog niet weg; hij begroef ze
onder een straatje voor het huis en een kleinzoon die bijna een eeuw later
een nieuw straatje ging aanleggen, vond de tegeltjes netjes bij elkaar
terug, weliswaar wat beschadigd, maar toch de moeite waard ze te bewaren
als aandenken aan de bezorgde grootvader.
Op 23 februari 1921 overlijdt
Karolina Willemina Wiltink, moeder van Willem Hendrik Makkink. Zij is
dan samen met haar echtgenoot Hendrik Makkink nog eigenaar van boerenerve
"Het Walle" welke dan in de boedelscheiding wordt meegenomen.
De boerderij heeft perceelnummer E 2819 en samen met de boomgaard (2818)
vele percelen bouwland, weiland, hakhout en water bestrijken deze een
oppervlak van ruim 30 hectare en wordt deze getaxeerd op een waarde van
58.547 gulden. Hendrik Willem Makkink zijn erfdeel is 18.010 gulden en
hij krijgt het Walle daardoor toebedeeld onder bijbetaling van 40.537
gulden. |
|
In
1926 was er een grote overstroming. Op 't Walle hielden ze het droog
maar bij de familie Hekkert op 't Dommerholt was de nood hoog. Mevrouw
Hekkert kwam kwam hulp roepen op 't Walle met de woorden "wilt
ge komen, want wij verzuipen!". Willem Hendrik Makkink en knecht
Derk Jan Oosterveld zijn er toen gaan helpen en hebben het vee naar
't Ravensweerd gebracht. Vervolgens hebben zij ook de familie Bruggeman
op 't Nieuwe Weiland geholpen waar de klompen door de keuken dreven.
Willem Hendrik was landbouwer op 't Walle maar kon ook goed waarde
schatten van vee en daarmee handelen. Dat deed hij al vanaf jonge
leeftijd toen hij samen met zijn broer Hendrikus naar de veemarkt
in Deventer ging. Ook het handelen van onroerend goed ging hem goed
af. |
|
In
1935 trouwt zoon Harmen en wordt de foto hiernaast gemaakt en hier
kunnen we Maria Christina ook op zien, zij staat vooraan tussen
haar ouders. Andere kinderen zijn v.l.n.r. Johanna Wilhelmina, Wilhelmina
Hendrika, Carolina Wilhelmina, Hermina, Willem Hendrik en Harmen.
Willem Hendrik senior is zijn hele leven op 't Walle blijven wonen
en is er op 24 januari 1978 op 97-jarige leeftijd overleden. Hij
is lang weduwnaar geweest want Johanna Nieuwenhuis is al op 30 augustus
1950 overleden. |
|
|
Oudste zoon Harmen
Makkink ging op een nieuwe boerderij aan de huidige Elfuursweg wonen welke
de naam Wallestein kreeg. De grond was al van de familie Makkink en was
zeer geschikt voor landbouw. Zoon Hendrik ging boeren op de Huete (Rijsselthoeve
te Eefde) en dochter Hermina trouwde met Hendrik Jan Klein Hulse en woonde
op Beltmanskamp in de Eesterhoek. |
|
|
Opvolger
op 't Walle was zoon Willem Hendrik en dat had hij van te voren
niet bedacht. Met twee oudere broers dacht hij niet de boerderij
te zullen overnemen en had zich daarom geschoold in de fruitteelt
waar hij wel zijn beroep van wilde maken. Hij trouwt op 10 september
1948 met Hermina Berendina Jimmink, de foto hiernaast is gemaakt
tijdens hun verloving. Hermina komt van de Poorte, de boerderij
waar de familie Gerritsen in 1889 ook vandaan kwam. Het boerenbedrijf
op 't Walle bestond toen uit tien koeien, twee pinken en twee paarden.
Al snel werden er kuikens en biggen bijgekocht en Hermina zorgde
daarna voor de vele kippen en varkens. Willem zorgde voor het rundvee
en de paarden en verbouwde het land en ook de fruitbomen die werden
gepoot (goed idee van Hermina) zodat Willem zijn studie niet voor
niets was geweest. Hulp op het land had hij o.a. van Hendrik Klein
Haar uit Gorssel die totaaldoof was, maar goed met greep en de schop
kon werken en hooi laden kon hij ook als de beste.
Uit het huwelijk van
Willem Hendrik junior en Hermina Berendina werden zeven kinderen
geboren: eerst vier jongens en daarna nog drie meisjes. Omdat
Hermina druk was op de boerderij werden zij mede opgevoed door gezinsverzorgsters.
In 1981 is op erve 't Walle een tweede bedrijfswoning gebouwd en
daar zijn toen Willem Hendrik Makkink en Hermina Berendina Jimmink
gaan wonen en zij hebben er gewoond tot aan hun overlijden in resp.
2007 en 2001. Hun oudste zoon Wim is in 1982 met zijn gezin op de
boerderij gaan wonen en heeft hier gewoond en gewerkt tot 1989.
Op de foto hiernaast zien wij hem links naast zijn vader en opa,
drie generaties Willem Hendrik Makkink op één foto!
Later heeft dochter Wilma de boerderij voortgezet met Erik Meijer
(met wie zij in 1993 trouwde) en zij wonen er anno 2024 nog steeds.
|
|
|
|
1637-1649 |
Warner Wijchers Francken en Janneken
Lamberts Smuts |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1650-1680~ |
Warner Wijchers Francken en Geertjen
Hendriks Mollemans |
Geertjen is de tweede echtgenote van
Warner |
1681>1713 |
Steven Philips op 't Walle
en Geertjen Jansen Borghman |
Geen familie van vorige
hoofdbewoners |
1721-1728 |
Willem Derks Brinkman op 't Walle en
Anneken Stevens Bleckman |
Anneken is de dochter van Steven en
Geertjen |
1728-1745~ |
Roelof Hendriks en Anneken Stevens |
Roelof is de tweede echtgenoot van Anneken |
1745-1760 |
Klaas Alberts Wiltink en Judith Arents
Wolferink |
Klaas is een achterneef van Anneken |
1760-1797> |
Henricus Wilhelmus Hartkamp en Hendersken
Teunissen Meijer |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1792-1799 |
Steven Casimier Vrolijk en Wilhelmina
Warnira Hartkamp |
Wilhelmina Warnira is de dochter van
Henricus Wilhelmus en Hendersken |
1799-1808 |
Jacobus Cremens Jansen en Wilhelmina
Warnira Hartkamp |
Jacobus is de tweede echtgenoot van
Wilhelmina Warnira |
1809-1819 |
Hendrik Holterman en Geertjen van den
Berg |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1820-1869 |
Hendrik Jansen Wijers
en Gardina Willemsen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1847-1889 |
Klaas Stormink en Gijsberta Berendina
Theodora Wijers |
Gijsberta is de dochter van Hendrik
en Gerritdina |
1874-1877 |
Egbert Stormink en Aaltjen Vorink |
Egbert is de zoon van Klaas en Gijsberta
Berendina Theodora |
1878-1889 |
Egbert Stormink en Derkjen Dina Brummelman |
Derkjen Dina is de tweede echtgenote
van Egbert |
1889-1906 |
Engbert Gerritsen en Berendina Nijland |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1906-1978 |
Willem Hendrik Makkink en Johanna Nieuwenhuis |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1948-1981 |
Willem Hendrik Makkink en Hermina Berendina
Jimmink |
Willem Hendrik is de zoon van Willem
Hendrik en Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Ravensweerdsweg 7 |
|
|
|
|
|
|
Nieuw
Walle |
|
De
boerderij wordt ook wel Wijers genoemd en is ongeveer op de plek gebouwd
waar eerder het erve Roeterdink stond. Eerste bewoners zijn Egbert Stormink
en Derkjen Dina Brummelman die van 't Walle afkomstig zijn. Egbert bouwt
de boerderij op zijn erfdeel van vijf hectare van het oude Roeterdink
waarvan één hectare gepacht. Egbert is de kleinzoon Maria
Roeterdink die in 1789 op 't Roeterdink is geboren. September 1889 is
de boerderij klaar en komt het echtpaar Stormink er wonen met hun zoons
Klaas en Albertus Theodorus waarbij opgemerkt dat Klaas een zoon is uit
Egbert zijn eerste huwelijk met Aaltjen Vorink. Egbert gaat aan het werk
als landbouwer zoals hij dat ook op 't Walle deed. |
|
|
Op 12 mei 1900 trouwt zoon Klaas
Stormink met Johanna Hendrika Hekkert uit Epse en zij gaan dan
ook op Nieuw Walle wonen. Uit het huwelijk worden vier kinderen
geboren waarvan een dochter in 1903 wel hetzelfde jaar overlijdt.
In 1906 maken Egbert en Derkjen Dina plaats door te verhuizen
naar een nieuw gebouwd huis aan de Molenweg.
In 1907 tijdelijke dubbele bewoning door Hendrik Pieters en Harmina
Bennink die van 14 maart tot 14 november op huisnummer G50a wonen.
1924 Klaas Stormink: betreft verkoop van erve "Nieuw Walle",
sectie E nrs. 2822, 3224 en 3225 (zie ingesloten akten nrs. 2916
en 2921). Betreft veiling op 5 maart 1924 in 9 percelen. Het 1e
perceel betreft een huis en schuur, tuin, weiland en kolk met
perceelnummers E 2822 en 3224. Ook de oude lindeboom staat op
dit perceel en daar dient nog 20 gulden extra voor te worden betaald.
Het 2e perceel is een weiland naast het perceel 1 en kolk. Het
3e en 4e perceel zijn bouwterreinen aan den Straatweg van Deventer
naar Zutphen. Percelen 5 t/m 9 betreft bouwland "De Kamp"
die in meerdere percelen zijn opgedeeld. Perceel 1 kan pas worden
aanvaard per 22 februari 1925, de percelen 3 en 4 zijn per 1 mei
1924 te aanvaarden.
Er liepen een pad tussen Nieuw Walle
en Nieuw Klaphekke en deze werd het Borkelpaadje genoemd.
|
|
|
In
1931 komen dochter Jantjen Stormink en Hendrik Nieuwenhuis ook op
Nieuw Walle wonen. Zij komen van Voorst waar Jantjen niet kon wennen.
Het echtpaar heeft een zoon en op Nieuw Walle wordt in 1933 nog
een zoon geboren. Circa 1935 zijn zij bij de familie Hietbrink op
de Nieuwe Bloemhof gaan wonen en daarna op Nooitgedacht waar de
familie Nieuwenhuis lange tijd heeft gewoond.
Nieuw Walle 1938: Gerrit Jan Bensink en Hendrika Bouwmeester, afkomstig
van de Belte. Zij kopen de boerderij van Klaas Stormink.
Er is ook nog een Klein Walle = Ravensweerdsweg 5 = Egbert Stormink
z.v. Klaas Stormink. Dit huis werd in 1938 gebouwd in opdracht van
Klaas Stormink. Hier zijn Klaas en Johanna Hendrika in 1938 gaan
wonen. En dan is er ook nog Wallestein in het dorp waar Harmen Makkink
woonde.
In 1939 werd het huis verkocht aan dhr. Broekhuis en in de oorlog
woonde er de kunstschilder Ko de Mik. In 1950 kwam er de familie
Hoogewerff wonen die toen de tuin en boomgaard heeft aangelegd.
Omstreeks 1960 kwam er de familie Klein wonen die het rieten dak
heeft vervangen door een pannen dak. |
|
|
|
1889-1906 |
Egbert Stormink en Derkjen
Dina Brummelman |
Eerste hoofdbewoners, afkomstig
van 't Walle |
1900-1938 |
Klaas Stormink en Johanna Hendrika Hekkert |
Klaas is de zoon van Egbert en Derkjen
Dina |
1938-1939 |
Gerrit Jan Bensink en Hendrika Bouwmeester |
|
1940-1945 |
J. Th. de Mik |
|
1946 |
Wed. A.J. Scholten = Alberta Johanna
Ribbink |
|
1945-1950 |
Familie J. Bruil |
|
1952-1971 |
Familie Hoogewerff |
|
1971>? |
Familie Kleyn |
|
|
Octave Regout en Annètje Kars |
|
|
41k>50>102>74>91>101 |
|
|
|
|
|
Dubbele bewoning |
|
1907-1907 |
Hendrik Pieters en Harmina Bennink |
Eerste medebewoners |
1915-1916 |
Gerrit Jan te Loo en Reintjen Aalbers |
Geen familie van vorige medebewoners |
1916-1918 |
Johan Krijt en Hendrika Johanna Esselina
Dekker |
Geen familie van vorige medebewoners |
1922-1922 |
Johan Klein Velderman en Janna Groot
Bluemink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1923-1928 |
Evert Penterman en Reindina Kappert |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1928-1930 |
Aalbert Jan Sprengeman en Aaltjen Stormink |
Aaltjen is de dochter van Klaas en Johanna
Hendrika |
1931-1935~ |
Hendrik Nieuwenhuis en Jantjen Stormink |
Jantje is de zus van Aaltjen en dochter
van Klaas en Johanna Hendrika |
|
50a>102a>74>92>101a(?) |
|
|
|
|
Boschterhoek |
|
In 1936 laat
Gerrit Jan Meeles uit Deventer, latere eigenaar van de Belte, een landhuis
bouwen op het terrein Ravensweerd aan den Boschterhoekweg, de huidige
Ravensweerdsweg. Op 2 oktober 1936 komt hij er wonen met zijn echtgenote
Hendrika Willemina Elisabeth Kraf en zijn twee dochters. Gerrit Jan heeft
dan net zijn 47ste verjaardag gevierd en werkt als procuratiehouder Ankersmit's
katoenfabriek in Deventer. Zijn foto staat hier rechtsonder. Hendrika
Willemina Elisabeth Kraf is de zus van Cornelis Franciscus Kraf die op
de Houtwal en vanaf 1922 in een huis naast 't Elf Uur aan de Deventerweg
woonde. |
|
|
In de oorlog werd het huis door
de Duitsers gevorderd en op zondag 18 maart 1945 werd het huis
tijdens het bombardement op Gorssel getroffen door een voltreffer
en brandde het volledig uit. Het verhaal wil dat de Duitse generaal
Blaskowitz hier zou zijn ingekwartierd. Het verhaal wil ook dat
Blaskowitz op 't Ravensweerd zat wat natuurlijk ook mogelijk kan
zijn geweest. Immers beide panden waren gevorderd door de Duitsers
en lagen dicht bij elkaar.
In 1950 werd het huis herbouwd en het zou een kopie zijn van het
origineel, in ieder geval gebouwd op dezelfde fundering. Beide
huizen werden ontworpen door architect Johannes van Rijn uit Gorssel.
Hendrika Willemina Elisabeth Kraf
is op 2 april 1952 overleden en Gerrit Jan is een jaar later op
4 april 1953 hertrouwd met Willemine Antonia Henriëtte Bonenberg.
In 1965 laten zij een nieuwe bungalow bouwen waar zij toen zijn
gaan wonen. Deze had toen het adres Ravensweerdsweg 4b, tegenwoordig
is dat nummer 12.
|
|
|
|
Het oorspronkelijke Boschterhoek
huis kreeg het huisnummer 276b wat in 1940 wijzigde naar 368.
Dit werd ook het huisnummer van het nieuwe huis en in 1951 werd
dit Ravensweerdsweg 6 welke later wijzigde naar het huidige huisnummer
14.
Na de familie Meeles woonden er de
families Wieringa (van 01-12-1967 t/m 13-08-1969) en Bot. De familie
Wieringa heeft het huis gekocht van Gerrit Jan Meeles en verkocht
het aan de familie Bot. Kort nadat de familie Bot er is komen
wonen, is de villa op 5 mei 1971 opnieuw afgebrand. In 2010 is
de villa verkocht aan de huidige eigenaar. Het echtpaar Bot was
daarvoor al overleden.
|
|
|
|
1936-1952 |
Gerrit Jan Meeles en Hendrika
Willemina Elisabeth Kraf |
Eerste hoofdbewoners |
1953-1965 |
Gerrit Jan Meeles en Willemine Antonia
Henriëtte Bonenberg |
Willemine Antonia Henriëtte is
de tweede echtgenote van Gerrit Jan |
1965-1967 |
Onbekend of onbewoond |
|
1967-1969 |
Willem Wieringa en Elisabeth Arendina
Kampherbeek |
|
1969-2007 |
Cornelis Gerbrand Bot en Caecilia
Christina Beemster |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Ravensweerdsweg 14 |
|
|
|
|
Veerweg
28 |
|
|
Naast het huis stond de
timmerwerkplaats van Dolleman die in 1921 huisnummer 154 kreeg. Deze
is begin jaren '70 afgebroken. |
|
|
1887-1890 |
Gerrit Willem ten Haken
en Gesina Berendina Oonk |
Eerste hoofdbewoners |
1895-1902 |
Gerrit Klein Velderman en Mina Dijkerman |
|
1902 |
Gerrit Jan Scheuter en Gerritdina Johanna
Slettenhaar |
|
|
G.H. Slettenhaar |
|
|
Arend Vreeman en Naatje Doornink |
Vertrekt naar Veerweg 2 |
|
Zwier Vreeman en Trijntje Venhuizen |
Afkomstig van de Bongert |
1932 |
Jan Vreeman en Derkje Klooster |
Jan is de zoon van Zwier en Trijntje |
1939-1969> |
Gerrit Jan Antonius Jansen en Jenneken
Dikkeboer |
|
1969 |
A. Jansen |
|
|
|
32a>77>101>110>156>270>358>
Veerweg 28 anno 1951 |
|
|
|
1887-1941 |
Hermanus Dolleman en Willemina Langenkamp |
Eerste medebewoners |
1951+1969 |
H.W. Dolleman, waarschijnlijk Hendrik
Willem |
|
|
|
|
|
|
32a2>78>102>111>155>269>357>
Veerweg 26 anno 1951 |
|
|
|
|
Dommerholt |
|
Het
Dommerholt is al een hele oude plaats gelegen op de grens van Gorssel
en Epse aan de IJssel. De boerderij het Dommerholt, annex herberg en veerhuis,
lag bij een belangrijke aanlegplaats aan de IJssel en is al bekend vanaf
1240, toen ‘het Kapittel Elten tegen tins (cijns) zijn goeder "Dommere"
aan het klooster Ter Hunnepe gaf. De naam Dommerholt is waarschijnlijk
ontstaan uit de de Dommerbeek welke hier in de IJssel stroomt en vele
hout (holt) wat hier geladen werd. Er was dus een laad- en losplaats voor
schepen en ook een voetveer waarmee je over de IJssel naar Wilp kon komen.
Het Dommerholt viel onder marke Gorssel maar het bijbehorende grondgebied
lag in de marke Epse Dommer, de Dommerbeek markeerde de grens tussen de
beide marken. Op 2 maart 1343 wordt het nabijgelegen erve Sunderkamp (alias
Holterman) door Gerardus de Dummere overgedragen aan de abdis van het
klooster Ter Hunnepe welke uiteindelijk negen erven in Epse bezat en tien
als Dommerholt wordt meegerekend welke oorspronkelijk nog onder Epse lag.
In 1469 komen we het Dommerholt tegen als gerechtsplaats van het schepengerecht
uit Zutphen. De moordenaars Aernt Jans van Tyll en Hans Meydelborch worden
gevonnist. Beide boeven worden ter plaatse geradbraakt omdat zij een koopman
hadden mishandeld en beroofd. Op de IJssel was het druk met scheepvaart
en bij het Dommerholt was er aanvoer van veel riet en turf en verder van
zand, stenen, grind, kalk, bieten etc. De boten werden daar gelost en
de goederen met paard en wagen verder het achterland in gebracht. Om de
boten wat gemakkelijker te kunnen laden en lossen werd een insteekhaven
gegraven. Helaas was dit geen groot succes, want door de hoge waterstand
en de sterke stroming ging die na verloop van tijd weer dichtslibben.
|
|
|
In het verpondingskohier van 1646
wordt "D' Hofstede an Dommerholt" nog vermeld onder
buurschap Epse. De bewoners van die tijd zijn niet bekend, maar
in 1658 komt daarover wel duidelijkheid als Jan Jansen en Elsken
Jansen trouwen en op Dummerholt komen wonen. Vanaf 1672 wonen
er Arent Gerritsen op Dummerholt en Derckjen Hendericks. Arent
is afkomstig van Grooterkamp te Gorssel en Derckjen van Beunk
te Epse, ze wonen gepacht en betalen hiervoor in 1681 nog 27 guldens
waarvan 2/3 aan 't Stift ter Hunnepe. Mogelijk waren zij voor
1/3 eigenaar, want in 1674 betaalde Arent nog 155 guldens voor
timmerwerkzaamheden aan zijn huis. In 1682 wonen zij op 't Somervaart
in Diepenveen waar zij eind 1681 zullen zijn gaan wonen.
Vanaf 11 november 1681 pachtte Jan Zwiers namelijk de boerderij
annex herberg en moest daar toen al 40 guldens voor betalen en
ook nu weer 2/3 deel aan 't Stift. In 1693 bouwde Jan een schuur
op grond van de marke en plaatste daar een paal met een uithangbord.
Ook had hij plaggen gestoken op grond van de marke en een ‘strepel’
grond aangegraven. Hij moest hiervoor ‘voor de tijd van
zes jaeren een somma van vier Carolus guldens betalen’.
Daarnaast werd het hem toegestaan een gebouwde "saat-barch"
le laten staan en een ‘lechplaatse op Gorsselsen bodem te
gebruiken voor de opslag van hout voor de tijd van zes jaeren’.
Daarvoor mocht hij ‘lechgelt’ laten betalen. In de
herfst van 1693 gaf dezelfde Jan Zwiers geen gehoor ‘om
met de schuppe te helpen aen de Gorsselse en Escheder dycken’.
Toen meerdere oproepen vruchteloos bleken, paste men het vroeger
meer gebruikelijke middel van pandhaling toe. Vergezeld van enige
huislieden ging ‘Hendrick den onderscholte, als ‘t
opsicht op dijcken hebbende’ bij de weigerachtige de eetketel
in beslag nemen. Gebrek aan dit in de huishouding zo hoognodige
stuk zou hem wel noodzaken aan de oproeping te voldoen. Zo oordeelde
althans het markebestuur, maar Zwiers dacht er aanvankelijk anders
over. In plaats van toe te geven, daagde hij Hendrick de onderscholte,
die het geval nogal van de vrolijke kant beschouwd schijnt te
hebben, voor het scholtengerecht. Daarbij beschuldigde Zwiers
Hendrick ervan buiten zijn boekje te zijn gegaan, want met zijn
assistenten had Hendrick bij de koster ‘op verdroncken eenen
daelder’. Jan Zwiers is toch komen helpen met de werkzaamheden
en heeft zijn verpande eetketel teruggekregen en ‘de daelder
daarop verdronken’ ook betaald.
|
|
|
Jan
Swiers was van oorsprong een ten Have (Hove) en was getrouwd met Derksken
Everts, zij zijn de stamouders van de familie Dommerholt en Dommerhold.
Uit dit huwelijk worden zeker drie kinderen geboren waarvan waarschijnlijk
de laatste in 1683 op Dummerholt. In het Gorsselse lidmatenregister van
1713 komen wij geen bewoners van Dommerholt tegen, mogelijk waren zij
kerkelijk meer gericht op Wilp waar zij met de boot zo konden zijn. Het
is daardoor niet helemaal duidelijk of Jan en Dersken dan nog leven en
op de Dommerholt wonen. Wel is het goed mogelijk dat hun zoon Zwier er
dan woont met zijn echtgenote Jenneken Renssen want op 1 februari 1711
wordt hun dochter Catharina in Gorssel gedoopt waarbij wel moet worden
opgemerkt dat Swier dan ten Have wordt genoemd en er geen melding wordt
gemaakt van Dommerholt. In 1712 wordt hun volgende kind gedoopt en dat
gebeurt in Wilp, waarschijnlijk waren zij daar dan ook ingeschreven als
lidmaten. Bij die doop wordt wel vermeld dat zij wonen op Dommerholdt.
Er worden daarna nog vier kinderen geboren die wel weer in Gorssel worden
gedoopt. Op 17 november 1716 kopen Sweer Jansen ten Have en Fenneken Rensen
het goed Dommerholt (Dommelerhout) en twijgdweerd van het Stift ter Hunnepe
voor 2300 guldens. Het bestond uit huis, hof, hoge en lage landerijen,
visserijen en verder rechten gerechtigheden Op 8 december 1709 ging overigens
te Voorst in ondertrouw ene Albert Jansen, zoon van wijlen Jan Lucas,
wonende in Epse op Dommerhout. Hij trouwt in Gorssel met Jenneke Jansen,
dochter van Jan Everts, wonende in Gieteld. Het echtpaar zal waarschijnlijk
niet samen op Dommerholt zijn gaan wonen maar Albert heeft er wel gewoond,
hij zal hebben ingewoond bij de familie ten Have op Dommerholt.
Dochter Catharina hebben
wij al genoemd en zij is het enige kind van Swier en Jenneken waarvan
wij een huwelijk hebben gevonden, gevreesd wordt dat de andere kinderen
op jonge leeftijd zijn overleden. Catharina trouwt op 27 november 1735
met Engbert Jansen van de Roskam en hij komt op 't Dommerholt wonen. Het
is goed mogelijk dat de ouders van Catharina toen op het nabijgelegen
Holterman in Epse zijn gaan wonen aangezien daar in 1750 ene Zwier Janssen
overlijdt en de familie vaker in verband werd gebracht met Holterman b.v.
toen zijn vader Jan in 1711 als momber werd aangesteld. In 1723 worden
b.v. ook nog Gerrit Holterman en Philips ten Have als borg van het echtpaar
genoemd. In een cessie akte van 3 december 1776 worden de namen van Swier
en Jenneken nog genoemd maar het twijfelachtig of zij toen nog wel leefden,
ze moeten beiden dan ongeveer 100 jaar oud zijn geweest. In de akte wordt
ook melding gemaakt van de datum 3 december 1729 en waarschijnlijk waren
Swier en Jenneken genoemd als de echtelieden van dat jaar, zij leenden
toen 2000 gulden op hun goed Dommerholt. |
|
Uit
het huwelijk van Engbert en Catharina worden tien kinderen geboren
waarvan er waarschijnlijk acht op jonge leeftijd zijn overleden
in de periode van 1743 tot 1757. Op 22 juli 1762 overlijdt Egbert
waarvan nog gezegd kan worden dat hij herbergier en landbouwer van
beroep was. Uiteindelijk zijn het twee zoons die opgroeien op het
erve Dommerholt en daar regelmatig in een bootje hebben gevaren
maar uiteindelijk ook in het huwelijksbootje stappen. Dat zijn uiteindelijk
de oudste zoon Swier en jongste zoon Jan. Jan kwamen wij al tegen
op de Franckenstede, hij woonde daar met zijn echtgenote Arendina
Wolferink. Swier trouwt op 16 december 1764 met Harmken Roeterdink
en uit dit huwelijk worden 12 kinderen geboren. Tien worden er gedoopt
in Gorssel en twee in Deventer in 1768 en 1770. Het blijkt dat het
huisgesin van Dommerhoudt door misvattinge van dominee ten Cate
vier jaar onder de gemeente van Deventer geraakt is en op 8 januari
1773 weer als lidmaten van de kerkelijke gemeente Gorssel worden
aangenomen. Van Swier is bekend dat hij jenever verkocht aan o.a.
de Roskam. Hij kocht het spul waarschijnlijk van schippers voor
verkoop in zijn eigen herberg maar kon ook nog wat verdienen met
de wederverkoop.
Swier en Harmken overlijden beiden kort na elkaar in 1795. Van de
kinderen is dan alleen zoon Antonij getrouwd, hij trouwde al in
1788 met Catharina Beltman uit Epse. Aangezien al hun kinderen in
Deventer zijn gedoopt, nemen wij aan dat zij in Epse zijn gaan wonen
ook al is het ook mogelijk dat zij de eerste huwelijksjaren op 't
Dommerholt hebben gewoond. Oudste zoon Engbert Jan bleef ongehuwd
en in de erfmagescheid akte d.d. 26 januari 1796 krijgt zoon Hendrik
het erve en goed Dommerholt toebedeeld. Deze bestaat dan uit schuur,
berg en weide, hof, bouwland en houtwal. Verder ook 1/4 whare in
de Gorsselsche Waarden, de inboedel, levende have en vee met een
totale taxatiewaarde van ruim 5.000 gulden. De tekening hiernaast
dateert van 1801. |
|
|
|
Hendrik trouwt op 16 juli 1797 met Maria
Boers en zij komt dan bij Hendrik op 't Dommerholt wonen. Uit dit huwelijk
worden acht kinderen geboren in de periode 1797-1814. In 1811 beheerrt
Hendrik samen met Gerrit Zandscholten van 't Boschter het veer: ze hadden
twee aken. Gerrit was een buurman van Dommerholt, via de weg over de
dijk was dit maar een kleine afstand om bij het Dommerholt te komen.
Hendrik overlijdt op 3 maart 1818 op 49-jarige leeftijd. Maria hertrouwt
op 30 januari 1819 met Teunis Willemsen en uit dit huwelijk wordt nog
zoon Gijsbert Jan geboren. Teunis is een zoon van Gijsbert Jan Willemsen
en Eva Lammers, vermoedelijk eigenaar van de Houtwal in Voorst nabij
kasteel Nijenbeek. Hendrik Dommerholt was landbouwer van beroep en Teunis
Willemsen was houtteller en turfmeter, al deze beroepen konden goed
worden uitgeoefend op 't Dommerholt. Er werd veel hout (waaronder boomstammen)
en eek verladen vanaf 't Dommerholt. De eek, een grondstof voor het
maken van leer, werd geleverd aan de leerlooierijen. Jan van der Meij,
herbergier van de Roskam, verzorgde de verlading van hout en eek, maar
ook Teunis Willemsen was hierbij betrokken. Op zijn terrein werd het
eikenhout aangevoerd, geklopt en geschild en opgeslagen in de grote
eekschuur om verladen te worden. Ook bij Den Oldenhof, eigendom van
de familie van der Meij, stond een grote eekschuur. Teunis was ook landbouwer,
hij had o.a. ook vier runderen, drie varkens en een paard.. En dan was
't Dommerholt ook nog een herberg die gelegen was aan de postroute van
Zutphen naar Deventer. In de aanbesteding van het lopen van deze postroute
anno 1817 is te lezen dat de loper komt vanaf 't Walle en dan vanaf
't Dommerholt over het schipperspad/jaagpad naar Deventer moest doorlopen.
Kortom, het was een drukke bedoening!
De volgende generatie bewoners is opnieuw Dommerholt maar het zou wel
de laatste zijn. Het is Engbert Jan Dommerhold, zoon van Hendrik Dommerholt
en Maria Boers, die op het Dommerholt blijft wonen en er werkt als landbouwer
en houtteler. Hij trouwt in 1839 met Henriëtta Hietkamp en na haar
overlijden in 1850 hertrouwt hij in 1851 met Willemina Jansen die van
de beruchte herberg 't Spinnewiel te Epse afkomstig is, zij is een kleindochter
Gerrit Stegeman die verdacht werd van een moord in deze herberg. Gelukkig
kennen wij niet dergelijke verhalen van 't Dommerholt. Engbert Jan is
als Dommerhold met een D geboren en dat geldt ook voor zijn zes kinderen
uit zijn eerste huwelijk en twee kinderen uit zijn tweede huwelijk.
Overigens is ook zijn broer Hendrik een Dommerhold (wij komen hem o.a.
nog tegen op "In de Bosch") en zij zijn dan ook voorvaders
van velen die nu nog hun familienaam met een D op het eind schrijven.
Engbert Jan komen wij veel tegen in notariële akten waarbij de
naam meestal wel weer met een T wordt geschreven.
|
|
|
Een
belangrijke akte is van 20 juli 1839 en hij koopt dan samen met
zijn zwager Hendrik Graeuwert (echtgenoot van Zwaantjen Dommerholt)
het erve en goed Dommerholt van zijn stiefvader Teunis Willemsen
die na het overlijden van Maria Boers in 1837 voor groter gedeelte
eigenaar is geworden van de boerderij. Deze bestaat dan uit de kadastrale
percelen 292 t/m 296 (zijnde resp. huis en schuur, weiland, bouwland,
tuin en boomgaard) en perceel 303 zijnde een elsenbosch. Verder
nog steeds een 1/4 Whare in de Gorsselsche Weerden, bouwlanden de
Lookamp, Benninks Kleine Kamp en Veldkamp, een stukje heidegrond,
twee koeweidens op den Hoogenkloot, de weide Boven Houtwal bij het
huis met daarop staande een schuur (perceel 291) en nog een stuk
veldgrond met een totale waarde van 5460 gulden waarvan Teunis voor
iets meer dan een kwart aandeel heeft en incl. de inboedel levert
hem dat ruim 1800 gulden op.
Er komt echter geen geld aan te pas want er wordt overeengekomen
dat zijn schulden door Engbert Jan en Hendrik worden voldaan en
dat hij op 't Dommerholt mag blijven wonen en dat er zijn hele leven
voor hem gezorgd wordt en dat zou duren tot 10 december 1850. Na
het overlijden van Teunis wordt er een akte van scheiding gemaakt
met zijn zus en zwager en wordt Engbert de enige eigenaar van 't
Dommerholt. Hij leent daarvoor dan wel geld van George Isaac Bruce
en er wordt dan nog steeds melding gemaakt van een huis en twee
schuren. Hij zal wat extra geld hebben geleend want hij koopt op
op 12 mei 1851 ook katerstede Hofman in het dorp. Niet genoeg, want
de volgende dag zit hij alweer bij de notaris om wat geld te lenen
van Laurens Kleijn. |
|
|
Juni 1853 slaat het noodlot toe als de
bliksem inslaat in het huis en deze volledig afbrand. De schuren, volgeladen
met eek en aanzienlijke partijen akkermaalshout werden gespaard. Er
zal snel een nieuw huis zijn gebouwd want op 20 mei 1854 laat Engbert
Jan 't Dommerholt veilen en bestaat deze o.a. uit een nieuw gebouwd
woonhuis. In de akte wordt ook melding gemaakt van een schuur en verder
getimmerten, een zeer uitgestrekte houtwal en een stapel-, los- en ladingsplaats.
Het betreffen opnieuw de percelen 291 t/m 296 en 303 maar ook de percelen
301 en 302 die eerder volgens het kadastrale register nog eigendom zouden
zijn geweest van Stewart Jean Bruce (eigenaar van Schurink) maar dit
onjuist zou zijn en al eerder tot 't Dommerholt zouden hebben behoord.
De familie Dommerhold is gaan wonen in Diepenveen en Holten. Volgens
het bevolkingsregister van Diepenveen zijn zij daar op 20 september
1855 komen wonen en zouden zij afkomstig zijn van Olst. Mogelijk is
dit een vergissing en waren zij afkomstig van Gorssel. De nieuwe eigenaar
Jan Willem Nijenhuis komt namelijk op 29 oktober 1855 in Gorssel wonen.
Hij kocht in 1854 ook het weiland "Ravensweerd" en heeft daar
in 1855 een nieuw huis hebben gebouwd waar de familie toen is gaan wonen.
|
|
Mogelijk
was het Dommerholt even onbewoond, 18 april 1856 komen namelijk
houtteler Albert Jan Leusink en zijn kersverse echtgenote Jenneken
Beekman op 't Dommerholt wonen. In 1859 wordt Albert Jan Leusink
geregistreerd op Nieuw Bosser en waarschijnlijk zijn zij daar in
dat jaar komen wonen. In 1859 wordt niemand geregistreerd in de
personele omslag op Dommerholt en waarschijnlijk was deze dan onbewoond.
In 1859 zou de boerderij, herberg en veerhuis het Dommerholt door
snel oplaaiend vuur (alweer) totaal zijn afgebrand en zal toen niet
gelijk zijn herbouwd. Volgens een advertentie in de Deventer Courant
van 1 juni 1861 laat notaris Nijman te Zutphen het Erve en Goed
Dommerholt met loswal aan de IJssel en en Landgoed Ravensweerd met
o.a. herenhuis en bos veilen, er wordt in de advertentie geen melding
gemaakt van een huis op 't Dommerholt. Waarschijnlijk zal er nog
wel een "aanbouw" hebben gestaan waarin schipper Willem
Tromp en zijn echtgenote Marrigje Stam met hun gezin hebben gewoond
van 26 april 1853 tot 5 januari 1864 (waarschijnlijk in perioden).
Er worden in deze periode kinderen geboren maar nooit in Gorssel,
maar in Deventer, Zalk of Zwartsluis. Waarschijnlijk woonden zij
bij tijd en wijlen in Gorssel en waren zij vaak van "huis"
op de boot. Overigens wordt't Dommerholt in 1861 niet verkocht.
Op 21 april 1862 komen Theodorus Velthuizen en Hendrika Helleweg
op 't Dommerholt wonen. Die hadden het er na twee maanden alweer
bekeken en het duurt dat opnieuw een lange tijd voordat er nieuwe
bewoners komen wonen. Maart 1865 komen dagloner Gerrit Willem Peters
en zijn echtgenote Geertjen Pekkeriet er wonen, ze zijn afkomstig
van de Oude Fokke. Ze wonen er twee jaar en verhuizen dan naar Scholten
in het dorp. In 1866 worden het landgoed "Ravensweerd"
en het erve en goed "Dommerholt" opnieuw geveild en nu
wordt 't Dommerholt wel verkocht. Er staat dan weer een woonhuis
met vijf kamers, keuken, kelder, stalling en twee ruime schuren.
Deze wordt gekocht en betrokken door Marten Sager en zijn echtgenote
Hendrina Oolman, het echtpaar heeft geen kinderen. Marten is landbouwer
en houtteler van beroep. Op 6 december 1877 verkoopt Marten
het erve Dommerholt voor 10.700 gulden aan landbouwer Geurt
Reinder van Beek. Deze bestaat dan uit een woonhuis met stal, schuren,
houtwal, stapel-, los- en ladingplaats, tuin, bouw-, wei- en bosgrond
te samen groot 3,15 hectare.
|
|
|
|
In
die tijd vertelt de bekende Achterhoekse
schrijver Hendrik Willem Heuvel uit Laren in zijn boek Oud Achterhoeksch
Boerenleven over ‘riet halen bij Dommerholt’. Hij schrijft
‘Over landelijke wegen kwamen ze bij de oude schippersherberg en
in de schaduw van de hoge eiken aangekomen hebben ze het paard uitgespannen
en op stal gezet. Samen met de schipper eerst koffie gedronken en toen
de wagen volgeladen met riet en daarna weer naar Laren teruggereden.’
|
|
|
|
Hendrik
Willem zal toen Marten Sager of Geurt Reinder van Beek hebben gezien
of misschien wel allebei want in 1878 hebben ze een tijdje samen
gewoond. Pas toen Geurt Reinder op 28 september 1878 trouwde met
Gerritje Johanna Bensink, vertrok het echtpaar Sager naar Wilp aan
de overkant van de IJssel. Daar komt Geurt Reinder ook weg, hij
is geboren in Voorst. Van beroep is hij houtteler, landbouwer en
herbergier (tapper).
Uit het huwelijk met
Gerritje worden vijf kinderen op 't Dommerholt geboren. Op 26 januari
1894 overlijdt Gerritje op 43-jarige leeftijd. Geurt, die 15 jaar
ouder is, hertrouwt op 26 oktober 1895 met de nog maar 22-jarige
Johanna Barmentloo (een nichtje van Gerritje) en wordt nog eens
vader van vier kinderen, bij de laatste in 1900 was hij al 65 jaar
oud. Hij overlijdt op 30 juni 1903 op 68-jarige leeftijd. Het eerste
kind uit het tweede huwelijk is Geurt Reinder die op 30 november
1895 is geboren. Hij was schilder van beroep en kon ook goed met
een penseel uit de voeten en maakte daarmee een schilderij van de
eekschuur. Mogelijk is het zijn vader die op dit schilderij staat
afgebeeld. |
|
|
Johanna
hertrouwt op 20 augustus 1904 met Johannes Hekkert uit Epse, een
man van haar leeftijd (zelfs nog wat jonger). Uit dit huwelijk
wordt Johanna nog eens moeder van vier kinderen, drie dochters
en een zoon. Op 't Dommerholt is hij werkzaam als landbouwer en
koffiehuishouder, net als zijn echtgenote. Johanna ontpopt zich
tevens als zakenvrouw. Ze laat een haventje graven waarin meerdere
schepen tegelijk kunnen aanleggen wat ook extra klanten voor het
café opleverde. Met de schippers handelde zij in grind.
Zij liet zich het kaas niet van haar brood eten en stond ook haar
"mannetje" bij haar eerste echtgenoot die nogal dominant
was. Zo bepaalde hij hoeveel aardappels er geschild mochten worden
voor het avondeten, maar Johanna deed gewoon wat haar goed dunkte.
Haar tweede echtgenoot was in de omgang veel gemoedelijker.
Johannes is al op 20 januari 1916 overleden, hij wordt maar 38
jaar oud. Na zijn overlijden wordt de boedel beschreven met als
onroerend goed een huis, schuur, pakhuis en erf, houtwal, uitweg,
bouwland, weiland en dennenbosch samen groot 7,23 hectare. Dat
is gelijk aan de situatie van 1903, toen er na het overlijden
van Geurt Reinder een akte van scheiding werd opgemaakt. In de
akte van 1916 wordt ook vermeld dat er zeven koeien, vier pinken,
drie kalveren, tien varkens, één paard en 80 kippen
op het erve Dommerholt rondliepen. |
|
|
|
|
|
Dochter
Alberta Gerdina en zoon Reinier Hekkert, die het bedrijf oorspronkelijk
zouden voortzetten, vertrokken naar elders. Oudste dochter Jantje
trouwt in 1927 met Albertus Tuitert uit Epse en jongste dochter
Johanna Wilhelmina trouwt in 1934 met Gerrit Wolters uit Apeldoorn
en zij zijn degenen die op 't Dommerholt blijven wonen, maar wel
apart van elkaar. Het Dommerholt was zo gebouwd dat er twee gezinnen
apart konden wonen, dat was al het geval vanaf 1878 en de oorspronkelijke
medebewoners worden hieronder ook onder de Houtwal genoemd. De oorspronkelijke
boerderij annex herberg werd in 1927 opgesplitst in café
en boerderij en de reeds bekende en toepasselijke naam Houtwal werd
toen aan het café gegeven. De
Tuiterts gingen in het aparte gedeelte wonen en namen de exploitatie
van het café voor hun rekening, zij worden hieronder verder
genoemd onder de Houtwal wat uiteindelijk een aparte woning werd.
De familie Wolters trokken in het gedeelte dat bij de boerderij
behoorde en zetten het boerenbedrijf voort. Johanna Barmentloo woonde
volgens de huisnummering in het bevolkingsregister op 't Dommertholt,
maar verhuisde in de periode 1930-1939 (mogelijk in 1934 bij het
huwelijk van dochter Johanna Wilhelmina) naar de Houtwal. Zij is
in 1958 overleden op huisnummer 30, het adres van boerderij 't Dommerholt
waar zij begin jaren '40 al weer is gaan wonen. Het is allemaal
niet zo spannend, het is namelijk allemaal onder één
en hetzelfde dak. |
|
|
|
Bij
de familie Wolters worden drie kinderen geboren, allemaal voor de oorlog.
De oorlog had grote gevolgen voor de boerderij. Op 6 april 1945 was het
dorp Gorssel bevrijd, maar bleef wel onder vuur liggen vanaf de overzijde
van de IJssel waar de Duitsers zich hadden teruggetrokken. Boerderij Dommerholt
was een mikpunt omdat de Canadezen er hun hoofdkwartier wilde vestigen.
De boerderij en gebouwen waaronder de eekschuur werden beschoten en volledig
verwoest. De familie Wolters, die zich had verscholen in de kelder, kon
nog maar net op tijd vluchten uit het brandende huis. |
|
|
De
Canadezen trokken daarna in een ander (leegstaand) huis aan de Veerweg,
waarschijnlijk het huis van een NSB'er die was gevlucht. Het Canadese
leger trok zich samen in de bossen van Gorssel en omgeving en op
11 april werd na een zware artilleriebeschieting, de overtocht over
de IJssel ingezet. De IJssel werd onder een rookgordijn gezet en
onder bescherming daarvan trokken de amfibietanks de IJssel over.
Deze actie werd ‘Cannonshot’ genoemd en er werd fel
gevochten, waarbij slachtoffers zijn gevallen. Op 12 april 1945
werd vanaf Het Dommerholt een pontonbrug gelegd over de IJssel voor
de overtocht van het Canadese leger en begon de bevrijding voor
het westen van het land.
Na de bevrijding kon het gezin van Gerrit Wolters wonen in het huis
van Braakman waar de families Roetert en Martens hebben gewoond.
De koeien, die in de verwoeste eekschuur op stal stonden, verhuisden
naar varkensschuur. Dit is het enige gebouw op het erve Dommerholt
welke ongeschonden uit de strijd kwam. De boerderij werd in 1947
ongeveer op de plek van de eekschuur herbouwd. De boerderij stond
tussen de nieuwe boerderij en de latere Houtwal in en een stukje
fundering en de pomp markeren nog de plek. Op de foto is alleen
het voorhuis te zien en lijkt het niet echt een boerderij, maar
er was ook een achterhuis met deeldeuren en zo was 't Dommerholt
wel degelijk een boerderij. |
|
|
|
Op de foto hieronder zien wij nieuwe de
boerderij staan, de boerderij links is Schurink waar we straks een kijkje
gaan nemen. Het schip op de voorgrond is van Bosman die vaak aanmeerde
op 't Dommerholt en ook grond in Gorssel had. Daar waar de stoelen staan
werd later de nieuwe Houtwal gebouwd. Het Dommerholt is drie keer afgebrand
en de twee eerdere panden stonden voor het huidige voorhuis (dus iets
meer richting de IJssel) en de andere stond ten noordoosten van de huidige
boerderij waar nu ongeveer de dijk loopt. De familie Wolters kwam pas
op 21 mei 1948 terug in de nieuwe boerderij. Daar zetten zij het bedrijf
voort, kochten er grond bij en bouwden er bedrijfsgebouwen. Aanvankelijk
was het een gemengd bedrijf, maar omdat de grond nogal verspreid lag
werd besloten om het bedrijf aan te passen tot akkerbouwbedrijf en daarnaast
verder uit te breiden tot fokzeugenbedrijf. Ten behoeve hiervan werd
een nieuwe fokzeugenstal gebouwd. Later hebben zoon Johannes en zijn
echtgenote Gerrie het bedrijf overgenomen en nog verder uitgebreid.
Gerrit Wolters en Johanna Wilhelmina Hekkert hebben tot hun overlijden
(resp. in 2000 en 1997) op dit bijzondere plekje van Gorssel gewoond.
|
|
|
|
Voor
het Dommerholt verhaal zijn ook enkele teksten overgenomen uit twee artikelen
die door wijlen Ap ten Have zijn geschreven in Ons Markenboek. |
|
1658-1671 |
Jan Jansen Dommerholt en Elsken Jansen |
Eerste hoofdbewoners van
dit overzicht |
1672-1682 |
Arent Gerritsen Groterkamp-Dommerholt
en Derckjen Hendericks Beunk |
Geen familie van vorige
hoofdbewoners |
1682-1712~ |
Jan Swiers ten Hove op Dummerholt
en Derksken Everts |
Geen familie
van vorige hoofdbewoners |
1710-1750< |
Swier Jansen op Dommerholt en Jenneken
Renssen |
Swier is de zoon van Jan
en Derksken |
1735-1774 |
Engbert Jansen Roskam-Dommerholt en
Catharina Dommerholt |
Catharina is de dochter
van Swier en Jenneken |
1764-1795 |
Swier Engberts Dommerholt en Harmken
Philips Roeterdink |
Swier is de zoon van Engbert
en Catharina |
1797-1818 |
Hendrik Dommerholt en Maria Boers |
Hendrik is de zoon van Swier
en Harmken |
1819-1850 |
Teunis Willemsen en Maria Boers |
Teunis is de tweede echtgenoot
van Maria |
1839-1850 |
Engbert Jan Dommerhold en Henriëtta
Hietkamp |
Engbert Jan is de zoon van
Hendrik en Maria |
1851-1855 |
Engbert Jan Dommerhold en Willemina
Janssen |
Willemina is de tweede echtgenote
van Engbert Jan |
1856-1859 |
Albert Jan Leusink en Jenneken Beekman |
Geen familie van de vorige
hoofdbewoners |
1862-1862 |
Theodorus Velthuizen en Hendrika Helleweg |
Geen familie van de vorige
hoofdbewoners |
1865-1867 |
Gerrit Willem Peters en Geertjen Pekkeriet |
Geen familie van de vorige
hoofdbewoners |
1867-1878 |
Marten Sager en Hendrina Oolman |
Geen familie van de vorige
hoofdbewoners |
1878-1894 |
Geurt Reinder van Beek en Gerritje Johanna
Bensink |
Geen familie van de vorige
hoofdbewoners |
1895-1903 |
Geurt Reinder van Beek en Johanna Barmentloo
|
Johanna is de tweede echtgenote
van Geurt Reinder en een nichtje van Gerritje Johanna en Geurt Reinder |
1904-1958 |
Johannes Hekkert en Johanna Barmentloo |
Johannes is de tweede echtgenoot
van Johanna |
1934-2000 |
Gerrit Wolters en Johanna Wilhelmina
Hekkert |
Johanna Wilhelmina is de
jongste dochter van Johannes en Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Verwoest, stond nabij
huidig adres Veerweg 15 |
|
|
|
Houtwal |
|
November 1878 krijgt erve 't Dommerholt
een permanente dubbele bewoning als dagloner Reind Tuller en zijn
echtgenote Janna Temmink (Thimmink) van 't Nieuwenhuis in Dorth
naar 't Dommerholt in Gorssel verhuizen. De dubbele bewoning zal
mogelijk zijn geworden door de aanbouw aan het huis welke er dan
door de nieuwe eigenaar Geurt Reinder van Beek bij aangebouwd
zal zijn. Maar het is niet dit gedeelte, maar juist de rechterzijde
van het huis waar de medebewoners woonden. Reind woonde al eerder
in Gorssel, hij werkte van 1864-1867 als dienstknecht op 't Klaphekke
en daarna nog een jaar op de Borghte. In Gorssel gaat hij als
dagloner aan het werk.
|
|
|
Het echtpaar Tuller, die wij
op de foto hiernaast zien, woont tot 21 september 1895 bij
't Dommerholt en verhuist dan naar Bathmen waar zij in 1876
waren getrouwd. Uit hun huwelijk zijn op 't Dommerholt drie
kinderen geboren.
Op 8 november 1895 komen dan Gerrit Jan Jonkman en Hendrika
Paalman in het woongedeelte wonen, zij zijn afkomstig van
Diepenveen. Ook nu worden er weer drie kinderen geboren
op 't Dommerholt. In 1902 verhuizen zij naar Epse en gaan
wonen en gaan wonen op de Kraton in Epse waar ze de plaats
innemen van Hendrik Tuller, zoon van Reind Tuller.
In 1903 staat de woning leeg
en op 27 februari 1904 wordt het een starterswoning als
Frederik Palsenberg en Aaltje de Groot elkaar die dag het
ja-woord geven en hun intrek nemen op 't Dommerholt. Kort
daarna wordt er al een dochter geboren en daarna nog een
zoon en dochter. Weer drie kinderen dus en in 1908 verhuist
het gezin naar een pand in het dorp welke wel bekend staat
als "dokter Gooszen". Frits was arbeider van beroep
en kwam in verzet tegen de heersende macht van de grote
boer en probeerde verbetering te brengen in het armoedige
bestaan van arbeiders.
|
|
|
|
De
woning doet daarna opnieuw dienst als starterswoning als op 7 november
1908 Martinus Stenvert en Elsken Heuvelink trouwen en op 't Dommerholt
gaan wonen, maar ze wonen er niet lang want in 1910 wonen zij al
in Epse en dat voordat hun dochter werd geboren, dit keer worden
er dus geen kinderen geboren. De ruimte staat daarna een langere
tijd leeg, pas mei 1917 komen er nieuwe bewoners met Hendrik Johan
de Rooij en Johanna Jansen die uit Deventer afkomstig zijn en geen
kinderen hebben. Zij stichten in 1921 een nieuw huis aan de Veerweg
welke de naam Two Step zou krijgen. Hendrik Johan is dansleraar
van beroep en is later bekend als "boeren-generaal" van
de Gorsselse Boerendansers. In de tijd dat hij op 't Dommerholt
woonde, zullen schipper Cornelis Franciscus Kraf en zijn echtgenote
Klasina Tromp een tijd aan wal hebben gelegen en zij worden ingeschreven
in het Gorsselse bevolkingsregister met huisnummer "Partout
I". Na het vertrek van het echtpaar de Rooij zijn zij op 't
Dommerholt komen wonen. Op vaste wal wonen zal hun goed zijn bevallen
want op 15 juni 1922 kopen zij een bouwterrein aan de Rijksstraatweg
naast het Elf Uur en bouwen zij een eigen woning. Na hun verhuizing
komen dan Albert Broer en Hendrika Gerdina Schepers op 't Dommerholt
wonen, maar ook zij bouwen na verloop van tijd een eigen huis aan
de huidige Joppelaan waar Albert een eigen transportbedrijf had,
daarvoor werkte hij nog als arbeider in een ijzergieterij. |
|
Zoals
al geschreven in het Dommerholt verhaal komen Albertus Tuitert
en Jantje Hekkert van 't Dommerholt in 1927 in het aparte
gedeelte wonen en nemen zij de exploitatie van het café
over. Albertus schaft zich een roeitboot aan en begint een
veerdienst. Hij liet schuren bouwen waar de liefhebbers van
de watersport hun kano’s en/of bootjes in de winter
konden opslaan. Men kon daar prachtig buiten zitten en niet
alleen genieten van de zon, maar ook van de IJssel, de vogels
en de natuur. Jantje zorgt er daarom voor dat er ook een theetuin
bij het café komt wat een populaire pleisterplaats
wordt.
Ook zorgde zij ervoor dat er omstreeks 1930 een drijvend zwembad
in de IJssel kwam waarvan vooral de jeugd veel gebruik maakte.
Het zwembad was in de oorlog nog gewoon beschikbaar, totdat
het door de bezetter niet meer werd toegestaan. Na de oorlog
is het drijvende zwembad niet weer in gebruik genomen. De
exploitatie was inmiddels overgedragen aan de Stichting IJsselbad:
omstreeks 1946 is in de oorspronkelijke insteekhaven een betonnen
bak gebouwd van tien bij twintig meter, dat als zwembad dienst
ging doen. Deze bak werd door middel van een pompinstallatie
gevuld en ververst met water uit de IJssel. Helaas was dit
geen succes en is er in 1951 weer een nieuw drijvend zwembad
gebouwd. Dit bad is tot ongeveer 1958 in gebruik geweest.
Toen was het water in de IJssel zo sterk vervuild dat het
zwembad gesloten moest worden.
|
|
|
|
Al
ongeveer een maand voor de brand was de familie Tuitert verhuisd
naar in Epse maar snel na de bevrijding waren zij terug op
't Dommerholt. Hij bouwde er een noodwoning van het hout van
een houten schuur welke door de Duitsers in het bosje bij
de IJssel was gebouwd. Hij brak het af en bouwde de noodwoning
op het erf, maar iets verder van de IJssel. In 1946 bouwt
hij een nieuwe woning annex café (zie foto linksonder)
op een verhoogde stenen voet (tegen het hoge water), het hout
daarvan kwam van een woning uit de Noord-Oostpolder. Deze
woning was nog wel voor tijdelijk. De doorvoering van de plannen
voor de nieuwbouw van het permanente nieuwe café annex
woning ondervonden nogal wat vertraging. Pas in 1955 was de
nieuwbouw (zie foto rechtsonder) klaar en konden zij hun intrek
nemen in het nieuwe café ‘De Houtwal’ welke
door de soms hoge waterstand van de IJssel nu veel hoger was
gebouwd. Bertus Tuitert zorgde voor het café en terras
en zijn vrouw voor het overzetten met de boot van personen
overdag. Indien nodig zorgde Bertus Tuitert zelf voor het
overzetten van personen in de nachtelijke uren.
In 1933 was de veerboot in Gorssel voorzien van een hulpmotor,
zodat er nu minder menskracht nodig was en men ook sneller
overgezet kon worden. Tijdens de oorlogsjaren zijn vele onderduikers
en voedsel, maar ook piloten en bemanning van neergeschoten
vliegtuigen met boten hier over de IJssel gezet. Na de oorlog
is het overzetten van personen afgenomen. In 1964 werd er
nog maar weinig gebruik gemaakt van het veer en omdat de kosten
hoger waren dan de opbrengsten is het veer toen opgeheven.
In 1989 is er even verderop een nieuw fiets- en voetveer geopend
die anno 2022 nog steeds dienst doet en de naam Dommerholt
heeft.
|
|
|
Albertus
en Jantje hadden twee dochters. Oudste dochter Alberta Hermina trouwt
met Derk Jan Huiskamp en zij nemen in 1969 het bedrijf over. Jongste
dochter Johanna trouwt met Jan Willem Lensink zij lieten een woning
bouwen nabij het café, op grond van de familie Tuitert. Op
de middelste foto hieronder zien wij de hele familie voor de Houtwal
met het toenmalige adres Veerweg 5. Jantje en Albertus zijn hier
beiden overleden: Jantje in 1978 en Bertus in 1983. Door invaliditeit
werd Derk Jan Huiskamp gedwongen om het bedrijf in 1985 te beëindigen
en het pand kwam te koop. Het bedrijf werd niet verkocht en het
pand is toen particulier verkocht waardoor deze bijzonder plek helaas
niet meer toegankelijk is voor de Gorsselnaren. |
|
|
|
Voor
het Houtwal verhaal zijn ook enkele teksten overgenomen uit twee
artikelen die door wijlen Ap ten Have zijn geschreven in Ons Markenboek. |
|
|
1878-1895 |
Reind Tuller en Johanna Temmink |
Eerste hoofdbewoners |
1895-1902 |
Gerrit Jan Jonkman en Hendrika Paalman |
Geen familie van de vorige
bewoners |
1904-1908 |
Frederik Palsenberg en Aaltje de Groot |
Geen familie van de vorige
bewoners |
1908-1909 |
Martinus Stenvert en Elsken Heuvelink |
Geen familie van de vorige
bewoners |
1917-1921 |
Hendrik Johan de Rooij en Johanna Jansen |
Geen familie van de vorige
bewoners, stichten hierna Two Step |
1921-1922 |
Cornelis Franciscus Kraf en Klasina
Tromp |
Geen familie van de vorige
bewoners, ze wonen eerst op een boot |
1923-1927< |
Albert Broer en Hendrika Gerdina Schepers |
Geen familie van de vorige
bewoners |
1927-1983 |
Albertus Tuitert en Jantje Hekkert |
Jantje is de oudste dochter
van Johannes Hekkert en Johanna Barmentloo |
|
|
|
Schurink |
|
Dit is de
boerderij welke het dichtst bij de grens met Epse is gelegen. Erf "Scuerinc"
wordt al in 1439 genoemd maar deze onder de marke Eschede en betreft waarschijnlijk
een andere boerderij. Mogelijk gingen de bewoners van Schurink net als
de Epsenaren naar de kerk in Deventer of staken ze de IJssel over en gingen
dan naar de kerk van Wilp. Hoe dan ook, in de kerkelijke archieven van
Gorssel komt de naam Schurink nauwelijks voor. Enige registratie dateert
van 9 januari 1706 als "Garrijt Goorsselijk en Maria Garrijtsen Ehel.
op Schurink haar doghter Gerrijtjen laten dopen". |
|
|
Doordat
er niet of nauwelijks iets over Schurink wordt vermeld in de kerkboeken
is het lastig een bewonersgeschiedenis op te stellen voor 1815 als
er op huisnummer 10 Jannes Muileman wordt geregistreerd. Jannes
is dan getrouwd met Elisabeth Sprikkelman en was eerder getrouwd
met Hadewig Meijer. Voor het gemak nemen wij aan dat hij met beide
vrouwen op Schurink gewoond heeft en begint onderstaand bewonersoverzicht
in 1777 als Jannes op 23 februari met Hadewig trouwt. Er worden
uit dit huwelijk twee kinderen geboren. Hadewig overlijdt voor 22
oktober 1798 want deze dag wordt een wezenprotocol opgesteld waarin
alleen dochter Hendrika Maria wordt genoemd, het andere kind (zoon
Hendrik Mannes) is dan klaarblijkelijk al overleden.
In de akte wordt melding gemaakt van Schurink en kan met zekerheid
gesteld worden dat Jannes en Hadewig hier hebben gewoond. Jannes
is geboren op de Muil en wellicht
is Hadewig afkomstig van Schurink. Dit vermoeden wordt versterkt
door het feit dat haar broer Harmen tot zijn dood in 1811 op de
boerderij is blijven wonen. In dit geval zijn hun ouders Egbert
Harms en Aaltjen Jansen Prins de vroegere bewoners maar omdat hierover
geen zekerheid bestaat zijn zij niet in het bewonersoverzicht opgenomen.
In de magescheid wordt de boedel van Schurink getaxeerd op 363 gulden
waar tegenover 159 gulden aan schuld staat. Jannes is geen eigenaar
van de boerderij, dat is Bartha Olthof, de weduwe van Wolter Beunk,
die op het erve Beunk te Epse woont. Zij koopt de boerderij op 1
mei 1793 van Swier Engberts Dommerholt en Harmken Roeterdink van
't Dommerholt die de eerdere eigenaars waren. Het lijkt erop dat
Schurink ervoor altijd tot 't Dommerholt heeft behoort.
|
|
|
Op
11 november 1798 hertrouwt Jannes met Elisabeth Sprikkelman en uit
dit huwelijk worden nog eens negen kinderen geboren. Oudste zoon
uit dit huwelijk is Harmen Muilerman die op 3 oktober 1799 is geboren.
Hij trouwt op 30 oktober 1830 met Berendina Mensink en zij worden
dan de nieuwe hoofdbewoners. Vader Jannes is al op 26 juli 1825
overleden en moeder Elisabeth overlijdt op 4 december 1836.
Ondertussen is de boerderij ook van eigenaar gewisseld, de boerderij
is op 27 augustus 1816 gekocht door Evert Beunk (zoon van Bartha
Olthof) van zijn neef Hendrik Kloosterboer. Waarschijnlijk is de
boerderij na het overlijden van Evert Beunk in 1832 gekocht door
Stewart Jean Bruce en vind er in 1847 een overdracht plaats aan
zijn zoon George Isaac Bruce. Genoemde Beunk personen woonden op
het gelijknamige erve Beunk te Epse welke niet ver van Schurink
is gelegen.
Terug naar de pachters Muilerman. Uit het huwelijk van akkerbouwer
Harmen en Berendina worden ook negen kinderen geboren waarvan wel
één levenloos. Oudste zoon Jan Albert trouwt met Dina
Rietman en gaat in Deventer wonen waar twee zoons worden geboren.
Dina overlijdt op 18 februari 1862 en Jan Albert komt met de twee
kleine jongens op Schurink wonen. Het familiedrama is echter compleet
als kort daarna ook de jongens op 28 februari en 19 maart 1862 overlijden
en Jan Albert op 18 september 1862 komt te overlijden. Het jaar
1862 is een triest jaar op Schurink.
|
|
|
Met zoon
Hendrik Jan gaat het gelukkig beter. Hij trouwt op 17 augustus 1865 met
Gerritjen Brinkman en zij gaan ook op Schurink wonen. Overigens wordt
de achternaam van Hendrik Jan, als ook die van zijn broers en zusters
(behalve van zus Fenneken), geschreven als Muileman, zonder r dus. Er
worden vier kinderen geboren waarvan de tweede op 26 oktober 1869. Deze
heeft grootvader Harmen nog net kunnen meemaken want hij overlijdt op
16 november 1869 op 70-jarige leeftijd. Die leeftijd haalt Hendrik Jan
niet want hij overlijdt al op 12 juni 1874 op 34-jarige leeftijd, zoveel
beter is het Hendrik Jan dus eigenlijk ook niet vergaan, zeker omdat hij
de geboorte van zijn jongste kind niet zelf heeft mogen meemaken. Na het
overlijden van Hendrik Jan staan de echtgenotes Berendina Mensink en Gerritjen
Brinkman er dus alleen voor. Een nieuwe man is gewenst en wordt gevonden
op 't Boschtert waar Gerrit Jan Wiltink nog zonder vrouw zit. Hij trouwt
op 20 januari 1876 met Gerritjen en verhuist dan naar Schurink en gaat
er werken als landbouwer. Er worden nog eens twee kinderen geboren. Het
echtpaar woont er zeven jaar en verhuist in februari 1883 naar het erve
Nijenhuis te Epse. De maand ervoor is Berendina Mensink in Twello overleden,
zij was dus al iets eerder vertrokken van de boerderij. |
|
|
Wie
er in die tijd eigenaar van de boerderij was, is niet helemaal duidelijk.
Wel is duidelijk dat Hendrik Stormink de boerderij koopt en er februari
1883 gaat wonen. Hij is getrouwd met Everdina Maria Willemsen en
zij wonen daarvoor op het ouderlijk huis van Everdina, het erve
Groot Nulend te Epse. Haar vader Gijsbert Jan is overigens geboren
op 't Dommerholt, hij is de zoon van Teunis Willemsen en Maria Boers.
Hendrik zelf komt ook niet van ver, zijn ouderlijk huis is 't Walle.
Het echtpaar heeft vijf kinderen en ook komen nemen ze een dienstknecht
en dienstmeid mee. Op 't Schurink wordt het gezin uitgebreid met
twee kinderen. Erg lang heeft Hendrik Stormink niet op 't Schurink
gewoond want hij overlijdt op 25 maart 1890. Dat gebeurt in de nieuwe
boerderij want ongeveer in het jaar 1888 (volgens overlevering was
zoon Gijsbert Jan 12 jaar oud) is de oude boerderij afgebrand. De
brand moet hevig zijn geweest want veel spullen, waaronder antiek,
gaan verloren. De nieuwe boerderij wordt dan wat dichter aan de
weg gebouwd, de oude boerderij stond wat dichter aan de IJssel meer
in de buurt van 't Dommerholt.
Everdina Maria hertrouwt niet en blijft met haar zeven kinderen
op de boerderij wonen en wordt er geregistreerd als landbouwster,
ze zal het met het gezin en het werk erg druk hebben gehad. Dochter
Lamberta Berendina Theodora is de eerste van de kinderen die trouwt
en doet dat in 1896 met Frederikus Hermanus Bensink. Toeval wil
dat hij de zoon is van Evert Bensink die de boerderij Groot Nulend
overnam van de familie Stormink en het echtpaar gaat op deze boerderij
wonen. Als Frederikus in 1904 overlijdt, komt Lamberta met dochter
Everdina Maria op 't Schurink wonen, ze blijven er tot april 1907.
Dan komt haar broer Hendrik met zijn vrouw en twee kinderen op de
boerderij wonen maar ook dit is tijdelijk, ze vertrekken alweer
in september. |
|
|
Maar
even later dat jaar trouwt Gijsbert Jan Stormink op 30 november
met Maria Berends en dit echtpaar komt dan vast op de boerderij
wonen en op 7 juni 1910 koopt Gijsbert Jan de boerenerve van zijn
moeder en zijn de zaakjes goed geregeld. Everdina Maria Willemsen
blijft hoofdbewoonster maar laat het werken nu aan anderen en verdient
haar geld als rentetrekster.
Gijsbert Jan en Maria zorgen voor acht nieuwe kleinkinderen en in
de periode 1911-1920 woont ook kleinzoon Evert Bensink op 't Schurink.
Hij werd ziek en kreeg T.B.C. waarna de dokter gebood dat hij 't
Schurink zou verlaten omdat de besmettelijke ziekte een te groot
gevaar voor de Stormink kinderen zou betekenen. Hij werd opgenomen
in het sanatorium van Hellendoorn alwaar hij op 6 april 1920 op
17-jarige leeftijd overleed. Evert is de zoon van Lamberta Berendina
Theodora Stormink en woonde dus eerst op het Groot Nulend, een foto
van hem is hieronder te zien.
Naast het boerenwerk was Gijsbert Jan ook actief op de Houtwal waar
hij hielp bij het lossen van de schepen. Met zijn moeder ging hij
ook elke week met de kleedwagen naar de markt in Deventer waar ze
een vaste plek hadden en daar o.a. appels, eieren en walnoten aan
de man brachten. Everdina Maria Willemsen is op de Eerste Kerstdag
van 1938 overleden, zij is 86 jaar oud geworden. |
|
|
|
|
|
|
|
|
De
kinderen van Gijsbert Jan en Maria zijn vijf meisjes en drie jongens.
Zoon Gijsbert Jan wordt geboren op 2 november 1918 en is niet alleen
naamgenoot van zijn vader maar ook zijn opvolger op de boerderij.
Hij trouwt op 20 december 1941 met Hendrika Lamberts uit Harfsen
en uit dit huwelijk worden een zoon en dochter geboren. Deze worden
niet op Schurink geboren want Gijsbert Jan en Maria woonden eerst
aan de Elfuursweg in Gorssel en daarna in Epse, pas in 1952 verhuizen
ze naar 't Schurink en wordt Gijsbert Jan landbouwer. Daarvoor werkte
hij op de voederfabriek in Deventer en vanaf midden jaren '70, toen
de boerenactiviteiten op 't Schurink een stuk minder waren geworden,
heeft hij nog op de slachterij in Twello gewerkt.
Het gezin staat op de foto hiernaast met Gijsbert Jan Stormink en
Maria Berends en staande rechts hun jongste zoon Dirk Jan die ongehuwd
bleef en tot 1961 ook op de boerderij woonde. Gijsbert Jan senior
is op 21 september 1970 op de boerderij overleden, Maria is overleden
op 25 mei 1977 in Deventer, ze is in het najaar van 1976 vertrokken
van de boerderij. Gijsbert Jan stond bekend als "Gies van het
Schurink" die vaak met een glimlach rondliep.
|
|
|
In 1990 verhuist
de familie Stormink naar het Dekkershof in het dorp en verhuren ze de
boerderij aan de familie van Zee uit Bathmen die er nog een paar jaar
hebben gewoond. De boerderij wordt daarna verkocht en afgebroken en iets
rechts ervan wordt er een nieuw huis op een terp gebouwd. Een rij bomen
in de wei situeert nog wel het toegangspad naar de schuur, dat is alles
wat herinnert aan 't Schurink. |
|
1777-1798 |
Jannes Muilerman en Hadewig
Egberts Meijer |
Eerste hoofdbewoners van
dit overzicht |
1798-1836 |
Jannes Muilerman en Elisabeth Sprikkelman |
Elisabeth is de tweede echtgenote van
Jannes |
1830-1883 |
Harmen Muilerman en Berendina Mensink |
Harmen is de zoon van Jannes en Elisabeth |
1865-1875 |
Hendrik Jan Muileman en Gerritjen Brinkman |
Hendrik Jan is de zoon van Harmen en
Berendina |
1876-1883 |
Gerrit Jan Wiltink en Gerritjen Brinkman |
Gerrit Jan is de tweede echtgenoot van
Gerritjen |
1883-1938 |
Hendrik Stormink en Everdina Maria Willemsen |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1907-1976 |
Gijsbert Jan Stormink en Maria Berends |
Gijsbert Jan is de zoon van Hendrik
en Everdina Maria |
1952-1990 |
Gijsbert Jan Stormink en Hendrika Lamberts |
Gijsbert Jan is de zoon van Gijsbert
Jan en Maria |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond op plek
huidig adres Veerweg 19 |
|
|
|
|
De
Koekoek |
|
|
Huidig
adres Deventerweg 37 en 39. Op nummer 39 staat geschreven "de
Koekoek". Februari 1919 komt hier Arend Jan Nikkels wonen,
hij is afkomstig van 't Elfuur. De vorige bewoners Breukelman verhuizen
naar 't Elf uur (ze ruilen dus van woonruimte) en verhuizen kort
daarna naar Arnhem.
Hypotheek akte d.d.
04-05-1922 tussen Arend Jan Nikkels en Gerrit Margerethuis Wunderink:
betreft twee huizen te Gorssel, sectie E nrs. 3463 enz. Mogelijk
is het huis altijd al eigendom geweest van Arend Jan Nikkels.
Van 1921 tot 1923 woont op huisnummer 150 ook Nellie Schuitemaker,
echtgenote van Martinus Beversluis.
Op 5 september 1934 vraagt A. Nikkels vergunning aan voor het bouwen
van een garage tegen een bestaand schuurtje op zijn perceel E3463
aan den Rijksstraatweg. |
|
|
1912-1915 |
Gerrit Jacob Johannes Lammers
en Johanna Kuiper |
Eerste hoofdbewoners |
1915-1915 |
Hendrik George Rienstra en Elisabeth
Magdalena de Knegt |
|
1915-1919 |
Jan Christoffel Breukelman en Anna Gesina
Geerdink |
|
1919-1956 |
Arend Jan Nikkels en Hendrika Johanna
Deetman |
|
1951 |
G. Hellewegen |
106a>150>256>338> Deventerweg
37 anno 1951 |
|
|
|
1912-1914 |
Jan Lodewijk Weijenberg en Maria Willemina
Klein Klouwenberg |
Eerste hoofdbewoners |
1914- |
Lodewijk Fredrik Klein Horstman en Hendrika
Floors |
|
|
Antoon Marinus Broer en Johanna Berendina
Bielderman |
Bewoners in de jaren '30, afkomstig
van Kerkplein |
|
L. Meijer |
|
1951 |
J.L. Schipper |
106b>149>255>337> Deventerweg
39 anno 1951 |
|
|
|
Elfuur |
|
De eerste
hoofdbewoners van dit huis zijn Hendrik Willem Dommerhold en Fredrika
Scholten die worden vermeld in de registers van personele omslag van 1846
en 1851 bij het huisnummer 9a. Zij woonden eerder op katerstede Hietbrink
in Eefde welke zij op 5 december 1844 hebben verkocht. Aangenomen mag
worden dat toen 't Elfuur al was gebouwd (of in ieder geval in aanbouw
was) en zij daar in 1845 zijn gaan wonen want op 18 december 1844 werd
hun zoon Jan nog in Eefde geboren. Het huis zal zijn gebouwd door Hendrik
Graeuwert, schoolonderwijzer te Epse. Hij is getrouwd met Zwaantjen Femmeken
Dommerholt, zus van Hendrik Willem Dommerhold, en is dus de zwager van
de Dommerholds. Het huis is gebouwd op perceelnummer 307 welke in 1832
nog eigendom was van de geërfdens van de marke Gorssel en naast grond
van erve 't Dommerholt lag waarvan Hendrik tot 1850 mede-eigenaar was.
Mogelijk heeft Hendrik Willem het huis voor twee termijnen van vijf jaren
gepacht en is hij in 1855 verhuisd naar een door hem nieuw gebouwd boerderijtje
genaamd "In de Bosch". |
|
|
In 1851 leenden Hendrik Graeuwert
en Zwaantjen Femmeken Dommerholt geld en verbinden daaraan een
huis en erf bestaande uit twee woningen onder één
dak gelegen aan den straatweg van Zutphen naar Deventer met de
kadastrale E nummers 1329 en 1330. Verder o.a. een stuk heide
aan de straatweg met perceelnummer 1331 en het zuidelijke gedeelte
van bouwland de Veldkamp met perceelnummer 306 welke voorheen
tot 't Dommerholt behoorde en tussen beide erven aan de huidige
Veerweg lag.
In 1856 lenen zij opnieuw geld en
wordt er gesproken over een huis, schuur en erf met daarbij behorende
bouw-, weide-, heide- en boschgronden en verdere getimmerten met
o.a. de kadastrale nummers 1329 en 1330 (beiden huis en erf) en
de nummers 1375 (heide) en 1376 (bouwland) welke uit perceelnummer
306 zijn ontstaan.
Een jaar later verbinden zij de onroerende goederen opnieuw aan
een hypotheek en nu wordt perceelnummer 1376 niet meer genoemd
maar wel de nieuwe perceelnummers 1466 (huis en erf), 1467 (schuur
en erf) en 1468 (bouwland) welke mogelijk zijn ontstaan uit perceel
1376.
|
|
|
De eerste vermelding van de naam
"Elfuur" vinden wij in een advertentie in het jaar 1856
als er op stam staande boekweit achter het Elfuur worden aangeboden
door Jan Willem Nijenhuis van 't Ravensweerd. In dat jaar woont
Hermanus Theodorus Graeuwert, zoon van Hendrik, op 't Elfuur.
Op 11 maart 1858 trouwt zijn zus Marianna met Jan Willem Nikkels
en zij komen dan op 't Elfuur wonen, waarschijnlijk is Hermanus
toen bij zijn vader in Epse gaan wonen.
De naam Elfuur bestond dus al in
1856 en aangenomen mag worden dat de naam al gegeven is in 1845
met de volgende gedachte: Het Elfuur is gelegen aan een zessprong
en met wat fantasie kunnen daar wijzers van een klok in herkend
worden. Nummer 10 leidt naar 't Dommerholt en nummer 12 is de
straatweg naar Deventer. Het Elfuur is daar tussen in gelegen
en wijst dus naar ... nummer elf! Nummer 8 is de huidige Ravensweerdsweg,
nummer 6 de oude straatweg naar Zutphen, nummer 4 de huidige Molenweg
en nummer 3 de huidige Elfuursweg welke eigenlijk Elfuurweg zonder
s had moeten heten.
Het Elfuur is op het kaartje in een
rood kader gemarkeerd en links daarvan kan het huis van perceel
1466 hebben gestaan ook al vinden wij daarvan geen bewoners in
het bevolkingsregister. Maar des te meer op de huisnummers 9a
en 9a2 welke van de dubbele bewoning is. In de tekst beperken
wij ons tot de hoofdbewoners van huisnummer 9a, de medebewoners
van 9a2 worden in het overzicht onderaan dit artikel uiteraard
wel genoemd.
|
|
|
|
Jan Willem
Nikkels is akkerbouwer van beroep. Hij en Marianna Graeuwert wonen er
tot 1868 en er worden in die periode vier kinderen geboren. In 1868 verhuizen
zij naar 't Haijtinkhof, het ouderlijk huis van Jan Willem. Het Elfuur
wordt daarna weer verhuurd. Eerst aan schoenmaker Martinus Eskes en zijn
echtgenote Jacoba Maria Olijslager die er een korte periode van zes maanden
in 1868 wonen en Harmen van Huffelen die er in 1869 voor een nog kortere
periode woont. De volgende hoofdbewoners wonen er ook al in 1869 en wonen
er langer, dat zijn Derk Jan Braakhekke en Hendrika Blaauwhand samen met
hun dochter Teuntjen en schoonzoon Johannes van Vorden en hun twee kinderen
en in 1870 komt daar nog een kleindochter bij. In 1872 besluiten Jan Willem
Nikkels en Marianna Graeuwert de Haijtinkhof weer te verruilen voor 't
Elfuur en vertrekt de familie Braakhekke naar 't Ravensweerd. Het gezin
Nikkels bestaat inmiddels uit vier kinderen en daar blijft het bij. Maar
blijven op 't Elfuur deden ze niet want in 1878 worden opnieuw de koffers
gepakt en verhuist de familie weer naar 't Haijtinkhof!
Nieuwe bewoners zijn dagloner
Harmanus Toorneman en Aaltje Klijn Velderman en in 1879 wordt er een dochter
geboren. In 1880 verhuizen zij naar Deventer en komt dagloner Gerrit Willem
Groot Velderman op 't Elfuur wonen met zijn echtgenote Derkjen Schoemaker.
Ook hij is dagloner van beroep. Op 11 juli 1882 verkoopt hij op het erve
"Het Elfuur" één nieuwmelkte koe, twee varkens,
kippen, te veld staande rogge, haver en aardappelen, snijbak met melk-
en ander deelgereedschap en eenig aardewerk." De veldvruchten staan
op het bouwland bij het Elfuur en ook bij de Groote Berghaar. De verkoop
levert Gerrit Willem ruim 200 gulden op en daarmee vertrekt hij naar het
Tolhuis in Joppe waar hij een carrière switch maakt en als tolgaarder
aan het werk gaat. Hier is hij in 1895 en Derkjen woonde later nog op
't Ravennest in Gorssel.
Volgende hoofdbewoonster
is Garritjen Tikink en zij is naaister van beroep. Zij is getrouwd met
Harmanus Bernardus van Hagen maar het is geen goed huwelijk en eindigt
dan ook in 1885 in een scheiding. Zij is afkomstig van 't Wiltink waar
zij juli 1882 is komen inwonen en zal later dat jaar zijn verhuisd naar
't Elfuur. Zij woonde alleen maar gelukkig niet helemaal alleen wamt aan
de andere kant van het huis woonden Gerrit Meijer en Jacobje Brouwer met
hun kleinzoon Gerrit. Maar beide Gerrits komen helaas te overlijden, senior
in 1885 en junior in 1887. Jacoba verhuist in 1887 samen met zoon Hendrik
en schoondochter Aaltjen Kroes naar Kampen en Garritjen Tikink verhuist
dan naar Deventer. Op Garritjen haar plek komt dan landbouwer en weduwnaar
Jan Willem Holmer met zijn twee kinderen wonen, zij woonden daarvoor nog
kort in op Scholten in het dorp. Dochter Hendrika trouwt in 1892 met Johannes
Bruggeman van 't Weiland en hij komt dan ook op 't Elfuur wonen. Februari
1894 verhuist het hele stel naar een nieuw boerderijtje welke zij aan
de huidige Dommerholtsweg hebben gebouwd. |
|
|
Nieuwe hoofdbewoner is landbouwer
Gerrit Jan Blankena die eerder nog bij zijn broer op de Strookappe
in Zuidloo heeft gewoond. Hij is getrouwd met Lamberdina Jonkman,
tante van Aaltje ten Dam die later met een Strookappe uit Raalte
zou trouwen. Er worden drie kinderen op 't Elfuur geboren waarvan
twee levenloos en één maar twee maanden heeft geleefd.
Op 11 februari 1897 verhuizen zij naar Bathmen waar nog wel een
gezonde dochter wordt geboren, maar helaas ook nog meer kinderen
die levenloos werden geboren of maar heel kort hebben geleefd.
Of de volgende hoofdbewoners Albert
Boterman en Jenneken Slagman er al in 1897 zijn komen wonen, is
niet helemaal duidelijk. In ieder geval zijn zij er komen wonen
tussen 1897 en 1899 en waren zij afkomstig van Klein Braakman.
Albert was wegwerker van beroep maar er is nog wel degelijk sprake
van boerenactiviteiten op 't Elfuur want zijn naaste buurmannen
zijn dan Jan Willem Nikkels en zijn zoon Arend Jan. Ja, de familie
Nikkels is weer terug op 't Elfuur! Zij kwamen er weer wonen in
1895 maar zonder Marianna Graeuwert die al in 1885 op 't Haijtinkhof
is overleden. Wij richten ons nu weer verder op de familie Nikkels
die weliswaar "aan de andere kant" woonde maar natuurlijk
wel als hoofdbewoners gezien moeten worden, aangezien zij ook
eigenaar waren er van 1899 tot 1906 überhaupt niemand aan
de ene kant woonde.
|
|
|
Op 13 februari
1904 komt Jan Willem Nikkels te overlijden en op 8 juni 1904 worden de
erven Haitinkhof en Elfuur met bijbehorende gronden (en wat was heel veel)
geveild. Het huis van het Elfuur, gelegen
op de hoek van den Rijksstraatweg en Grintweg naar Dommerholt, wordt geveild
onder perceel 12 met de kadastrale nummers 1329 (huis en erf op 2,5 centiaren),
1330 (idem op 1,85 centiaren), 2485 (schuur en erf) en 2663 (boomgaard
en bouwland). Dit bouwland lag ten noorden van het huis aan de Rijksstraatweg.
Er wordt ingezet op 1900 gulden en dat is 400 gulden minder dan de inzet
voor het Haitinkhof. Uiteindelijk wordt dan 't Haitinkhof verkocht en
besluiten de erven Nikkels 't Elfuur niet te verkopen. Dat is goed te
begrijpen als je weet dat het Haitinkhof voor een hogere prijs verkocht
kon worden en bij 't Elfuur nog een gedeelte verhuurd kon worden. Arend
Jan er dan ook wonen met zijn tante Henriëtta Graeuwert. In 1906
verhuizen zij naar de andere kant van het huis en maken plaats voor nieuwe
huurders en medebewoners, dat zijn Cornelis Hermanus Pruijsers en Helena
Adriana Molewijk. Zij wonen er twee jaar, wonen dan twee jaar op een onbekend
huisnummer G51a in de buurt en wonen van 1910 tot 1912 weer twee jaar
op 't Elfuur waarna zij naar Klein Braakman vertrekken. Tussen 1908 en
1910 was de woonruimte weer verhuurd aan andere mensen, twee jaar lijkt
de huurtermijn te zijn in die periode. Maar Arie Hagendoorn en Paulina
van Roozendaal, die er in 1912 komen wonen, blijven langer en verhuizen
pas in 1919. Arie was tuinman op 't Ravensweerd en verhuisde in 1919 naar
de nieuwe dienstwoning van 't Ravensweerd.
Op 22 mei 1918 verkoopt Arend
Jan Nikkels het woonhuis "Elf Uur" te Gorssel en het daarachter
gelegen woonhuis met schuur, gang of poort tussen deze huizen, erven,
tuinen, bouwland en weiland met vruchtbomen aan elkaar gelegen aan den
Rijksstraatweg en aan den Kunstweg naar Dommerholt. Het betreft de kadastrale
secties E nrs. 1374 (bouwland) en 3464 (huizen en de rest) en is een kleine
halve hectarte groot. Vermeld wordt dat het burgerwoonhuis Elf UUr uit
twee woningen bestaat waarvan het noordelijke gedeelte in eigen gebruik
is en het zuidelijke gedeelte is verhuurd aan A. Hagedoorn. Het andere
huis aan den Kunstweg is verhuurd aan Hieltjes en beide huurders betalen
dezelfde huur van 10 guldens en 83 cent per maand. Het bouwland is verdeeld
in vier bouwterreinen, twee aan de Rijksstraatweg en twee aan den grintweg
naar het Dommerholt. Frans Lenselink, schilder uit Gorssel, koopt 't Elf
Uur voor 4.525 gulden en het andere woonhuis en alle bouwterreinen worden
voor 7.475 gulden verkocht aan Hendrikus Kuiper die deze koopt doet voor
zichzelf en uit naam van Hendrik Jan Mulder en Willem Hendrik te Hasseloo,
allen bakkers uit Zutphen. De bakkers hebben niet alleen verstand van
brood bakken maar ook van het laten bouwen van huizen en in 1920 worden
nieuwe huizen verkocht aan o.a. Gerrit Willem Hietkamp en wordt ook het
huis achter 't Elf Uur weer verkocht.
Twee maanden na de veiling overlijdt Arend Jan zijn tante Henriëtta
en in 1919 vertrekt Arend Jan van 't Elfuur en gaat wonen in een woning
welke hij in 1912 al had laten bouwen. Deze staat even verderop aan de
Rijksstraatweg op het bouwland van perceel 2663 en heeft ook een dubbele
woonruimte. Het huis wordt verderop deze pagina besproken onder de naam
Koekoek. Het huis zal zijn verhuurd aan Jan Christoffel Breukelman en
Anna Gesina Geerdink en zij bewandelen de omgekeerde weg en komen voor
een paar maanden op 't Elf Uur wonen, zij verhuizen op 31 maart 1919 naar
Arnhem. |
|
|
Augustus
1919 komen horlogemaker Hein Kuit en zijn echtgenote Geertruida
van der Heijden op 't Elf Uur. Het echtpaar was afkomstig van Eefde
waar ze een jaar hebben gewoond, tot april 1918 woonden zij op 't
Alink in Gorssel welke toen eigendom was van Hein zijn ouders. Het
echtpaar had al een zoontje en op 6 mei 1920 wordt dochter Maria
Geertruida geboren. Voor Geertruida van der Heijden helaas wel met
fatale gevolgen, zij is op 29 juni 1920 overleden. Op de foto hiernaast
zien wij daarom alleen maar Hein met zijn dochter. Waarschijnlijk
is de foto genomen voor het huis van Veerweg 2. In 1923 wordt de
boedel verdeeld uit het huwelijk van Hein en Geertuida en blijkt
deze o.a. te bestaan uit o.a. regulateurs, pendules, klokjes, wekkers
en horloges die in den winkel aanwezig waren.
Hein hertrouwt op 16 april 1921 met Cornelia Boerke die net als
zijn eerste vrouw uit Amsterdam afkomstig is. Uit dit huwelijk worden
geen kinderen meer geboren. Op 12 december 1923 koopt hij een perceel
bouwterrein van Willem van der Meij van de Roskam en bouwt hier
een winkelhuis waar hij uurwerken verkocht, hier zijn zij in 1924
komen wonen. Deze krijgt later het adres Joppelaan 2 en de winkel
wordt later voortgezet door de familie Braskamp. Dit huis is in
de jaren '80 afgebroken t.b.v. de uitbouw van het gemeentehuis.
Op de foto rechts Hein en Cornelia in de tijd dat zij aan de Joppelaan
woonden. Zoals gezegd was Hein horlogemaker en hij heeft de klok
in de voorgevel van het Elfuur laten schilderen welke op 11 uur
stond en nog steeds staat! |
|
|
|
In
1935 komen Hendrik Oosterveld en Johanna Alberta Koldeweij op 't
Elfuur wonen en zij beginnen er een kruidenierswinkel. Ook hadden
ze een loket waar je gehaktballen kon kopen en later verkochten
zij er ijs. Het Elfuur was een ideale plek daarvoor met de vele
mensen die langskwamen om b.v. te gaan zwemmen in het zwembad van
de Houtwal.
December 1937 komt het kersverse echtpaar Christoffel Cornelis van
Loo en Johanna Hermanna Wessels aan de andere kant wonen en begint
er een textielzaak. Hiervoor wordt de rechterkant verbouwd door
de eigenaresse Garritjen Bruggink, de weduwe van Frans Lenselink.
De familie van Loo woont er tot 1939 en verhuist dan naar een huis
aan de overkant van de rijksweg op de splitsing van de huidige Molenweg
en Elfuursweg. Op de foto hiernaast zien wij het echtpaar van Loo
op hun huwelijksdag. |
|
Daarna
komt de familie Wolters er wonen, zij beginnen er een vishandel.
Lange tijd wonen dan de families Oosterveld en Wolters op 't Elfuur.
Beide families woonde er gehuurd, zo blijkt uit een advertentie
van 1955 waarin wordt aangekondigd dat het dubbele woon- en winkelhuis
genaamd "Het Elf Uur" wordt verkocht en wordt ingezet
voor 6500 gulden en is verhuurd voor resp. 7,80 en 7,00 guldens
per week. In 1957 wordt de winkel gekocht door Henny Oosterveld,
een neefje van Hendrik, en hij gaat met zijn echtgenote (ook genaamd
Henny) aan de rechterkant van het huis wonen waar eerder de familie
Wolters woonde. Hij is afkomstig van de Slagerij in de Eesterhoek
en begint op 't Elfuur een eigen slagerij met automatiek. Zo werd
't Elfuur aan beide kanten bewoond door dezelfde familie, dat was
in de geschiedenis van het huis nog niet eerder gebeurd. |
|
|
Later kwam
er nog een cafetaria en de meeste mensen kennen het Elfuur wel als pannenkoekenrestaurant.
Anno 2023 is er nog steeds een restaurant gevestigd. |
|
1845-1855 |
Hendrik Willem Dommerhold
en Fredrika Scholten |
Eerste hoofdbewoners |
1855-1858 |
Hermanus Theodorus Graeuwert |
Hermanus Theodorus is een neefje van
Hendrik Willem en Fredrika |
1858-1868 |
Jan Willem Nikkels en Marianna Graeuwert |
Marianna is de zus van Hermanus Theodorus |
1868-1868 |
Martinus Eskes en Jacoba Maria Olijslager |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1869-1869 |
Hermen van Huffelen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1869-1872 |
Derk Jan Braakhekke en Hendrika Blaauwhand |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1872-1878 |
Jan Willem Nikkels en Marianna Graeuwert |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1878-1880 |
Harmanus Toorneman en Aaltje Klijn Velderman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1880-1882 |
Gerrit Willem Groot Velderman en Derkjen
Schoemaker |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1883-1887 |
Garritjen Tikink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1887-1894 |
Jan Willem Holmer |
Geen familie van vorige hoofdbewoonster |
1892-1894 |
Johannes Bruggeman en Hendrika Holmer |
Hendrika is de dochter van Jan Willem |
1894-1897 |
Gerrit Jan Blankena en Lammerdina Jonkman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1897-1899 |
Albert Boterman en Jenneken Slagman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1906-1919 |
Arend Jan Nikkels |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1919-1919 |
Jan Christoffel Breukelman en Anna Gesina
Geerdink |
Geen familie van vorige hoofdbewoner |
1919-1920 |
Hein Kuit en Geertruida van der Heijden |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1921-1924 |
Hein Kuit en Cornelia Boerke |
Cornelia is de tweede echtgenote van
Hein |
1929-1929 |
Dirk Tulp en Jacoba Poller |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1930-1935< |
Felix Adrianus Johannes Leltz en Gertruda
Elisabeth Kursten |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1935-1959~ |
Hendrik Oosterveld en Johanna Alberta
Koldeweij |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
|
|
|
|
Dubbele bewoning: |
|
1856 |
G. van den Anker |
Eerste bekende medebewoner |
1862-1862 |
Moses Marchand en Vrouwtje Slager |
Geen familie van vorige medebewoner |
1869-1869 |
Hermanus Bosch en Johanna Aleida Maria
Theresia Baudet |
Geen familie van vorige medebewoners |
1870-1872 |
Joseph Gosschalk Stern en Johanna Gerarda
van Borgen |
Geen familie van vorige medebewoners |
1875-1881 |
Alexander Jochems en Geesken Groot Enzerink |
Geen familie van vorige medebewoners |
1882-1887 |
Gerrit Meijer en Jacobje Brouwer |
Geen familie van vorige medebewoners |
1887-1889 |
Carel Jansen van Donzelaar en Geurtje
van Eldik |
Geen familie van vorige medebewoners |
1888-1890 |
Margaretha Heetelaar |
Geen familie van vorige medebewoners |
1892-1895 |
Karel Jansen van Donzelaar en Geurtje
van Eldik |
Geen familie van vorige medebewoner |
1895-1906 |
Jan Willem Nikkels en Arend Jan Nikkels |
Geen familie van vorige medebewoners |
1906-1908 |
Cornelis Hermanus Pruijsers en Helena
Adriana Molewijk |
Geen familie van vorige medebewoners |
1908-1910 |
Christiaan Johan Willem Grentzebach
en Fietje Martens |
Geen familie van vorige medebewoners |
1910-1912 |
Cornelis Hermanus Pruijsers en Helena
Adriana Molewijk |
Geen familie van vorige medebewoners |
1912-1919 |
Arie Hagendoorn en Paulina van Roozendaal |
Geen familie van vorige medebewoners |
1919-1919 |
Hendrik Mensink en Henders van Swieten |
Geen familie van vorige medebewoners |
1920-1921 |
Johanna Judith Verschoor-Vissers |
Geen familie van vorige medebewoners |
1921-1924 |
Johannes Jansen en Grada Johanna Beumer |
Geen familie van vorige medebewoonster |
1924-1934 |
Jan van 't Ende en Cornelia Everdina
Toorneman |
Geen familie van vorige medebewoners |
1937-1937 |
Marinus Palsenbarg en Evertjen Kösters |
Geen familie van vorige medebewoners |
1937-1939 |
Christoffel Cornelis van Loo en Johanna
Hermanna Wessels |
Geen familie van vorige medebewoners |
1940-1957 |
Gerrit Jan Wolters en Aaltje Jonkman |
Geen familie van vorige medebewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Deventerweg 27 |
|
|
|
|
Veerweg
2 |
|
|
Vanaf
juni 1914 tot september 1918 woont hier ook Jan Lodewijk Weijenberg
met zijn zoontje.
Akte 22-05-1918: betreft verkoop woonhuis "Elf Uur" te
Gorssel, sectie E nrs. 3464 en 1374. Verkoop door Arend Jan Nikkels
aan Hendrikus Kuiper, Hendrik Jan Mulder en Willem Hendrik te Hasseloo,
bakkers te Zutphen. Zij kopen ook vier bouwterreinen, twee aan de
Kunstweg (grintweg naar Dommerholt) en twee aan de Rijksstraatweg.
Hier zullen zij nieuwe huizen hebben laten bouwen.
Akte 15-06-1920: verkoop van een woonhuis gelegen achter "Het
Elfuur" te Gorssel, sectie E nr. 3648. Genoemde personen zijn
Willem Hendrik te Hasseloo, Hendrikus Kuiper, Hendrik Jan Mulder
en Arend Jan Nikkels die de woning dan mogelijk heeft teruggekocht.
Op 23-07-1920 verkopen zij ook een woonhuis op E 3650 aan Gerrit
Willem Hietkamp.
In de huisnummering
van 1921-1930 (deze is dan 153) wordt deze ook genoemd als het Elf
Uur samen met de huisnummers 151 en 152. Op huisnummer 153 wonen
dan ook Jan Brummelman (vader van Johanna Brummelman) en A. Vreeman.
De tuinman Gerrit Hendrik
Roeterdink heeft mogelijk ook in dit huis gewoond, maar niet zeker
want hij woonde anno 1969 aan de Veerweg 4. Op nummer 2 woonde toen
W. van Dijk. |
|
|
1913-1915 |
Piet van Loenen en Gerritje
Johanna Eshuis |
Eerste hoofdbewoners |
1915-1916 |
Alfred Hugo Rappard en Susanna Berendina
Zwepink |
|
1916-1917 |
Anthonie van Est en Gijsbertha Johanna
van Hameren |
|
1917-1921 |
Theodorus Johannes Hieltjes en Johanna
Theodora Zwarts |
|
1921-....... |
Gerrit Willem Hietkamp en Johanna Brummelman |
|
1928? |
Arend Vreeman en Naatje Doornink |
Medebewoners en opvolgers van Jan Brummelman? |
1951 |
J.W.E. (Jan Willem Everhardus?) Wolters |
|
1969 |
W. van Dijk |
|
|
G104a>153>260 |
|
|
|
|
Roeterdink |
|
De
eerste vermelding van deze boerderij dateert van 1382 waar het Roterdinc
als een horig erf van de heer van Wisch wordt genoemd onder de vermelding
"Wisscher lude Eschede" en met de naam van Heyn Roterdinc, hij
zal er toen waarschijnlijk gewoond hebben. In 1480 wordt de boerderij
genoemd als Roterdink. De boerderij behoorde dan tot prior en convent
"Groeten Buerloo" en en is gekocht van Bernt van Wysch en zijn
vrouw. In de pondschatting van 1492 lezen we ene Tabe de bouman is, hij
is pauper. In een akte betreffende nieuwe voorwaarden van verpachting
voor vier jaar lezen we dat het convent het goed Roterdynk te Gorssel
in 1534 verpacht heeft aan Henrick Roterdynck. Streektaalkundig gezien
zou de naam Roeterdink vertaald kunnen worden in: roet en dink. Roet betekent
in het plaatselijke dialect onkruid. Dink is heuvelachtige verhoging in
landschap, droogblijvend bij hoog water van de IJssel bij Gorssel. Naam
wordt ook geschreven als Roetering, Roteringh, Roterdynk en 't Roeterd.
Het Roeterdink te Gorssel was volgens overlevering in de Middeleeuwen
de plaats, waar ter dood veroordeelden werden opgehangen. |
|
|
Een
nog bestaande stille getuige van het erve Roeterdink is een oude
linde die ten oosten of ten zuiden aan de voorzijde van de boerderij
heeft gestaan. De Roeterdink linde is zeker 200 jaar oud en mogelijk
wel 600 jaar oud en kon wel eens de oudste linde van Gelderland
zijn. De boom is hol van binnen maar is nog gezond!
In het verpondingskohier van 1648 blijkt dat het Roeterdinck toebehoort
aan 't Predikerklooster te Zutphen en bestaat uit "tientbaar
uitgesondert 4 molder, an gesaay 28 nolder, Hof x molder, weydelandt
19,5 koeweide. Noch 2,5 mldr gesaay met ackermael met noch het heggeholt
om de kempe. Geeft jaerlix in 't geheel 209 daalder. Al met al een
flink bedrijf dus. De pacht was het hoogste van het hele kerspel
Gorssel in 1646!
In die tijd waren Gerrit Claessen Roeterinck en Aaltjen Roeterinck
de hoofdbewoners van de boerderij. Mogelijk zijn zij familie van
Henrick Roterdynck (de pachter anno 1534) maar niet duidelijk is
wie van beiden dan een nakomeling van Henrick zou zijn. Van Aaltjen
haar voorouders is überhaupt niets bekend alhoewel we verderop
in het verhaal wel een aanname doen. Van Gerrit weten wij dat hij
een zoon van ene Claes en mogelijk is dat Claess Gerraetssen die
in 1643 als doopgetuige wordt genoemd, maar dat is dus niet zeker.
Een mogelijkheid is ook dat Gerrit de broer is van Lisabeth Claessen
die getrouwd was met Claess Smeinck en op 't Smeenk in de Eesterhoek
woonden. Bij de doop van een kleinzoon van dit echtpaar in 1650
wordt Gerrit Roteringh namelijk als doopgetuige genoemd en moet
haast wel familie zijn geweest, een naaste buur was het in ieder
geval niet. Aangenomen wordt dat Gerrit op de boerderij is ingetrouwd. |
|
|
Gerrit
en Aaltjen zijn waarschijnlijk getrouwd omstreeks 1633 en hadden
in ieder geval drie dochters. De twee oudsten Geertjen en Garbrecht
trouwden met twee broers van 't Valcke in Eefde zijnde resp. Wolter
en Jan. Geertjen gaat met Wolter wonen op 't Valcke en Jan komt
naar 't Roeterdink om daar met Garbrecht en haar ouders te wonen
en uit hun huwelijk worden twee zoons geboren. Garbrecht overlijdt
niet lang daarna en Jan hertrouwt in 1667 met Marritjen Jansen en
gaat op haar ouderlijk huis Ooijtink in Almen wonen. Zus Geertjen
is al eerder overleden, dat was al in 1662. Wolter hertrouwt ook
en vertrekt naar Beunk in Epse. Op 't Valcke is de moeder van Wolter
en Jan al in 1651 hertrouwd met de jongere Harmen Dercks en na haar
overlijden hertrouwt deze Harmen in 1666 met de derde dochter Roeterdink
en dat is Claesken! En zo verhuist er opnieuw een dochter van Gerrit
en Aaltjen naar 't Valcke in Eefde waar duidelijk een band mee was.
Op de foto hiernaast zien wij Roeterdinks van 2012 poseren voor
deze boerderij ook al woonden zij er toen niet.
Uit het huwelijk van Harmen en Claesken wordt één
docher geboren. In 1669 hertrouwt Claesken met Hendrick Claessen
ten Bosch z.v. Claes Aelberts ten Bosch en Dercksken Hendericks
Schuring. Dit zal familie zijn geweest want Claes was de getuige
bij de doop van Claesken! Claes Aelberts ten Bosch was eerder getrouwd
met Garberich Gerritsen op 't Have en zij is een dochter van Cunneken
Hendriks en het is goed mogelijk dat deze Cunneken een zus van Aaltjen
Roeterdink was. In dat geval is de herkomst van Aaltjen toch te
herleiden en zou zij een dochter kunnen zijn van Henrick ten Bussche,
een kleindochter van Garrit ten Bussche en achterkleindochter van
Henrick Roterdynck, de pachter van 1534. Maar we doen hierbij wel
een paar aannames! |
|
|
|
Laten we het maar even bij feiten houden.
Uit het eerste huwelijk van Claesken wordt in 1667 een dochter geboren
en uit haar tweede huwelijk worden drie kinderen geboren. Dochter Geesken
wordt in 1670 geboren op 't Valcke, maar de zoons Jan en Albert worden
in resp. 1672 en 1675 geboren op Roeterdink. Waarschijnlijk is moeder
Aaltjen voor 1672 overleden en komt Claesken daarom terug naar Gorssel
om bij haar vader te zijn. Claesken trouwt op 13 mei 1677 voor de derde
keer, nu met Albert Willems Bijlart (Bielderman) uit Harfsen. Albert
komt naar Gorssel en gaat verder als Roeterdink door het leven en wordt
vader van vier kinderen: Henderick, Willem, Gerrit en Aeltjen. Gerrit
is vernoemd naar zijn opa die in 1680 nog wel in leven was en op de
boerderij woonde.
Willem is overleden tussen 1709 en 1713 want in het lidmatenregister
van dat jaar wordt hij niet meer genoemd. Klaasken Roeterink, bouvrouw
op Roeterink, woont dan samen haar twee jongste kinderen Gerrit en Aaltjen
op de boerderij. Ook kleindochter Anna Everts van de Kleine Muil woont
op de boerderij, zij is de meijt aan Roeterink. Dochter Aaltjen was
al in 1708 getrouwd met Jan Stevens Bleeckman die waarschijnlijk ook
op de boerderij woonde maar pas in 1718 wordt ingeschreven als lidmaat
van de kerk in Gorssel. Waarschijnlijk zijn Aaltjen en Jan in 1715 verhuisd
naar de Roskam in het dorp waar Jan herbergier was. Zij maakten toen
plaats voor Gerrit Roeterdink die op 12 april 1715 trouwde met Willemken
Klaassen Bronsink en met haar op de boerderij ging wonen. Uit dit huwelijk
worden zes kinderen geboren in de periode 1716-1729. Van geen van de
zes kinderen noch van Gerrit en Willemken wordt na deze periode iets
vernomen en we hebben het vermoeden dat de familie is vertrokken van
't Roeterdink of nog erger.
Op 5 april doet Philips Jansen, bouwman op Roeterinck, belijdenis. Hij
is op 6 juni 1732 getrouwd met Hendersken Albert Wiltink en zij zullen
toen op 't Roeterdink zijn gaan wonen en Gerrit en Willemken hebben
opgevolgd. Philip is de zoon van Jan Stevens Roskam en Aaltjen Alberts
Roeterinck en dus een neefje van Gerrit Alberts Roeterinck. Hendersken
is een dochter van Albert Wiltink die van oorsprong een Roeterdink is,
hij is namelijk in 1675 geboren als zoon van Henderick en Claesken Roeterinck.
Philip en Hendersken waren dus neef en nicht en uit hun huwelijk worden
geen kinderen geboren. Op 12 februari 1735 hertrouwt Philip met Teunisken
Wolferink en uit dit huwelijk worden wel kinderen geboren, negen in
getal waarvan de jongste waarschijnlijk kort na zijn/haar geboorte in
1751 overlijdt. De andere acht groeien op en trouwen en wonen o.a. op
Klaphekke (Jan), Reuvekamp (Geertjen), Dommerholt (Harmken), Boschloo
(Gerrit) en Groot Bentink (Willem). Op de laatst genoemde boerderij
gaat Philip ook wonen, hij maakt waarschijnlijk plaats voor zoon Albert
die op 9 juli 1769 trouwt met Jenneken Lentink. Ruimte moest er komen,
want uit dit huwelijk worden maar liefst tien kinderen geboren. Ook
de meeste van deze kinderen komen goed terecht en zien we terug op deze
website zoals zoon Antonij op 't Gier en dochter Alberdina op 't Dijker.
Twee andere dochters blijven op Roeterdink wonen. Allereerst dochter
Geesken die in 1803 trouwt met Teunis Roeterdink van 't Klaphekke waarnaartoe
zij waarschijnlijk in 1805 zijn verhuisd.
Volgens een pachtcedul van 25 november 1811 blijkt Albert pachter van
het erve en goed Roeterdink en hij verklaart deze dan in huur te accepteren
voor 155 guldens, hij pacht deze van het Geestelijke Rentambt te Zutphen.
Garrit Valkeman en broer Garrit Roeterding staan borg voor betaling
van de pacht. Op dezelfde dag wordt een pachtcedul opgesteld voor het
Wolferink en ook hier staan Garrit Valkeman en Garrit Roeterdink borg,
de pacht daarvoor was 102 guldens. Dat is wel een bijzonder gegeven
omdat Wolferink al een aanzienlijke boerderij was en Roeterdink op basis
van deze informatie zelfs nog groter moet zijn geweest. Op 23 december
1814 overlijdt Albert op 71-jarige leeftijd en jongste dochter Wendeliena
trouwt kort daarna op 10 februari 1815 met Albert Roeterdink van Groot
Bentink. Op 16 juli 1815 wordt dochter Wendeliena geboren en kort daarna
overlijdt moeder Wendeliena op 5 augustus 1815. Datzelfde jaar vertrekt
Jenneken Lentink naar boerderij Vaarneman in Epse waarschijnlijk samen
met haar ongehuwde zoons Gerrit en Hendrik. Zij is hier op 14 mei 1829
overleden.
Albert blijft dan alleen achter met zijn dochtertje Wendeliena en hertrouwt
op 21 maart 1816 met Janna Dam, ook wel Ziemelink (Siemelink) en Keukelenberg
genoemd. Zijn dochter Wendeliena overlijdt op 7 maart 1817 op boerderij
Roeterdink en met haar overlijden wordt de boerderijnaam Roeterdink
voor de laatste keer genoemd in de burgelijke stand. Na het overlijden
van zijn echtgenote en dochtertje Wendeliena zal Albert maar al te graag
van de boerderij zijn vertrokken wat hij snel doet want op 8 april 1817
wordt dochter Wendelina geboren in Epse. Dit gebeurt op het erve Dijkman
(Klein Bussink) waar Albert en Janna zijn gaan wonen. De boerderij Roeterdink
is daarna onbewoond. Op 23 juni 1820 wordt bouwland de Speldenakker
voor 247 gulden verkocht aan Gerrit Groot Bentink (eigenlijk Roeterdink)
van Groot Bentink en wordt gemeld dat deze toebehoorde aan het erve
Roeterdink welke waarschijnlijk eerder dat jaar zal zijn afgebroken
in opdracht van Hendrik Jan Wijers van 't Walle die de grond met de
vervallen boerderij had gekocht. Met stenen wordt in Joppe een nieuwe
boerderij gebouwd welke de naam Nieuw Roeterdink krijgt. In 1821 staat
het huisnummer 11 van het erve Roeterdink niet meer geregistreerd in
de personele omslag.
|
|
|
Kaart 1809 met rechts
het erve "Roetering". Uit een akte van 1811 blijkt dat
zij de boerderij pachten van het Geestelijke Rentambt te Zutphen
en blijken de Roeterdinks dus geen eigenaar van de boerderij te
zijn geweest, zij hebben de boerderij dus gepacht. Dat was oorspronkelijk
ook het geval met Vaarneman en Dijkman in Epse.
Het vroegere huisperceel
van Roeterdink hoort op de kadastrale kaart van 1832 bij 't Walle.
Verderop, naar de IJssel, hebben de erven Roeterdink dan nog verschillende
percelen bouw- en weiland en nog een heideveld. Bij de markeverdeling
van de marke Gorssel in 1849 waren aan 't Roeterdink nog 1,5 wharen
verbonden, de meeste van heel Gorssel. Het geeft aan wat voor
een voorname boerderij dit is geweest.
|
|
|
Egbert
Stormink van Nieuw Walle en Willem Hendrik Makkink van 't Walle hebben
in 1936 bij graafwerk voor de de rondweg om Gorssel nog duidelijk resten
van de fundering gezien. Klaas Stormink (de vader van Egbert en toen eigenaar)
liet toen de grond bij de oude boerderij afgraven voor ophoogzand. Er
zat wel 1,5 meter zwarte grond op welke in de naaste put werd gedeponeerd.
Bij de oude lindeboom kwam heel veel puin tevoorschijn waaronder kloostermoppen
wat duidt op een oud bouwwerk en waarschijnlijk is de boerderij nog wel
veel ouder dan de eerste vermelding van de 15e eeuw! |
|
1633-1680> |
Gerrit Claessen Roeterinck
en Aeltjen Roeterinck |
Eerste hoofdbewoners van
dit overzicht |
1662-1667 |
Jan Jansen Valkeman-Roeterinck en Garbrecht
Gerrits Roeterinck |
Garbrecht is de dochter van Gerrit en
Aeltjen |
1671-1676 |
Henderick Claessen ten Bosch-Roeterinck
en Claesken Gerrits Roeterinck |
Claesken is de dochter van Gerrit en
Aeltien en zus van Garbrecht |
1677-1727> |
Albert Willems Bijlart-Roeterinck en
Claesken Gerrits Roeterinck |
Albert is de tweede (eigenlijk derde)
echtgenoot van Claesken |
1708-1715 |
Jan Stevens Bleckman en Aaltjen Alberts
Roeterinck |
Aaltjen is de dochter van Albert en
Claesken |
1715-1732~ |
Gerrit Alberts Roeterinck en Willemken
Klaassen Bronsink |
Gerrit is de zoon van Albert en Claesken
en broer van Aaltjen |
1732-1734 |
Philip Jansen Roeterdink en Hendersken
Alberts Wiltink |
Philip is de zoon van Jan en Aaltjen
en een neefje van Gerrit |
1735-1769~ |
Philip Jansen Roeterdink en Teunisken
Arents Wolferink |
Teunisken is de tweede echtgenote van
Philip |
1769-1815 |
Albert Philips Roeterdink en Jenneken
Alberts Lentink |
Albert is de zoon van Philip en Teunisken |
1803-1805 |
Teunis Roeterdink en Geesken Roeterdink |
Geesken is de dochter van Albert en
Jenneken |
1815-1816 |
Albert Roeterdink en Wendeliena Roeterdink |
Wendeliena is de dochter van Albert
en Jenneken en zus van Geesken |
1816-1817 |
Albert Roeterdink en Janna Dam |
Janna is de tweede echtgenote van Albert |
|
|
Met
de stenen van de in 1820 afgebroken boerderij wordt er in Epse een nieuw
boerderijtje gebouwd die de naam Klein c.q. Nieuw Roeterdink krijgt. Overigens
wordt de boerderij al ingetekend met perceel 23b op de pre-kadastrale
kaart van 1818 van Joppe en zal de boerderij dus al twee jaar eerder zijn
gebouwd en zal het oude Roeterdink in 1818 zijn afgebroken, maar nadat
deze in 1818 ook nog op de pre-kadastrale kaart van Gorssel was ingetekend.
De boerderij werd bewoond door Jan Nijkamp en Zwaantjen Krimpert en zij
leenden in 1820 geld van Maria Roeterdink, dochter van Albert Roeterdink
en Jenneken Lentink. Mogelijk had Maria geld over uit de verkoop van de
landerijen van het erve Roeterdink. In 1825 dragen zij de boerderij in
eigendom over aan jongste zoon Jan Nijkamp. Een andere zoon is Lammert
Nijkamp die in 1817 getuige was bij de aangifte van de geboorte van dochter
Wendelina van Albert Roeterdink en Janna Dam in Epse, er bestond toen
dus al een relatie tussen de families. Eerder woonde de familie Nijkamp
nog op nabijgelegen erve Nijkamp (ook wel Nieuwkamp, tegenwoordig Vuurslag)
waar Jan Nijkamp in 1821 nog wordt geregistreerd in de personele omslag,
betreft huisnummer 118. |
|
|
Dit
betreft veldgrond van Jan Tuitert (getrouwd met Jenneken Oostenenk)
en zijn schoonzuster Derkjen Oostenenk (weduwe van Derk Tuitert).
Het eerste echtpaar woonde op het erve Tjoonk en het tweede echtpaar
op het erve Dijkman, allebei in Epse (tegenwoordig Joppe). Op
het gelijknamige maar ander erve Dijkman in Epse woonde ook Albert
Roeterdink, een vroegere schoonzoon van Albert Roeterdink en Jenneken
Lentink. Hij was namelijk eerder getrouwd met Wendeliena Roeterdink
en woonde met haar bij zijn schoonouders op het erve Roeterdink.
Opvallend is dat eerder genoemde Maria Roeterdink na haar huwelijk
in Diepenveen woonde maar dat haar dochter Jenneken in 1813 op
Roeterdink is geboren. Afijn, met Maria en Albert Roeterdink zijn
er dus contacten naar de familie Nijkamp en deze contacten zullen
tot de boerderijnamen Klein en Nieuw Roeterdink hebben geleid.
Mogelijk zijn bij de eerste bouw van Klein Roeterdink de stenen
van het oude afgebroken Roeterdink gebruikt en is daarom de naam
Klein Roeterdink gebruikt. Bij de nieuwbouw met betere nieuwe
stenen kan dan de naam Nieuw Roeterdink zijn ontstaan. Maar aannemelijker
is het dat het één boerderij is geweest met de namen
Klein en Nieuw Roeterdink. |
|
|
|
Mooi is het
om te zien dat voor de boerderij weer lindebomen staan zoals dat ook met
het oorspronkelijk erve Roeterdink in Gorssel het geval is geweest. De
boerderij stond dichtbij het erve Veldzicht van de familie Dijkerman
en was gelegen aan de Dommerholtsweg. In 1993 is de boerderij afgebroken
en was het definitief gebeurd met de boerderijnaam Roeterdink in Gorssel,
maar gelukkig zijn er zijn er tegenwoordig nog veel inwoners die de familienaam
Roeterdink dragen! |
|
|
Armenhuis |
|
In het verpondingskohier
van 1646 wordt er in Gorssel al gesproken over een huis voor "d'
Armen tot Gorssel" met de naam St. Annenstede. Dit is echter niet
het huis welke wij hier bespreken. Beide huizen zullen waarschijnlijk
van de kerk zijn geweest, het latere huis welke wij hier bespreken was
dat zeker. Het is niet bekend waar St. Annenstede heeft gestaan, het Armenhuis
staat aan de huidige Prinsenstraat. |
|
|
Eerste bewoners zijn Jan Vosselman
en Hilleken Klein die afkomstig waren van de overkant van de weg,
ze woonden namelijk op 't Ravennest. Op 12 december 1908 verhuizen
zij naar het Armenhuis waar Jan korte tijd later op 22 maart 1909
overlijdt waarna Hilleken op 2 juni verhuist naar Eibergen.
Later dat jaar zullen Derk Jan Koop
en Fenneken Dikkers in het Armenhuis zijn komen wonen, zij waren
afkomstig van de Grote Kap op de Eesterbrink. Ze wonen er maar
met z'n tweeën, maar het huis is groot genoeg voor meer mensen
en is ingericht voor dubbele bewoning. In 1910 komen dan ook Albertus
Philippus Hietbrink en Jantje Bosma in het huis wonen met hun
dochter Manda Albertha en op 6 april 1913 komt daar dochter Tjitske
bij die dan wordt geboren. In september-oktober 1913 komen er
nog meer mensen in huis want dan komen Dirk Haarman en Geertruida
ter Velde en hun vier kinderen er wonen. Volgens het bevolkingsregister
wonen zij dan in bij de familie Hietbrink, ook al is tien mensen
in het woongedeelte moeilijk voor te stellen. Het zal echter van
korte duur zijn geweest want op 13 januari 1914 verhuist de familie
Hietbrink naar Deventer.
In mei 1914 komt Jan Koop, kleinzoon van een broer van Derk Jan,
bij het echtpaar Koop komt wonen. Fenneken Dikkers vertrekt op
12 januari 1918 naar Zuidlaren alwaar zij wordt opgenomen in krankzinnigengesticht
Dennenoord waar zij op 15 juli 1920 overlijdt. Op 31 mei 1919
was Derk Jan al verhuisd naar de buren op Groeneveld waar ook
familie van hem woonde.
|
|
|
De
vrije plek van de familie Koop wordt op 31 mei 1919 ingenomen door
Harmanus Scholten en Tonia Enterman en hun ongehuwde zoon Egbert
Willem die al in verschillende huizen in Gorssel gewoond hebben.
Op 7 mei 1930 overlijdt Harmanus en Tonia verhuist op 29 december
1938 naar Zutphen. Zoon Egbert Willem blijft er nog wel wonen tot
waarschijnlijk 1945. Hij bleef vrijgezel en woonde later als kostganger
bij de familie Onstenk aan de Markeweg 4, de foto hiernaast is daar
gemaakt. Eppie werkte als koetsier en stoker bij de Roskam en is
daar in de kelder onwel geworden. Hij is in 1967 overleden en woonde
toen bij de familie Onstenk aan de Markeweg. Eerder dat jaar overleed
zijn goede vriend Gradus Jansen van de Duizend Vreezen en Eppie
heeft toen gezegd "Gradus heeft mij verraden" waarbij
hij dus bedoelde dat Gradus hem in de hemel had verraden waarna
ze hem kwamen halen.
In de jaren '20 en '30 was het aan de andere kant van het huis nog
een komen en gaan van gezinnen, zie het bewonersoverzicht hieronder.
Na het vertrek van de familie Haarman in 1922 wonen hier nog de
families Klein Velderman, Rouwenhorst, Nijenhuis en Wolters. |
|
|
|
|
|
Op 10 mei 1941 vraagt de Diaconie
der Ned. Herv. Kerk vergunning aan voor het verbouwen van de woning
welke aan den toenmalige Enkweg was gelegen. Het huis was duidelijk
ingericht voor dubbele bewoning maar werd nu meer geschikt gemaakt
voor enkele bewoning. Er waren twee keukens waarvan er één
werd omgebouwd naar een grotere woonkamer door de twee bedsteden
die er waren weg te halen. Op deze plek aan de linkerzijde van
het huis wordt een groot raam gebouwd voor meer licht in de woonkamer.
De gemeenschappelijke stallen worden verwijderd en ook het deel
aan de linkerkant komt te vervallen waardoor er ruimte ontstaat
voor een nieuwe slaapkamer en een bijkeuken.
Ondanks dat de woning lijkt te zijn
omgebouwd voor enkele bewoning blijft het huis wel door twee gezinnen
bewoond. Ze hadden ieder een aparte ingang aan de achterzijde
van de woning, daar gingen ze het huis naar binnen.
|
|
|
Op
1 september 1945 trouwen Hendrik Willem Smeenk en Catharina Koetsier,
zie bijgaande foto. Het echtpaar gaat aan de linkerkant van het
huis wonen. Uit hun huwelijk worden twee meisjes geboren: Diny en
Gerry. Hendrik Willem was melkboer van beroep en zat ook bij de
reservepolitie en de vogelvereniging. Hij was ook conferencier en
stond daarmee bekend als "Willem uut Gorssel". Hij leed
aan MS waardoor het lopen steeds moeilijker ging en daardoor verhuisde
het echtpaar circa 1974 naar een aangepaste woning aan de Ruiterweg
in Gorssel. Hierna komt de familie de Jong op het Armenhuis wonen.
Egbert Jan Wolters en Hendrika Willemina Wassink hebben ook een
lange tijd aan de andere kant op het Armenhuis gewoond. Zij zijn
er omstreeks 1935 komen wonen en hadden geen kinderen. Het echtpaar
woont er tot 1964, Engbert Jan is toen verongelukt bij het oversteken
van de rondweg bij de Groeneweg en Rika is zes weken daarna overleden
in het verzorgingstehuis. Hun plek aan de rechterzijde van het huis
wordt ingenomen door Diny Smeenk (oudste dochter van Willem en Catrien)
en haar echtgenoot Jan Bruil die nog als dienstknecht op 't Walle
heeft gewerkt. Zij noemen hun kant van het huis de Beitelkamp naar
de naam van het stuk grond welke naast het huis gelegen was in de
driehoek van de wegen tussen de Prinsenhof, het Ravennest en het
boerderijtje van de familie Boterman. Deze grond was eigendom van
de familie Nieuwenhuis van 't Klaphekke.
In 1977 vertrekt het echtpaar met hun drie zoons naar Bathmen en
komt de familie Zuidema er wonen. Ook zou er op het Armenhuis ene
"Tone Potlanderkop" hebben gewoond, maar onduidelijk is
wie hij was en wanneer hij er woonde.
|
|
|
|
1908-1909 |
Jan Vosselman en Hilleken
Klein |
Eerste hoofdbewoners |
1909-1919 |
Derk Jan Koop en Fenneken Dikkers |
Geen familie van vorige hoofdbewoners,
afkomstig van de Grote Kap |
1919-1938 |
Harmanus Scholten en Tonia Enterman |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners
|
1919-1945 |
Egbert Willem Scholten |
Egbert Willem is de zoon van Harmanus
en Tonia |
1945-1974~ |
Hendrik Willem Smeenk en Catharina Koetsier |
Geen familie van vorige hoofdbewoner |
|
|
|
|
Huidig adres: Prinsenstraat 1 |
|
|
|
|
1910-1914 |
Albertus Philippus Hietbrink en Jantje
Bosma |
Eerste medebewoners, afkomstig van Dorrewold |
1913-1922 |
Dirk Haarman en Geertruida ter Velde |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1922-1924 |
Johan Klein Velderman en Janna Groot
Bluemink |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1924-1927 |
Jan Rouwenhorst en Dina Haarman |
Dina is de zus van Dirk Haarman |
1927-1929 |
Jan Rouwenhorst en Garritjen Dijkman |
Garritjen is de tweede echtgenote van
Jan |
1929-1935~ |
Gerrit Herman Nijenhuis en Johanna Elizabeth
Lenderink |
Geen familie van de vorige medebewoners,
wel is Gerrit Herman familie van Derk Jan Koop en de broer van Jan
Willem op Groeneveld |
1935-1964 |
Egbert Jan Wolters en Hendrika Willemina
Wassink |
Geen familie van de vorige medebewoners,
omstreeks 1935 komen wonen (aangenomen) |
1964-1977 |
Jan Bruil en Diny Smeenk |
Diny is de dochter van Hendrik Willem
Smeenk en Catharina Koetsier |
|
|
|
|
Huidig adres: Prinsenstraat 3 |
|
|
|
|
Ravennest |
|
Het huis
wordt ook wel Halfweg genoemd, waarschijnlijk doordat deze halverwege
de postroute van Zutphen naar Deventer is gelegen. Kadastraal perceel
E333 anno 1832 bestaat uit huis en erf en is eigendom van weduwe Gerrit
Azink (Jenneken Olthof) of van weduwe Gerrit Alink (Johanna Geertruida
Beltman). De naam staat geschreven als Azink, maar het zal de weduwe van
Gerrit Alink zijn geweest, want hun zoon Gerrit Alink en schoondochter
Maria Harmsen zijn de eerste bekende hoofdbewoners. Zij wonen anno 1823
op Olthof in Gorssel en in 1825 wonen ze in een nieuw ongenummerd huis
wat 't Ravennest zal zijn. Zij zullen dus tussen 1823 en 1825 dit huis
hebben gesticht, het huis zou zijn gebouwd in 1825. Mogelijk werkte Hermanus
Scholten er als tapper, maar dat kan ook op 't Klaphekke zijn geweest. |
|
|
Op 27 juni 1831 wordt Gerrit Alink
in een vergadering van de Marke Gorssel genoemd als eigenaar van
het Halfweg. Tevens als ongewaarde en dagloner.
Anno 1836 staan er twee personen
genoteerd en onder "ongen."' staan aanhalingstekens,
het lijkt erop dat deze twee personen samen in één
ongenummerd pand wonen. Deze personen zijn Jan Willem Scholten
(Zandscholten red.) & Hendrikus Schutte. Gerrit Alink wordt
op een regel eronder apart genoemd en zou dan al zijn vertrokken
van 't Ravennest? Jan Willem is dan waarschijnlijk in het gedeelte
van Gerrit Alink gaan wonen aangezien Hendrikus in 1841 nog op
't Ravennest woont met huisnummer 24-2.
Anno 1841 wonen Gerrit Alink en Maria
Harmsen op het huisnummer 9 aan de huidige Hoofdstraat. Zij zullen
dus voor 1841 zijn verhuisd. Mogelijk zijn Lambertus Oosterkamp
en Jenneken Janssen hun opvolgers en is de familie Alink in 1839
verhuisd. Lambertus en Jenneken kopen op 28 augustus 1843 het
daghuurdersplaatsje Eikelboom, maar kunnen er pas gaan wonen omdat
de familie Wunderink het tot 22 februari 1845 heeft gepacht heeft.
De beide families ruilen dan van woning.
Hoofdbewoners anno 1856 op huisnummer 24: Hendrik Jan Wunderink
en Janna Geltink. Zij woonden er al in 1846 en woonden er mogelijk
al in 1845. Zij zijn afkomstig van de Eikeboom en hebben geruild
met Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen. Op 23 februari 1846
overlijdt Hendrika Weijers, weduwe van Arend Geltink en moeder
van Hendrika.
|
|
|
Op
17 oktober 1851 trouwen Willem Derk Jansen en Gerritjen Meijer. Gerritjen
is geboren op de Prins en zij is de kleindochter van Harmen Meijer die
op Bartels Hofstede heeft gewoond. Willem Derk is de onechte zoon Geertruij
Jansen die later trouwde met Bernardus Jansen, een neef van Gerrit Alink.
Net als Bernardus Jansen en Gerrit Alink wordt Willem Derk Jansen ook
kleermaker van beroep. Er worden vier kinderen op 't Ravennest geboren
waarvan één levenloos. Omstreeks 1860 verhuist het echtpaar
naar het boerderijtje van de begraafplaats. |
|
Op 5
oktober 1887 verkoopt Harmen Leunk van de Morrenhof aan Mannes Schutte
voor 800 gulden de volgende onroerende goederen gelegen in den Enk
met de kadastrale nummers: E 332 hakhout thans gedeeltelijk bouwland,
E 334 thans tuin en bouwland, E 335 hakhout, E 336 bouwland en akkerheg,
E 2269+2270+2271 huis en erf. Dat er voor het huis en erf drie kadastrale
percelen zijn, heeft mogelijk te maken met de drie verschillende
wooneenheden. Mogelijk werkten de dagloners van 't Ravennest vaak
op de Morrenhof en was 't Ravennest een arbeiderswoning van de Morre.
De kadastrale kaart
hiernaast is van 1832 en daarop zijn de percelen 332, 334, 335 en
336 te zien. Perceel 333 is van het huis welke later zal zijn opgedeeld
in de kadastrale percelen 2269, 2270 en 2271. Feitelijk is 't Ravennest
hiermee wel te vergelijken met de Duizend Vreezen welke van oudsher
ook een herberg was en later een daglonerswoning met vijf woongedeelten
behorende bij boerderij Boonk in Eefde. |
|
|
|
Op 28 april 1888 trouwt Hendrika Schutte
(dochter van Mannes en Johanna en geboren en getogen op 't Ravennest)
met Harmen Hazewinkel die al vanaf 1879 als dientknecht op 't Walle
woonde en werkte. Het echtpaar gaat wonen bij de ouders van Hendrika
op huisnummer 42-2 maar dat was natuurlijk wel krap, zeker als op 30
maart 1889 zoon Albert Jan wordt geboren. Er komt daardoor een bewoners
carousel op gang, want Mannes en Johanna verhuizen naar het hoofdgedeelte
met huisnummer 42 welke in 1890 wijzigt naar 92. Het echtpaar Boterman
die daar woonde verhuist (noodgedwongen?) naar de huidige Zutphenseweg
en dat geldt ook voor de familie Termaat van huisnummer 42-3 die daar
in het boerderijtje bij de begraafplaats is gaan wonen. Harmen Hazewinkel
is geboren op de Moespot als zoon van Hendrik Jan Hazewinkel en Aaltjen
Boers. Zijn moeder was eerder getrouwd met Hendrik Schoemaker en die
was weer eerder getrouwd met Jenneken Tuitert en al deze mensen woonden
op de Moespot.
Na het overlijden van Mannes Schutte worden
op 5 maart 1891 worden zijn bezittingen gescheiden en verdeeld over
zijn echtgenote en drie kinderen. Daartoe behoort een huis en erf, hakhout
en bouwland kadastraal bekend in secties E 2269, 2270, 2271, 2744 en
2745 samen groot een halve hectare en geschat op een waarde van 1000
gulden. Laatste bewijs van eigendom van onroerend goed is een akte van
verkoop en koop d.d. 05-10-1887 opgemaakt door notaris Jonckheer te
Gorssel. Daar tegenover staat een schuldvordering van 700 gulden ten
behoeve van Heintje Brummelman te Zutphen. Zoon Gerrit Jan neemt de
schuld, de rente daarover en de lichamelijke goederen van zijn vader
over. Tevens verplicht hij zich om zijn moeder Johanna Olthof levenslang
in huis te nemen en te verzorgen en wordt eigenaar van 't Ravennest.
|
|
Eind
1899 komt Willemina Schoemaker op het Ravennest wonen met haar zes
kinderen. Ze is dan net een jaar weduwe na het overlijden van haar
echtgenoot Hendrik Jan Korenblik. Met hem woonde zij op Loobult
op de Eesterbrink en de Kleine Muil in de Eesterhoek. Ook haar moeder
Derkjen Schoemaker, zelf weduwe van Gerrit Willem Groot Velderman,
komt naar 't Ravennest en kan zo haar dochter helpen met het opvoeden
van de zes kinderen. Door het overlijden van de jongste en het uitvliegen
van de oudsten bleef echter uiteindelijk nog maar de zorg voor twee
kinderen en dat was beter te doen voor Derkjen die inmiddels ook
al de 70 gepasseerd was.
Derkjen heeft een enorm druk leven achter de rug. Ze was eerst getrouwd
met Jan Slagman en woonde met hem in Eefde, Wierden en Goor waar
Jan in 1862 overleed. Derkjen komt daarna terug naar Gorssel en
woont met haar kinderen twee jaar in Eefde waar dochter Willemina
nog wordt geboren, overigens niet als dochter van Jan Slagman. Vanaf
1864 woont en werkt Derkjen alleen als dienstmeid in diverse boerderijen
in Epse, Almen, Eefde en Gorssel waar zij werkt op 't Walle en uiteindelijk
op de Borghte waar zij vijf jaar heeft gewerkt. In 1875 hertrouwt
Derkjen dan met weduwnaar Gerrit Willem Groot Velderman en gaat
bij hem in Epse wonen. In 1880 verhuizen zij dan naar 't Elfuur
in Gorssel en vanaf 1883 wonen zij in het tolhuis in Joppe waar
Gerrit Willem in 1895 is overleden.
Derkjen heeft dus veel meegemaakt en is veel verhuisd, maar vind
op 't Ravennest haar welverdiende rust. Ze overlijdt er op 16 februari
1919 en heeft er dus bijna 20 jaar gewoond. Overigens is Derkjen
een halfzus van Harmen Hazewinkel die eerder op 't Ravennest woonde.
Na het overlijden van Derkjen verhuist Willemina Schoemaker op 19
april naar 1919 en komen Hendrik Jan Grooteboer en Berendina Oosterkamp
in het huis wonen. |
|
|
|
In
1969 wordt er niemand op Prinsenstraat 6 geregistreerd en in 1980 wordt
deze geregisteerd als 2e woning. Mogelijk van dominee Dijkstra uit Rotterdam,
hij woonde er
alleen in het weekend en in de vakantie. |
|
1825-1835~ |
Gerrit Alink en Maria Harmsen |
Eerste hoofdbewoners |
1835-1839 |
Jan Willem Zandscholten en Janna Wassink |
Afkomstig van het andere gedeelte |
1839-1845 |
Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen |
Het echtpaar vertrekt naar de Eikeboom |
1845-1860 |
Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink |
Het echtpaar is afkomstig van de Eikeboom
en verhuist waarschijnlijk in 1860 naar Draaijer |
1861-1870 |
Garrit Hendrik Nekkers en Johanna Alberta
Noteboom |
Bewoners van huisnummer 24>42>92,
afkomstig van de Elshof |
1870-1875 |
Albert Boterman en Johanna Alberta Noteboom |
Albert is de tweede echtgenoot van Johanna
Alberta, ze verhuizen in 1875 naar het boerderijtje bij de begraafplaats |
1875-1889 |
Hendrik Jan Boterman en Jenneken Slagman |
Blad gaat over van huisnummer 42>92>159
= Zutphenseweg 34. Het echtpaar zal daar eind 1889 naartoe zijn verhuisd. |
1889-1916 |
Mannes Schutte en Johanna Olthof |
Afkomstig van huisnummer 93 |
|
|
|
1827-1835 |
Jan Willem Zandscholten en Janna Wassink |
Mogelijke eerste medebewoners, getrouwd
op 05-10-1827. Ze nemen in 1835 de plaats van Gerrit Alink in? |
1835-1852 |
Hendrikus Schutte en Fredrika Maria
Palsenberg |
Het echtpaar woont vanaf 1841 op huisnummer
24-2, maar woonden er al eerder |
1852-1860 |
Willem Derk Jansen en Gerritjen Meijer |
Bewoners van huisnummer 24-2>42-2 |
1861-1889 |
Mannes Schutte en Johanna Olthof |
Bewoners van huisnummer 24-2>42-2>93
maar zij gaan in 1889/1890 wonen op 92 waarschijnlijk nadat de familie
Boterman daar is vertrokken |
1888-1894 |
Harmen Hazewinkel en Hendrika Schutte |
Hendrika is de dochter van Mannes en
Johanna = huisnummer 93 |
1895-1898 |
Gerritje Heuvelink |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1900-1938 |
Gerrit Jan Schutte en Fredrika Bussink |
Gerrit Jan is de zoon van Mannes en
Johanna |
1905-1908 |
Jan Vosselman en Hilleken Klein |
Ze wonen op huisnummer 115. Afkomstig
van boerderijtje bij de begraafplaats en verhuizen 12-12-1908 naar
huisnummer 114a = Armenhuis. |
|
|
|
1830 |
Hendrik Jonker en Berendina Nijveld |
Mogelijk medebewoners |
1835 |
Geertruij Wassink |
Geertruij is de ongehuwde zuster van
Janna Wassink. Haar zoontje Hendrik Jan is er 15 maart 1835 overleden. |
1839-1841 |
Teunis Hagens en Willemina van der Meij |
Ze vertrekken naar de Kleine Kap |
1855-1857 |
Berend Jan Hagens en Margrietha Hoebrink |
Bewoners van huisnummer 24-3>42-3>94. |
1857-1890 |
Jan Termaat en Hendrika Johanna Holmer |
Geen familie van vorige bewoners. Het
echtpaar verhuisd in 1889 of 1890 naar het boerderijtje bij de begraafplaats,
huisnummer 166 i.p.v. 94 op het blad. |
1890-1892 |
Gerritjen Peters |
Huisnummer 94 |
1893-1894 |
Gerrit Jan Boterman en Bartha Toorneman |
Gerrit Jan is de zoon van Albert en
Johanna Alberta |
1894-1899 |
Karel Schepers en Hendrika Maria Albertha
Weultjes |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1899-1919 |
Willemina Schoemaker en moeder Derkjen
Schoemaker |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners,
maar Derkjen is wel een halfzus van Harmen Hazewinkel (dit goed uitzoeken,
wellicht eigenaar?) |
1919>1930 |
Hendrik Jan Grooteboer en Berendina
Oosterkamp |
Geen familie van de vorige hoofdbewoonster |
1938-....... |
Pieter de Boer en Geertruida van Oostveen |
|
1951 |
Johannes Hertgers en Hentje ........
(Hendrika Aleida Maalderink?) |
|
|
|
24-3>42-3>94>114>124>176>292>387 |
|
Huidig adres: Prinsenstraat 6 |
|
|
|
|
Velderhof |
|
Het boerderijtje
Velderhof ligt net buiten het dorp Gorssel aan de huidige Prinsenstraat.
Eerste vermelding is van 1675 als "Aelbert Vellerhoff en Jenneken
ehel. haere dochter Berentjen laeten doopen". Albert en Jenneken
waren in 1670 getrouwd en zijn waarschijnlijk toen al op het Velderhof
komen wonen. Zij woonden bij hun huwelijk in Gorssel maar komen resp.
uit Dorth (van 't Hull) en Harfsen (van 't Else). Er worden in de periode
1677-1688 nog vijf kinderen geboren, één daarvan is zoon
Garrit. Hij trouwt in 1710 met Geertjen Hendriks die ook uit Harfsen afkomstig
is. Het echtpaar woont waarschijnlijk na hun huwelijk eerst kort op 't
Dijkerhof waar in 1711 dochter Henders wordt geboren. Zij verhuist in
1732 naar Geesteren en trouwt daar in 1748 als jonge dochter van Gerridt
Velderman die dan nog in Gorssel woonachtig is. Maar er zijn geen andere
kinderen van Garrit en Geertjen bekend dus moet er iemand anders komen
als opvolger. |
|
|
Jan
Hendriks Struik en Henders Driessen trouwen op 17 januari 1732 in
Gorssel maar komen ook van elders, Jan uit Holten en Henders uit
Laren. Zij zien het wel zitten om het boerderijtje van Garrit en
Geertjen voort te zetten. Er worden drie kinderen geboren dus is
de opvolging geen probleem. Uiteindelijk zullen de volgende generaties
185 jaar lang op 't Velderhof blijven wonen!
Oudste dochter Derkjen is van de eerst volgende generatie. Echtgenoot
Teunis komt alweer niet uit Gorssel, hij is een geboren Oonk van
Harfsen maar neemt zoals te doen gebruikelijk de naam Velderhof
aan ook wordt hij nog wel als Theunis Oonk op 30 maart 1760 ingeschreven
in het lidmaten register. Derkjen en Teunis trouwden een jaar eerder
en zeker vier kinderen worden er uit hun huwelijk geboren waarvan
drie dochters.
Dochter Janna trouwt twee keer en haalt beide mannen van elders.
Zij trouwt in 1786 met Teunis Schuitert uit Holten en hertrouwt
na diens overlijden op 1 oktober 1797 met Berend Velderman uit Hengelo
(Gelderland, dat dan wel). Janna wordt moeder van 11 kinderen, waarvan
er 7 van Teunis zijn en 4 van Berend. De kinderen krijgen bij de
doop de familienaam van de vaders waardoor de familienaam Velderhof
van de boerderij verdwijnt. Janna had nog wel een broer Peter, maar
waarschijnlijk is hij jong overleden en heeft hij niet voor nageslacht
gezorgd, de familienaam Velderhof van origine Gorssel is daarmee
voorgoed verdwenen. |
|
|
Bijgaande
afbeelding was al te zien bij het verhaal over 't Boschloo. De man
rechts is namelijk Gerrit Boschloo die kribmeester was van de marken
Eschede en Gorssel. In die hoedanigheid houdt hij een paal vast
die door de bewoner van boerderij "Velderhof" de grond
in wordt geslagen, dat was in die tijd Berend Velderman. De afbeelding
komt van een wafelijzer uit het jaar 1803.
Op de afbeelding is de IJssel te zien. In 1784 treedt deze ver buiten
haar oevers en het water stroomt ook over het land van 't Velderhof.
Teunis Schuitert krijgt daarna 8 guldens als liefdegift. In het
desbetreffende register wordt zijn naam nog wel opgetekend als Teunis
Velderhoff. |
|
|
|
Berend
Velderman is overleden op 23 januari 1825 en Janna Velderhof op 24 augustus
1832, dat jaar verdwijnt de familienaam dan echt. Een half jaar voor het
overlijden van Berend is de opvolging al wel geregeld als (stief)dochter
Hendrikjen Schuitert op 5 juli 1824 trouwt met Harmen Hagens uit Laren,
voor de zoveelste keer dus iemand van buiten Gorssel. Harmen en Hendrikjen
pachten de boerderij van de Hervormde Gemeente Gorssel zoals hun voorgangers
dat ook deden. Het lijkt erop dat de kerk bewust zijn pachters van buiten
Gorssel koos om zodoende nieuwe bloed in - en uitbreiding van de kerkelijke
gemeente te verkrijgen. Het echtpaar koopt de boerderij in 1849 en is
dan ook baas over de opvolging welke nog drie generaties Hagens zou voortduren. |
|
|
|
Harmen
en Hendrikjen krijgen negen kinderen (waarvan er wel vier op jonge leeftijd
overlijden) en Hendrikjen is ook nog moeder van een dochter Antonia die
in 1821 onecht op het Velderhof is geboren. Zij trouwt in 1844 met Jan
van Zee en dit echtpaar woont de eerste jaren van hun huwelijk ook op
het Velderhof. Harmen was linnenwever van beroep net als zijn vader Jan
Hagens die ook op 't Velderhof woonde en er overleed op 7 maart 1839.
Van de vijf opgroeiende kinderen van Harmen en Hendrikjen zijn er twee
zoons. Oudste zoon Berend Jan trouwde met Margrietha Hoebrink en woonde
met haar op 't Ravennest. Berend Jan wordt maar 26 jaar oud en overlijdt
op 5 september 1857. De twee dochters uit het huwelijk gaan dan waarschijnlijk
op het Velderhof wonen, daar staan zij ten minste ingeschreven volgens
het bevolkingsregister van 1861. Ze wonen er tot 1864 en verhuizen dan
naar Zutphen waar haar moeder is hertrouwt. |
|
|
Jongste
zoon van Harmen is Jan Willem en wordt op 25 januari 1836 geboren.
Hij werkt als dagloner en trouwt op 24 december 1858 met Janna Meijer
die van de Prins afkomstig is, het zal verder wel toeval zijn dat
de weg waaraan het Velderhof is gelegen later de Prinsenstraat wordt
genoemd. Het echtpaar krijgt vijf kinderen die gelukkig allemaal
wel een lang leven beschoren zijn. Oudste dochter Hendrika Johanna
trouwt in 1881 met Albert Sluiter en zij wonen tot 1887 op het Velderhof
en verhuizen dat jaar naar Huis in 't Veld op de Eesterbrink.
Enige zoon is Gerrit die de logische opvolger is anders gaat het
verhaal van drie generaties Hagens op het Velderhof niet op. Hij
trouwt op 30 juli 1887 met Hendrika Gerritdina Boterman die in 1863
op de Grote Muil was geboren. De familie Sluiter heeft dus plaatsgemaakt
voor Gerrit en zijn kersverse echtgenote. Er worden uit dit huwelijk
zes kinderen geboren. Erg oud wordt Gerrit niet want hij overlijdt
op 10 juni 1901 op 39-jarige leeftijd. Hij overleeft maar net zijn
vader die op 12 februari 1901 was overleden, zijn moeder Janna was
in 1886 al overleden. |
|
|
|
|
Hendrika
Gerritdina blijft alleen over met drie kinderen (de andere drie
zijn jong overleden) en kan wel wat steun gebruiken. Ze hertrouwt
op 3 mei 1902 met achterneef Derk Jan Boterman en uit dit huwelijk
worden nog eens drie kinderen geboren.
Zoon Jan Willem Hagens blijft op het Velderhof wonen en is metselaar
van beroep. Op 14 juni 1913 trouwt hij op 20-jarige leeftijd met
de 22-jarige Derkjen Noordkamp uit Epse en zo komt er weer een jong
gezin op het Velderhof te wonen. Hetzelfde jaar wordt een zoon geboren
en met een verdere gezinsuitbreiding in het vooruitzicht besluiten
Derk Jan Boterman en Hendrika Gerritdina Boterman plaats te maken
op het Velderhof en verhuizen op 7 maart 1914 naar Epse. Later dat
jaar en ook in 1916 wordt er nog een zoon geboren maar daar blijft
het bij want op 1 augustus 1917 verhuizen Jan Willem en Derkjen
naar Teuge alwaar zij gaan wonen in het tolhuis aan de Rijksstraatweg. |
|
|
Opvolgers
zijn Jan Oosterveld en zijn echtgenote Johanna Everdina Eggink uit
Epse. Jan is afkomstig van de Weerdsweg aldaar waar ook Derkjen
Noordkamp vandaan komt. De familie Oosterveld woonde er tot 1921,
ze kopen op 4 januari 1921 een huis in Epse en zijn daar weer gaan
wonen. Op de foto hiernaast zien wij Jan en Johanna Everdina met
waarschijnlijk hun dochters Derkjen en Everdina Janna.
In de bewonersgeschiedenis hieronder zijn vele namen te vinden van
hoofdbewoners die op het Velderhof gewoond hebben doordat de mensen
vaak niet lang op het Velderhof bleven wonen, het werd dus een doorgangshuis.
Na het vertrek van de familie Oosterveld gaan Derk Jan van Vorden
en Fredrika Dommerholt er wonen. Hun zoon Derk Jan en diens echtgenote
Johanna Hendrika Berfelo trekken er later bij in.
|
|
|
|
|
Het
roggeland rechts was van de familie Peters, zij hebben dat gekocht
van Schutte (van ’t café) die ook eigenaar was van
het boerderijtje en dat erbij had willen verkopen (de grond waarop
het boerderijtje stond, het boerderijtje zelf konden ze erbij krijgen)
maar daar heeft Peters voor bedankt. Het land links was van Roeterdink
van Groot Bentink en dat heeft de familie Peters ook gekocht. De
berg voor de boerderij was ook van de familie Peters. Deze tekst
hoort bij een nog te plaatsen foto.
Huis met Johanna Hendrina Zuijderduijn en zoons Johan en Roelof
Brugman. Vader Jan Brugman is in 1951 mogelijk als dagloner gaan
werken voor de familie Makkink van 't Walle, maar is niet zeker.
Hij werkte namelijk bij zijn huwelijk nog als bakker en later in
de horeca en als technisch medewerker bij T&D in Deventer.
De echtparen Zuijderduijn
en Brugman zijn tegelijkertijd op Velderhof komen wonen en woonden
samen in het huis. Bij de familie Zuijderduijn was hun zoon Arend
eveneens inwonend. Zij zullen er zijn komen wonen tussen 1951 en
1959.
De familie Brugman
heeft het boerderijtje in 1979 verkocht aan de familie van Opijnen.
Zij woonden toen aan de Prinsenstraat 2 en Johan Zuijderduijn en
Aaltjen ten Brinke woonden aan de Prinsenstraat 4.
Het boerderijtje Velderhof is in 2013 afgebroken en op de plek is
een nieuw huis gebouwd. |
|
|
1670<1713 |
Aelbert Jansen Vellerhof en Jenneken
Berents |
Eerste hoofdbewoners van dit overzicht |
1710-1748> |
Garrit Aelberts Velderhof en Geertjen
Hendriks Klein Bannink |
Garrit is de zoon van Aelbert en Jenneken |
1732-....... |
Jan Hendriks Struik>Velderhof en
Henders Driessen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1759-1793~ |
Teunis Peters Oonk>Velderhof
en Derkjen Velderhof |
Derkjen is de dochter van
Jan en Henders |
1786-1797 |
Teunis Schuitert en Janna Velderhof |
Janna is de dochter van Teunis en Derkjen |
1797-1832 |
Berend Velderman en Janna Velderhof |
Berend is de tweede echtgenoot van Janna |
1824-1871 |
Harmen Hagens en Hendrikjen Schuitert |
Hendrikjen is de dochter van Teunis
en Janna |
1858-1901 |
Jan Willem Hagens en Janna Meijer |
Jan Willem is de zoon van Harmen en
Hendrikjen |
1887-1901 |
Gerrit Hagens en Hendrika Gerritdina
Boterman |
Gerrit is de zoon van Jan Willem en
Janna |
1902-1914 |
Derk Jan Boterman en Hendrika Gerritdina
Boterman |
Derk Jan is de tweede echtgenoot van
Hendrika Gerritdina |
1913-1917 |
Jan Willem Hagens en Derkjen Noordkamp |
Jan Willem is de zoon van Gerrit en
Hendrika Gerritdina |
1917-1921 |
Jan Oosterveld en Johanna Everdina Eggink |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1921-1925 |
Derk Jan van Vorden en Fredrika Dommerholt |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1926-1928 |
Steven Braakhekke en Wilhelmina Geertruida
Stuiver |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1928-1932 |
Johannes Klomps en Aleida Hendrika Willemina
Selk |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners,
Aleida is verre familie van Hagens |
1932>1939 |
Hendrikje Nieuwenhuis en Hendrik Jan
Bernardus Haijtink? |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners,
zij was hoofd medebewoner, hij was gescheiden |
1940 |
H.J. Nijveld |
|
1946+1951 |
J.H. Nengerman |
|
.......-1964 |
Johan Zuijderduijn en Aaltjen ten Brinke |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1969 |
Jan Brugman en Johanna Hendrina Zuijderduijn |
Johanna Hendrina is de dochter van Johan
en Aaltjen |
1969 |
Arend Jan Zuijderduijn |
Arend Jan is de broer van Johanna Hendrina |
1980 |
Onbewoond |
|
|
|
Bewoner van huisnummer 178>294>394
> Prinsenstraat 4 anno 1951 |
|
|
|
Na
het vertrek van Derk Jan Boterman en Hendrika Gerritdina Boterman
zal er aan of vlakbij het Velderhof een nieuw huisje zijn
gebouwd welke het huisnummer G126a kreeg. Vanaf mei 1914 wonen
hier Jan Willem Poterman en Hendrika Christina Klein Velderman.
Net als bij het Velderhof wordt dit huisje een soort van starterswoning
waar meerdere families hebben gewoond. De familie Poterman
woont er tot 1923 en verhuist dan naar een nieuw huis aan
de huidige Ketenbosweg in Gorssel. Het is één
van de drie arbeiderswoningen die daar zijn gebouwd in verband
met de Landarbeiderswet van 1918.
De plattegrond hiernaast is van 1933 en de twee rode blokjes
onder "Gorssel" zijn die van Velderhof waarvan de
kleinste rechtsonder het nieuwe huisje markeert. Boven de
kruising is het Ravennest aangegeven en links daarvan het
Armenhuis. |
|
|
In
het overzicht hieronder staan de medebewoners genoemd. Na
de familie Poterman woont er een half jaar de familie Boterman.
Zij vertrekken op 5 april 1924 en dan komen Derk Jan van Vorden
en Johanna Hendrika Berfelo op deze plek woonden. Zij kwamen
niet van ver, want zij woonden aan de andere kant van de woning
bij Derk Jan van Vorden en Fredrika Dommerholt, de ouders
van Derk Jan. Hij en Johanna zijn op 7 april 1923 getrouwd
en zij hebben eerst ook nog kort op de Spitse gewoond. Het
verblijf op de Velderhof is ook niet van lange duur want in
1925 verhuist het echtpaar naar de Kerkhoeve, waarschijnlijk
tegelijkertijd met de ouders van Derk Jan die toen naar Tramzicht
zijn verhuisd.
Derk Jan van Vorden en Johanna Hendrika Berfelo woonden later
in Epse en zijn in 1937 naar Deventer verhuisd. De foto hiernaast
dateert van 1949 en is gemaakt op de huwelijksdag van zoon
Andries die in 1925 op 't Velderhof zal zijn geboren. |
|
|
|
|
De hooiberg is door
Jan Brugman verbouwd tot woonhuis, zie links op de foto. In
dit gedeelte woonde de familie Klomp (Albert Klomp was werkzaam
bij de Roskam). |
|
|
1914-1923 |
Jan Willem Poterman en Hendrika Christina
Klein Velderman |
Eerste bewoners van dubbele bewoning |
1923-1924 |
Harm Jan Boterman en Johanna Gerridina
Zoomer |
Geen familie van de vorige medebewoners,
Harm Jan is wel een neefje van Derk Jan Boterman |
1924-1925 |
Derk Jan van Vorden en Johanna Hendrika
Berfelo |
Geen familie van de vorige medebewoners,
zij woonden daarna in bij de ouders van Derk Jan op huisnummer 178
(Velderhof) |
1925-1927 |
Anne Lourens en Theodora Geertruida
Maasman |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1927-1928 |
Gerrit Jan Roessink en Egberdina Willems |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1928-1928 |
Egbert Roelof Poorterman en Hendrika
Everdina Schoonheden |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1928-1932 |
Gerard van Langen en Hendrikje Nieuwenhuis |
Geen familie van de vorige medebewoners |
1940 |
Onbewoond |
|
1946+1951 |
J. Dekker |
|
1969 |
Albert Klomp en Riek |
Bewoner van huisnummer 179>295>395
> Prinsenstraat 2 anno 1951 |
1980 |
Mw. H.J.P. Hofstee |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond op plek
huidig adres Prinsenstraat 2 |
|
|
|
|
Groeneveld |
|
Dit
kleine boerderijtje werd in 1914 voor het eerst bewoond door Gerrit Willem
Boterman en Gerritjen Willemina Hietkamp die uit het dorp Gorssel kwamen
en daar de langste tijd aan de huidige Ketenbosweg woonden. Het echtpaar
was getrouwd op 4 maart 1899 en woonde hun eerste huwelijksjaar op de
Eikeboom in de Eesterhoek. Gerritjen Willemina woonde daar al, zij was
weduwe van Jan Willem Timmerije. Gerrit Willem is geboren op de Kleine
Muil en is dus naast de Eikeboom geboren.
|
|
|
Gerrit
en Gerritjen gaan in het nieuwe boerderijtje wonen met hun drie
kinderen en Berend Jan Timmerije, zoon van Gerritjen uit haar eerste
huwelijk. Deze Berend Jan trouwt op 14 februari 1920 met Marrigje
Roodzelaar die dan ook in het kleine boerderijtje komt wonen, maar
niet voor lang want later dat jaar verhuizen zij naar Zwolle.
Gerrit Willem Boterman was niet meteen eigenaar van het boerderijtje
en zal deze waarschijnlijk op 16 april 1925 hebben gekocht, er wordt
dan in een akte melding gemaakt van een huis met erf en bouwland
aan de Domineesteeg te Gorssel, sectie E nrs. 834 en 226. Op 6 juni
1936 trouwt dochter Wilhelmina Gerdina met Jan Willem Nijenhuis
(broer van Gerrit Herman van 't Armenhuis) die dan ook in het boerderijtje
komt wonen.
|
|
Op
het kaart van die tijd is te zien dat het boerderijtje nog aan de
weg lag welke van de Boschterhoek (Groot Bentink) naar de Eesterhoek
(Ilbrink) liep. Zodoende lag het boerderijtje aan de Domineesteeg
welke tegenwoordig anders loopt. De drie andere huizen op de kaart
zijn v.l.n.r. 't Armenhuis, Ravennest en Velderhof. |
|
|
|
Hiernaast twee familiefoto's van
de familie Boterman. Links Gerrit en Gerritjen met hun drie kinderen
Albertus Christiaan, Wilhelmina Gerdina en Gerrit Willem. Zij
zijn overigens de drie jongste kinderen van de zes kinderen die
het echtpaar kreeg, de drie eerder geboren kinderen zijn op jonge
leeftijd overleden waarvan één levenloos ter wereld
kwam.
De foto rechts is gemaakt op 4 maart 1949 toen Gerrit en Gerritjen
50 jaar waren getrouwd. Op de foto staan v.l.n.r. Jan Willem Bussink,
Gerrit Willem Boterman, Wilhelmina Gerdina Boterman, Jan Willem
Nijenhuis, Albertus Christiaan Boterman en Marrigje Roodselaar.
Naast het echtpaar zitten de kinderen uit het eerste huwelijk
van Gerritjen namelijk Gerritjen (getrouwd met Jan Willem Bussink)
en Berend Jan.
In 1952 is er nog steeds sprake van dubbele bewoning, maar op
14 april van dat jaar overlijdt Gerrit Willem en op 19 december
1956 komt ook Gerritjen Willemina te overlijden.
|
|
|
|
Uiteindelijk
is het zoon Gerrit Willem Boterman junior die samen met zijn echtgenote
Berendina Aleida Aberson in het boerderijtje woont. Gerrit Willem
was er landbouwer en werkte eerder als dienstknecht voor de familie
Scholten op Brinkman en de familie Stenvert op Nieuw Klaphekke,
daar is de foto van hem gemaakt. Hij is daar 25 jaar in dienst geweest
en kreeg bij dit jubileum een fiets als geschenk van de familie
Stenvert. Gert heeft ook nog gewerkt voor de familie Tuitert op
de Grote Muil en de familie Valkeman op 't Valcke in Eefde.
Gert en Leida hadden geen kinderen. Later woonde er de heer Maas.
Het oorspronkelijke huisnummer van het boerderijtje is 121a en uiteindelijk
wordt deze 384. Met de invoer van de straatnamen en huisnummers
wordt het adres Domineesteeg 5 maar tegenwoordig is het huis gelegen
aan de Groeneweg en door de huidige bewoonster de toepasselijke
naam Groeneveld gegeven. |
|
|
|
|
1914-1956 |
Gerrit Willem
Boterman en Gerritjen Willemina Hietkamp |
Eerste hoofdbewoners |
1936-1952> |
Jan Willem Nijenhuis
en Wilhelmina Gerdina Boterman |
Wilhelmina Gerdina is
de dochter van Gerrit Willem en Gerritjen Willemina |
>1952-1963~ |
Gerrit Willem Boterman
en Berendina Aleida Aberson |
Gerrit Willem is de
broer van Wilhelmina Gerdina en zoon van Gerrit Willem en Gerritjen
Willemina |
|
|
|
|
Huidig adres: Groeneweg 22 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In het dorp
Gorssel gaat het verder met Bijgeval (12), Rensink (13), Olthof (14),
Oldenhof (15), Haijtinkhof (16), Roskam (17), Kosterie (18), Hofman (19),
Morrenhof (20), Nijhuis (21), Velderhof (22), Klein Bentink (23), Wiltink
(24), Smid (25), Lueks (26), Groterkamp (27), Reuvekamp (28), Ruimzigt
(29), Achterkamp (30), Joppe (31), Prins (32) en Fokkink (33). Daarna
gaat het verder met 't Gier en zo de Eesterhoek in. |
|
© 2010-2023
Erwin Strookappe |
|