Boschterhoek
Eesterhoek homepage
 
Voorbij het hek bij ’t Hekkert komen wij terecht van de Marke Eschede in de Marke Gorssel. Het gebied heet later de Boschterhoek, vernoemd naar ’t Boschter (Bossche) aan de huidige Ravensweerdsweg. De boerderijen in de Boschterhoek worden verderop deze pagina beschreven maar we bezoeken eerst nog een aantal boerderijen in de Eesterhoek. Maar met o.a. de Eesterhoek boerderijen Boschloo en Loobosch komen wij ook qua naam al aardig in de buurt van de Boschterhoek.
 
De Steege 
 
Als in 1815 een lijst "der Hoofden van Huisgezinnen in de gemeente Gorssel" wordt gemaakt op volgorde van huisnummers, gaat deze van nummer 56 Hekkert naar nummer 57 Raland, maar wordt met nummer 62 nog een huis toegevoegd aan de lijst met hoofdbewoner Jan Scholten. Dit zal de Steege zijn geweest welke ze even zijn vergeten te vermelden, maar zeker al heeft bestaan want op een kaart van 1807 wordt het huis al aangegeven met Stegeman.
 
In de registers van personele omslag van de jaren erna wordt huisnummer 62 steeds overgeslagen wat aangeeft dat Jan Scholten (ook wel Zand Scholten) als dagloner niet veel verdiend zal hebben. Eigenaar van de Steege was zijn broer Gerrit Scholten van boerderij Bosser in de Boschterhoek en later Brinkman. De Steege zal een klein boerderijtje zijn geweest welke in het kadaster wordt belast met het laagste tarief van 3 gulden. Ter vergelijk: Brinkman werd belast met 9 gulden.

Op de tekening hiernaast is goed te zien dat de Stege op een kamp stond, deze werd de Zooltjeskamp genoemd.

De Steege werd ook wel Ste(e)geman genoemd en je verwacht hier dan ook een Stegeman als hoofdbewoner. Ene Jan Willem Stegeman is de enige Stegeman die rond 1800 in Gorssel woonde, maar hij woonde op Klumper. Jan Scholten is de eerste bekende hoofdbewoner en zal dat waarschijnlijk ook zijn geweest. Hij trouwde op 27 april 1788 met Anneken Langwaarde en hertrouwt na haar overlijden op 5 februari 1797 met Geertjen Elsman. Hij krijgt uit deze twee huwelijken twaalf kinderen welke waarschijnlijk allemaal op de Steege zijn geboren. Waarschijnlijk is de Steege gesticht in 1788, op de Hottinger kaart van 1786 staat deze nog niet aangegeven.
 
Broer Gerrit Scholten woonde dus uiteindelijk op Brinkman en zus Janna Zandscholten woonde op 't Hekkert, haar kwamen wij net nog tegen. Dan was er ook nog Harmen die wij later op Scholten (ook wel Zandscholten) gaan tegenkomen waar de familie oorspronkelijk vandaan komt. Bij de doop van zijn twaalf kinderen wordt Jan veelal Zandscholten genoemd wat kan betekenen dat hij eerst op deze boerderij heeft gewoond waarvan broer Harmen de hoofdbewoner was. De twaalf kinderen van Jan hadden twee moeders: Anneke Langewaarde en Geertjen Elsman. Met Geertjen trouwde Jan op 5 februari 1797, hij was toen weduwnaar van Anneke. In 1829 bestaat het gezin uit vier gezinsleden zijnde Jan, Geertjen en waarschijnlijk hun twee jongste kinderen. Na het overlijden van Jan op 21 maart 1837 zijn het echter niet zijn kinderen, maar neefje Jan Scholten die op de Steege komt wonen. "Kleine Jan" is dan ook de zoon van eigenaar Gerrit Scholten, vreemd is het dan ook niet dat hij de opvolger wordt.

De Steege zal ongeveer op de plek hebben gestaan van waar nu het hek op bijgaande foto staat. In de achtergrond staan de boerderijen Boschloo, Hoekman en Loobosch.
 
Gerrit Scholten woonde uiteindelijk op Brinkman, maar woonde eerst op het Bosse in de Boschterhoek. Deze werd op 12 april 1838 overgedragen aan dochter Dina Scholten en schoonzoon Hendrikus Wiltink. Uit de akte blijkt dat dan de Steege tot het Bosse behoort en wordt genoemd als een huisje op het bouwland de Zooltjeskamp.

In de kadastrale atlas van 1832 hebben het huis en erf van de Steege perceelnummer 143, de Zooltjeskamp was perceel 142. Dan was er ook nog een perceel 142 bestaande uit hakhout welke om het bouwland stond. Op de gekleurde tekening hierboven is het allemaal goed te zien. Het huisje links is de Beltmanskamp. Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Hendrikus Wiltink als eigenaar van het plaatsjen Stegeman.
 
Jan Scholten en Janna ten Have trouwen op 27 april 1838 en vestigen zich dan op de Steege. Tante Geertjen Elsman zal omstreeks die tijd van de Steege zijn vertrokken en is gaan wonen op de Nieuwe Vos waar zij op 10 november 1846 is overleden. Janna ten Have werkt voor haar huwelijk als dienstmeid op de Borghte. Zoals gezegd is Jan de zoon van Gerrit Scholten van Brinkman waar zijn gelijknamige broer bleef wonen. Zus Willemina woonde op 't Hekkert, zo woonde ook deze generatie van de familie Scholten dicht bij elkaar. Jan is net als zijn oom dagloner van beroep en houdt daarbij één koe.

Jan en Janna krijgen twee zoons: Gerrit en Berend. Oudste zoon Gerrit overlijdt op 31 mei 1840 en wordt maar één jaar oud. Berend is geboren op 11 september 1841 en wordt net als zijn vader dagloner van beroep. Hij trouwt op 4 februari 1875 met Berendina Dakhorst en gaat dan op de Stege wonen. Vader Jan is er dan al niet meer, hij is op 3 juli 1872 overleden. Ook nu worden er weer twee zoons geboren: Jan en Johan. Berend Scholten vertrekt met zijn moeder en echtgenote op 26 februari 1878 van de Steege welke daarna wordt afgebroken. De schuur wordt afgebroken en in 1879 herbouwd op het erf van Brinkman.
 
De familie gaat wonen op boerderij Gotink in Eefde waar nog een zoon wordt geboren, maar later woont Berend Jan op de Smit in Gorssel waar hij op 5 april 1892 is overleden. Waarschijnlijk is Berend al in 1888 in gaan wonen bij de bewoners van de Smit en had hij veel van zijn spullen niet meer nodig en verkocht deze op 2 mei 1888 met een veiling. De opbrengst was 111 guldens en 20 centen en de kostbaarste spullen waren twee kruiwagens, twee bedden, een kachel, een glazen kast en een kabinet die 15 guldens en 50 centen opbracht. De kans is groot dat deze spullen al in de Steege stonden. Daarnaast werd er ook nog een geit verkocht, maar niet bekend is of dit een olde bok van de Steege is geweest. Berend Jan doet met de veiling ook goede zaken met aardappels die hij blijkbaar verbouwde. Deze aardappels komen met zekerheid niet van de Steege, er is niemand die betaalt voor aardappels van 10 jaar oud!

Berendina was al op 19 februari 1885 te Eefde overleden, zij was ziek en werd maar 39 jaar oud. Haar drie zoons waren toen nog maar resp. 9, 7 en 3 jaar oud en Berendina maakte zich voor haar sterven al grote zorgen om haar jongens en zei: "kinders, kinders, wat moet er nu van jullie terecht komen ?!".
 

Gelukkig kwamen de jongens goed terecht. Zoon Jan trouwde op 6 mei 1905 met Geertuida Greutink die in het boerderijtje achter het Erve Strookappe in Harfsen is geboren. Het echtpaar staat op de foto hierboven voor hun boerderijtje in Laren.

Ook Johan trouwt op 6 mei 1905! Zijn echtgenote werd Gerritdina Willemina ter Mul uit Eefde en uit dit huwelijk werden vier dochters en een zoon geboren. Johan werkte als pakhuisknecht bij Reesink in Zutphen.
Jan kwam in 1885 nog terug naar de Eesterhoek en ging werken als dienstknecht op 't Hekkert. Het echtpaar woonde later ook nog een half jaar op boerderij Veldkamp.

Jan en Johan hadden nog één broer genaamd Berend Jan die met Gerritjen Muil was getrouwd.
 

De Steege lag aan de Dominés-straat en de dominee kwam dus geregeld voorbij lopen als hij van de Oude Pastorie naar de kerk ging en terug. Tegenwoordig heet dezelfde weg de Domineesteeg, vernoemd naar de Steege. Dat is dan ook het enige wat herinnert aan de Steege, er is op deze plek alleen nog maar weiland te zien. Het weiland wat bij de Steege hoorde was maar 60 aren groot en werd op 26 februari 1878, de dag dat Berend Jan Scholten vertrok, verkocht door Jan Scholten van Brinkman aan Philippus Martinus Dommerholt die in 1838 op 't Hekkert is geboren. De Steege is dus altijd eigendom gebleven van de Brinkman bewoners.

 
1788-1797 Jan Zand Scholten en Anneken Langewaarde Eerste hoofdbewoners
1797-1838 Jan Zand Scholten en Geertjen Elsman Geertjen is de tweede echtgenote van Jan
1838-1878 Jan Scholten en Janna ten Have Jan is een neefje van Jan en Geertjen
1875-1878 Berend Scholten en Berendina Dakhorst Berend is de zoon van Jan en Janna
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond tussen Domineesteeg 1 en Eekweg 7  
 
Prinsenland
 
Na de afbraak van de Steege wordt aan de overzijde van de weg wordt vele jaren later een nieuw boerderijtje gebouwd met de naam Prinsenland. Het stuk grond waarop de boerderij wordt gebouwd is in 1832 nog in gebruik als bouwland en is dan eigendom van de weduwe van Jan van Huet van 't Ontijdink. De naam Prinsenland doet vermoeden dat dit bouwland later eigendom is geweest van de bewoners van de Prinsenhof in de Boschterhoek.
 
Het huis wordt gebouwd voor Derk Jan Oosterveld en Jenneke Verdonk die de eerste bewoners van Prinsenland zijn geweest. Derk Jan is afkomstig van de Beltmanskamp en gaat dus op een steenworp afstand van zijn ouders Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman wonen die het boerderijtje voor hun zoon hebben laten bouwen.

Jenneken komt uit Harfsen en woonde op de Kleine Koekkoek, de boerderij waar de familie Strookappe zich in 1835 vestigde toen zij uit Holten kwamen. Derk Jan en Jenneke trouwen op 20 september 1924 en gaan eerst wonen op de Beltmanskamp. Op 1 mei 1925 neemt Hendrik Oosterveld een hypotheek op het plaatsje Beltmanskamp en financiert hiermee mogelijk de bouw van Prinsenland welke dan later in 1925 zal zijn gebouwd.

Op 17 november 1924 was er reeds een zoon op Beltmanskamp geboren. Helaas wordt het jongetje genaamd Hendrik (naar opa Oosterveld van de Beltmanskamp) niet oud want hij overlijdt op 22 januari 1926. In 1928 en 1932 worden er gelukkig nog wel een dochter en zoon geboren. De familie Oosterveld woonde tot 1941 op Prinsenland en verhuist dan naar het dorp en gingen inwonen bij café en kolenhandel Schutte waar Derk Jan als chauffeur werkzaam was. De foto hiernaast is gemaakt aan de Gorsselse Enkweg waar de ouders van Derk Jan in 1928 zijn gaan wonen.

Na het vertrek van de familie Oosterveld woont er voor ongeveer een jaar de familie Westerveld op Prinsenland waarvan verder geen gegevens bekend zijn.
 
In 1942 is Jan Vroeger met zijn echtgenote Willie Bouma de nieuwe eigenaar en bewoner van Prinsenland. Het huwelijk strandt in 1948 en het huis wordt dan verkocht aan Hendrikus Reinerus Kampschreur en Maria Bernarda Aleida Wichman die in 1945 waren getrouwd en een zoon en dochter hebben. Op Prinsenland komt daar nog een dochter bij. De familie woonde voor 1948 bij de Vlinderhoeve in Kring van Dorth.

Hendrikus was werkzaam in een burgerfunctie op de kazerne te Eefde, maar boerde ook op Prinsenland en uiteraard hielp Maria ook een handje mee. Op de foto's is dat goed te zien waarop Maria aan het melken is en Hendrikus de verdere distributie voor zijn rekening neemt!

Hendrikus overlijdt op 5 april 1976 en daarna verhuist Maria naar het dorp. De familie Kampschreur schilderde het boerderijtje wit en dat is het nu nog steeds. Na het vertrek van de familie heeft het boerderijtje een paar jaar leeggestaan waarna deze in 1979 door de huidige bewoonster werd betrokken.

Op de foto hiernaast staan de drie kinderen Kampschreur met de buurtkinderen Klein Hulse van Beltmanskamp en Strokappe van Kleine Reins, de twee volgende huizen van de Eesterhoek aan het voormalige Nijenbeeksepad.


Huidig adres: Domineesteeg 4
 
Beltmanskamp 
 
De Beltmanskamp is in 1841 gebouwd door Gerrit Jan Woertman op een kamp bouwland omgeven door een akkermaalsheg welke door Gerrit Jan op 24 november 1840 is gekocht van Albert Nikkels. Het bouwland had perceelnummer E85 en de akkermaalsheg (ook wel hakhout), wat de afzetting van een kamp was, had perceelnummer E86. Samen was het ruim één hectare groot. De percelen behoorden eerder toe aan Jan Olthof en Janna Smeenk van de Belte in de Boschterhoek. Het kamp heette daarom Beltmanskamp en dat werd ook de naam van het huis welke volgens de hypotheekakte van 3 mei 1841 nog in aanbouw was.
 

Er zal daarna snel doorgebouwd zijn, want op 14 mei 1841 trouwt Gerrit Jan met Hendrika Scheuter en zal het kersverse echtpaar hun intrek in de woning hebben genomen. Gerrit Jan woonde daarvoor op 't Klaphekke waar hij als dienstknecht werkte. Het huis kreeg nummer 42a door de ligging tussen de Stege met huisnummer 42 en 't Raland met huisnummer 43.

Op 17 februari 1842 wordt een jongetje levenloos geboren en daarna volgen er nog twee jongens en twee meisjes die wel in leven bleven. Daarvan leeft zoon Hendrik Jan maar 11 maanden en wordt dochter Aaltjen ook maar 19 jaren oud. Zij was toen al uit huis en werkte als dienstmeid in Leesten.

Ook moeder Hendrika Scheuter wordt niet oud, zij overlijdt op 35-jarige leeftijd op 21 mei 1850, twee dagen na de geboorte van Hendrik Jan. Hendrika was zelf geboren op Nijhuis in de Eesterbrink waar broer Jan Hendrik bleef wonen. Broer Derk Jan woonde op Senneken in de Eesterhoek en komen wij straks nog tegen.

 
Met vier kinderen en daarvan één pasgeboren zoon, was het een noodzaak voor Gerrit Jan snel een nieuwe vrouw te vinden. Dat lukt hem en hij trouwt al op 13 december 1850 met de 20 jaar jongere Teuntjen Holshorst. Uit dit huwelijk worden geen kinderen meer geboren. Zo bestaat het gezin uiteindelijk uit twee kinderen. De oudste is dochter Derkjen die trouwde met neef Hendrik Scheuter en in Diepenveen woonde. Zoon Jan is degene die op de Beltmanskamp bleef wonen en daarvan hoofdbewoner wordt als vader Gerrit Jan op 5 juni 1874 en stiefmoeder Teuntjen Holshorst op 11 maart 1879 zijn overleden.
 
Zo blijft zoon Jan Woertman alleen over, maar niet voor lang want op 20 maart 1879 trouwt hij al met Hendrika Baankreits. Daarnaast pakt Jan ook zakelijk de boel goed aan. Was vader nog dagloner van beroep, Jan gaat aan de slag als landbouwer en heeft knechten en meiden in dienst die ook op de boerderij wonen. Daarnaast was Jan ook nog slager van beroep.

Kinderen werden er ook geboren: Hendrika Karolina op 20 januari 1881 en Gerrit Jan op 9 mei 1890. Hendrika Karolina trouwt op 29 april 1899 met Hendrik Oosterveld van de Ossekop uit Epse en hij komt dan ook op Beltmanskamp wonen en koopt de boerderij op 19 mei 1899 van zijn schoonvader. Hendrik is ook landbouwer van beroep en kan zodoende mooi meewerken op de Beltmanskamp. Veel ruimte voor dienstknechten en dienstmeiden zou er ook niet meer overblijven want er worden 13 Oosterveld kinderen geboren!

Niet al deze kinderen hebben opa en oma leren kennen, want Jan Woertman overleed op 19 oktober 1910 op 65-jarige leeftijd en Hendrika Baankreits is overleden op 30 mei 1920, zij werd 68 jaar oud. Oom Gerrit Jan trouwde op 10 juli 1915 met Tonia Klazina Broekhuis en vertrok al voor 1910 van de Beltmanskamp.

Op de foto hiernaast zien wij Hendrika Karolina Woertman met haar eerste dochter die ook de namen Hendrika Karolina kreeg. Zij werd geboren op 1 februari 1914 en was al het negende kind van Hendrik en Hendrika Karolina, alle acht kinderen daarvoor waren jongens! Daarvan waren er al drie jong overleden waarvan er twee de naam Marinus hadden. Na de geboorte van Hendrika Karolina werden er nog vier kinderen op de Beltmanskamp geboren en was het beter verdeeld met twee jongens en twee meisjes waarvan de laatste in 1924 werd geboren.

Op 1 mei 1925 sluit Hendrik Oosterveld een hypotheek af op het plaatsje "Beltmanskamp" aan de Domineesteeg te Gorssel. Hij was toen nog landbouwer en afslager van beroep. De Oostervelds woonden tot 1928 op Beltmanskamp en verhuisden toen naar een nieuw huis welke schuin tegenover de molen was gebouwd. Op deze plek begon de familie Oosterveld een slagerij in navolging van Jan Woertman die het slachten erbij deed. Er werd verhuisd op 22 februari 1928 wat dochter Marie zich goed kon herinneren. Zij vierde die dag namelijk haar zesde verjaardag. De volgende dag mocht ze voor het eerst naar school en deed dat vanaf de Gorsselse Enkweg nummer 5 lopend over het kerkepad langs de molen. De kinderen gingen eerst naar de openbare school, maar later naar de christelijke school. Dit mede omdat de boeren in de Eesterhoek voor de christelijke school waren en Hendrik bang was anders hun klandizie te verliezen.

 

Op 7 mei 1928 komt de landbouwer Evert Willem Kok en zijn echtgenote Tonia van der Noort met hun vier zoons, ze zijn afkomstig van Olst. In 1934 verhuizen zij naar de Scholte in Harfsen waar ook Jan Strokappe heeft gewoond. Voor meer informatie zie de Boerderij pagina van Erve Strookappe. De foto hiernaast van het gezin is later in Harfsen gemaakt. Op de voorgrond zien we Evert Willem en Tonia en daarachter staan v.l.n.r. hun zoons Anton, Gerrit, Peter en Jan.


Opvolgers zijn Martinus Eijerkamp en Maria Philippina Klein Haneveld die van Vorden komen en twee jaar op de Beltmanskamp wonen waar in 1935 dochter Reindina Johanna wordt geboren.

Op 20 november 1936, 16 dagen na het vertrek van de familie Eijerkamp, komen vanuit Oxe het echtpaar Mannes Nijendijk en Cornelia Geziena Rouwenhorst (beiden geboren Gorsselnaren) met hun twee dochters. Oudste dochter Johanna Clasina overlijdt op 22 mei 1939 en wordt maar vijf jaar oud. Er worden daarna nog een dochter en een zoon op Beltmanskamp geboren. Op de foto hiernaast zien we het gezin met Toos de koe en Mollie de hond. Er was ook nog een paard die door de Duitsers werd afgenomen. Mannes pikte dat niet en nam een ander paard af van de Duitsers!

Mannes kon niet zwemmen en hield dus niet van water. Dochter Femie wilde het wel graag leren en buurman Jan Vroeger leerde het haar in de IJssel waarbij zij met een kurken tuigje "veilig" in de IJssel kon leren zwemmen. Het was maar goed dat Mannes hier geen weet van had! De familie woont tot 1947 op de Beltmanskamp en verhuist dan naar Nijverdal waar nog een zoon wordt geboren. Net als Evert Willem Kok en Martinus Eijerkamp was Mannes Nijendijk landbouwer van beroep.
In 1947 komen de nieuwe bewoners niet van buitenaf, want Hendrik Jan Klein Hulse en Hermina Makkink zijn niet alleen geboren Gorsselnaren maar wonen er dan ook nog. Hendrik Jan komt van de Oude Vos en Hermina van 't Walle en ze zijn op 30 mei 1947 in Gorssel getrouwd. Hermina is een dochter van Willem Hendrik Makkink die op 't Wolferink is geboren.

Op de foto hiernaast zien wij Hendrik Jan en Hermina met hun twee zoons Arend en Wim. Hendrik Jan Klein Hulse is op 20 maart 1964 overleden en Hermina en de kinderen zijn in 1965 van Beltmanskamp vertrokken.

Het huisnummer 423 wijzigde in 1951 naar een adres met straatnaam Nijenbeeksepad en huisnummer 10. Tegenwoordig is dat de Eekweg en de naam van het huis is ook veranderd, deze heet nu Eekerveld.
 


1841-1850 Gerrit Jan Woertman en Hendrika Scheuter Eerste hoofdbewoners
1850-1879 Gerrit Jan Woertman en Teuntjen Holshorst Teuntjen is de tweede echtgenote van Gerrit Jan
1879-1920 Jan Woertman en Hendrika Baankreits Jan is de zoon van Gerrit Jan en Hendrika
1899-1928 Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman Hendrika Karolina is de dochter van Jan en Hendrika
1928-1934 Evert Willem Kok en Tonia van der Noort Geen familie van vorige bewoners
1934-1936 Martinus Eijerkamp en Maria Philippina Klein Haneveld Geen familie van vorige bewoners
1936-1947 Mannes Nijendijk en Cornelia Geziena Rouwenhorst Geen familie van vorige bewoners
1947-1965 Hendrik Jan Klein Hulse en Hermina Makkink Geen familie van vorige bewoners
     
  Huidig adres: Eekweg 7  
 
 
Raaland 
 
De boerderij zal zijn gebouwd op het het land genaamd Raelandt en zo aan zijn naam gekomen zoals dat ook met Beltmanskamp het geval is. Het land wordt in een akte van 1627 al genoemd als het Raelandt. Het "Raalland" wordt ook genoemd in 1760 bij de magescheid van Henricus Wilhelmus Hartkamp die eigenaar was van diverse boerderijen in Gorssel t.w. Haijtinkhof, Peerdekate, Reuvekamp, Klaphekke, Walle, Wiltink en Frankenplaats. In 1761 wordt het Raaland genoemd bij de verkoop van de Kleine Muil en aangegeven te liggen achter Ilbrinksland. In beide gevallen is het niet duidelijk of met het Raaland dan nog een stuk land of al een boerderijtje wordt bedoeld. Duidelijk is het wel dat het Raaland oorspronkelijk een stuk land was en dat op dit stuk land later het boerderijtje is gebouwd welke in dit artikel wordt beschreven.
 
Mogelijk is deze boerderij in 1797 gesticht als Hendrik Boterman (ook wel Botterman) en Johanna van der Meij op 25 juni van dat jaar trouwen en dus woonruimte nodig hebben. Johanna is de dochter van Albert van der Meij en Willemina Braamkolk van 't Braamkolk. Hendrik is geboren in Laren, de plaats waar Henricus Wilhelmus Hartkamp predikant was.

Waarschijnlijk staat de boerderij er voor 1811 en zijn Hendrik en Johanna de eerste bekende bewoners. We maken daarbij wel een kleine kanttekening omdat volgens een akte van 1831 de katerstede een nieuw getimmerd huis zou zijn. Mogelijk is het Raaland in de plaats gekomen van het hierna te bespreken Kleine Loo en hebben Hendrik en Johanna eerst nog in dat boerderijtje gewoond. Zeker staat het huis er al in 1818 zoals op de pre-kadastrale kaart van dat jaar te zien is. Hendrik overlijdt op 6 mei 1824 en Johanna blijft er nog een paar jaar wonen totdat zij de boerderij op 20 april 1827 middels een veiling verkoopt, dat doet zij met een gerechtelijk bevel. Zij zal daarna waarschijnlijk zijn gaan wonen op de Oude Vos alwaar zij op 11 januari 1841 is overleden.

De boerderij wordt voor 610 gulden gekocht door Klaas Wiltink voor zijn zoon Teunis Wiltink en schoondochter Elisabeth ter Maat die op 't Reins woonden en naar 't Raaland zullen zijn verhuisd, daar woonden zij in ieder geval in 1831 zoals in een akte staat te lezen. Maar het zijn ook Derk Jan Smeenk, zijn echtgenote Teuntjen Oosterveld en vader Harmen Smeenk (die van 't Hekkert afkomstig is) die er in die tiijd wonen. Moeder Jenneken (Zand)Scholten was daar reeds overleden, zij is de zus van Harmen Scholten van (Zand)Scholten. Derk Jan woont er maar kort, want hij is er overleden op 1 februari 1828.
 
Op 9 februari 1831 wordt 't Raaland geveild en wordt deze omschreven als een katerstede met een nieuw getimmerd huis en 1,5 bunder bouwland. Er wordt op 720 gulden afgemijnd door Philippus Harmanus Hietbrink uit Bathmen maar Teunis en Elisabeth (die volgens de akte eigenaren en bewoners zijn) bedanken hiervoor. Zij verhuizen desondanks naar Diepenveen waar op 9 april een kind van hun komt te overlijden. Later dat jaar zal het toch nog tot een deal zijn gekomen want in 1832 wordt dagloner Philippus Harmanus Hietbrink als eigenaar en bewoner genoemd. Op 3 september 1831 was Harmen Smeenk nog op 't Raland overleden en was er geen mannelijke hoofdbewoner meer, misschien dat dit een rol heeft gespeeld. Teuntjen Oosterveld blijft wel op Raland wonen en overlijdt er op 23 juli 1837.
 
Philippus Harmanus Hietbrink is afkomstig van het Erve Venhorstink in Zuidloo en is getrouwd met Stina Venhorsting. Ook haar vader Jan komt mee naar Gorssel en overlijdt op 17 juli 1832 op Raland. Helemaal vreemd is Philippus niet in Gorssel, want hij is geboren in Eefde en zijn moeder Jenneken Francke is afkomstig van de Franckenstede. In 1840 blijkt dat Philippus met twee runderen ook al wat vee heeft. Er waren vijf kinderen waarvan er drie zijn geboren op 't Raland en er twee op jonge leeftijd zijn overleden. Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Philippus Hietbrink als eigenaar van het plaatsjen Raland.

Oudste zoon Jan, die in Zuidloo is geboren, trouwt op 7 september 1849 met Lammerdina Goorman en zij worden de nieuwe hoofdbewoners. Jan zijn vader en moeder zijn inmiddels overleden: Philippus Harmanus Hietbrink op 7 augustus 1846 en Stina Venhorsting op 12 maart 1849. Ook Jan werkt als dagloner en wordt vader van zes kinderen waarvan er drie jong overlijden. Ook Jan wordt niet oud, want hij overlijdt 9 februari 1863 op 38-jarige leeftijd. Voor zijn huwelijk woonde en werkte hij op 't Dijker.
 
Lammerdina hertrouwt op 30 maart 1865 met Martinus Sangers die klompenmaker van beroep is. Na zijn komst zou 't Raland ook bekend zijn als "Sangers", een naam die nu nog steeds voor het boerderijtje wordt gehanteerd. Martinus zou er dan ook bijna 38 jaren wonen. Martinus en Lammerdina kregen geen kinderen, dus mooi voor Martinus dat zijn naam op deze manier voortleefde.

Lammerdina had dus wel zes kinderen uit haar huwelijk met Jan Hietbrink waarvan er drie oud worden: oudste is dochter Gerritdina Hietbrink die op 30 november 1852 is geboren en in 1875 trouwde met Hendrik Jan Wassink en in de Eesterbrink gaat wonen, wij komen haar daar weer tegen. Jongste zoon Antonie trouwt met Bartjen Veldink en vertrekt ook van 't Raland. Zoon Herman blijft op 't Raland wonen.
 
Klein grut kwam er weer in 1881, een jaar nadat Herman Hietbrink trouwde met Jenneken Udink op 13 mei 1880. Er zouden negen kinderen worden geboren in de periode 1881-1896 waarvan Lammerdina Goorman er vijf meemaakte, zij overleed namelijk op 24 december 1888. Op de foto hierboven zien wij Herman en Jenneken en acht kinderen, één overleed al op jonge leeftijd. Herman leerde het vak van zijn stiefvader en werd ook klompenmaker van beroep en was dat tot aan zijn dood op 9 juni 1917. In 1911 trouwt zoon Derk Jan met Bertha Johanna Fredrika Teunissen en gaat met haar op 't Raland wonen en kort daarna wordt hun dochter Jenneken geboren. Zij blijven niet op 't Raland, dat is zoon Herman die 29 mei 1920 trouwt met Antonia Hermina Kromdijk. Hij is de eerste bewoner van 't Raland die er als landbouwer zou werken en van 't Raland een echte boerderij maakte. Moeder Jenneken Udink bleef op de boerderij wonen en werd maar liefst 93 jaren oud, zij overleed op 31 januari 1949. Dochter Johanna Hietbrink trouwde met Berend Braakhekke die op 't Loo woonde. Het echtpaar woonde op de Konijnenbult in Eefde en op de Flierderkamp in Gorssel.
 
1797-1827 Hendrik Boterman en Johanna van der Meij Eerste bekende bewoners
1827-1837 Derk Jan Smeenk en Teuntjen Oosterveld Geen familie van vorige bewoners
1831-1849 Philippus Harmanus Hietbrink en Stina Venhorsting Geen familie van vorige bewoners
1849-1863 Jan Hietbrink en Lammerdina Goorman Jan is de zoon van Philippus Harmanus Hietbrink en Stina Venhorsting
1865-1903 Martinus Sangers en Lammerdina Goorman Martinus is de tweede echtgenoot van Lammerdina
1880-1949 Herman Hietbrink en Jenneken Udink Herman is de zoon van Jan en Lammerdina
1920-1976 Herman Hietbrink en Antonia Hermina Kromdijk Herman is de zoon van Herman en Jenneken
     
 

Huidig adres: Eekweg 5

 
 

Op 22 september 1976 namen Herman Hietbrink en Antonia Hermina Kromdijk afscheid van de buren van de Eesterhoek.

Zittend v.l.n.r. : Gradus Visser, dochter Elisabeth Visser en Paulina Bouland van 't Loobosch, Antonia en Herman van 't Raland, Gerritjen Reilink van 't Loo en Aaltje Wiltink-Smale van Kleine Reins.

Staand v.l.n.r. : Hermina Reilink en Derk Jan Steging van 't Loo, Marie Kampschreur van Prinsenland, Riek en Albert Jan Oostenenk van Hoekman, Rieki en Gerrit Boschloo van 't Boschloo, Simone Vicée van Beltmanskamp, Riesje Oostenenk van Hoekman, Dick Vicée van Beltmanskamp, Gerrit Oostenenk van Hoekman, Jan Ilbrink van 't Hekkert, Bertha Ilbrink van 't Ilbrink, Gerrit Jan Steging van 't Loo, Hennie Menkveld van 't Ilbrink en Jan Wiltink van Kleine Reins.

 
Op de luchtfoto hierna is goed te zien dat de weg eerst achter boerderij Raland liep. Het huis rechts is Kleine Reins. Achter dit huis loopt een klein paadje richting de uiterwaarden welke leidde tot 't Weiland ... nee, niet alleen gras, maar ook steen, want 't Weiland is de naam van een boerderij aan de IJssel, we gaan er straks naartoe! Eerst brengen wij een bezoek aan de Kleine Reins.
 
Kleine Reins
 

De Kleine Reins is vernoemd naar boerderij Reins in de Boschterhoek welke ook wel bekend staat als Frankenplaats. Op deze grote boerderij woonde de familie Wiltink en werkte diverse knechten en dienstmeiden. Het huisje wordt gebouwd voor de dienstknecht die er mag gaan wonen, De Kleine Reins is daarmee de arbeiderswoning van de boerderij. De boerderij zal mogelijk zijn gebouwd op de grond die van oorsprong behoorde tot 't Raaland, deze katerstede werd in 1827 gekocht door Teunis Wiltink die van 't Reins afkomstig is.

 
De eerste knecht die er woonde was Gerrit Jan Lambooi en zijn echtgenote Rika Steegink die er op 10 mei 1929 komen wonen. Gerrit Jan zijn voorouders komen uit Holten van het erve Lambooij welke naast Erve Strokappe stond. De families Lambooij en Strokappe woonden dus in Holten vlak bij elkaar en het is toevallig dat op de Kleine Reins later ook nog een Strokappe komt wonen.

Precies een week nadat het echtpaar in Gorssel komt wonen, wordt er een dochter op de Kleine Reins geboren. Het gezin woont 2,5 jaar in het huis en vertrekt op 11 november 1931 naar Diepenveen waar Gerrit Jan en Rika in 1929 ook vandaan kwamen.


Nieuwe bewoners zijn Martinus Smeenk en Everdina Wullink. Het echtpaar, dat op 28 mei 1926 in Vorden was getrouwd, heeft al twee dochters en daar komt nog een dochter bij die in 1933 op de Kleine Reins wordt geboren. De familie woont lange tijd in de arbeiderswoning maar daar komt een einde aan als Martinus op 1 juni 1947 overlijdt. Everdina en de kinderen mogen nog even op de Kleine Reins blijven wonen en vertrekken in 1948.


Daarna komt er opnieuw een weduwe. Het is mevrouw Muilerman met vier kinderen.
 

In 1951 komt dan Hendrik Jan Strokappe en zijn vrouw Hendrika Johanna van der Meij naar de Kleine Reins. Het echtpaar is afkomstig van Harfsen waar de familie Strookappe zijn Gelderse roots heeft. In Harfsen is al een zoon geboren en in 1952 wordt er ook nog een zoon in Gorssel geboren. Hendrik Jan is niet de eerste Strokappe die in de Eesterhoek werkt, in 1870 werkt Jan Strookappe al op ´t Eschede. Nicht Alberta Strookappe werkte eerder ook op ´t Reins en neef Jan was boerenknecht op ´t Wolferink. Oma Hendrika Muil werkte nog als dienstmeid op ´t Boschloo. Op 8 mei 1959 overlijdt Hendrik Jan en woont er dus weer een weduwe op Kleine Reins. Hendrika Johanna vertrekt op 11 november 1960 met de twee zoons naar Nijverdal.

Daarna wordt de Kleine Reins bewoond door de families van de dienstknechten Bolink en De Lange, maar heeft het huis ook leeggestaan.
 
Als Jan Wiltink en Aaltje Smale, landbouwers op Reins, in 1971 besluiten het rustiger aan te doen en kleiner te gaan wonen, komt het mooi uit dat zij al een eigen kleine woning hebben. En zo gebeurt het dat de bewoners van de grote naar de kleine Reins verhuizen! Het huidige adres is Eekweg 6.
 
 
't Weiland
 

Het kaartje hierboven bij de luchtfoto van ´t Raland is gezien van de andere kant als van de luchtfoto ernaast. Het begin van het weggetje naar 't Weiland is dus te zien linksonder op de tekening. En het was het begin van een flink eind, want pas dichtbij de IJssel is er eindelijk een huis te vinden. Aan de andere kant van de IJssel staat slot Nijenbeek en het pad wordt daarom het Nijenbeekspad genoemd. Op het pad staan meerdere klaphekjes en één daarvan staat nog steeds in het tegenwoordige weiland, een foto daarvan volgt. Het valhekje hiernaast is getekend door J. Seebus en gepubliceerd in Ons Markenboek.

Er stonden twee boerderijen bij de IJssel. 't Weiland is de oorspronkelijke naam van de boerderij welke later het Oude Weiland zou worden genoemd en uiteindelijk bewoond was door de familie Dommerholt. Het Nieuwe Weiland is ongeveer 25 jaar later gebouwd en is altijd bewoond geweest door de familie Bruggeman. Maar beide boerderijen werden meest
al gewoon 't Weiland genoemd. Op de foto hieronder zien wij rechts het achterhuis en schuur van 't Oude Weiland en in links in de verte is het Nieuwe Weiland te zien.

 
Het Weiland bij de IJssel zal na 1841 zijn gebouwd want dan krijgen alle boerderijen nieuwe huisnummers en wordt er niet één toegekend aan 't Weiland. Later krijgt 't Weiland huisnummer 43a, dat van Raland was 43 en van 't Loo 44. Op een kaart van 1844 is 't Weiland voor het eerst te zien, het boerderijtje zal dus tussen 1841 en 1844 zijn gebouwd. Deze staat vlakbij de IJssel nabij het voetveer de Houtwal waar overgestoken kon worden naar Voorst. Dit gedeelte van de Eesterhoek wordt ook wel "het hoofd" genoemd gezien de vorm van dit gebied welke grenst aan de IJssel. 't Weiland was eigenlijk een zanderige verhoging in de uiterwaarden.

Eigenaars zijn Willem Nikkels en Maria Kostverloren, een koopman en zijn vrouw uit Deventer. Zij kochten in 1831 de grond van de marke Gorssel en bouwden er later het huisje, maar woonden er niet. Het huisje zal dus zijn verpacht aan de bewoners.
 
Wie waren deze bewoners? In het register van personele omslag van 1846 vindt de eerste registratie plaats, maar helaas is de naam moeilijk leesbaar. Het lijkt ene T. Lueks te zijn, maar erg duidelijk is het niet. Het zou goed Teunis Lucassen kunnen zijn die op 14 mei 1847 in Gorssel trouwde met Hendrina Lucassen, we gaan hiervan uit. Hij was weduwnaar van Hendrika Christina Straatman.

In 1851 is de naam wel goed leesbaar, is het een andere en zijn het er zelfs twee! Het zijn Jan Struikenkamp en Mannes Hietbrink. Mannes is de zoon van Philippus Harmanus Hietbrink en Stina Venhorsting van 't Raland en is dan nog vrijgezel. Jan Struikenkamp is wel getrouwd, zijn echtgenote is Hendrika Tamboer met wie hij op 19 februari 1848 was getrouwd. Aangenomen mag worden dan zij na hun huwelijk op 't Weiland zijn gaan wonen, oudste dochter Hendrika is er in ieder geval op 4 februari 1849 geboren. Er worden nog twee dochters geboren, maar in 1854 blijkt de familie de IJssel te zijn overgestoken en in Twello te wonen. Eén van die dochters is Lammerdina die op 7 juni 1850 is geboren. Zij trouwt op 24 juni 1871 te Voorst met Gerard de Weerd en dit echtpaar is op de foto hieronder te zien. Hendrika Tamboer was eerder getrouwd met Hendrik Bruggeman, halfbroer van Teunis Bruggeman, de eerste bewoner van 't Nieuwe Weiland aan de IJssel, hierover straks meer!
 
In 1855 komen nieuwe bewoners naar 't Weiland. Opnieuw een pas getrouwd stel, het zijn Berend Jan Schoolderman en Willemina Dikkeboer die op 9 februari 1855 zijn getrouwd. Ook hier worden weer drie meisjes geboren. Eén van de dochters is Alberta Johanna die trouwt met Willem Bronzewijker, zoon van Garrit Jan Bronzewijker en Gerritjen Lueks. Deze Gerritjen was mogelijk eerder getrouwd met Georg Michel Wieland die in 1842 is overleden. Het is misschien wat vergezocht, maar Lueks, Wieland, 1842 ...

Over Berend Jan Schoolderman en Willemina Dikkeboer kunnen we gelukkig duidelijker zijn. Berend Jan werkte als akkerbouwer. Zijn zuster Hendrika Schoolderman en zwager Jan Hendrik Pasman woonden ook op 't Weiland en vertrokken in 1863 naar Apeldoorn. Zij hebben elkaar op 't Weiland leren kennen waar ze als dienstmeid en dienstknecht werkten. Er woonden ook andere dienstknechten en dienstmeiden, dus er werd best wel aardig geboerd op 't Weiland. Berend Jan en Willemina vertrokken op 27 januari 1866 noodgedwongen met hun drie dochters naar Bathmen.
 
Het Weiland is namelijk verkocht! Maria Kostverloren is overleden op 24 februari 1865 en Willem Nikkels en de kinderen willen dan Het Weiland verkopen. De veiling vindt plaats op 28 augustus 1865 en "Erve het Weiland", gelegen aan den IJssel, bestaat dan uit een bouwmanswoning, twee zaadbergen, tuin met vruchtbomen, bouwland, weiland en rijswaard met een totaal oppervlakte van ruim 17 hectaren. Perceel 1 van de veiling betreft de bouwmanswoning en de grond eromheen en betreft kadastraal perceel E1309 en gedeelten van E1417 en E1418 en is samen ongeveer vier hectare groot. Dit perceel wordt voor 2950 gulden gekocht door Evert Jan Jacobs.

Hij doet zijn intrek op 8 februari 1866 en is dan de eerste eigenaar die op 't Weiland woont. Zijn echtgenote is Johanna Ilbrink, kleindochter van Willem Ilbrink van 't Ilbrink. Zij waren in 1854 al getrouwd en hebben dan vijf kinderen en op 't Weiland worden er, hoe kan het anders, nog eens drie geboren.

Evert Jan overlijdt op 4 februari 1877 en Johanna staat er dan alleen voor, maar de vrijgezelle zoons Evert Jan, Theodorus, Johan Christiaan blijven tot haar dood bij haar op 't Weiland wonen en werkten allen als landbouwer. Johanna overlijdt op 9 maart 1916 en wordt 85 jaar oud. Johan Christiaan vertrekt in 1918 naar Zutphen en overlijdt er het jaar erop. Theodorus trouwt alsnog op 10 november 1921 met Johanna Kornegoor, hij is dan bijna 57 jaar oud, en vertrekt dan naar Ruurlo waarna Evert Jan op 10 februari 1922 ook naar Ruurlo vertrekt en er waarschijnlijk bij zijn broer en schoonzuster gaat wonen. 't Weiland stond in 1918 op naam van Theodorus Jacobs en is in 1936 door diens weduwe Johanna Kornegoor verkocht. Evert Jan en Johan Christiaan waren mede-eigenaars maar waren toen al overleden.
 
Opvolgers van de familie Jabobs zijn Gerrit Dommerholt en Johanna Jacoba Dijkerman. Zij waren afkomstig van Kassenberg in Epse. Gerrit was eerder getrouwd met Gerritdina Johanna Koldewe en woonde met haar tot december 1914 in Deventer alwaar zij op de Worp een bakkerij hadden. Gerrit woont maar een jaar op 't Weiland, want hij overlijdt op 26 oktober 1923.

Johanna blijft achter met negen kinderen: twee uit haar huwelijk met Gerrit, drie uit haar huwelijk met eerste man Reinder Wijnbergen en vier kinderen van Gerrit uit zijn eerste huwelijk met Gerritdina Johanna Koldewe.

Uit dit huwelijk is zoon Hermanus de oudste en hij komt op 5 november 1923 vanuit Diepenveen naar 't Weiland om zijn stiefmoeder bij te staan en gaat er werken als landbouwer, hij is dan 18 jaar oud. Hermanus trouwt op 4 juni 1932 met zijn stiefzuster Maria Johanna Wijnbergen die in 1927 naar 't Weiland kwam.
 
Wonen op 't Weiland was best lastig. De weg naar Gorssel was lang en bij hoog water was er überhaupt geen weg. Dan was de roeiboot nodig om bij het vaste land van Gorssel te komen, er werd dan gevaren richting de Belte. In de periode van de Tweede Wereldoorlog lag 't Weiland door hoog water regelmatig geïsoleerd en was het een ideale plek om met de roeiboot onopvallend de IJssel naar Voorst over te steken. Dit gebeurde regelmatig in de laatste jaren van de oorlog. Op 10 mei 1940, bij het begin van de oorlog, werd het de familie Dommerholt en ook Bruggeman nog te heet onder de voeten omdat de Duitsers er de IJssel dreigden over te steken. Hermanus spande het paard voor de met beddegoed volgeladen wagen en vertrok naar familie in de Eesterhoek. Afgezien van een veulen bleef het vee achter en moest Hermanus 's avonds terugkomen om te melken en de kippen, kuikens en biggen te verzorgen. Gelukkig was er nog niet veel aan de hand al hadden aan de overzijde van de IJssel zich Nederlandse militairen verschanst die ook de Duitsers verwachtten. Die staken echter bij Zutphen de IJssel over en kwamen aan bij de achterzijde van de kazematten van de Nederlandse militairen die zich toen overgaven. Nu de dreiging van gevechten weg was, keerde de familie Dommerholt terug naar 't Weiland.
 
De eerste jaren van de oorlog kwamen stiekeme overtochten haast niet voor, De grote toeloop kwam vooral in 1944. Het waren vaak kleine groepjes mensen die de IJssel overkwamen waaronder Joodse onderduikers en gecrashte piloten. Soms waren er wel meer dan 20 man in huis, het was dan een hele drukke bedoening op 't Weiland. Zij verstopten zich in de schuur, hooiberg en de hilde. Daar verbleven zij overdag en 's avonds werden ze dan de IJssel overgevaren. Het eten werd door Johanna Jacoba Dijkerman erg gemakkelijk opgelost: een mand aardappels in de schuur en schillen maar, handen zat! De aardappels werden daarna met wat groente in een grote ijzeren pot gekookt.

Op een zondagmorgen beleefde Hermanus spannende momenten. Na drie mensen de IJssel te hebben overgezet werd hij op de terugweg beschoten door Duitsters vanaf de uiterwaarden bij slot Nijenbeek. Ze waren gelukkig te ver om gericht te kunnen schieten. Hermanus meerde de boot af en dook de loopgraven in en bereikte hierdoor veilig het huis. De loopgraven waren door de OT gegraven. In die tijd was het te gevaarlijk om mensen in huis te hebben. Een geallieerde vlieger werd daarom naar Gradus Visser van 't Loobosch gebracht en kreeg daar onderdak. Net na de bevrijding kreeg ook een Duitser onderdak, maar werd gevangen genomen door Canadezen die bij 't Loo waren. Hermanus was veel op het water, maar kon niet zwemmen. Bang was hij echter niet, want hij zei altijd "ik verzoepe niet!".
De Dommerholts hebben ook een tijdje zonder boot gezeten nadat deze door de Duitsers was gevorderd. Niet alleen konden er dan geen mensen meer de IJssel worden overgezet, bij hoog water kon er ook niet naar Gorssel worden gereisd. Gelukkig kon een klein bootje van buurman Garssen van de overzijde van de IJssel worden geleend. Het bootje was zo klein dat die in een loopgraaf kon worden verstopt. De familie Bruggeman had hun roeiboot nog, zij hadden deze verstopt onder een hoop aardappelloof. De roeiboot was op 't Weiland dan ook een noodzaak, zonder was je niets. Te fiets kon je door de weilanden naar Gorssel via de klaphekjes naar 't Raland of over de lenden naar de Belte. Als het water steeg, kon je je nog redden met hoge lieslaarzen. Maar bij hoger water was de roeiboot dus echt een must. In de winter was het helemaal lastig om naar Gorssel te komen, ook als er geen hoog water was. Bij sneeuwval moest met paard en slee eerst de weg vrij worden gemaakt zodat de kinderen naar school konden. Melk moest naar 't Raland gebracht worden. Dat gebeurde met een transportfiets met twee bussen voorop en één op de stang. In de oorlogsjaren werd er ook gesmokkeld. Als er een schip aanlegde op de "striekdam" werd er kolen en vooral anthraciet geruild tegen melk, boter, eieren, rogge en aardappels. Eten werd geruild maar ook weggegeven aan de vele "etenhalers" uit het westen.
 
Johanna Jacoba Dijkerman overlijdt na de oorlog op 26 augustus 1946 en haar dochter Maria Johanna Wijnbergen overlijdt op 4 maart 1955. Hermanus hertrouwt op 22 december 1956 met Jenneken van der Tol en ze verhuizen dan naar het dorp en Hermanus gaat dan werken in een betonfabriek in Deventer. Hermanus is meer dan 100 jaar oud geworden. De verhalen over de oorlog zijn van zijn hand en geschreven in het artikel "de oorlogsjaren op 't Weiland" in het boek "De Voet Dwars".
 
1847-1848 Teunis Lucassen en Hendrina Lucassen Eerste bekende hoofdbewoners
1848-1854 Jan Struikenkamp en Hendrika Tamboer Geen familie van vorige hoofdbewoners
1855-1866 Berend Jan Schoolderman en Willemina Dikkeboer Geen familie van vorige hooffbewoners
1866-1916 Evert Jan Jacobs en Johanna Ilbrink Geen familie van vorige hoofdbewoners
1877-1922 Evert Jan en Theodorus Jacobs Evert Jan en Theodorus zijn zoons van Evert Jan en Johanna
1922-1946 Gerrit Dommerholt en Johanna Jacoba Dijkerman Geen familie van vorige hoofdbewoners
1927-1956 Hermanus Dommerholt en Maria Johanna Wijnbergen Hermanus is de zoon van Gerrit
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond op de plek van het Zandgat  
 
't Nieuwe Weiland
 
't Nieuwe Weiland is het boerderijtje van de familie Bruggeman. Het boerderijtje was veel kleiner dan dat van Dommerholt en bood plaats aan maar vier koeien. Volgens de Bruggemannen was het boerderijtje niet gebouwd, maar aangespoeld!
 
Op 10 januari 1867 wordt het boerderijtje voor het eerst bewoond door Teunis Bruggeman, zijn vrouw Harmina Hoekman en hun twee zoons Roelof en Gerrit Willem. Ze waren afkomstig van Voorst, aan de andere kant van de IJssel, de rivier waar de familie Bruggeman zoveel tijd op heeft doorgebracht. Later in 1867 wordt dochter Garritjen als eerste Bruggeman op 't Nieuwe Weiland geboren, er zouden er nog vele volgen. Uiteindelijk bestond het gezin van Teunis en Harmina uit tien kinderen.

Teunis is een neef van Martinus Sangers die in 1865 op 't Raland kwam wonen en waarschijnlijk zal hij zijn neef getipt hebben. Teunis was klompenmaker van beroep maar was ook onbezoldigd rijksveldwachter te Gorssel. Dat blijkt uit een krantenartikel van 20 mei 1881 waarin staat geschreven dat hij tot een jaar celstraf is veroordeeld wegens knevelarij. Dit omdat hij als openbaar ambtenaar tot twee maal toe iets heeft ontvangen of gevorderd hetgeen hij wist dat dit niet verschuldigd was. Hij zit zijn straf uit in de Koepelgevangenis in Rotterdam en dat zal van september 1881 tot september 1882 zijn geweest want in deze periode wordt hij uitgeschreven van het bevolkingsregister.

De oudste twee zoons zijn dan al zo oud en flink dat zij samen met moeder Harmina en de dienstknecht de boel draaiende konden houden op 't Weiland. Mogelijk is Teunis eerder dan gepland teruggekomen naar Gorssel omdat dochter Tonia ziek was, zij overleed een week later op 23 september.
 
Op 31 januari 1884 komt Gerritjen Brink, de moeder van Harmina, bij haar dochter wonen. Zij overlijdt op 22 oktober op 79-jarige leeftijd. Harmina zelf wordt niet zo oud, zij overlijdt op 7 juni 1898 op 60-jarige leeftijd. Ondertussen had de nieuwe vrouwelijke hoofdbewoonster al haar intrede op 't Weiland gemaakt. Het is Eva Gerritsen die op 27 november 1897 te Voorst met Gerrit Willem Bruggeman in het huwelijksbootje stapt en dan de IJssel komt overgevaren.

Op 26 februari 1898 dient de volgende generatie Bruggeman zich al aan als kleinzoon Teunis wordt geboren. Hij is niet de eerstgeborene, want op 16 november 1896 was reeds dochter Reintje Gerdina in Voorst geboren, zij woonde echter niet op 't Weiland. Ook had Eva Gerritsen al een zoontje uit haar eerste huwelijk met Gerrit Kempink, maar deze werd maar één maand oud. Eva is trouwens een nichtje van Aaltjen Schuitert Strookappe, de zus van Jan Strookappe die Erve Strookappe in Harfsen stichtte!
 
Gerrit Willem koopt op 4 juni 1898, vlak voor het overlijden van zijn moeder, het boerderijtje van zijn ouders. 't Weiland bestaat dan uit een huis, schuurtje, erf, tuin, bouwland en weiland met een totaal oppervlak van ruim 1,6 hectare. Daarbij hoorde ook de inboedel, vee, gereedschappen, het gewas op het land en voorts alles wat toe voormelde gebouwen en landerijen behoorde. Het gaat allemaal voor 2500 gulden over van vader naar zoon.
 
Teunis Bruggeman woonde van 1900 tot 1904 alweer een periode niet op 't Weiland en woonde toen in Diepenveen. Hij overleed op 19 februari 1907 in Gorssel. Zoals gezegd was hij klompenmaker van beroep en hij zal ook veel klompen hebben gemaakt voor zijn kinderen en kleinkinderen waarvan er ook nog negen op 't Weiland zijn geboren. Een keer maakte hij 100 paar klompen in ruil voor een Friese staartklok welke tussen de beide bedsteden hing. Bijzonder gegeven: bij hoog water dreven de klompen voor de bedsteden! Net als bij de Dommerholts waren de Bruggemans dan toegewezen tot de roeiboet om naar Gorssel te komen. Zoals gezegd was er op stal plek voor vier koeien, maar er waren er drie. De dames werden bij hoog water in 1926 steeds hoger geplaatst door middel van oude planken en deuren en wat al niet meer voorradig was, tot ze soms met hun rug tegen de hilde stonden. Er was sprake van een klein boerenbedrijf op 't Weiland.

Op de foto hiernaast de familie Bruggeman met staand v.l.n.r. de kinderen Teunis, Everdina, Gerrit Jan, Johanna Hermina, Reintje Gerdina, Herman & Gerritdina Wilhelmina en voor v.l.n.r. Gerrit Willem sr, Gerrit Willem jr, Eva Gerritsen en dochter Hendrika.
 
Gerrit Willem was dan ook geen landbouwer, maar visser van beroep en hij viste op zalm en steur. Ook was hij jager. De opbrengst van de jacht en de vis werd per boot naar Deventer gebracht. Eva ging ook regelmatig naar Deventer met een mand vol eieren om die op de markt te verkopen. Eieren waren daarnaast natuurlijk ook voor eigen gebruik, zo ook de melk van de koe en voor het vlees werd soms een varken geslacht. De groente kwamen uit de groentetuin en met een pot vol aardappels die op een open vuur onder de schouw werden gekookt kwamen de ingrediënten voor de maaltijden vrijwel allemaal van 't Weiland of uit de IJssel.
 
Deze rivier zorgde ook nog voor meer inkomsten, want Gerrit Willem was ook veerbaas en zette mensen voor drie cent over naar slot Nijenbeek alwaar aan de overkant een herberg was en de weg naar Voorst of Klarenbeek. In de Tweede Wereldoorlog kwamen er vaak mensen die op zoek waren eten, die mochten van Gerrit Willem gratis over. Ook werden er Engelse piloten overgeroeid. Een brug over de IJssel lag er gelukkig niet bij Bruggeman. Ze zouden dan een toepasselijke familienaam hebben gehad, maar minder inkomsten!

Inkomsten waren noodzakelijk, want er woonden altijd veel mensen op 't Weiland. Behalve de kinderen van Eva en Gerrit Willem woonden er tijdelijk ook de schoondochters Willempje Vorsthof (echtgenote van Teunis Bruggeman) en Christoffelina Palsenbarg (echtgenote van Gerrit Jan Bruggeman, de één-na-oudste zoon van Gerrit Willem en Eva). Ook woonde kleinzoon Evert lange tijd op 't Weiland. Op de foto hiernaast zien wij hem met zijn opa in de roeiboot.
 
Gerrit Willem kon niet zwemmen, maar kon roeien als de beste en wist alles over de draaikolken en stromingen in de rivier. Hierdoor was de IJssel een gevaarlijke rivier en Gerrit Willem heeft meerdere personen van de verdrinkingsdood moeten en kunnen redden! In totaal heeft hij vijf mensen gered. De laatste twee redde hij op 85-jarige leeftijd en hiervoor kreeg hij in 1951 een medaille van het Carnegie Heldenfonds. Voor al het goede werk dat Gerrit Willem en Eva in de oorlog hadden gedaan, kregen ze voor hun 50-jarig huwelijksfeest in 1947 elektrisch licht. Vele houten palen en kilometers draad werden toen door de weilanden naar hun huis gelegd. Er was altijd veel aanloop bij de Bruggemans. Boeren en schippers, ze kwamen regelmatig bij de familie Bruggeman over de vloer voor een praatje en een borreltje op z'n tijd.

In 1950 verkoopt Gerrit Willem het huis aan zijn zoon Gerrit Willem. Deze is in de oorlog nog gevangen genomen door de Duitsers samen met zijn zus "Gaie" die hij net met de roeiboot uit Voorst had opgehaald. Toen de Duitsers roeiboten invorderden, heeft de familie Bruggeman de roeiboot verstopt onder een hoop aardappelloof.
 
Eva Gerritsen is op 11 oktober 1958 op 't Weiland overleden. De winter erop woonde Gerrit Willem Bruggeman bij zijn dochter Hendrika (Heintje) aan de Joppelaan en is daar op 16 mei 1959 overleden. Zoon Gerrit Willem en dochter Johanna Hermina waren beiden ongetrouwd en zijn tot de verkoop in 1961 op 't Weiland blijven wonen en waren de laatste bewoners van het boerderijtje. Het boerderijtje werd verkocht aan een kunstschilder uit Deventer die het op zijn beurt verkocht aan de firma Van der Kamp, zie hieronder.
 
Hiernaast nog twee foto's met boten. Op de linkerfoto zien wij zeven kleinkinderen van Gerrit Willem Bruggeman en Eva Gerritsen in de boot van hun opa.

In de boot op de rechterfoto zien we derde van links Gerrit Willem Bruggeman en geheel links zien wij zijn broer Herman die nog op 't Boschtert heeft gewoond en verderop deze pagina nog aan bod komt. De man tussen hen in is waarschijnlijk Peter Slijkhuis die aan de andere kant van de IJssel in Wilp op boerderij de Zandwei woonde en een neef van de Bruggemannen was. De boot is mogelijk van hem geweest, het was waarschijnlijk niet een boot van de familie Bruggeman. Wij doen echter geen navraag en blijven aan deze kant van de IJssel!


1867-1900 Teunis Bruggeman en Harmina Hoekman Eerste bewoners
1897-1958 Gerrit Willem Bruggeman en Eva Gerritsen Gerrit Willem is de zoon van Teunis en Harmina
1899-1961 Gerrit Willem en Johanna Hermina Bruggeman Willem en Hanna zijn kinderen van Gerrit Willem en Eva
     
  Huidig adres: Afgebroken, zie beschrijving hieronder  
 
't Oude Weiland is afgebroken en stond op de plek waar nu "het Zandgat" is. Op de middelste foto hieronder is staat de boerderij er nog maar is de afbraak al wel begonnen en komt het Zandgat al dichtbij. Ook het Nieuwe Weiland bestaat niet meer, maar de overblijfselen zijn nog te vinden in het weiland. Goed is daar te zien dat het boerderijtje op een hoger gelegen zandvlakte was gebouwd. De drie lindebomen voor het huis staan er nog steeds en zijn de stille getuigen van de Bruggeman geschiedenis die hierboven staat beschreven. Op de middelste foto is het Nieuwe Weiland ook te zien.
 
 
't Oude en Nieuwe Weiland zijn uiteindelijk gekocht door de firma L. van de Kamp, een zand- en grinthandel uit Deventer. Deze kocht 't Oude Weiland al in 1956 van Hermanus Schreibelt, landbouwer te Borculo. De familie Dommerholt heeft de boerderij van hem en voorheen de familie Jacobs in pacht gehad en was dus geen eigenaar. Hermanus Schreibelt had de boerderij in 1936 gekocht van Johanna Kornegoor. De firma van de Kamp had belang bij het vele zand onder met name 't Oude Weiland en wilde deze gebruiken als metselzand. Na de zwarte grond en de klei te hebben afgegraven, werd het zand weggezogen waardoor het zandgat ontstond. De boerderijen werden afgebroken, maar van het onbewoonde Oude Weiland was al weinig meer over want deze was door vandalen in brand gestoken.
 
Op het kaartje staan beide boerderijtjes aangegeven en is goed de positie t.o.v. de IJssel te zien. Rechtboven is 't Raland aangegeven en daaronder 't Loo. De rode puntjes aan de rechterzijden zijn van Hoekman en Boschloo.

Gebied heet de Eesterwaard en het gebied erboven heet de Ravenswaard. In de volksmond wordt gesproken over "De Lenden".
 



Op de kaart staat ook kasteel Nieuwenbeek, beter bekend als Slot Nijenbeek, aangegeven. Weliswaar niet gebouwd op Eesterhoekse bodem, maar altijd duidelijk zichtbaar in het landschap van de Eesterhoek. Er is heel veel te vertellen over dit bijzondere gebouw, zie hiervoor deze link. In 2015 en 2016 is de ruïne gerestaureerd.
 
't Loo
 
Het Loo is een veldnaam welke tot boerderijnaam is geworden en stond voor een "open plek in een bos c.q. bosje op hoge zandgrond" en ook een "niet al te dicht, makkelijk te kappen bos". De boerderij zal dus vlakbij dit bos zijn gebouwd en voor de bouw zijn misschien wat bomen geweken, het kappen was immers niet het zwaarste werk. Het bouwen van 't Loo kan ook niet zoveel voorgesteld hebben, want het was eerst een eenvoudige katerstede. Er zal mogelijk ook ruimte zijn gemaakt voor een akker en veeweide. In 1546 wordt in het archief van de marke Eschede al over 't Loo gesproken maar daarmee zal het gebied bedoeld zijn. In 1665 pacht Claes ten Bosch 't Groote en Kleine Loo van de Marke van Eschede die eigenaar van de gronden was, maar hij zal er niet hebben gewoond want hij woonde toen op 't Ontijdink. Het was overigens een groot gebied met een weerdstrang welke tesamen ook wel het Eesterloo werd genoemd. Overigens zou omstreeks 500 tot 300 voor Christus hier een grafheuvel hebben gelegen.
 

In 1670 is er wel sprake van bewoning, Berent Gerritsen en Aeltjen worden dan genoemd als "ehelieden woonende in 't Loo" en ze zullen er waarschijnlijk in een eenvoudig huisje hebben gewoond welke zij met toestemming van de marke Eschede hebben mogen bouwen. Dit zal het huisje zijn geweest welke wij het Kleine Loo noemen (het is namelijk geen authentieke huisnaam) en met een rood stipje op de twee kaarten hieronder wordt aangegeven. Het echtpaar trouwde in 1663 en zijn toen mogelijk al in 't Loo komen wonen en er worden drie dochters geboren. In 1686 hertrouwt Berent met Jenneken Willems van de Perecate, zij is moeder van een 5-jarig jongetje die onecht is geboren. In het echt krijgt zij met Berent nog vier dochters.

Mogelijk stond Berent ook wel bekend als Hutten Berent waarover het volgende staat geschreven in Ons Markenboek in een artikel over het Armenboek van Gorssel: In mei 1670 komt deze man voor het eerst in het armenboekje voor. Hij ontving twee guldens uit de armenkas. Dergelijke bedragen ontving hij in de jaren die volgden met enige regelmaat en het zal waarschijnlijk hebben gediend als ’leefgeld’. Berent ontving daarnaast zo nu en dan wat extra’s: geld voor een varken, schoenen, bedlakens, hemden en in 1677 zelfs een jonge koe ter waarde van 22 guldens. Deze koe liet hij grazen bij de hof te Eschede en later in de weilanden van boerderij de Grote Muil, tegenwoordig gelegen aan Gorsselse Enkweg. Tegen betaling uiteraard; ook deze kosten nam de diaconie voor haar rekening! In 1691 was Berents koe waarschijnlijk overleden en ontving hij van de diaconie een nieuwe. Drie jaar na deze gulle gift van de diaconie verdwijnt Berent uit de boeken: in januari 1694 ontving hij nog een half vat bier, en op 9 maart nog 4 guldens. Is hij overleden? Vertrokken? Of heeft hij, met hulp van de diaconie, een zelfvoorzienend leven kunnen opbouwen? Ervan uitgaande dat dit Berent Gerritsen is dan zal hij geen steun meer nodig hebben gehad want hij leefde nog in 1700.


In 1697 worden 't Groote en Kleine Loo en de weerdstrang, wegens hun verwaarloosden toestand, verkocht door de geërfdens van de buurschap Eschede. De veiling vindt plaats op 22 november en de markenrichter Everhard Marrienborgh van 't Eschede is met een bod van 700 daalders op 't Groote Loo en 420 daalders op 't Kleine Loo oorspronkelijk de hoogste bieder. Maar er wordt uiteindelijk voor 1675 daalders (incl. de weerdstrang) afgemijnd door Robbert van Heeckeren, heer tot Enghuizen. Lang is hij geen eigenaar geweest want hij is in 1699 overleden en woonde toen in Zutphen. Rechts hiernaast is zijn portret te zien.

Bij 't Kleine Loo wordt een weg beschreven die naar 't Grote Loo leidt. Ook wordt er nog gesproken over een voetpad en een melkweg en over het Ralant, een stuk land. Opgemerkt dient te worden dat hier met 't Kleine en 't Groote Loo gebieden worden bedoeld en geen katersteden, daarvan zal er in die tijd waarschijnlijk maar één zijn geweest die overigens niet als zodanig wordt genoemd bij de veiling.

Terug naar de bewoners Berent en Jenneken. Uiteindelijk is het zoontje van Jenneken, genaamd Willem, de enige man van de volgende generatie en hij volgt zijn moeder en stiefvader op. Willem trouwt in 1708 met Trientjen Jansen en zij krijgen vijf kinderen waarvan drie zoons. De jongste genaamd Evert gaat later wonen op 't Rensink en de andere twee zoons (genaamd Willem en Jan) blijven in 't Loo wonen. In 1737 doen Willem en Jan tegelijk belijdenis en worden dan genoemd als Willem Willemsen op het Loo en Jan Willemsen op het Loo. Er wordt hier dus maar één boerderij genoemd en waarschijnlijk is dat nog 't Kleine Loo en was 't Groote Loo nog niet gebouwd.

 
Jan was twee keer getrouwd: eerst met Garritjen Japiks (Jacobs) en na haar overlijden hertrouwt Jan in 1754 met Hendrina Hendriks. Jan woont dan al op de Beckerstede (Bekkershofste) welke later 't Zand werd genoemd en tegenwoordig nog steeds deze naam heeft. Jan zal hier omstreeks 1746 naar toe zijn verhuisd. Wij volgen nu even Willem als oudste zoon en waarschijnlijke hoofdbewoner van 't Loo, ook hij was twee keer getrouwd en deed dat eerder dan Jan. Op 8 januari 1736 trouwt hij met Henderica Huberts maar dat huwelijk is van korte duur want op 7 april 1737 hertrouwt Willem als weduwnaar met Geertrui Ligtenberg. Uit dit huwelijk worden vier dochters geboren. Waarschijnlijk is Willem omstreeks 1755 van 't Loo vertrokken, hij is toen gaan wonen op de Braamkolk. Willem senior maakt dat niet meer mee want "den ouden Loo Willem" is in 1747 al overleden. De oude bewoners van de Braamkolk Aerent Garrits en Derksken Hendriks wonen anno 1758 "op de Hutte", mogelijk dus het Kleine Loo en hebben zij van huis gewisseld?
 
In 1767 komen wij Jan Jansen in 't Loo tegen. Het betreft Jan Tankink die pas in 1778 als bouwman in 't Loo wordt aangenomen als lidmaat. Waarschijnlijk woont hij dan al ongeveer 15 jaar in 't Loo samen met zijn echtgenote Willemken Hendriks. De volgende bekende bewoner is ene Philippus in 't Loo waarvan aangenomen wordt dat dit Philippus Schutte is die in 1786 was getrouwd met Maria Bolman en zeker in Gorssel woonde. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 worden Jan Tankink en Flips in 't Loo allebei genoemd. Ze zullen dan apart hebben gewoond en dus zal in die tijd wel sprake zijn geweest van 't Kleine en 't Groote Loo, waarbij we dan aannemen dat Jan op 't Kleine Loo woonde en Philippus op 't Groote Loo.

De kaart hiernaast is van omstreeks 1786 en daarop wordt het Eester Loo aangegeven welke dus bestond uit het Groote en het Kleine Loo waarvan het Groote waarschijnlijk meer westelijk lag waarop de boerderij 't Loo is gebouwd en waarvan de grond zal zijn ontgonnen door de reeds genoemde bewoners. De boerderij staat aangegeven op de kaart en duidelijk is te zien dat op deze plek eerder bos heeft gestaan welke links en rechts doorloopt. Het boerderijtje Kleine Loo hebben wij met een lichtrood stipje gemarkeerd. Deze zal bewoond zijn geweest door de oorspronkelijke bewoners en deze stond aan de rand van het bos wat er toen nog stond. Nadat deze was gekapt en de grond was ontgonnen, is de huidige boerderij 't Loo ontstaan, waarschijnlijk in de tijd dat Jan Jansen Tankink er is komen wonen. Eerder genoemde Claes ten Bosch zal ook in dit gebied hebben gewerkt maar mogelijk meer oostelijk (op de kaart, zuidelijk volgens het kompas) waar later door zijn nakomelingen boerderij Boschloo is gesticht.
De huidige boerderij is een stuk groter dan de oorspronkelijke katerstede. In 1912 wordt de boerderij grotendeels afgebroken en herbouwd en ziet er dan uit als op de foto hiernaast. Later zou de boerderij aan de linkerzijde en daarna ook nog eens aan de rechterzijde uitgebreid worden. Op de foto verderop is dat goed te zien.

Het bakhuis is waarschijnlijk in 1865 gebouwd en was niet erg solide en viel nogal eens om. Toen het bakhuis het zicht van het uitgebreide linker woongedeelte versperde en weer eens dreigde om te vallen, gaven de bewoners van toen maar al te graag een extra zetje en braken het bakhuis af. Tegenwoordig loopt er voor het huis een weg, in die tijd liep de weg nog achter de boerderij. Deze weg liep richting 't Raland en heette anno 1830 nog de "Loostraat" en liep vervolgens over de huidige Eekweg richting de huidige Domineesteeg,
 
Weer terug in de tijd! In 1798 wordt 't Loo aan Philippus verpacht, maar hij verlaat dat jaar de boerderij als de erfgenamen van Elia Elisabeth van de Graaf-Podt, die eigenaar van 't Loo zijn, de boerderij verkopen. De koper wordt eigenaar èn bewoner van 't Loo en luistert naar de naam Hendrik. Hendrik Grotenhuis is de volledige naam, maar de man stond ook bekend als Hendrik Bloemendaal, Hendrik Nijkamp, Hendrik Meslaart (Meisland) en Hendrik Loman! Hij is de tweede echtgenoot van Geesken van der Meij die eerder getrouwd was met Albert Grotenhuis die ook Bloemendaal werd genoemd. De familienaam komt van de boerderijnaam Grotenhuis in Epse waar Geesken met haar twee echtgenoten woonden. Geesken is de zus van Albert van der Meij die op de Braamkolk woonde, hij zal haar vast over de verkoop van 't Loo hebben getipt. De verkoop geschiedt middels een veiling welke plaats heeft in de Roskam van neef Jan van der Meij op 25 september 1798. Katerstede het Loo omvat "een huijs en onderhoorige zaeij- en weijdeland, bij Philippus in ‘t Loo in pagt gebruikt wordende, mitsgaders de heggen om het land en het daarbij gelegen akkermaals boschje en verder houtgewas, benevens een koeweijde in den Escheder Koeweert".
 
Hendrik is met 1210 gulden en 3,10 gulden hooggeld de hoogste bieder en betaalt deze in 1799 waarna 't Loo dan echt van hem en Geesken is. De namen Hendrik Grotenhuis en Bloemendaal zijn daarna passé en als man van 't Loo gaat hij als Hendrik Loman door het leven zoals aan de handtekening hiernaast is te zien.
 
Echter vanaf 1815 wordt hij veelal als Hendrik Nijkamp geregistreerd, zoals in het register van de personele omslag. Aangezien Napoleon in de tussentijd had beslist dat het gedonder met al die verschillende achternamen maar eens moest zijn afgelopen, en Nijkamp dus een bewuste keuze moet zijn geweest, noemen wij Hendrik vanaf nu ook alleen maar Nijkamp. In 1816 blijkt de IJssel uit zijn oevers te zijn getreden en wordt Hendrik door de Marke Eschede schadeloos gesteld voor de schade van de overstroming. In 1822 sluit Hendrik een hypotheek af en als zekerheid dient "caterstede het Loo genaamd, bestaande in een huis gemerkt nummer 58, ruim een bunder of een Geldersche morgen bouwland, ongeveer helft zoveel groengrond en ongeveer of ruim zoveel boschgrond".
 
Dochter van Geesken uit haar eerste huwelijk is Janna Grotenhuis die op 14 mei 1818 trouwde met Gerrit Evers en zij gaan wonen op 't Loo. Gerrit neemt ook zijn moeder Anneken Jansen mee die op 10 februari 1824 overlijdt. Zij maakt mee dat op 30 augustus 1819 haar kleindochter Johanna Alberdina, enige dochter van Gerrit en Janna, wordt geboren. Als op 21 oktober 1829 Hendrik Nijkamp en op 30 juli 1838 Gerrit Evers komen te overlijden, is er geen mannelijke hoofdbewoner meer op 't Loo. Hoog tijd dus dat Johanna Alberdina gaat trouwen en dat doet zij op 1 december 1838 met Gerrit Jan Klein Nagelvoort, de nieuwe mannelijke hoofdbewoner wiens halfbroer Teunis Kolkman op Klumper op de Eesterbrink woonde. Overigens lijkt Gerrit Evers nog van plan geweest te verhuizen want in 1820 was hij de hoogste bieder bij de veiling van den Leegen Helmich te Wilp maar liet hij na te betalen waarna den Leegen Helmich in 1821 opnieuw werd geveild en werd verkocht aan de landbouwer Willem Bussink te Epse. In 1830 is Gerrit Evers aanwezig bij een vergadering van de marke Eschede namens "Looman".
 
De kadastrale atlas van 1832 laat het huis en erf van 't Loo zien met perceelnummer 131 met als eigenaar Gerrit Evers, dus niet Hendrik Nijkamp. Beide heren werkten overigens als dagloner wat verklaart dat 't Loo met 400 m2 niet erg groot was. Bij 't Loo hoorde wel een paar percelen bouwland en hakhout, te samen bijna één hectare, en een bosperceel van ruim een hectare. Weiland was er toen niet, maar dat zal er in 1840 wel weer zijn geweest, want dan grazen er twee koeien bij 't Loo. Dat jaar wordt Gerrit Jan Klein Nagelvoort als hoofdbewoner van 't Loo geregistreerd en is dan ook dagloner van beroep. Later zou hij echter akkerbouwer van beroep worden en groeide 't Loo tot een volwassen boerderij. Bij zijn trouwen was Gerrit Jan overigens nog timmerman!
 
Timmerman was Gerrit Jan ook nog in 1839 als hij voor 150 gulden van Arend Wiltink van 't Wolferink "een stuk veldgrond met eenige bouw- en weideland genaamd het Lookampse en den IJsselkamp voortkomende bij het kadaster onder E135 bouwland, E136 heide, E137 heide en E95 weiland" koopt. Perceel E137 bestond in 1832 nog als huis en erf en was toen onbewoond, zie het rode vlakje hiernaast. Het huis ligt ongeveer 100 meter van 't Loo en 300 meter van de Stege. Het huis en erf van perceel 137 had een grootte van 500 m2 en dat van het Loo was met 400 m2 wat kleiner. Overigens werd perceel 137 nog op de pre-kadastrale kaart van 1818 nog ingetekend ondernummer 439 en verdeeld als 439 a, b en c dus in die tijd is er al e.e.a. gewijzigd. Dit zal dus de oorspronkelijke hutte zijn geweest welke wij het Kleine Loo hebben genoemd.

Afijn, Gerrit Jan moet in 1839 hebben besloten de hamer aan de kant te gooien en met de schoffel aan het werk te gaan, want de heide moest worden ontgonnen tot bouwland en weide. Veel werk dus en hij wordt daarbij waarschijnlijk geholpen door dagloner Hermanus Wesselink die in 1841 ook op 't Loo blijkt te wonen. Alle stenen zijn door de mannen toen niet uit de grond geschoffeld, want de latere Loo landbouwers stuitten regelmatig op oude stenen in het bouwland!
 
Hij staat geregistreerd op huisnummer 44-2, er is dus sprake van dubbele bewoning. In 1842 en 1845 overlijden hier zijn zoons Jan, Antoni en nog een Jan. Hermanus is getrouwd met Gerritjen Boterman die afkomstig is van de Oude Vos. Het echtpaar woonde zelf op de Kleine Kappe in de Eesterbrink voordat zij naar 't Loo kwamen.

Hoe lang Hermanus en Gerritjen op 't Loo zijn blijven wonen is niet duidelijk, maar waarschijnlijk zijn zij kort na het overlijden van hun twee zoons in 1845 naar Wilp vertrokken (in 1846 geen registratie) waar Gerritjen op 11 februari 1858 is overleden. Hermanus is daarna nog hertrouwd met Willemina van der Meij wiens opa een broer van Geesken van der Meij was. Geesken is overigens op 17 oktober 1831 in Epse overleden, zij zal waarschijnlijk na het overlijden van haar tweede man Hendrik Nijkamp in 1829 van 't Loo zijn vertrokken.

In 1865 stichten Gerrit Jan Klein Nagelvoort en Johanna Alberdina Everts een boerderijtje op de Eesterbrink. Dit boerderijtje komt straks aan bod met de Loobult. Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Gerrit Jan Klein Nagelvoort als eigenaar van het plaatsjen het Loo. In dezelfde akte werd bepaald dat er pas na 20 jaar op gebouwd zou mogen worden.
Het echtpaar kreeg geen kinderen. Ze runden 't Loo, dat in 1842 al 2,65 hectare groot was, met verschillende dienstmeiden en dienstknechten, maar geen van hen kwam in aanmerking om de boerderij over te nemen. Opvolgers werden Gradus Nieuwenhuis en Christina Jacobs, de dochter van Evert Jan Jacobs en Johanna Ilbrink van 't nabijgelegen Weiland. Zij komen op 21 december 1886 vanuit Voorst naar 't Loo. Als op 15 april 1887 Gerrit Jan Klein Nagelvoort overlijdt lijkt de opvolging mooi op tijd geregeld, maar op 23 december 1889 vertrekken Gradus en Christina toch weer naar Voorst.

Dan komen Hendrik Braakhekke en Hendrika Bannink (geboren op 't Zand) naar 't Loo en gaan er in een apart gedeelte ("de kamer") wonen waardoor er opnieuw een dubbele bewoning ontstaat. Zij woonden eerder op de Grote Kap (Kappert) in de Eesterbrink. Maar ook Hendrik en Hendrika blijven niet op 't Loo wonen en vertrekken in 1899 van de boerderij. Johanna Alberdina Everts is overleden op 4 januari 1894, de Braakhekkes waren dus vijf jaren lang de enige bewoners van 't Loo maar woonden al die tijd wel gehuurd. Reden van vertrek zal zijn geweest dat zij geen familie zijn van de oorspronkelijke bewoners en eigenaars.
Dat zijn wel de nieuwe bewoners Hermanus Klein Bronsvoort en Gerritjen Nijland. Gerritjen is namelijk de kleindochter van Jan Grotenhuis, broer van Janna Grotenhuis, en is dus de achterkleindochter van Geesken van der Meij. Jan en Janna waren Geesken haar kinderen uit het huwelijk met Albert Grotenhuis. Uit het tweede huwelijk met Hendrik werd nog een zoon genaamd Albert geboren, die in 1813 als Albert Grootenhuis is overleden.

Hermanus Klein Bronsvoort en Gerritjen Nijland zijn afkomstig van de Kniepe in Epse en waren al op 27 november 1873 getrouwd. Ze hebben twee dochters: Aaltjen en Johanna. Johanna trouwt op 27 februari 1904 trouwt met landbouwer Derk Jan Steging en hij komt dan op 't Loo wonen. Tegenwoordig wordt 't Loo nog steeds bewoond door de familie Steging en is de naam dus al ruim een eeuw aan dit erve verbonden. Hermanus Klein Bronsvoort is overleden op 9 maart 1914 en Gerritjen Nijland op 19 december 1926.

Toen er een paard op 't Loo kwam, is er een rond karnhuis aan de boerderij gebouwd en werd er boter gemaakt. Dit was maar voor een paar jaar, daarna werd alle melk naar de zuivelfabriek gebracht.
 
Ook Derk Jan Steging en Johanna Klein Bronsvoort krijgen twee kinderen: een dochter genaamd Gerritje en een zoon genaamd Gerrit Jan. Gerritje is op de foto hierboven te zien met haar grootouders. Zij is geboren op 12 maart 1905, Gerrit Jan is van 23 maart 1907.
 
Derk Jan Steging is overleden op 5 juni 1942 en Johanna Klein Bronsvoort leefde 30 jaar als weduwe en overleed op 14-april 1972, zij werd 94 jaar oud.
 
Gerrit Jan is degene die op 't Loo blijft wonen en doet dat met Gerritjen Reilink die afkomstig is van boerderij Klein Velderman in Zuidloo. Ook Gerritje Steging trouwde een Reilink, namelijk Hermannus Reilink, ongetwijfeld familie van Gerritjen Reilink.

Gerrit Jan en Gerritjen trouwen op 7 december 1934 en het jaar erop wordt zoon Derk Jan geboren. Hij blijft enig kind en is dus de logische opvolger. Hij trouwt in 1964 met Hermina Reilink die ook uit Bathmen afkomstig is en wel van boerderij de Strookappe. Hierover kun je natuurlijk van alles lezen op de Erve Strookappe website!

Gerrit Jan Steging is overleden in 1981 en Gerritjen Reilink blijft op 't Loo wonen tot 1998 en verhuist dan naar het bejaardentehuis in Gorssel waar zij in 2003 is overleden. Het jaar daarvoor zijn Derk Jan en Hermina ook in het dorp gaan wonen en neemt zoon Gerrit de boerderij over.
 
1663-1686 Berent Gerritsen in 't Loo en Aeltjen Berentsen Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1686-1712< Berent Gerritsen in 't Loo en Jenneken Willems Jenneken is de tweede echtgenote van Berent
1708-1747 Willem Willems in 't Loo en Trientjen Jans Willem is de zoon van Jenneken
1736-1737 Willem Willemsen in 't Loo en Henderica Huberts Willem is de zoon Willem en Trientjen
1737-1756~ Willem Willemsen in 't Loo en Geertrui Garrits Ligtenberg Geertrui is de tweede echtgenote van Willem
1756-1763< Aerent Garrits en Derksken Hendriks Braamkolk Geen familie van vorige bewoners
1763-1798> Jan Jansen Tankink in 't Loo en Willemken Hendriks Geen familie van vorige bewoners
1786-1798 Philippus Jansen Schutte en Maria Arends Bolman Geen familie van vorige bewoners
1799-1829 Hendrik Nijkamp en Geesken van der Meij Geen familie van vorige bewoners
1818-1866 Gerrit Evers en Janna Grotenhuis Janna is de dochter van Geesken
1838-1894 Gerrit Jan Klein Nagelvoort en Johanna Alberdina Everts Johanna is de dochter van Gerrit en Janna
1886-1889 Gradus Nieuwenhuis en Christina Jacobs Geen familie van vorige bewoners
1889-1899 Hendrik Braakhekke en Hendrika Bannink Geen familie van vorige bewoners
1899-1925 Hermanus Klein Bronsvoort en Gerritjen Nijland Geen familie van vorige bewoners, maar wel van Janna Grotenhuis
1904-1972 Derk Jan Steging en Johanna Klein Bronsvoort Johanna is de dochter van Hermanus en Gerritjen
1934-1998 Gerrit Jan Steging en Gerritjen Reilink Gerrit Jan is de zoon van Derk Jan en Johanna
1964-2002 Derk Jan Steging en Hermina Reilink Derk Jan is de zoon van Gerrit Jan en Gerritjen
     
  Huidig adres: Eekweg 4  
 
 
't Loobosch
 
't Loobosch is gelegen tussen 't Loo en 't Boschloo en is vernoemd naar het loobos waaraan deze is gelegen. Ook wordt het wel "de Bult" genoemd doordat het oude weggetje naar 't Loobosch vanaf Hoekman over een bult liep, hierachter stond dan de boerderijtje. Deze is waarschijnlijk in 1852 gesticht door Derk Tuitert en Johanna Gardina Hoogkamp die daarvoor op Hoekman woonden waar Johanna is geboren en waar haar ouders Hendrik Jan Hoogkamp en Janna Oostenenk wonen. Volgens de kadastrale atlas van 1832 bestond de grond waarop 't Loobosch is gebouwd uit hakhout (perceel 100). Eraan grenzend was perceel 103, een bos van bijna negen hectare welke tegenover Hoekman is gelegen. Perceel 100 was bijna zeven hectare groot en beide percelen waren eigendom van Hendrik Jan Hoogkamp. Tussen perceel 100 en 103 liep het weggetje die de Eesterhoek (vanaf 't Hekkert) met de uiterwaarden verbond. Dit weggetje ligt er bij 't Loobosch nog steeds.
 
Derk Tuitert is de zoon van Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink en is dus geboren op 't Smeenk. Johanna haar zuster Janna Hoogkamp trouwt op 12 juli 1852 met Gerrit Jan Oostenenk die dan op Hoekman komt wonen. Het is goed mogelijk dat Derk en Johanna toen Hoekman hebben verlaten en 't Loobosch hebben gesticht welke toen het huisnummer 44a kreeg. Derk en Johanna waren al op 12 november 1847 getrouwd, maar maakten dus plaats op Hoekman waar een Oostenenk schijnbaar de voorkeur kreeg. Niet duidelijk is het of Derk en Johanna een gedeelte van de grond hebben gekocht om zelf op te bouwen of dat het huis voor hen is gebouwd. Wel is duidelijk dat 't Loobosch jarenlang eigendom was van de familie Tuitert van de Grote Muil en dat Derk dus wel eigenaar zal zijn geweest. In februari 1859 verhuizen Derk en Johanna naar de Grote Muil. Zij hebben dan twee kinderen die al in 1848 en 1851 op Hoekman waren geboren. Tijd voor nieuwe kinderen was er niet op 't Loobosch waar hard gewerkt moest worden. Eénmaal op de Grote Muil wordt het gezin uitgebreidt met nog twee kinderen.
 
Nieuwe bewoners op 't Loobosch zijn Mannes Hietbrink en Fenneken Muilerman die op 11 februari 1859 waren getrouwd. Mannes is de broer van Jan Hietbrink van 't Raland en heeft er zelf ook gewoond, hij is dus bekend in de buurt. Mannes werkt als akkerbouwer en heeft ook een dienstknecht in dienst. Er worden drie kinderen geboren waarvan de jongste in 1866 drie maanden na de geboorte overlijdt. Het jaar erop vertrekken Mannes en Fenneken waar ze gaan inwonen op Dorrewold in Gorssel en worden ze op 19 juni opgevolgd door Hendrik Dommerholt en Tonia Fredrika Altena die daarvoor in de Eesterbrink woonden. Hendrik is een kleinzoon van Gerrit Scholten en Johanna Boschloo van Brinkman. Ze hebben dan een dochter genaamd Fredrika en er zouden nog twee zoons worden geboren, zodat het nieuwe gezin ook uit drie kinderen bestaat. Geen dienstknecht, want Hendrik blijft als dagloner werken. Na het overlijden van Tonia Fredrika Altena op 27 oktober 1872 vertrekt Hendrik van de boerderij en vestigen Gerrit Jan Makkink en Willemken Ilbrink zich er op 20 februari 1873. Willemken is de zus van Johanna Ilbrink van 't Raland. Het echtpaar is al op leeftijd en heeft geen kinderen. Met Willem Burgers hebben ze wel een kostganger in huis.
 
De voorgaande hoofdbewoners woonden niet erg lang op 't Loobosch. De familienaam Plaggert zou daarentegen vele jaren verbonden zijn aan ´t Loobosch. Het begint op 12 april 1878 als Jan Albert Plaggert en Gesina Harmina Boterman, die op 9 februari waren getrouwd, hun intrek nemen. Gesina is de kleindochter van Hendrik Boterman en Johanna van der Meij die op 't Raland woonden, al voor de derde keer een link tussen 't Loobosch en 't Raland! Net als zijn voorganger is ook Jan Albert dagloner van beroep. Er worden vijf kinderen geboren waarvan één levenloos en één leefde maar een maand. Bleven een dochter en twee zoons. Dochter Alberdina Willemina is geboren op de tweede kerstdag van 1879 en was daarmee de oudste van het stel. Zij trouwde op 3 mei 1902 met Albert ten Have en hij komt dan ook op ´t Loobosch wonen. Niet voor lang, want op 27 januari 1903 verhuizen zij naar de Oude Pastorie, hun foto´s zijn daar ook te zien. Vanaf 1910 wordt Jan Albert Plaggert geregistreerd als landbouwer, er wordt dus serieuzer geboerd bij ´t Loobosch. Dat moest zonder Gezina want zij overleed op 25 oktober 1910. Jan Albert woont dan alleen met zijn jongste zoon Albert Jan (geboren in 1891 en daarmee een nakomeling) die op 22 mei 1920 met Jantje Hietkamp weer een vrouw in huis haalt. Er worden drie kinderen geboren en in 1927 verhuizen de dan zes bewoners van 't Loobosch naar de huidige Elfuursweg in Gorssel. Hier is Jan Albert Plaggert op 5 oktober 1929 overleden.
 
Op 28 december 1927 komen Teunis van der Beek en Geertje Tiemens vanuit Voorst naar Gorssel. Daar wonen al op de Eikeboom hun zoon Gerrit Johan van der Beek en schoondochter Aleida Slijkhuis. Waarschijnlijk gaan beide echtparen dan samen op 't Loobosch wonen. Teunis en Geertje wonen er niet lang en vertrekken op 25 oktober 1928 naar Deventer. Gerrit Johan en Aleida vertrekken voor 1931 naar Eefde.
 
De familie Plaggert woonde bijna 50 jaar op 't Loobosch, maar de naam die het eerste bij de Eesterhoekers opkomt als ze aan 't Loobosch denken is toch wel die van Gradus Visser, een markant figuur die ook bekend stond als "Gradus van de Bult". Hij en zijn echtgenote Paulina Bouwland wonen vanaf 1931 op 't Loobosch welke na het vertrek van de familie Van der Beek onbewoonbaar was verklaard. Desondanks maakten Gradus en Paulina er het beste van en werd het mogelijk dat er twaalf kinderen opgroeiden. Het was dan ook een drukke bedoening bij de Vissers, te meer omdat het levendige kinderen waren die het gevaar niet schuwden. Ze maakten er bijvoorbeeld een sport van om onder de lopende koeien door te lopen als deze van het weiland terugkwamen. De koeien waren niet van Gradus zelf, want hij had alleen twee varkens en drie geiten. Op het land bij de boerderij verbouwde hij o.a. rogge, verdere boerenactiviteiten had hij niet. Van beroep was hij o.a. grondwerker en petroleumventer. Gradus en Paulina woonden eerder in bij de familie van Overbeek op Nikkelsberg.

Gradus was wel het meest bekend door zijn activiteiten in de oorlog waarin hij mensen de IJssel overzette zoals Dommerholt dat ook deed. Gradus had echter zelf geen boot. Er is ook nog ongeveer twee weken een Engelse vlieger in huis geweest. De kinderen moesten hierover hun mond houden. Eigenlijk waren zij een prima dekmantel, want de Duitsers verwachten niet een onderduiker in zo'n groot gezin waarvoor het boerderijtje eigenlijk al te klein was.
Gradus huurde 't Loobosch welke nog steeds eigendom van de Tuiterts was. Na de oorlog werd de boerderij gekocht. Op de foto's heeft het boerderijtje een pannendak, maar voorheen was het dak grotendeels met riet bedekt. Vader van Gradus, ook een Gradus Visser, woonde de laatste jaren van zijn leven bij zijn zoon en is op 31 maart 1949 op 't Loobosch overleden.

Gradus zelf bleef zijn hele leven op 't Loobosch wonen en is er overleden op 1 november 1984. Paulina is eerder dat jaar op 4 juni overleden en woonde de laatste maanden van haar leven in een verzorgingstehuis in Zutphen.

Op de foto hiernaast Gradus Visser en Paulina Bouwland met tien van de twaalf kinderen (oudste zoon Gradus Marinus ontbreekt, jongste zoon Willem Cornelis leefde maar een maand) en twee kleindochters.
 
1852-1859 Derk Tuitert en Johanna Gardina Hoogkamp Eerste bewoners
1859-1867 Mannes Hietbrink en Fenneken Muilerman Geen familie van vorige bewoners
1867-1873 Hendrik Dommerholt en Tonia Fredrika Altena Geen familie van vorige bewoners
1873-1878 Garrit Jan Makkink en Willemken Ilbrink Geen familie van vorige bewoners
1878-1926 Jan Albert Plaggert en Gezina Harmina Boterman Geen familie van vorige bewoners
1920-1926 Albert Jan Plaggert en Jantje Hietkamp Albert Jan is de zoon van Jan Albert en Gezina Harmina
1927-1928 Teunis van der Beek en Geertje Tiemens Geen familie van vorige bewoners
1927-1930 Gerrit Johan van der Beek en Aleida Slijkhuis Gerrit Johan is de zoon van Teunis en Aleida
1931-1984 Gradus Visser en Paulina Bouwland Geen familie van vorige bewoners
     
  Huidig adres: Eekweg 3  
 
 
De volgende twee boerderijen zijn Hoekman en Boschloo. Op de tekening hiernaast is te zien dat de wegen vroeger heel anders liepen dan de huidige Eekweg die kort langs de beide boerderijen loopt en ook zorgt voor een goede aansluiting van de boerderijen Braamkolk, Loobosch, Loo, Raland en Beltmanskamp. Op de tekening is te zien dat er een weg naar 't Boschloo liep met een zijweggetje naar Hoekman. Aan het einde van dit zijweggetje kon dan je dan weer links richting 't Loo en rechts naar 't Ilbrink.
Al deze weggetjes zijn verdwenen in het grote weideland welke wordt omsloten door de huidige Eekweg, Domineesteeg en Gorsselse Enkweg.
 
Hoekman
 

Eerste bewoners van deze boerderij zijn Hendrik Jansen Haarman en Aaltjen Gosens Braamkolk. Zij trouwden in 1725, maar woonden met zekerheid pas in 1731 op Hoekman, dat is de eerste keer dat de naam in de kerkboeken werd vermeld. De boerderij zal dus omstreeks 1728 door het echtpaar zijn gesticht. Mogelijk woonden zij eerst in Hendrik zijn ouderlijk huis de Grote Haar in Dorth en verhuisden later richting de ouders van Aaltjen die op de Braamkolk woonden. Overigens was Jan zijn vader al overleden en komt zijn moeder Geesken (Geertjen?) Berents oorspronkelijk van 't Hekkert waar in die tijd nog familie woonde dus ook voor Hendrik was Gorssel al bekend terrein. De naam Hoekman is mogelijk aan de boerderij gegeven doordat deze aan de rand van de Eesterhoek, binnen de voormalige marke Eschede, stond.

 
Omstreeks 1740 verhuizen Hendrik en Aaltjen naar Dijkerhof. Op 9 juli 1741 wordt een meisje genaamd Janna gedoopt als dochter van Hendrik Hoekman en Garritjen Willems wat een ander echtpaar moet zijn geweest tenzij Aaltjen Gosens is verward met Garritjen Willems, maar dat is niet aannemelijk. Van het echtpaar Hendrik en Garritjen is echter verder niets bekend. Dat geldt ook voor Jan Hoekman van wie een kind op 14 november 1747 is overleden, van hem is ook niet bekend met wie hij is getrouwd maar het is wel waarschijnlijk dat hij in die tijd op de boerderij heeft gewoond. Vanaf nu wordt de bewonersgeschiedenis gelukkig wel duidelijker.

Op 1 september 1754 laten namelijk Garrit Hoekman en Jenneken Hulman hun dochter Janna dopen en op 22 augustus 1756 wordt dochter Engberdina gedoopt. Garrit is afkomstig van "Gelster" en heet dan Bouwhuis, de naam wijzigt in Gorssel dus naar Hoekman als hij op de gelijknamige boerderij gaat wonen. Dochter Engberdina is het daar niet mee eens en stelt dat zij en haar zus ook niet op Hoekman zijn geboren alhoewel haar ouders er wel woonden. Dat de doopregistraties van haar en haar zus anders doen vermoeden, zit haar flink dwars. Op 19 juni 1788 gaat ze daarom naar de dominee om dit te laten corrigeren. Hij wil dit wel doen, maar Engberdina moet wel voor twee getuigen zorgen.
 
Zij vraagt daarvoor Egbert Peerdekamp en Willem Groot Bentink en doet dat middels een brief aan de vrouw van Willem met de volgende tekst: "Vrou Bennings, ik ben met de doomeni soo afgesprooken als ik twee getuige kan besorgen die getuige konne dat mien ouwers wel op Hoekmans gewoont hbben maar dat wij kinderer daar niet gebooren bennen als ik in 't iaar 1756 den 22 Augustus en mien suter Ianna in 't Jaar 1754 in de maand September en om nu ijder geen bij sonder van te hebben dat wij de van hebben op gevolgt [Met "van" wordt bedoeld: achternaam, afkomst]. Daar vaader gebooren is en dat is op Bouhuis in Gelster dus heeft min vaader gehieten Gerrit Gerritsen Bouhuis en mien moeder Jenneken Harmsen Hulman. U sou mij groot pleisier doen so uwe dat wou met u beiien getuigen dat mien ouders soo gehieten hebben mien lieve Benning, doet mij dat pleisier want 't is mi veel waart u kan 't geld bij mien broer Willem weerom krigen. U moet maar an de doomeni seggen dat ’t voor die mensen is die den 19 IJuni bij hem geweest hebben want hij heeft een vou geslaagen in 't dopt boekt bij mien naam en van mien suster so dat hi niet hoeft te soeken. Siet gegroet van mij Engbertdiena. Dit in leggende briefien dient om u bij de doomenij niet met de naam te vergissen." Daarop maakte de dominee op 13 oktober 1788 een aantekening bij de doopakten.
 

Garrit en Jenneken waren natuurlijk de beste getuigen geweest, maar zij waren reeds lang daarvoor overleden. Garrit Hoekman overleed op 19 maart 1758 en Jenneken "op den Hoek" overleed op 26 augustus 1762. Zoon Garrit woonde op de Peerdekate en was getrouwd met Garritjen Bennink. De Peerdekate en Groot Bennink liggen vlak bij elkaar in de Boschterhoek en bovengenoemde getuigen waren daarvan afkomstig en waren ook familie. Overigens is Jenneken voor haar overlijden opnieuw getrouwd. Zij deed dat op 17 december 1758 met Jan Langenbarg die dus ook op de boerderij heeft gewoond. Hij hertrouwde op 20 november 1762 met Maria Waanders Ossenkop en zij blijven op de boerderij wonen. Maria overlijdt op 30 september 1783 en Jan besluit voor een derde keer te trouwen met Geertjen Janssen Hubers die zelf weduwe is van Berend Nusink onder Wilp. Het stel gaat op 20 december 1783 in ondertrouw maar van een huwelijk komt het niet omdat Jan precies een week later overlijdt. Geertjen gaat op zoek naar een nieuwe man en trouwt op 4 april 1784 met Teunis Dikkers. Op 2 december 1787 wordt dochter Willemken geboren die haar verdere leven de naam Hoekman als familienaam zou houden. Willemken kwamen wij op de Eesterhoek pagina als hoofdbewoonster van de Eikenboom en haar ouders hebben er ook gewoond en zijn er overleden. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt Teunis Dikkers genoemd als Tonis Hoekman. In dit register worden veel personen genoemd naar de boerderijnaam.

 
Eerste bekende eigenaar is Johanna Wilhelmina Scheltinga, weduwe van de heer Coenraad Alexander Jordens, in leven burgemeester van Deventer. Zij heeft de boerderij verkocht aan Engbert Roeterdink en Willemina Hakeboom die er waarschijnlijk niet woonden. Engbert is een neefje van eerder genoemde getuige Willem Groot Bentink die eigenlijk Willem Roeterdink heet.

Harmen Wilgenhof is pachter anno 1815 en is de eerstvolgende bekende bewoner van Hoekman. Harmen is op 6 juli 1804 aangenomen als lidmaat in Gorssel en was afkomstig van Harfsen. Op 5 mei 1805 trouwt hij te Gorssel met Antonia Greve. Aangenomen mag worden dat zij toen op Hoekman zijn gaan wonen en dat Teunis en Geertjen toen zijn vertrokken. Harmen zijn beroep is dagloner en in 1818 wordt hij genoemd als veldwachter en woont dan niet meer op Hoekman. Dat kan kloppen, want op 14 januari 1818 verkopen Engbert Roeterdink en Willemina Hakeboom, die dan eigenaar van Hoekman zijn, de katerstede "den Hoek" aan dagloner Jan Mentink voor 1200 gulden. Het bestaat uit een huis en 400 roeden bouwland met drievierde koeweide op den Escheder koeweerd alsmede een bij en om gemelde katerstede gelegen akkermaalsch bosch het "Escheder Loo" genaamd en een daarin gelegen stukjen weideland.
 
Jan Mentink zijn echte naam is Hendrik Jan Hoogkamp. Hij is afkomstig van het erve Mentink te Warnsveld en wordt daarom ook wel Mentink genoemd. Hij woont samen met Janna Oostenenk die ook van Warnsveld afkomstig is. Haar vader Jan Oostenenk, die marskramer van beroep was, verhuisde in 1802 met zijn (tweede) vrouw Stevendina Engelgoor van Warnsveld naar Gorssel en het is mogelijk dat zij toen ook op Hoekman zijn komen wonen en dat Janna dus al voor 1818 op Hoekman woonde. Op 3 augustus 1822 krijgen Hendrik Jan en Janna een zoon, maar zijn dan niet getrouwd. Zelfs na de geboorte van hun zoon (Gerrit Jan) besluit het stel niet te trouwen, heel bijzonder voor die tijd. Pas op 14 april 1826 trouwen Hendrik Jan en Janna en vanaf die tijd is het gedaan met de naam Mentink en wordt de naam Hoogkamp op Hoekman gevoerd. Dat komt doordat Hendrik Jan acht dagen eerder op 6 april 1826 op het gemeentehuis officieel "den naam van Hoogkamp" verklaart aan te nemen. Uit het huwelijk worden twee dochters geboren: Johanna Gardina op 17 juni 1827 en Janna op 18 december 1829. Eind 1829 telt het gezin vier gezinsleden waarbij opgemerkt dat zoon Gerrit Jan in 1823 al was overleden.
 

Hendrik Jan Hoogkamp staat in de kadastrale atlas van 1832 nog steeds geregistreerd als eigenaar en dagloner op Hoekman welke dan bestaat uit een huis en erf (117) en een kwart hectare bouwland (118). Even verderop heeft Hendrik Jan ook nog een perceel bouwland (120) welke ook een kwart hectare groot is. Bij de veetelling van 1840 blijken er ook nog twee runderen rond te lopen.

Op 21 maart 1840 is J. Hoogenkamp als eigenaar van de "Eschedesche Loo" aanwezig bij de vergadering van de marke Eschede, hij bezit daar 3/4 Whare. Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Jan Hoogkamp als eigenaar van het plaatsjen Hoekman.

Dochter Johanna Gardina trouwt op 12 november 1847 met Derk Tuitert van 't Smeenk en hij komt dan inwonen op Hoekman. Als op 12 juli 1852 andere dochter Janna trouwt met Gerrit Jan Oostenenk, maken Johanna Gardina en Derk plaats en stichten even verderop hun eigen boerderij 't Loobosch. Ondertussen was Hendrik Jan Hoogkamp op 3 januari 1851 overleden en was Derk Tuitert dus voor anderhalf jaar de mannelijke hoofdbewoner van Hoekman. Janna Oostenenk zwaaide natuurlijk nog wel de scepter en zij zal er mogelijk verantwoordelijk voor zijn dat Gerrit Jan Oostenenk de nieuwe mannelijke hoofdbewoner van Hoekman mocht worden. Niet alleen was Gerrit Jan een naamgenoot, maar hij was ook een neefje van Janna senior. Hij en Janna junior waren dus ook neef en nicht.

 
Er worden drie zonen geboren, maar ze overlijden alledrie op jonge leeftijd. Na het overlijden van Janna Oostenenk op 12 februari 1860 wonen Gerrit Jan en Janna alleen met zoon Jan Albert die in 1856 is geboren en in 1866 zou overlijden. Hun eerste zoon Jan was in 1859 al overleden. Toch woonde de familie Oostenenk niet alleen op Hoekman want er was een hele rits van dienstknechten en dienstmeiden. In 1869 komt ook het 14-jarige nichtje Alberdina als dienstmeid op de boerderij werken en zij blijft er wonen en werken tot 1883 als ze trouwt met Berend Scheuter. Haar tante Janna is dan inmiddels overleden, zij overleed op 27 maart 1879. Gerrit Jan hertrouwt op 6 september 1879 met de 42-jarige Aaltjen Lammersen en er worden geen kinderen meer geboren.
 
Aan de opvolging moet worden gedacht en kort voor het vertrek van nichtje Alberdina wordt het 15-jarige neefje Albert Jan op Hoekman verwelkomt. Hij is het jongere broertje van Alberdina, beiden kinderen van Jan Oostenenk en Harmken de Maag uit Eefde. Het heeft er weer alle schijn van dat de voorkeur aan de familienaam op Hoekman werd gegeven. Op een gegeven moment houdt Albert Jan het echter voor gezien en wordt er gezocht in de familie Aaltjen en zo komt de 16-jarige Johanna Lammersen in 1887 als dienstmeid op de boerderij werken. Johanna blijkt niet alleen een goede kracht maar ook een prima lokaas, want Albert Jan Oostenenk (die op Groot Bentink woonde en werkte) komt weer terug en trouwt op 2 mei 1891 met Johanna. Met een neefje van de ene kant en een nichtje van de andere kant is de opvolging op Hoekman uiteindelijk dan toch veilig gesteld. En dat net op tijd, want op 24 maart 1892 overlijdt Gerrit Jan Oostenenk op 60-jarige leeftijd. En zo boert Albert Jan verder op Hoekman, net als zijn oom werkt hij als landbouwer.

In 1876 is het voorhuis van de boerderij nog door Gerrit Jan verbouwd of wellicht nieuw gebouwd, een gevelsteen met de intitalen GJOE (Gerrit Jan OostenEnk) en JHK (Janna HoogKamp) herinnert hier nog aan. De huidige boerderij is in ieder geval niet de oorspronkelijke boerderij, deze stond meer richting de huidige Eekweg, op het grasveld linksvoor de boerderij waar nogal een stenen tevoorschijn kwamen.

Albert Jan en Johanna krijgen drie kinderen maar daar blijft het bij want Johanna overlijdt op 14 januari 1898 op 26-jarige leeftijd.
 
Op 21 januari 1899 hertrouwt Albert Jan dan met Jantjen Scheuter. Zij is de dochter van Johanna Maria Peters en Berend Scheuter die in 1883 trouwde met Alberdina Oostenenk die tot 1883 op Hoekman woonde. Zo komt een stiefdochter van Alberdina weer terug op de boerderij. Uit dit huwelijk worden nog eens zes kinderen geboren in de periode 1900-1917. Albert Jan Oostenenk krijgt dus negen kinderen en weet dat de opvolging op Hoekman niet langer meer een probleem zal zijn als hij op 14 juni 1920 in het ziekenhuis van Deventer overlijdt. Tante Aaltjen Lammersen is dan nog in leven, zij overlijdt op 1 april 1922 en is 85 jaar oud geworden.

Er breekt een tijdperk aan waarin Jantjen Scheuter de enige hoofdbewoner van Hoekman is en met zeven kinderen op de boerderij woont. Daarvan blijven er uiteindelijk twee over: stiefzoon Jan en zoon Albert Jan. Ook dochter Harmken blijft op de boerderij wonen, zij was ongehuwd. Wij zien haar links op de foto hiernaast en wij zien hier ook de gevelsteen van 1876.
Jan blijft ook ongehuwd en dus is de hoop op Albert Jan junior gevestigd. Albert Jan junior trouwde op 1 april 1939 met Hendrika Wilbrink van 't Reuvekamp en zij kregen drie zoons. Zij woonden op de boerderij tot 1974 toen zij werden opgevolgd door zoon Gerrit Hendrik en zijn kersverse echtgenote Arisje Bouwman. Er werd aan de overkant van de weg een nieuwe bungalow gebouwd waar Albert Jan en Hendrika gingen wonen. Aan deze kant van de weg stonden ook nieuwe schuren waarvan een koeienschuur in het voorjaar van 1979 in vlammen opging. Aan deze kant van de weg is er natuurlijk ook nog het loobos waar Albert Jan in de winter takkenbossen maakte van het eiken akkermanshout welke hij verkocht aan bakkers in Gorssel en Deventer die er hun ovens mee verwarmden. Het was een welkome bijverdienste in de tijd dat er op het land niet veel gedaan kon worden. Het hele perceel bos werd in zeven jaren onder handen genomen en dan begon Albert Jan weer opnieuw.

Tegenwoordig wonen Gerrit Hendrik en Arisje in de bungalow en is het hun zoon Albert Jan die als derde Albert Jan Oostenenk op Hoekman boert.
 
1728-1740 Hendrik Jansen Hoekman en Aaltjen Braamkolk Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1741-1746~ Hendrik Hoekman en Garritjen Willems Geen familie van vorige hoofdbewoners
1747-1753~ Jan Hoekman en onbekend Geen familie van vorige hoofdbewoners
1754-1758 Garrit Hoekman en Jenneken Harmsen Hulleman Geen familie van vorige hoofdbewoners
1758-1762 Jan Jansen Langenbarg en Jenneken Harmsen Hulleman Jan is de tweede echtgenoot van Jenneken
1762-1783 Jan Jansen Langenbarg en Maria Waanders Ossenkop Maria is de tweede echtgenote van Jan
1784-1805 Teunis Willems Dikkers en Geertjen Janssen Nusink Geertjen is de verloofde van Jan
1805-1817 Harmen Wilgenhof en Antonia Greve Geen familie van vorige hoofdbewoners
1818-1860 Hendrik Jan Hoogkamp en Janna Oostenenk Geen familie van vorige hoofdbewoners
1852-1879 Gerrit Jan Oostenenk en Janna Hoogkamp Janna is de dochter van Hendrik Jan en Janna
1879-1922 Gerrit Jan Oostenenk en Aaltjen Lammersen Aaltjen is de tweede echtgenote van Gerrit Jan
1891-1898 Albert Jan Oostenenk en Johanna Lammersen Albert Jan is een neefje van Gerrit Jan en Johanna is een nichtje van Aaltjen
1899-1943 Albert Jan Oostenenk en Jantjen Scheuter Jantjen is de tweede echtgenote van Albert Jan
1939-1974 Albert Jan Oostenenk en Hendrika Wilbrink Albert Jan is de zoon van Albert Jan en Jantjen
1974-2008 Gerrit Hendrik Oostenenk en Arisje Bouwman Gerrit Hendrik is de zoon van Albert Jan en Hendrika
     
  Huidig adres: Eekweg 2  
 
 
't Boschloo 
 
Deze boerderij is in het begin van de 18e eeuw gesticht door Jan Hendriks, zoon van Hendrik ten Bosch van boerderij 't Roeterdink. Deze Hendrik is afkomstig van boerderij 't Bosser, maar niet zeker is of dit 't Bosser van de Eesterhoek is omdat er in de Boschterhoek ook een boerderij 't Bosse heeft gestaan waar ook nog een Boschloo gewoond heeft, namelijk Johanna Boschloo die later op 't Brinkman woonde. Daarbij was 't Bosse van de Boschterhoek niet ver gelegen van 't Roeterdink en behoorden beide boerderijen tot de marke Gorssel waartoe ook 't Boschloo zou behoren.
 

In ieder geval komt het eerste gedeelte van de boerderij- en familienaam weg van boerderij 't Bosse(r). Toen men zich ging vestigen in het Loo kreeg men het achtervoegsel "van het Loo" en zo ontstond de naam Boschloo welke dus als boerderij- en familienaam gebruikt zou worden en sedert 1777 consequent als Boschloo wordt geschreven.

Opgemerkt moet nog worden dat Claes ten Bosch (Busch), vader van Hendrik en grootvader van Jan, in 1665 "Het Groote en Kleyne Loo" in pacht kreeg van de marke Eschede. Ook dat kan te maken hebben met het ontstaan van de naam Boschloo waarbij dan de geslachtsnaam "ten Bosch" is gekoppeld aan de boerderijnaam "van het Loo".

In 1697 worden deze door de marke Eschede geveild en verkocht aan Robbert van Heeckeren. Mogelijk koopt Jan Hendriks van hem een gedeelte van de grond (welke in verwaarloosde toestand was) en bouwt hij hierop een nieuwe boerderij welke de naam Boschloo krijgt.


De eerste keer dat de naam Boschloo wordt gebruikt is in 1706 als Jan zijn dochter Janna laat dopen en dan wordt genoemd als "Jan Hendrijks op Bosloo ten Busse". Jan is dan getrouwd met Gerritjen Stevens van 't Walle, hij was weduwnaar van Jenneken Willems Smeenk uit Harfsen met wie hij in 1702 was getrouwd en waarschijnlijk zijn zij de eerste hoofdbewoners van t Boschloo en is de boerderij dan al in 1702 gebouwd.

Dochter Janna trouwt op 14 augustus 1735 met Garrit Wiltink die zich Boschloo gaat noemen nadat hij op de boerderij is komen wonen. In 1763 koopt "Gerrit Hendrik Bosselo" een stuk bouwlant, den Bree genaemt in den Eescher Enk, in het kerspel Gorsel, buerschap Enschede gelegen. Hij koopt deze van zijn zwager Derk Stokhaer en desselfs huisvrouw Maria Bosselo (zus van Janna) die in Harfsen wonen.

Dochter Derkjen wordt in 1745 als "Derriksken Bosloo" gedoopt en trouwt 17 mei 1772 met Gerrit Roeterdink die na dit huwelijk ook de naam wijzigt naar Boschloo. Uit dit huwelijk worden zeven kinderen geboren.
 
Gerrit was naast landbouwer ook kribmeester van de marken Eschede en Gorssel. In die hoedanigheid houdt hij op bijgaande afbeelding een paal vast die door de bewoner van boerderij "Velderhof" de grond in wordt geslagen. De afbeelding komt van een wafelijzer uit het jaar 1803. Twee jaar later, op 2 november 1805, overlijdt Gerrit op 't Boschloo. Het wafelijzer was in bezit van de bewoners van 't Boschloo en 't Dijker en is in lengte van dagen gebruikt voor de jaarwisseling voor het bakken van "nieuwjaarskoeken". Het koekijzer wordt nog steeds jaarlijks gebruikt!
 
Derkjen is overleden op 8 juni 1810. Oudste zoon van Gerrit en Derkjen is Antonij Boschloo en hij is geboren op 20 januari 1773. Hij kreeg volgens het testament van zijn moeder (opgemaakt 15 december 1808) toebedeeld de katerstede het Boschloo met drie akkertjes bouwland en een weidjen welke allen aan één perceel zijn gelegen. Hij trouwde op 30 april 1809 met Jenneken Roeterdink van de Klaphekke en zij kregen zes kinderen in de periode 1810 tot 1819. Hij speelde een belangrijke rol bij de deling van de marke Gorssel en was ook kerkmeester van Gorssel. Antonie is op 22 april 1852 overleden, Jenneken is overleden op 27 maart 1861.
 
Hun oudste zoon Gerrit trouwde met Johanna Gerdina Ilbrink van 't Dijker en ging daar wonen. Sindsdien is de familienaam Boschloo ook aan 't Dijker verbonden. Gerrit is er op 27 mei 1866 overleden.

Twee kinderen worden niet oud en waren niet gehuwd. Jongste dochter Johanna Gerritdina trouwde met Jan Willem Brinkman en woonde in Diepenveen.
Oudste dochter is Geertjen, geboren op 21 september 1811. Ook zij woonde haar laatste levensjaren op 't Dijker en is er overleden op 29 juni 1893 en was daarmee de langstlevende van de zes kinderen. Zij was getrouwd met Roelof Menkveld en woonde met hem op de Paardekamp te Eefde. Roelof was boer en meester timmerman en verbouwde vele boerderijen in de Eesterhoek. Nichtje van Roelof en Geertjen is Willemina Menkveld, haar komen wij zo direct tegen.
 
Zoon Jan wordt op grond van een testament van vader Antonij d.d. 31 maart 1843 opvolger op 't Boschloo. Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit den Eschedër Brink een perceel heide geschonken aan Antonie als eigenaar van het plaatsje Boschloo. Jan is geboren op 5 november 1813 en trouwde op 5 juli 1844 met Willemina Roeterdink van Groot Bentink. Het echtpaar had geen kinderen, maar Gerrit van 't Dijker had wel vier volwassen zonen en zo gebeurden het dat zoon Albert naar 't Boschloo kwam om daar zijn ome Jan op te volgen. Dat deed hij samen met Willemina Menkveld van 't Meijerink in Eefde met wie hij op 15 februari 1877 trouwde. Zij zorgden wel voor jong grut op 't Boschloo want er werden vijf kinderen geboren. Op de groepsfoto hiernaast zien wij twee van hun kinderen (Jan en Willemina) op schoot bij de mensen naar wie zijn vernoemd zijn (Jan Boschloo en Willemina Roeterdink) en staand hun ouders Albert Boschloo en Willemina Menkveld.

Albert wordt de nieuwe hoofdbewoner van 't Boschloo want Jan en Willemina besluiten plaats te maken voor het jonge echtpaar en verhuizen naar het grote herenhuis Ontijdink waar kamers leegstaan. Ze kunnen daar echter niet wennen en keren in 1883 terug naar 't Boschloo. Het voorhuis van de boerderij werd hiervoor verbouwd en vergroot. Hierbij is een slaapkamer op zolder gemaakt, die toegankelijk werd gemaakt via een trap in de woonkeuken. Volgens overlevering en de muurankers "1880" zou de verbouwing van het voorhuis al in 1880 hebben plaatsgevonden, maar dat komt niet overeen met de terugkeer van Jan en Willemina. De oude muurankers waren van "1808" en konden prima worden hergebruikt door de laatste 8 en 0 te verwisselen van plek. Ach, die paar jaar! Overigens zouden Jan en Willemina volgens overlevering eerder dan 1883 zijn teruggekeerd naar 't Boschloo en kan dat dan in 1881 zijn geweest, omdat in dat jaar de verbouwing zou zijn voltooid.

Kleine Willemina Boschloo was net op 13 maart 1883 geboren en zo was de familie Boschloo als op de groepsfoto.
Net als zijn vader Antonij was Jan meer dan alleen landbouwer want hij was ook wethouder van Gorssel in de periode van 3 september 1872 tot 8 augustus 1885. Op 3 mei 1887 is Jan Boschloo overleden, Willemina overleed het jaar erop op 2 december. Jan en Willemina hadden veel dienstknechten en dienstmeiden in dienst. Eén daarvan was (mijn overgrootmoeder) Hendrika Muil die op 1 juli 1872 als dienstmeid op de boerderij kwam werken, zij blijft er tot december 1879 en heeft dus ook nog voor Albert en Willemina gewerkt.

Albert Boschloo was dus de opdrachtgever van het vergroten van het voorhuis in en ook van het bouwen van de schuur in 1892 welke in 1970 is afgebroken maar nog wel op de foto hierboven is te zien. Mooie anekdote is dat Albert Boschloo aan het jagen was terwijl het jachtseizoen gesloten was. Hij werd betrapt en op de hielen gezeten door de jachtopziener en Albert rende daarop naar boerderij Braamkolk waar hij zijn geweer door het "götengat" (een gat in de muur van de keuken waardoor het waswater naar buiten kon lopen) naar binnen schoof. Het mocht niet deren, Albert kon zijn geweer inleveren op het gemeentehuis. Maar hij kocht zich toen een oud geweer waarvan de loop kromgetrokken was en leverde deze in. Op de vraag hoe hij daarmee kon schieten, antwoordde hij: "Doar schiet ik mee um 't hoek van 't huus"
 
De foto linksonder is gemaakt omstreeks 1923 en wij zien hierop Albert en Willemina, zoon Gerrit en diens echtgenote Willemina Johanna Makkink staand erachter en drie van hun kinderen. Het meisje vooraan is niet één van deze kinderen maar dienstmeid Hilde Schröder uit Duitsland. De man en vrouw werken ook voor de familie Boschloo. Het zijn Albertus Gerhardus Klein Hulse van de Oude Vos en Hendrika Antonia Draaijer die in 1923 zijn getrouwd.
 
 
Op 15 februari 1932 waren Albert en "Mientje" 55 jaar getrouwd en werd de foto rechts hierboven gemaakt waarop hun drie kinderen met partners en kleinkinderen zijn te zien. De foto is gemaakt voor het achterhuis van de boerderij. Albert is twee jaar daarna overleden op 17 maart 1934. Ook nu overlijdt de echtgenote het jaar erop, want Willemina is overleden op 21 maart 1935.
 
Zoon Jan ging in Leesten wonen en dochter Willemina trouwde met Bertus Makkink van 't Wolferink en ging met hem op de nieuwe Dijkerhof boerderij wonen.

Jongste van de vijf kinderen van Albert en Willemina is Gerrit die op 12 februari 1890 op 't Boschloo werd geboren. Hij trouwde op 19 juni 1914 met Willemina Johanna Makkink van 't Wolferink (zus van Bertus) en zij kregen acht kinderen.

Na haar overlijden in 1937 hertrouwde Gerrit op 10 september 1942 met Johanna Willemina Roeterdink waarmee er voor de vierde keer een Roeterdink introuwde op 't Boschloo. Uit dit huwelijk werden nog twee zoons geboren. Hij kende Johanna Willemina van de Boerenleenbank waar zij als werktte en Gerrit regelmatig bankzaken kwam doen. Johanna is geboren op 't Groot Bentink welke verderop deze pagina besproken wordt.

Het is zoon Gerrit (van het eerste huwelijk) die op 't Boschloo is blijven wonen en ook twee keer zou trouwen. Gerrit senior en Johanna Willemina maken plaats en verhuizen augustus 1956 naar 't Eesterloo aan de Zutphenseweg met de twee jongens. Gerrit is overleden in 1967 en Johanna Willemina in 1983 aan de gevolgen van een auto-ongeluk welke zij op 30 januari had.
 
Gerrit Boschloo sr. heeft in de crisisjaren een deel van de weerdstrang gedempt. Ten behoeve daarvan heeft hij een deel van het Eesterloo laten afgraven. Het project werd uitgevoerd in het kader van de zogeheten werkverschaffing. Tijdens het afgraven van het bos werd een urn gevonden die duidt op zeer vroege bewoning van dit gebied. De urn is helaas niet bewaard gebleven, want men hechte toen geen waarde aan scherven. Fungeerde de schuur van 't Gier in de Tweede Wereldoorlog nog als Rooms Katholieke kerk, op de deel van 't Boschloo werden de kerkdiensten van de Protestantse kerk gehouden. Dit nadat de kerk op 18 maart 1945 was gebombardeerd. De pastorie werd daarmee ook verwoest en dominee Schakel en zijn gezin woonden toen tot aan de bevrijding in op 't Boschloo.
 
1702-1705 Jan Hendriks Bosloo en Jenneken Willems Smeenk Eerste hoofdbewoners
1705-1735 Jan Hendriks Bosloo en Garritjen Stevens op 't Walle Garritjen is de tweede echtgenote van Jan
1735-1772 Garrit Wiltink-Bosloo en Janna Bosloo Janna is de dochter van Jan en Garritjen
1772-1810 Gerrit Roeterdink-Boschloo en Derkjen Boschloo Derkjen is de dochter van Garrit en Janna
1809-1861 Antonij Boschloo en Jenneken Roeterdink Antonij is de zoon van Gerrit en Derkjen
1844-1888 Jan Boschloo en Willemina Roeterdink Jan is de zoon van Antonij en Jenneken
1877-1935 Albert Boschloo en Willemina Menkveld Albert is een neefje van Jan en Willemina
1914-1937 Gerrit Boschloo en Willemina Johanna Makkink Gerrit is de zoon van Albert en Willemina
1942-1956 Gerrit Boschloo en Johanna Willemina Roeterdink Johanna is de tweede echtgenote van Gerrit
     
  Huidig adres: Eekweg 1  
 
Veel van bovenstaande informatie en foto's zijn afkomstig uit het boekje " 't Boschloo en haar bewoners" van Martin Boschloo die op zijn beurt o.a. het familieorgaan "Boschloogica" als bron heeft gebruikt.
 
 
Alle beschreven boerderij tot nu toe op deze pagina behoren tot de Eesterhoek. De volgende boerderij van de Eesterhoek is de Braamkolk en deze wordt op de Eschede pagina beschreven.

Wij maken op deze pagina eerst nog een uitstapje naar de oudste boerderijen van de eigenlijke Boschterhoek in de omgeving van de Ravensweerdsweg. De tocht van boerderij Boschloo naar de Boschterhoek gaat over de Lenden, de uiterwaarden van de IJssel. De weg is al de Ravensweerdsweg en na een aantal kilometers door de uiterwaarden ligt dan net voor de dijk aan de rechterkant de eerste boerderij van de oude Boschterhoek, ook een streek met veel oude boerderijen die daarom ook thuishoort op de Eesterhoek website!
Belte
 

Toen Gorssel in 1815 startte met de huisnummering had boerderij de Belte de eer om huisnummer 1 te krijgen. Er werd toen namelijk begonnen met nummeren vanaf de IJssel aan de Epse kant en zodoende kreeg de boerderij dus het eerste huisnummer. In 1841 werd de volgorde gewijzigd en werd er vanaf de kerk genummerd en kreeg de boerderij het huisnummer 22. Het is niet echt duidelijk wanneer de boerderij is gesticht en wie dan de eerste bewoners waren. In een akte van 1757 wordt de Belte genoemd, maar niet zeker is of hier de boerderij of een stuk land wordt bedoeld. Wel lijkt het erop dat boerderij de Belte in die tijd al wel bestond en sinds 1752 werd bewoond door Arent Garrits Goldenbeld en Everdina Jansen Vrielink die dat jaar in Lochem waren getrouwd. Ze wonen waarschijnlijk tot 1760 op de boerderij en verhuizen dan naar Maatman in Harfsen.

 

Op 21 juni 1767 hertrouwt Everdina Vrielink met Lambert Jansen die waarschijnlijk al in 1761 op boerderij de Belte is komen wonen. Hij wordt dat jaar namelijk aangenomen als lidmaat, toen nog geheten Lambert Jansen Borgman, zijn ouders woonden op de Borghte. Lambert gaat echter als Beltman door het leven en wordt als Lammert Beltman genoemd als hij in 1767 en 1772 als momber wordt aangesteld van buurkinderen op de Peerdekate. Everdina komt door haar tweede huwelijk weer terug op boerderij de Belte en krijgt er in 1769 op 43-jarige leeftijd nog een zoon. In 1772 overlijdt zij en op 4 juli 1773 hertrouwt Lambert met Jenneken Brinkman, weduwe van Frans Ribbink. Aangenomen wordt dat zij nog een paar jaar op de boerderij zijn blijven wonen.

Volgende hoofdbewoner is mogelijk Jan Beltman die in 1745 als zoon van Hendrik Diekerhoff op 't Dijkerhof wordt geboren en eigenlijk de familienaam Haarman had. Dat de naam wijzigde naar Beltman is dus een aanwijzing dat hij op de Belte is gaan wonen die overigens ook wel Beltman en Beltmansplaats werd genoemd. Jan trouwde in 1776 met Janna Venhorstink en ze kregen vijf kinderen. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij ook Jan Beltman genoemd.

 
Met de start van de huisnummering en het daarbij registreren van de hoofdbewoner krijgen we wel zekerheid over de bewoners. Dat is Jan Olthof en zijn echtgenote Johanna Smeenk die eerder lange tijd op 't Gier woonden en in 1805 naar de Belte kwamen. Ook hier woonden zij een lange tijd en daardoor stond de boerderij ook wel bekend als Olthof. Het echtpaar had geen kinderen en woonden samen met Antonij Olthof (broer van Jan, woonde eerder op Olthof c.q. Oldenhof in het dorp) en ook Berendina Koop, die we nog tegenkwamen op 't Dijker, woonde op de boerderij. Na het overlijden van Jan op 11 maart 1820 worden de dames Johanna en Berendina tot 1832 als bewoonsters geregistreerd. Johanna overlijdt dat jaar op 26 januari. Berendina verhuist na het overlijden van Johanna naar de Klaphekke en overlijdt er op 9 maart van hetzelfde jaar. Precies vier maanden na het overlijden van Johanna wordt de boerderij middels een veiling op 26 mei verkocht aan dagloner Jan Mensink en zijn echtgenote Gerritjen ten Maat en blijkt uit de akte dat Jan Olthof en Johanna Smeenk ook eigenaar waren van de boerderij, dat waren ze niet van 't Gier.

Jan en Gerritjen hadden wel kinderen, dertien maar liefst. Ze kwamen met twee kinderen naar de Belte welke waren geboren op de Borghte waar het echtpaar daarvoor inwoonde. Elf kinderen werden er geboren op de Belte maar zes daarvan overlijden op jonge leeftijd of bij de geboorte, zo bleef er een gezin met zeven kinderen over. Jan en Gerritjen wonen hun verdere leven op de boerderij welke voor Gerritjen (overigens geboren op 't Hekkert) eindigt op 12 juli 1862 en voor Jan op 1 april 1871.
 
Op 28 juni 1871 komen de zeven kinderen bijeen in de Roskam en laten daar een akte opmaken t.b.v. de veiling van daghuurdersplaats "Beltmansplaats" bestaande in huis en erf met schuur en bouwland tezamen groot 1,72 hectare plus een weide en een stuk heidegrond. Twee weken later op 12 juli wordt er geveild en koopt Hendrik Jan Wiltink van 't Reins alles voor 3.765 guldens. Hij koopt de boerderij voor zijn zoon Hendrik die dan nog vrijgezel is. Jan Willem Mensink (oudste zoon van Jan en Gerritjen) blijft nog wel tot op 1 juli 1873 op de boerderij wonen. Ondertussen wordt de boerderij flink verbouwd, Hendrik Jan Wiltink laat de boerderij vergroten waarvan een steen met zijn initialen en het jaartal 1872 in het voorhuis nog steeds het bewijs is. Op 7 november 1872 trouwt Hendrik Wiltink met Garritjen Harenberg die van erve de Bransenborch te Baak afkomstig is. Kort na zijn huwelijk krijgt Hendrik van zijn vader veel grond geschonken: de bouwlanden Bongert en de Bollen, de weilanden met water Koeweerd, Welleken en Bruggeweerd en hetakkermaalsbosch de Houtkamp. De daglonersplaats wordt nu een echte boerderij!
 
Op 1 juli 1873 nemen Hendrik en Garritjen hun intrek op de Belte, twee dagen later wordt zoon Hendrik Jan geboren. Er worden zeven kinderen geboren maar ook nu redden de meeste kinderen het niet, het zijn er maar drie die opgroeien. Hendrik en Gerritjen worden zelf ook niet oud, Gerritjen overlijdt op 13 april 1880 op 37-jarige leeftijd en Hendrik overlijdt op 10 oktober 1881 en wordt maar 43 jaar oud. De drie kinderen waren nog erg jong dus van opvolging was hier überhaupt geen sprake. Zij worden ondergebracht bij familie: Hendrik Jan bij tante Kato Wiltink & Hendrik Jan Ezerman in Epse en Karel Gerrit bij oom Gerrit Jan Wiltink en Jantje Wiltink op de Oude Pastorie in de Eesterhoek, deze echtparen waren beiden kinderloos. Zoon Hermanus verhuist naar zijn grootouders Harenberg in Baak, maar komt later terug naar Gorssel, en wel als hoofdbewoner van de Belte!
 

Na het overlijden van Gerritjen wordt er een inventaris van de boedel gemaakt waarvan de waarde wordt bepaald door buurman Willem Roeterdink van Groot Bentink. In en om de boerderij komt hij aan een waarde van 1041 guldens waarvan meer dan de helft van de waarde op de deel te vinden is, want daar staan een paard, vijf koeien, twee pinken en zes kalveren met een waarde van 643 guldens en 50 centen. Op het land staan nog gewassen met een waarde van 464 guldens waarmee de totaalwaarde van de boedel op 1505 gulden uitkomt. Daar tegenover staan ook schulden waaronder pacht en een openstaande rekening bij doctor Selle te Gorssel van ruim 45 gulden wat aangeeft dat Garritjen ziek moet zijn geweest. De pacht bedraagt 450 gulden en had dus betrekking op de boerderij waarvan Hendrik Jan Wiltink van 't Reins dus nog wel de eigenaar was.
 
Jan Tuitert en Jantjen ten Have komen in maart 1882 op de boerderij wonen en wonen er gehuurd. Jan is een neef van Hendrik en is ook geen lang verblijf op de Belte gegund want hij overlijdt op 9 januari 1889 en wordt maar 36 jaar oud. Hij werd vader van een dochter die maar 14 jaren oud mocht worden en opnieuw werd een kind levenloos geboren. Jantjen, van wie een broer en zus ook vanaf 1883 op de boerderij woonden, hertrouwt op 21 november 1889 met Johan Wiltink, jongste broer van Hendrik Wiltink en dus (ook) een neef van haar overleden echtgenoot. Ze wonen maar kort op de Belte want op 11 maart 1891 vertrekt het echtpaar naar de Keizerij te Borgele in de gemeente Diepenveen. Ook Johan pachtte de boerderij van zijn vader Hendrik Jan Wiltink van 't Reins. Deze overleed op 6 november 1889 en in zijn nalatenschap staat geschreven dat de pacht van 22 augustus tot 6 november 1889 een waarde van 87 gulden en 36 cent had.
 
Nieuwe bewoners zijn Antonie Verbeek en Gerarda Arends die uit Eefde afkomstig waren en ook nu weer de boerderij huren van de erven Wiltink. De drie kinderen Wiltink zijn inmiddels opgegroeid tot jonge mannen en in 1897 wordt een akte van scheiding van de nalatenschap van hun ouders opgemaakt. Hierin staat beschreven dat het boerenerve "Beltmansplaats" ruim 13 hectare groot is geworden en een geschatte waarde van 15.000 gulden heeft. Deze wordt toebedeeld aan Hermanus die ondertussen alweer in de gemeente Gorssel woont en als boerenknecht in Almen werkt. Op 30 december 1898 zegt hij de verhuur op en sommeert de familie Verbeek om de boerenerve "De Belte" op 22 februari 1899 te ontruimen, uiteindelijk verlaten zij de boerderij op 9 maart 1899 en verhuizen naar Voorst.

Hermanus Wiltink trouwt op 15 april 1899 met Johanna Hendrika Wevers en gaan dan op de boerderij wonen, zo is er weer een Wiltink op de Belte. Hermanus, ook wel "Mans van de Belte", en Johanna sluiten begin jaren 1900 twee leningen van ieders 4.000 gulden af voor verdere investering in de boerderij. Er worden zes kinderen geboren waarvan er drie helaas weer jong komen te overlijden. Met zoon Jan Hendrik bestaat de kans op een volgende generatie Wiltink op de Belte, maar helaas, Jan Hendrik heeft niet veel met het agrarische vak. Dat blijkt maar eens als zijn ouders een dag op stap gaan en zoonlief vragen een aantal koeien van de ene naar de andere boerderij te drijven. Thuis gekomen zien Mans en Johanna dat de dames nog allemaal in dezelfde weide staan te grazen. Navraag bij Jan Hendrik leert dat hij eigenlijk niet wist welke koeien nou eigenlijk van hun waren en zo had hij de koeien van Groot Koerkamp van 't Gier naar een ander grasland gebracht, wist hij veel!
 
Mans zelf was wel een boer in hart en nieren en beleefde ook nog een hobby aan de beesten door met stieren mee te doen aan keuringen. Hiermee behaalde hij b.v. op 1 juni 1909 een getuigschrift met een waardering van 71 punten voor een zwartbonte stier van 25 maanden.

De Belte stond dicht aan de IJssel en dat betekende ook wel eens natte voeten, maar in de winterdag kon dat natuurlijk ook ijspret zijn. Toen dochter Aaltjen op een koude winterdag gevraagd werd om voor de kachel hout uit de schuur te halen, duurde het even voordat ze terug was. In de schuur had ze namelijk haar schaatsen verstopt en de houtjes werden ondergebonden, het hout voor de kachel moest maar even wachten! Aaltje staat niet op de foto hiernaast, alleen dochter Gerritje is hierop te zien, staand in het midden achter haar ouders. Gerritje trouwde met Johan Herman Wiltink en ging wonen op 't Joonk te Epse. Links naast Gerritje, rechts op de foto, zien we Jan Hendrik staan.


Dochter Aaltjen trouwt op 2 juni 1933 met Hendrikus Wevers en zij gaan dan ook op de Belte wonen. Het botert niet echt tussen Hendrikus en zijn schoonvader en in 1934 wordt dan al besloten niet langer meer samen onder het dak van de Belte te wonen. Hermanus Wiltink regelt een huurcontract met nieuwe pachters voor de periode vanaf 22 februari 1935 en vraagt vergunning aan voor het bouwen van een nieuw kleiner burgerhuis voor hem en zijn vrouw. Zo gebeurt het dat de Wevers op 22 februari 1935 naar boerderij Groot Koop in Verwolde verhuizen en drie dagen later de nieuwe bewoners verwelkomd worden.

Op de foto hiernaast zien wij Aaltjen en Hendrikus en hun drie kinderen die allemaal in Verwolde zijn geboren.
 
 
Op 12 september 1934 doet Hermanus Wiltink op 't Beltman een aanvraag voor het bouwen van eem burgerwoning aan de verlengde Enkweg. Mans en Johanna verhuizen begin 1935 naar het nieuwe huis welke later de naam Eikenbelte krijgt. Mans is hier overleden op 31 december 1939 en Johanna Hendrika Wevers is er overleden op 17 maart 1950. Latere bewoners van het burgerhuis zijn de families Wolters (die al bij Johanna inwoonde), Nijhof en Van Munster van Heuven die de landelijke woning in 1965 laat verbouwen. Het adres was eerst Groeneweg 22, later werd dat Ravensweerdsweg 19.
 
Terug naar de Belte. De genoemde nieuwe bewoners van 1935 zijn landbouwer Gerrit Jan Bensink en Hendrika Bouwmeester die uit Brummen afkomstig zijn. Ze komen met vier kinderen en die krijgen in 1936 een zusje als er nog een dochter wordt geboren. In het huurcontract staat beschreven dat erve “de Belte” bestaat uit een huis, erf met schuur, gierkelder, wagenloods, kippenhok, zaadbergen, boomgaard en tuin met vruchtbomen, ca. vier hectaren bouwland en ca. acht hectaren weiland. Dit alles wordt gehuurd voor 885 gulden per jaar. Er wordt verder overeengekomen dat het huurcontact tussentijds kan worden beëindigd op 21 februari 1938 en daar wordt gebruik van gemaakt, want dan verhuist de familie Bensink naar Nieuw Walle en een jaar later verlaten ze Gorssel en zoeken ze hun heil nog noorderlijker aan de IJssel in Olst. De boerderij wordt dan door Hermanus Wiltink verkocht aan Hendrik Jan Remmelink en zijn echtgenote Aleida Harmina Broekman die op 11 maart 1938 op de boerderij zijn komen wonen, ze waren afkomstig van Hengelo Gelderland. In 1943 verkopen zij op hun beurt de boerderij aan Gerrit Jan Meeles. Hij woont in het huis Boschterhoek tegenover 't Walle en blijft daar wonen. Willem van Munster wordt dan zetbaas op de Belte en gaat er wonen. Na de oorlog wordt zijn plaats ingenomen door Gerrit Jan Huzen uit Holten die er tot 1948 woont en dan weer teruggaat naar Holten. Dat jaar verkoopt de heer Meeles de boerderij namelijk aan de familie Hagens uit Ruurlo. Het betreft Jan Antonie Hagens en Willemina Johanna Verbeek met hun schoonzoon en dochter Hendrik Jan Bosman en Aleida Gerritdina Hagens. Veel land hoorde inmiddels niet meer bij de boerderij want deze had een totale grootte van nog maar 2,4 hectare. Tegenwoordig wordt het land niet meer gemist want de Belte is nu een woonboerderij zoals er daarvan al veel meer zijn in de Eesterhoek.
 
1752-1760 Arent Garrits Goldenbeld en Everdina Jansen Vrielink Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1761-1772 Lambert Jansen Beldman en Everdina Jansen Vrielink Lambert is de tweede echtgenoot van Everdina
1773-....... Lambert Jansen Beldman en Jenneken Brinkman Jenneken is de tweede echtgenote van Lambert
1776-1805~ Jan Beltman en Janna Venhorstink Geen familie van vorige hoofdbewoners
1805-1832 Jan Olthof en Johanna Smeenk Geen familie van de vorige hoofdbewoners, woonden eerder op 't Gier
1832-1871 Jan Mensink en Gerritjen ter Maat Geen familie van de vorige hoofdbewoners, woonden eerder op de Borghte
1871-1873 Jan Willem Mensink Jan Willem is de zoon van Jan en Gerritjen
1873-1881 Hendrik Wiltink en Garritjen Harenberg Geen familie van de vorige hoofdbewoner
1882-1889 Jan Tuitert en Jantjen ten Have Jan is een neef van Hendrik
1889-1891 Johan Wiltink en Jantjen ten Have Johan is de tweede echtgenoot van Jantjen en broer van Hendrik Wiltink
1891-1899 Antonie Verbeek en Gerarda Arends Geen familie van vorige hoofdbewoners
1899-1935 Hermanus Wiltink en Johanna Hendrika Wevers Hermanus is de zoon van Hendrik en Garritjen
1935-1938 Gerrit Jan Bensink en Hendrika Bouwmeester Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1938-1943 Hendrik Jan Remmelink en Aleida Harmina Broekman Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1943-1945~ Familie Willem van Munster Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1946-1948 Familie Gerrit Jan Huzen Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1948-1975 Jan Antonie Hagens en Willemina Johanna Verbeek Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1948-....... Hendrik Jan Bosman en Aleida Gerritdina Hagens Aleida Gerritdina is de dochter van Jan Antonie en Willemina Johanna
     
  Huidig adres: Ravensweerdsweg 21  
 
 
Berkenbelt
 

Tussen de Belte en Groot Bentink heeft ook nog een villa gestaan op een bult, maar deze werd op 4 juni 1947 getroffen door de bliksem en afgebrand. Daar het dak van riet was, grepen de vlammen zeer snel om zich heen, zodat binnen enkel ogenblikken het hele huis in lichter laaie stond. De brandweer, die spoedig ter plaatse was, kon wegens watergebrek weinig uitrichten. Slechts de inboedel beneden kon gered worden, boven verbrandde hij grotendeels. De villa was genaamd "de Berkenbelt" en de ruïne is er nog en is te zien vanaf de weg. Het huis is gebouwd in 1943 en bood in april 1945 onderdak aan de Gorsselse families Bouhuijs, Hut en Slont die Gorssel waren ontvlucht voor de naderende komst van de Canadezen bij 't Dommerholt en het te verwachten verzet van de Duitsers. De Canadezen trokken echter ter hoogte van de Berkenbelt de IJssel over en hierop volgden beschietingen van de Duitsers en werd het ook bij de Berkenbelt, waar de families verbleven in de half ondergrondse garage, erg gevaarlijk. Anno 1947 wordt het huis bewoond door Ida Walvius, de weduwe van Frans Bennekers die in 1944 was gefusilleerd. Frans Bennekers is overigens de achterkleinzoon van Gerrit Jan Roeterdink die in 1799 waarschijnlijk op Groot Bentink is geboren. Het adres van de villa was Ravensweerdsweg 19 welke in de jaren '70 is overgegaan naar de Eikenbelte.

 
 
Peerdekate
 
De Peerdekate werd ook wel Peerdekotte genoemd. Een kotte is een kleine boerderij en een peerd is natuurlijk een paard. Mogelijk hebben hier de paarden van Groot Bentink gestaan en is het eerst een schuur geweest welke daarna is omgebouwd tot een woning. Het is wel haast zeker dat naast de geogafische nabijheid ook anders een nauwe band met Groot Bentink heeft bestaan, ze hadden b.v. ook dezelfde eigenaar. Volgens het doopboek van Deventer wonen er in 1608 ene Harmen Pherkate en Gebbeken die dan hun zoon Harmen laten dopen. De volgende bekende bewoners zijn Willem en Geertjen Perecate die op 6 september 1646 trouwden, maar ze zullen er niet direct zijn gaan wonen want volgens het verpondingskohier van 1646 is de "Peercotte" onbewoond. Willem heette eigenlijk Hoekman en was afkomstig van Oolde maar ging zich Perecate noemen toen hij zich op de Peerdekate vestigde. Zoon van Willem en Geertjen is Hendrik die op 26 mei 1678 trouwde met Marrie Jansen en in het dorp ging wonen in waarschijnlijk een nieuwe woning vlakbij de kerk welke Klein Bentink genoemd werd. Hieruit blijkt nogmaals dat de Peerdekate nauw verbonden moet zijn geweest met het naastgelegen Groot Bentink.
 

Willem heeft er in ieder geval tot 1689 gewoond, want hij leefde nog toen op 14 april van dat jaar dochter Grietjen trouwde met Jan Gerrits Jolink die daarna ook Perecate werd genoemd. Deze Jan is voor 14 mei 1702 overleden want dan trouwt de weduwe Grietjen Willems met Gerrit Roelofs uit Harfsen van het erve Stokhaar. Er wordt op 28 maart 1703 een tweeling gedoopt maar het is maar de vraag of Grietjen daar nog bij is geweest want het lijkt erop dat het baren van de tweeling haar noodlottig is geworden. Precies vier maanden later hertrouwt Gerrit namelijk met Willemken Derks uit Lochem.

Uit dit huwelijk worden zeven kinderen geboren waaronder dochter Maria die op 8 januari 1708 wordt gedoopt. Zij trouwt op 6 oktober 1731 met Teunis Jansen en het echtpaar is de volgende generatie hoofdbewoners van de Perecate totdat Maria er op 24 oktober 1747 overlijdt. Teunis hertrouwt dan op 28 mei 1748 met buurvrouw Garritjen Jansen van 't Groot Bentink. Na het overlijden van Teunis hertrouwt zij op 8 november 1767 op haar beurt met Garrit Hoekman, zoon van Garrit Hoekman en Jenneken Hulleman van boerderij Hoekman. Garrit zijn vader heette eigenlijk Bouwhuis, maar werd Hoekman genoemd omdat hij op deze boerderij woonde. De familienaam Bouwhuis wordt toch nog genoemd als
"Garrit Bouwhuis, bouman op de Perekate" hertrouwt met Johanna Goorhorst. Dat doet hij op 25 april 1772 en de kinderen uit dit huwelijk worden allemaal als Bou(w)huis gedoopt waarmee de familienaam Peerdecate van de gelijknamige erve is verdwenen.

Uiteindelijk is het ook Johanna die hertrouwt en dat doet zij in 1782 wel als weduwe van Gerrit Peerdekate. Ook twee kinderen die binnen een week tijd in 1783 overlijden, worden dan nog Peerekate genoemd. De nieuwe echtgenoot van Johanna houdt ook zijn eigen naam maar deze komt vrijwel overeen met de boerderijnaam want zijn achternaam is Peerdekamp en zijn voornaam is Egbert. Zijn naam kwamen wij al tegen bij het verhaal van boerderij Hoekman waar hij als getuige van een wijziging van twee dopen in het doopregister wordt genoemd. Egbert wordt zelf ook in het doopregister genoemd als vader van twee kinderen die in 1784 en 1789 op de Peerdekate worden geboren. Op 10 maart 1793 vertrekt het gezin naar Eefde.

In de periode van de drie laatst genoemde echtparen is de Peerdekate eigendom van Hendrik Gerhard Jordens (burgemeester en cameraar van Deventer) en Agatha Aleida van Munster. Zij kopen de "Peerekate" op 24 april 1766 van Henricus van Whije (predikant te Wilp) en Cornelia Hartkamp. Deze bestaat uit een kamp zaailand, het huis en put en ander getimmer, met opstaand hout en boomgewassen. De familie Jordens was ook eigenaar van het erve Groot Bentink welke hierna wordt beschreven. Cornelia Hartkamp was eigenaar sinds 1760, zij erfde de katerstede van haar vader Henricus Hartkamp, predikant te Laren. Zij werd toen ook eigenaar van de Haijtinkhof in Gorssel.
 
Opvolgers van de familie Peerdekamp is de familie Muil zijnde Berend Muil en Aaltjen Scholten. Ze zijn getrouwd op 10 januari 1790 en zullen de eerste drie jaren van hun huwelijk waarschijnlijk nog op de Kleine Muil in de Eesterhoek hebben gewoond of anders mogelijk bij Jannes Muileman, oudere broer van Berend, die op Schurink woonde. Berend behoudt de naam Muil(eman) maar wordt op 29 maart 1810 wel als Berend Peerdekate geregistreerd als zijn jongste dochter overlijdt. Bij de eerste huizenregistratie van 1815, als de Peerdekate nog huisnummer 2 heeft, woont Berend nog op de Peerdekate maar niet lang daarna zal hij naar de Vossebelt in Joppe zijn verhuisd. Op 16 juni 1819 overlijdt Albert Bluemink, echtgenoot van Catharina Dommerholt, op de Peerdekate. Het echtpaar zal er zijn gaan wonen na hun huwelijk, maar niet duidelijk is wanneer dit is geweest. Waarschijnlijk zijn zij er in 1818 komen wonen omdat de Vossebeld waarschijnlijk in 1818 is gebouwd. Op 26 mei 1820 hertrouwt Catharina met Gerrit Grooteboer uit Holten, ze trouwen in Gorssel.
 
Er worden uit dit huwelijk vier kinderen geboren waarvan de jongste op 27 augustus 1832, maar het gezin bestaat weer uit vijf personen als het oudste kind op 5 november 1832 overlijdt. 1832 is ook het jaar van het kadastrale register en hierin wordt Gerrit Grooteboer als eigenaar en vruchtgebruiker genoemd. De Peerdekate bestaat dan uit drie percelen: bouwland (E263), huis met erf (E264) en dennebosch (E265), samen een kleine hectare groot. Er ligt nog meer dennebosch en bouwland vlakbij de boerderij maar deze behoort tot het erve Groot Bentink.

Op de kadastrale kaart links is te zien dat de toegangsweg nog achter de boerderij loopt. Later wordt deze doorgetrokken tot aan de huidige Ravensweerdsweg en ontstaat daar de toegangsweg zoals op het kaartje rechts is te zien. De kaartjes staan t.o.v. elkaar wel gedraaid dus is het wel wat lastig bekijken.
 
Gerrit Grooteboer overlijdt op 24 juli 1838 en Katriena is dan voor de tweede keer weduwe. Ze hertrouwt niet meer en blijft alleen met de drie kinderen op de boerderij wonen. Het duurt tot 1861 als er wat verandert in de gezinssamenstelling van de Peerdekate. Zoon Hendrik Jan trouwt dan met Derkjen Kapers op 7 december van dat jaar. Op 5 juni 1863 wordt dochter Gerritjen geboren, maar zij overlijdt al tien dagen later, geluk maakt snel plaats voor verdriet. Oma Katrien maakt dit niet meer mee, zij is eerder dat jaar op 2 februari overleden. Meer kinderen worden er uit het huwelijk van Hendrik Jan en Derkjen niet meer geboren, alleen nog een levenloos geboren meisje in 1870. Toch huppelt er in 1864 een klein manneke rond op het erf, het is de 2-jarige Hendrik Jan Egbers die samen met zijn moeder Grade Beltman tijdelijk op de Peerdekate komt wonen als kort daarvoor zijn vader in Gorssel is overleden. Hendrik Jan werkt als dagloner en verdient daarmee de kost voor Derkjen en zichzelf. Hij overlijdt op 27 maart 1876 op 52-jarige leeftijd. Derkjen blijft dan helemaal alleen achter en dat kan natuurlijk niet zal ook jongere broer Toon gedacht hebben en hij komt op 31 maart 1876 tijdelijk bij zijn zus wonen. Hij vertrekt op 4 juli 1876 weer naar Deventer en dan is Derkjen wel helemaal alleen. Ze leert echter Mannes Brinkman kennen en ze trouwt met hem op 8 februari 1877. Ook Mannes werkt als dagloner en er worden geen kinderen meer geboren, zo leven zij met z'n tweetjes op de Peerdekate.
 
Maar als de leeftijd vordert, moet er ook nagedacht worden over de opvolging. Deze dient zich aan in 1899 als het ongehuwde nichtje Johanna Willemina Menop bij het echtpaar komt wonen. Zij doet dat met dochter Derkjen die op 26 december op de Peerdekate is geboren. Johanna is de dochter van Jan Menop en Johanna Brinkman (zus van Mannes) die op boerderij Achterkamp aan de huidige Schapendijk wonen. De vader van Derkjen is Gerrit Hendrik Roeterdink uit Olst die als dienstknecht heeft gewerkt op boerderij 't Gier en voor zijn trouwen nog woonde en werkte op Kipperman in Epse.

Hij trouwt op 28 april 1900 met Johanna en dan wordt dochter Derkjen ook erkend. Gerrit Hendrik komt dan ook op de Peerdekate wonen en kort daarna op 4 mei koopt hij grond "in blooten eigendom" van Mannes Brinkman.

Op 11 juni 1916 overlijdt Mannes Brinkman en Derkjen Kapers overlijdt op 23 november 1928, zij wordt 89 jaar oud.
 
Uit het huwelijk van Gerrit Hendrik en Johanna Willemina worden nog eens vier kinderen geboren. Op de foto linksboven zien wij alleen nog dochter Derkjen maar aan de buik van Johanna is te zien dat de tweede op komst is, de foto zal daarom in 1902 zijn gemaakt. Eén van de vijf kinderen is een zoon genaamd Mannes maar één maand oud wordt en op 20 januari 1905 overlijdt. De volgende zoon die dan wordt geboren krijgt, zoals toen gebruikelijk, ook de naam Mannes.

Als enige zoon is hij degene die de boerderij voortzet en zo komt er weer een hoofdbewoner met de naam Mannes. Hij trouwt op 6 juli 1940 met Rika Johanna Withagen en opnieuw worden er vijf kinderen op de Peerdekate geboren. Op de familiefoto hierboven staat Mannes in het midden. De anderen drie kinderen staan ook op de foto: dochter Derkjen linksonder, dochter Johanna staand tweede van rechts en dochter Dies zittend rechts. Rika Johanna Withagen is te zien op de foto hiernaast waar ze samen met Mannes poseert voor de Peerdekate.

Mannes overlijdt op 6 maart 1976 en Rika Johanna blijft op de Peerdekate wonen. Dat doet ze niet alleen, want in 1969 zijn haar oudste zoon Gerrit en diens echtgenote Truus er ook komen wonen en daarvoor wordt de varkensschuur bij de boerderij verbouwd. Uit hun huwelijk worden drie dochters geboren. In 1978 verhuist Rika naar het dorp waar ze aan de Haerkamp gaat wonen. In 2004 wordt de oude boerderij afgebroken en blijven Gerrit in Truus in het nieuwere gedeelte wonen, ze verhuizen uiteindelijk in 2018 waarmee een einde komt aan periode van 119 jaar Roeterdink op de Peerdekate.
1646-1689> Willem Wilmsen Perecate en Geertjen Reints Perecate Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1689-1701 Jan Gerrits Perecate en Grietjen Willems Perecate Grietjen is de dochter van Willem en Geertjen
1702-1703 Gerrit Roelofs Peerdecate en Grietjen Willems Perecate Gerrit is de tweede echtgenoot van Grietjen
1703-1736~ Gerrit Roelofs Peerdecate en Willemken Derks Brink Willemken is de tweede echtgenote van Gerrit
1731-1747 Teunis Jansen Perecate en Maria Gerrits Peerdecate Maria is de dochter van Gerrit en Willemken
1748-1766 Teunis Jansen Perecate en Garritjen Jansen Bennink Garritjen is de tweede echtgenote van Teunis
1767-1771 Garrit Hoekman en Garritjen Jansen Bennink Garrit is de tweede echtgenoot van Garritjen
1772-1781 Garrit Bouwhuis en Johanna Goorhorst Johanna is de tweede echtgenote van Garrit
1782-1793 Egbert Peerdekamp en Johanna Goorhorst Egbert is de tweede echtgenoot van Johanna
1793-1818 Berend Muil en Aaltjen Scholten Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1818-1819 Albert Garrit Hendrik Bluemink en Catharina Dommerholt Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1820-1863 Gerrit Grooteboer en Catharina Dommerholt Gerrit is de tweede echtgenoot van Catharina
1861-1876 Hendrik Jan Grooteboer en Derkjen Kapers Hendrik Jan is de zoon van Gerrit en Catharina
1877-1928 Mannes Brinkman en Derkjen Kapers Mannes is de tweede echtgenoot van Derkjen
1899-1944 Gerrit Hendrik Roeterdink en Johanna Willemina Menop Johanna is het nichtje van Mannes
1940-1978 Mannes Roeterdink en Rika Johanna Withagen Mannes is de zoon van Gerrit Hendrik en Johanna Willemina
1969-2018 Gerrit Wolter Roeterdink en Geurtruida van Heeringen Gerrit Wolter is de zoon van Mannes en Rika Johanna
     
  Huidig adres: Ravensweerdsweg 36  
 
 
Groot Bentink
 
Deze boerderij wordt al in 1321 genoemd als "Erf Benting" en is daarmee de eerst vermelde boerderij van Gorssel welke toen nog als Gerslo en Gorstelo werd geschreven. Alleen 't Eschede werd al eerder genoemd (anno 1046 als 't Ascethe) maar was geen boerderij. Dat Bentink (Bentinck) al in 1321 werd genoemd, wil niet zeggen dat het de oudste boerderij van de marken Gorssel en Eschede was, maar de boerderij zal één van de oudsten zijn, zeker van de boerderijen die tegenwoordig nog bestaan. Maar let op: dit is waarschijnlijk van toepassing op Klein Bentink in het dorp! Dit verhaal dus nog aanpassen, Groot Bentink is van latere datum en bestond in ieder geval wel in 1646 toen Jan van Essen eigenaar van Groote Bentinck was.
 
Op 12 maart 1648 laat "Arndt bouman op Bentinck" zijn dochter Henderssken dopen. Een eeuw later blijken er al elf verschillende echtparen hoofdbewoners te zijn, veroorzaakt door het feit dat één van de partners jong overlijdt en de andere kort daarop hertrouwde, zoals dat in die tijd gebeurde. Pas in 1713 is er sprake van een nieuwe generatie als Jan Gerrits hoofdbewoner wordt.

Jan is de zoon van Gerrit Driessen en Geesken Bartelts en is de helft van een tweeling. De bevalling is zwaar en wordt moeder Geesken noodlottig. Jan wordt daarom opgevoed bij zijn tante Jenneken (zus van Gerrit) op 't Have in Almen. Jan trouwt drie keer en wel met Jenneken Goossens, Anna Jansen en Trijntjen Thijssen. Trijntjen (ook wel Catharina) trouwt ook drie keer, na haar huwelijk met Jan trouwt zij nog met Hendrik Jansen en op 11 april 1745 met Albert Gerrits
Roeterdink die zich dan Bennink gaat noemen. Maar het is wel een Roeterdink die op Groot Bentink komt wonen en dat zou ruim twee en een halve eeuw het geval zijn!

Albert en Catharina krijgen één dochter die de naam Willemken krijgt. Zij wordt op 15 januari 1746 gedoopt en haar vaders naam wordt dan als Bentink geschreven, maar Willemken zal met de achternaam Bennink door het leven gaan. Zij trouwt op 23 mei 1768 met Willem Roeterdink, daar heb je er weer één! Hij is de zoon van Philip Roeterdink van de gelijknamige boerderij die ook naar Groot Bentink verhuist en zijn naam verandert want hij overlijdt als Philippus Grootbentink op 17 mei 1783.
Willem wordt ook wel Groot Bentink genoemd, maar laat bij de doop van zijn zes kinderen de naam Roeterdink registreren waardoor de kinderen (allemaal jongens) deze achternaam kregen. Bij het verhaal van de Peerdekate kwamen we Willem al tegen als getuige bij een wijziging in het doopregister. Willemken is dus de "Vrou Bennings" geweest aan wie het briefje gericht was en zal gezien de gebruikte woorden "mien lieve Benning" vast een lieve vrouw zijn geweest!

Willem overlijdt op 28 januari 1795. Willemken hertrouwt op 22 januari 1797 met Willem van Essen met wie zij op 31 december 1796 in ondertrouw gaat. Op deze dag wordt er een akte in het wezenprotocol opgemaakt waarin vijf kinderen worden genoemd. Oudste zoon Tone Roeterdink wordt genoemd als "Antonij Groot Bentink in huwelijk hebbende Willemina Laarhuis" maar is in 1793 al overleden. Het blijkt een verschrijving want bedoeld wordt zijn broer Jan Willem die op 8 juni 1796 met Willemina trouwde en bij de ondertekening van de akte wordt dit wel goed vermeld en er worden dus eigenlijk maar vier kinderen (Jan Willem, Gerrit, Hendrik en Albert) in de akte bedoeld.

Jan Willem Roeterdink is op 2 augustus 1800 is overleden en werd vader van twee kinderen, ook nu weer jongens. Willemina hertrouwt in 1808 met Arend Nikkels en gaat dan op het erve Haijtinkhof in het dorp wonen, ze zal tot die tijd met haar twee zoons op Groot Bentink zijn blijven wonen. Arend Nikkels was eigenaar van het erve Klein Bentink waarover straks meer.
 
Doordat de oudste twee zoons (Jan Willem was de tweede zoon van Albert en Willemken) jong zijn overleden, was het aan de derde zoon Gerrit om voor opvolging te zorgen op Groot Bentink. Hij trouwde op 17 mei 1822 met Lucretia Menkveld uit Eefde. Hij was daarmee wel de laatste die trouwde, zijn twee jongere broers Hendrik en Albert trouwden al resp. in 1813 en 1815 maar gingen resp. op de Borghte en Roeterdink wonen, blijkbaar was de eer aan oudste zoon Gerrit om de nieuwe hoofdbewoner van Groot Bentink te worden.
 
Gerrit had de boerderij al op 22 mei 1818 gekocht van Johanna Wilhelmina Scheltinga, de weduwe van Coenraad Alexander Jordens, voormalig burgemeester van Deventer. Uit een akte van verband anno 1798 blijkt dat dit echtpaar al eigenaar was maar waarschijnlijk waren zij dit al veel langer aangezien Coenraad zijn ouders Hendrik Gerhard Jordens en Agatha Aleida van Munster ook eigenaar waren. Zij kochten in 1766 in ieder geval de Peerdekate en waren toen mogelijk al eigenaar van Groot Bentink. Vader en zoon Jordens zullen niet op Groot Bentink hebben gewoond, want zij waren burgemeester van Deventer en waren daar woonachtig. Ook waren zij eigenaar van het erve Klein Bentink nabij de kerk te Gorssel.

Het Erve Groot Bentink werd geveild als een boerenwoning gemerkt no. 3, een zaadberg, schaap- en varkenschot, een hof aan de oostzijde van het huis, gezaai met een daarbij gelegen kamp bouwland, een akkermaalsheg bij de katerstede Beltman, een akker en nog meer bouwlanden en akkers w.o. den Lookamp, den Stoutkamp en een stuk weideland en drie koeweiden. Gerrit betaalde er 7010 guldens voor. Om de koop te financieren wordt er een hypotheek van 5000 gulden afgesloten en wordt er in 1819 nog 1500 gulden meer geleend.
 
Aangenomen wordt dan ook dat Gerrit de eerste bewoner is die ook eigenaar was van de boerderij, sindsdien is de boerderij altijd eigendom gebleven van de familie Roeterdink. Overigens wordt Gerrit in de aankoopakte als Gerrit Groot Bentink genoemd, maar worden ook nu de kinderen in de geboorte- en doopakten als Roeterdink geregistreerd. Op 6 mei 1826 neemt Gerrit officieel de naam Roeterdink aan wat is vastgelegd in het register van naamsaanneming. Hiermee verdwijnt de familienaam Groot Bentink en schrijven wij vanaf nu alleen nog de familienaam Roeterdink.
 
Overigens woonde in de periode 1822-1826 ook neef Willem Roeterdink met diens echtgenote Barta Roeterdink op de boerderij (ook zij trouwden in 1822) waardoor er opnieuw sprake van een dubbele bewoning was. In 1826 verhuizen zij naar 't Gier en zijn Gerrit en Lucretia de enige hoofdbewoners, waarbij wel vermeld dient te worden dat moeder Willemken ook nog op de boerderij woont, zij overlijdt op 20 februari 1832 en wordt 86 jaar oud.

Uit dat jaar stamt ook de kadastrale atlas waarin Gerrit toch weer Grootbentink wordt genoemd ... We zien op de kadastrale kaart aan de overkant van de weg een schuur (perceel 268) en een schaapskooi (perceel 269) staan. De boerderij zelf had perceelnummer 242.
 
In de boerderij was sinds 1828 ook een koekijzer te vinden welke Gerrit dat jaar cadeau zal hebben gekregen. Zijn initialen zijn hierin aangebracht en er staat een afbeelding op van een huzaar te paard. Waarom de inmiddels 53-jarige Gerrit dit koekijzer cadeau kreeg, is niet helemaal duidelijk. Wellicht maakte Gerrit deel uit van de burgerwacht onder leiding van Willem Jan Larooij die op de Grote Muil woonde en in 1828 is overleden. Ter nagedachtenis aan Willem Jan of nog als dank voor de bewezen diensten van Gerrit kan dit koekijzer toen cadeau zijn gegeven, welke dan door Willem Jan voor zijn dood op 6 september 1828 kan zijn overhandigd. Hoe dan ook, de koekjes die Lucretia er mee zal hebben gemaakt, zullen vast goed gesmaakt hebben!
 
Uit het huwelijk van Gerrit en Lucretia werden zeven kinderen geboren waarvan er twee jong zijn overleden. Nadat Gerrit op 27 april 1846 en Lucretia op 10 december 1848 zijn overleden, worden zij als "de erven G. Roeterdink" geregistreerd als de hoofdbewoners van Groot Bentink. Oudste dochter Willemina hoort daar niet bij, want zij is in 1844 getrouwd en woont op 't Boschloo. De genoemde erven zijn dan ook de overige vier kinderen Bartha, Willem, Jan Willem en Hendrika die in leeftijd variëren van 23 tot 11 jaar. Ze krijgen op de boerderij de broodnodige hulp van dienstknecht Teunis Venneman.
 
Op 31 augustus 1855 trouwen Bartha en Willem: Bartha trouwt met Willem Hendrik Wiltink en vertrekt naar 't Wolferink en daarvandaan komt Judeken Wiltink die als echtgenote van Willem op Groot Bentink komt wonen. Het zijn twee geplande huwelijken met een win-win situatie voor de boerderijen met aanzien waarbij vast ook de nodige liefde een rol zal hebben gespeeld. Dat de boerderijen een status hadden blijkt ook uit de veiling in 1863 van twee kerkbanken die toebehoorden aan de bewoners van 't Ontijdink. Ze werden gekocht door Willem Roeterdink van Groot Bentink en Willem Hendrik Wiltink van 't Wolferink. Andere twee kopers waren Jan Boschloo van 't Boschloo (de echtgenoot van Willemina Roeterdink) en diens broer Gerrit Boschloo die op 't Dijker woonde.

Dat Groot Bentink volgens Willem en Judeken nog niet groot genoeg was, blijkt wel uit een sluitsteen met hun initialen anno 1869 welke boven de deuren van het achterhuis is geplaatst ter gelegenheid aan een uitbouw. Een reden voor de uitbouw van het voorhuis was er niet, want Willem en Judeken kregen geen kinderen.
 
Jan Willem Roeterdink, de jongere broer van Willem die ook op Groot Bentink woonde en werkte, kreeg wel twee kinderen. Hij trouwde op 8 februari 1862 met Heintje Wiltink van 't Wolferink en dit was dus het derde huwelijk tussen een Roeterdink van Groot Bentink en een Wiltink van 't Wolferink. Het echtpaar gaat wonen op boerderij de Grote Hoeve in Baak maar met behulp van vele dienstknechten en dienstmeiden liep het prima op Groot Bentink. Eén van de dienstknechten was Hendrik Jan van der Meij die er vanaf 6 juni 1865 woonde en werkte. Nichtje Willemina Lijzen, dochter van Aaltjen Wiltink, hielp in 1876 ook mee op de boerderij.

Maar naar mate de tijd vordert, moet er toch serieus worden nagedacht over de opvolging. In 1880 wordt Jan Willem zijn oudste zoon Carel 12 jaar oud en wordt het tijd dat hij bekend wordt gemaakt met de boerderij. Zo gebeurt het dat Jan Willem en Heintje samen met de kinderen Carel en Gerritje Lucretia op 11 februari 1880 weer in Gorssel komen wonen. Willem en Judeken gaan aan de andere kant van het voorhuis wonen welke het huisnummer 38-2 krijgt. Het huis wordt hiervoor uitgebouwd en krijgt een waranda waar Willem, die aan astma leed, goed kon vertoeven. Door Willem zijn astma kon hij niet veel doen op de boerderij wat ook een reden was waarom Jan Willem en zijn gezin weer in Gorssel kwam wonen.
 
Tien jaren later is Carel klaar om op eigen benen te staan en is hij ook al eens wezen kijken op 't Wolferink of er nog wat huwbaars rondloopt. Helaas is er niets van zijn leeftijd, maar hoofdbewoonster Karolina Willemina Wiltink (dochter van eerder genoemde Bartha Roeterdink) heeft nog wel een vrijgezelle schoonzus uit Leesten in de aanbieding, haar naam is Willemina Johanna Makkink. Trouwplannen worden gemaakt en op 14 mei 1890 verhuizen Jan Willem en Heintje met dochter Gerritje Lucretia naar Leesten om plaats te maken voor Carel en zijn aanstaande echtgenote.

Er wordt getrouwd op 21 november 1890 maar het is pas op 16 juli 1891 dat Willemina op Groot Bentink komt wonen. Zij is dan zwanger en precies vier maanden later wordt dochter Heintje geboren. Er worden daarna nog vier kinderen geboren waarvan de laatste (dochter Judeken) op 12 januari 1898. De bevalling moet zwaar zijn geweest want Willemina overlijdt elf dagen later op 23 januari 1898. Judeken wordt dan verzorgd door haar grootouders in Leesten maar redt het ook niet, zij overlijdt op 26 februari 1898.

Zo blijft Carel alleen over met drie kinderen, het vierde kind was ook kort na de geboorte overleden. De kinderen konden natuurlijk prima worden opgevangen door ome Willem en tante Judeken, maar uiteraard gaat Carel wel weer op zoek naar een nieuwe echtgenote. Hiernaast een foto van de drie kinderen Hendrikus, Willem en Heintje Roeterdink.
 
Eerst worden de zaken voor de kinderen goed geregeld met een notariële akte op 30 maart 1898. In deze akte wordt de boedel van Groot Bentink beschreven. Deze bestaat uit een veestapel bestaande uit drie paarden, twaalf melkkoeien, vier pinken, drie stieren, zes kalveren, negen kleine kalveren, elf varkens en kippen. Van het land kwam rogge, havere, hooi, stroo, suikerwortels en aardappelen. Deze waren gehaald met wagens, karren, ploegen, eggen en een dorsch- en snijmachine. In huis had de meeste waarde een kabinet en twee kasten, bedden, vleesch en vet, naaimachine en vélocipide en raap- en lijnkoeken. Verder heeft Carel diverse vorderingen uitstaan en is hij eigenaar van een huis en erf gelegen te Warnsveld.
Ook is er op Groot Bentink een kinderwagen en wieg die een nieuwe bestemming moet krijgen dus moet er dus echt een nieuwe vrouw des huizes komen. Dit maal wordt de nieuwe echtgenote gezocht aan de overkant van de IJssel en hier vindt Carel Martina Schaap met wie hij op 13 oktober 1899 trouwt. Uit dit huwelijk worden opnieuw vijf kinderen geboren waarvan alleen de jongste helaas niet oud wordt. Zo woont Carel uiteindelijk met vrouw en zeven kinderen op Groot Bentink. De andere kant raakt onbewoond na het overlijden van Willem en Judeken op resp. 30 april 1905 en 14 februari 1909. De foto hiernaast is voor het gedeelte van het voorhuis gemaakt waar Carel en zijn gezin woonde. Van 1900 tot 1903 woonde en werkte Jan Strookappe uit Harfsen als dienstknecht op de boerderij. Op de foto rechts zijn de kinderen Tine, Anne, Willemien en Hendrik Roeterdink uit het tweede huwelijk te zien in hun jonge jaren.

In 1910 bouwen Carel en Martina een nieuwe schuur en de sluitsteen hiernaast herinnert aan de uitbreiding van Groot Bentink.
 

Op de foto hiernaast is het gedeelte te zien waar Willem en Judeken hebben gewoond. De foto is van 1908 en is ouder dan de foto hierboven en aan het kleine tafeltje zitten de kinders van Martina. Rechts op de foto zien wij boerderij 't Bosse welke in 1925 door Carel wordt gekocht. Hij en Martina wonen dan al niet meer op Groot Bentink, in 1924 zijn zij al vertrokken van Groot Bentink en gaan wonen op Ruimzicht vlakbij 't Elf Uur: "Carel koos voor zich een villa aan een zessprong gelegen, dat een ruim zicht heeft over al de omliggende wegen" waarvan er één naar Groot Bentink leidde. Carel is dan 56 jaar oud en stopt nog niet met werken, hij wordt kassier en directeur van de Boerenleenbank te Gorssel welke in 1925 is opgericht en was gevestigd in Ruimzicht. Verder was hij vanaf 1905 ook nog actief als president-kerkvoogd van de Protestantse kerk te Gorssel. Naast de kerk staat overigens het huis Klein Bentink welke wij straks nog even bespreken. Verdere functies van Carel waren gemeenteraadslid, wethouder vanaf 1922 en enige jaren loco-burgemeester, lid provinciale staten Gelderland, oprichter en bestuursvoorzitter Christelijke Lagere school anno 1913, voorzitter Coöperatieve Aankoopvereniging te Gorssel, voorzitter Waterschap Gorsselse Waarden, oprichter begrafenisvereniging Momento Mori, oprichter en voorzitter van de Oranjevereniging te Gorssel en nog vele andere functies. Eigenlijk was Carel meer een bestuurder dan een landbouwer, en was als "vergaderboer" vaak van huis. Een schop heeft hij niet vaak in handen gehad, daar had hij dan natuurlijk ook zijn knechten voor.

Martina overlijdt op Ruimzicht op 31 mei 1937. Vanaf 1942 woont Carel met zijn zuster Gerritje Lucretia (Crisje) en dochters Johanna Willemina en Martina Hendrika in het huis "Lucretia" op de Deventerweg nummer 9. Hier overlijdt Carel op 2 mei 1944 aan de gevolgen van een longontsteking.

 
We zijn afgedwaald van Groot Bentink maar het is nog lang niet gedaan met de familie Roeterdink op de boerderij! In 1924 vertrekken Carel en Martina namelijk om plaats te maken voor zoon Willem. Hij is geboren uit het eerste huwelijk van Carel op 1 april 1895. Op 15 mei 1924 trouwt hij met Alberta Harmina Aalderink uit Eefde en zij worden daarna dus de nieuwe hoofdbewoners van Groot Bentink. Er worden zes kinderen geboren en uiteindelijk is het zoon Carel die de boerderij voortzet, hij neemt deze in 1968 over van zijn ouders.

Op een zondagmiddag haalt zoon Carel de koeien op om te melken, ze lopen achter de Eikenbelte dus een hele wandeling. Willem en zijn jongste broer Hendrik zitten aan de keukentafel en zien Carel door de wei lopen. Terwijl ze de kleiner worden figuur nakijken zegt Hendrik zuchtend "Da's een heel ende ... köj ze neet roopn?". Willem knikt bedachtzaam en zegt na enkele ogenblikken: "Joa ... moar ze koomt neet". De broers hadden zo wel vaker met elkaar plezier.
 

Willem is overleden op 4 februari 1984, Alberta Harmina over het jaar daarvoor op 31 januari door een auto-ongeval.

Zoon Carel woont tot 1999 op de boerderij en gaat dan in het dorp Gorssel wonen. Carel is 2014 overleden en ook al zijn broer en zussen leven niet meer. Op bijgaande foto is het hele gezin te zien. V.l.n.r. achter Dini, Wim, Hermien, voor v.l.n.r. Tine, Willem, Ineke, Nan en Carel.
 
 
1600~ Willem Bentinck Eerste hoofdbewoner van dit overzicht
.......-1653 Arendt Wilmsen op Bentinck en Lummeken Alberts Arendt is de zoon van Willem
1653-1664 Derck Hendericks Bentinck en Lummeken Alberts Derck is de tweede echtgenoot van Lummeken
1664-1666 Derck Hendericks Bentinck en Geesken Bartels Swavink Geesken is de tweede echtgenote van Derck
1667-1675 Claes Jansen Bentinck en Geesken Bartelts Swavink Claes is de tweede echtgenoot van Geesken
1676-1682 Gerrit Driessen op Bentinck en Geesken Bartelts Swavink Gerrit is de derde echtgenoot van Geesken
1683-1713> Gerrit Driessen op Bentinck en Aeltjen Jorriens Aeltjen is de tweede echtgenote van Gerrit
1713-1729  Jan Gerrits op Groote Bennink en Jenneken Goossens Leusink Jan is de zoon van Gerrit en Geesken
1729-1732 Jan Gerrits op Groote Bennink en Anna Jansen Anna is de tweede echtgenote van Jan
1732-1742 Jan Gerrits op Groote Bennink en Trijntjen Thijssen Catharina is de derde echtgenote van Jan
1742-1744 Hendrik Jansen Groote Bennink en Trijntjen Thijssen Hendrik is de tweede echtgenoot van Trijntjen en zoon van Jan en Jenneken
1745-1793~ Albert Gerrits Roeterdink-Bennink en Trijntjen Thijssen Albert is de derde echtgenoot van Trijntjen
1768-1796 Willem Philips Roeterdink en Willemken Alberts Bennink Willemken is de dochter van Albert en Trijntjen
1797-1832 Willem van Essen en Willemken Alberts Bennink Willem is de tweede echtgenoot van Willemken
1796-1808 Jan Willem Roeterdink en Willemina Laarhuis Jan Willem is de zoon van Willem en Willemken
1822-1848 Gerrit Roeterdink en Lucretia Menkveld Gerrit is de zoon van Willem en Willemken en broer van Jan Willem
1855-1909 Willem Roeterdink en Judeken Wiltink Willem is de zoon van Gerrit en Lucretia
1880-1890 Jan Willem Roeterdink en Heintje Wiltink Jan Willem is de broer van Willem en zoon van Gerrit en Lucretia
1890-1898 Carel Roeterdink en Willemina Johanna Makkink Carel is de zoon van Jan Willem en Heintje
1899-1924 Carel Roeterdink en Martina Schaap Martina is de tweede echtgenote van Carel
1924-1984 Willem Roeterdink en Alberta Harmina Aalderink  Willem is de zoon van Carel en Willemina Johanna
1977-1999 Carel Roeterdink en Tonia Johanna van Zeijts Carel is de zoon van Willem en Alberta Harmina
     
  Huidig adres: Ravensweerdsweg 17  
 
In het verhaal van de Peerdekate was al te lezen dat zoon Hendrik van de Peerdekate in 1678 trouwde met Marrie Jansen en dat zij de eerste bewoners van Klein Bentink waren. De kans is groot dat in die tijd de eigenaar van Groot Bentink en de Peerdekate al dezelfde was en het geeft aan hoe nauw verbonden de Peerdekate met Groot Bentink moet zijn geweest als een bewoner van de Peerdekate in een nieuw huis genaamd Klein Bentink gaat wonen. Hendrik gaat zichzelf ook Klein Bentink noemen en zo ook oudste dochter Aaltje.

Zij trouwt op 1 april 1700 met Jan Aelberts uit Ruurlo van boerderij de Mei. Deze Jan wordt genoemd van der Meij en hij is de stamvader van de Gorsselse familie Van der Meij waarover hier meer te lezen is. Zoon Berent trouwt met buurmeisje Janna Wiltink van het gelijknamige erve.
De naam Wiltink als familienaam kwamen wij al tegen bij het verhaal over de Belte en gaan wij met de volgende boerderijen nog vaker tegenkomen, vandaar de foto hiernaast van het erve Wiltink en Klein Bentink in de verte.
 
 
Boschtert
 
Op 't Boschtert woonde heel lang geleden Garrit ten Bussche en hij komt vaak voor in de kwartierstaten van menig geboren Gorsselnaar. Kortom, iedereen met wortels in Gorssel kan er wel aardig van uitgaan dat zijn of haar voorouders op deze plek heeft gewoond! De historie van 't Boschtert gaat ver terug en de boerderij wordt al op een oorkonde van 1487 op perkament geschreven. Het goed then Bussche was oorspronkelijk een horig goed in het kerspel Gorsselo van de Zutphense proosdij. Met deze transactie werd het goed uit de horigheid omgezet naar een tijnsgoed. Jaarlijks moest de nieuwe eigenaar, Johan van Coverde, burger van Deventer, acht schellingen en tien penningen betalen plus 13 schepel rogge en dertien schepel gerst aan de proosdij als tijns. N.B. Deze jaarlijkse betaling is niet de koopsom. Die wordt in dit stuk niet vermeld. Er moet nog een ander stuk zijn waarin dit wel vermeld staat. De nieuwe gebruiker mag het goed niet bezwaren met renten, d.w.z leningen afsluiten of verpachten zonder medeweten van proosdij en kapittel van Sint Walburgis.
 
1530: Markeboek Gorssel: wordt Ten Bossche wel genoemd en heeft 5/8 waar.
1549: Markeboek Gorssel: akte over hoeden en maaien van grasland. Dat andere hek bij het klaphekke zullen bewaken Ten Bussche, Ffrancken, Stalbrinck, Ten Walle, Haykynck, Roterdinck en Putte een ieder naar zijn waar.
1565: Markeboek Gorssel: akte over dijken. Deze pacht heeft aangenomen onze mede-erfgenaam Garrit ten Buss, die dat zo aangenomen heeft, en zo de pachters enige ……
1570: Markeboek Gorssel: Guert ten Busche, zal Garrit ten Busche senior zijn = generatie 1
1601: Markeboek Gorssel: Garrit ten Bussche, ongeveer 90 jaren oud = generatie 1
1625: Markeboek Gorssel: Gerrit ten Busch 1 1/8 waar. = generatie 2?
1646: Verpondingskohier: 't guet ten Bussche met eigenaar Gerrit ten Bosch. Waarschijnlijk woonde hij in de tijd al op 't Hof te Eschede uitgaande dat dit Gerrit geb. circa 1605 is.
1759: Markeboek Gorssel: Bosse 1 1/8 whaer
1784: Markeboek Gorssel: Harmen Smeenk 1/4 van 1 1/8 whare van 't Bosse

Op 19 april 1657 trouwen Henderick Wijchers soon van Wijger Warners ende Jenneken Aloffs dochter van s. Aloff Heijinck. De naam Heijinck was ook een oude boerderijnaam en zal ook ergens in de Boschterhoek hebben gelegen. Misschien Bartels Hofstede? En is Putte dan Groot Bentink? Of kreeg boerderij Boschtert de naam Heijink toende ouders van Jenneken er kwamen wonen? Niet zeker is of zij er hebben gewoond dus dit is nog maar een aanname. Hendrik en Jenneken krijgen één zoon genaamd Aloff. Waarschijnlijk is Jenneken niet lang na de geboorte van Aloff overleden en meer kinderen worden uit het huwelijk niet meer geboren want als Henderick in 1665 besluit te hertrouwen worden alleen voogden aangesteld voor Aloff. De voogden zijn Claes Aelberts ten Bussche en Jan Willems op 't Nijland.

Claes was eigenaar van de boerderij maar woonde op 't Ontijdink. Hij was getrouwd met Garberich Gerritsen en Dercksken Hendricks. Claes is overleden in/voor 1678 en zijn tweede echtgenote is uiterlijk in 1703 overleden. Geen van hun vier kinderen is dan nog in leven en hun boedel wordt op 8 januari 1704 verdeeld onder de kleinkinderen: "Het halve Erve en goedt ten Bosse in Gorssel gelegen, met drie vierde parten van den Holtkamp, wordt toegedeijlt aan Claesken Janssen en Albert Henricks ten Bosse". Claesken was ongehuwd en woonde op 't Smeenk en Albert woonde op 't Ontijdink waarvan zijn neef Jan eigenaar werd.

 

In 1784 ontvangt Reijnt Bosman een liefdegift i.v.m. de grote overstroming en wordt zoon Berend geboren. In 1787 wordt dochter Hendrika geboren maar Reint en Janna wonen dan inmiddels op het Kleine Bielder in Oolde onder Laren. Hier hebben zij mogelijk kort gewoond, want zij staan niet ingeschreven als lidmaat in Laren en worden ook niet uitgeschreven in Gorssel. Dat zij weer terugkeren naar Gorssel is zeker want Reint is in Gorssel overleden op 7 januari 1808, alleen is niet bekend of hij toen ook weer op 't Boschtert woonde. Janna gaat daarna in Rijssen wonen en is daar overleden op 17 december 1813.

In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt Willem Bosman geregistreerd, maar het is niet bekend wie hij eigenlijk was.

Op 25 september 1798 koopt Gerrit SantScholten, het 3de perceel van het goed Eschede, in de buurtschap Eschede gelegen, zijnde het allodiale erve Bosse genoemd, bestaande in huijs, berg, hof en boomgaard met een stuk zaaijland, voorts een kamp zaaijland, Saaltjeskamp geheeten, en het Loostukje met het akkermaals hout en boomen, weijdegrond en uitdrift op de hooge kloot, één vierde part in de Bos, het Lookamp genaamd, twee koeweijdens op den Escheder Koeweerd, en nog een achtste whaare in de Gorsselsche Weerden. Aangekocht voor ƒ 4265,--. Gerrit koopt de boerderij van de erfgenamen van wijlen Elia Elisabeth Podt van 't Eschede die toen geheel eigenaar van van de boerderij was. Zij of haar voorgangers op 't Eschede zullen de boerderij dus op een gegeven moment hebben gekocht van de familie ten Bosch.

 
Gerrit Sandschotte, den 5. September 1799 gevestigd in deszelfs erve en goed Bosse genoemd, met al het geen daar onder gehoord, nevens een vierde part in den bosch, de Lookamp geheten, voorts twee koeweiden op de Escheder Koeweerd, en een achtste where in de Gorsselsche Weerden, zoo mede onder dit erve is gehoorende, te saemen in het Scholtampt van Zutphen, onder 't Karspel Gorssel gesitueerd.
 
Ook wel genaamd Het Bosse. Huisnummer 4 anno 1815. Hoofdbewoners Gerrit Scholten en Johanna Boschloo.

1832: perceel 270 aan de overkant van de weg betreft een schaapskooi en schuur.

31-08-1838: Eigenaars zijn Garrit Scholten x Janna Boschloo / ook genaamd Gerrit Zandscholten x Janna Bosloo. Erve is overgedragen aan dochter Dina Scholten x Hendrikus Wiltink op 12-04-1838. Genoemd wordt een hypotheek groot f 1800.- van 30-12-1805.

19-11-1880: Eigenaars zijn Hendrikus Wiltink x Dina Scholten. I.v.m. en hypotheek groot f 1800.- (van 30-12-1805 voor Gericht van Scholtambt Zutphen) hypotheek van Diaconie der Gereformeerde Gemeente Deventer. Oppervlakte 14 ha.
 
In 1903 gaan Karel Wiltink en Alberta Klein Ovink in een nieuw gedeelte van het huis wonen met huisnummer 108a, er ontstaat dubbele bewoning met twee huisnummers. In 1906 komt Berend Jan Klein Ovink in het andere gedeelte wonen met zijn echtgenote Hendrika Stegink. Zus van Alberta en Berend Jan is Antonia Klein Ovink die bijgaand letterdoek in 1862 heeft geborduurd. Zij is al in 1887 overleden en het doek zal kort daarna op 't Boschtert zijn komen te hangen. Later hangt het doek op 't Hekkert: Berend Jan Klein Ovink > dochter Alberta Klein Ovink gehuwd met Derk Jan Tuitert > broer van Wendelina Tuitert op 't Hekkert.

Het doek heeft ook een connectie met de familie Strookappe. De bovenste initiatelen in het doek zijn namelijk van de ouders van Antonia en dat zijn Lambertus Klein Ovink en Alberta Niemeijer die op Haverkamp te Colmschate woonden. Alberta is een nichtje van Hendrik Niemeijer en hij was grtrouwd met Hendrika (Jansen Pot) Strokappe uit Holten.

In 1925 wordt Carel Roeterdink van Groot Bentink eigenaar en dochter Willemien heeft het in verpachte staat geëerfd.

Arend Vriezekolk werkt in 1926 als boerenknecht op de boerderij van Hendrikus Roeterdink (zoon van Carel Roeterdink) en Hendrika Hermina Makkink te Leesten.

Circa 1976 is de oude boerderij afgebroken. Doordat de boerderij twee huisnummers had, konden er later twee huizen staan.
 
.
Derk Jan Preuter en Barta Johanna van der Meij met oudste dochter Egberdina
 
1530 Garrit ten Bussche  
1598-1641> Garrit ten Bussche en Armgart Jansen Smeenk(?) Garrit is de zoon van Garrit, waarschijnlijk afkomstig uit Deventer
1605-1612< Albert Gerritsen ten Bosch en Tonnisken Jansen Albert is de zoon van Garrit en Armgart, hij woont later (zeker vanaf 1612) op het Hof te Eschede en vanaf 1637 op 't Ontijdink
>1612-..... Onbekend  
>1636-..... Aloff Jansen Heijink en Metjen Jansen Vunderink Niet zeker, nog verder uitzoeken
1657-1665 Hendrick Wijchers op 't Busch en Jenneken Aloffs Heijink Jenneken is de dochter van Aloff en Metjen
1666-1673 Hendrick Wijchers op 't Bosch en Marritjen Reijnts Huernink Marritjen is de tweede echtgenote van Hendrick (Henderick Busman)
1673-1687> Welmer Dercksen bouman op ’t Busse en Marrie Reiners Welmer is de tweede echtgenoot van Marritjen (Marrie)
1702-1706 Jan Hendriks Bosman en Egbertjen Harms Jan is de zoon van Hendrik en Marritjen
1706-....... Teunis Garrijts Jolink en Egbertjen Harms Teunis is de tweede echtgenoot van Egbertjen
1729-....... Gerrit Arents Ilbrink op 't Bosse en Geertien Lammers  
1762 Anthonij Jansen op 't Boshe en Fenneken Hendriks Afkomstig van de Flierse te Eefde
1768-1785~ Reint Garrits Bosman en Janna Everts Rensink Reint is de zoon van Gerrit en Geertien
1785-1799 Willem Bosman 1798: Willem Bosman bij oorlogsschade
1799-1841 Gerrit Scholten en Johanna Boschloo  
1836-1885 Hendrikus Wiltink en Diena Scholten Diena is de dochter van Gerrit en Johanna
1881-1903 Karel Wiltink en Alberta Klein Ovink Karel is de zoon van Hendrikus en Diena
1903-1906 Jan Grootentraast en Stina Nieuwenhuis Geen familie van de vorige hoofdbewoners, wel van Nieuwenhuis bewoners op Klaphekke en Walle
1906-1919 Berend Jan Klein Ovink en Hendrika Stegink Berend Jan is de broer van Alberta en was eerder getrouwd met de zus van Karel
1916-1922~ Lambertus Klein Ovink en Hendrika in 't Hof Lambertus is de zoon van Berend Jan
1922-1926 Derk Jan Horstman en Gerritje in 't Hof Gerritje is de zus van Hendrika
1926-1928~ Arend Vriezekolk en Mina Hekkelman Geen familie van de vorige hoofdbewoners, vertrekken naar Breger te Epse en later wonen ze in Harfsen
1928-1934 Albert Antonij van Eerden en Mina Aleida Brugel Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1934-1974 Derk Jan Preuter en Barta Johanna van der Meij Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1974 Frederiks Kleinzoon van Carel Roeterdink
     
1903-1912 Karel Wiltink en Alberta Klein Ovink Eerste medebewoners door dubbele bewoning, voormalige hoofdbewoners
1918-1920 Christiaan Johan Albers en Berendina Hendrika Klein Ovink Berendina Hendika is de dochter van Berend Jan en Hendrika
1920-1920 Johannes Brinkman en Teuntje Renes Afkomstig van tuinmanswoning Oldenhof, verhuist later dat jaar al naar Bolle
1920-1929 Jan Leunk en Reintje Gerdina Bruggeman  
1929-1932 Herman Bruggeman en Hendrika Oplaat Herman is de broer van Reintje Gerdina
1932-1934~ Johan Albertus Scholten en Anna Bunk  
1934-1951> Derk Schuilenburg en Fredrika Alberdina Maatman  
........-1974 Joh. Boskamp en Anna Engberdina Schuilenburg Anna Engberdina is de dochter van Derk en Fredrika Alberdina
     
  Huidig adres: Ravensweerdsweg 13 en 15 (afgebroken)  
 
 
Frankenplaats (Reins)
 
In 1382 komen we al de naam Vrancke tegen en in de pondschatting van 1494 wordt de naam Franckynck gebruikt. Later komen wij de namen Frankenland en Frankengoed tegen. Andere benaming is Reins (ook wel geschreven als Rijns) oftewel Gerrit Reijntsplaats, deze naam staat te lezen in een magescheid akte van 22-02-1760 waarin voormalig eigenaar Henricus Wilhelmus Hartkamp na zijn overlijden in 1760 de boerderij naliet aan zoon Wilhelmus Warner Hartkamp.
 

Pondschatting 1492: Tgoet toe Franckinck met die bouman Conraet (pauper)
In 1570 wonen er mogelijk Hasken Francken en zijn vrouw Griethe.

Markeboek Gorssel 21-05-1601: Vergadering erfgenamen van de Gorsselse weerden. Verklaring waarop Tonnis Francken in de ouderdom van ongeveer negentig jaren en Garrit Ten Bussche, eveneens ongeveer negentig jaren, verkllarden uir een mond in aanwezigheid van de gezamenlijke erfgenamen, dat bij verwisseling van zeker perceel land aan het kerkhof gelegen, wordt bezeten en daarvoor in gebruik was. Zonder bedrog.

Akte 1627: Tonnis Franken (idem 1638: Thoenis Francke). Hij is in 1638 84 jaar oud.

Huwelijk 1650: Warner Wijchers Francken en Geertjen Hendriks Mollemans. Warner was kerkmeester in Gorssel en trouwde in 1650 met Geertjen Mollemans en het huwelijk bleef kinderloos. In het verpondingskohier van het graafschap Zutphen, 1643-1651 wordt Warner Francken genoemd als eigenaar van Francken goet en 't Walle. We houden het erop dat hij op Franckenstede heeft gewoond.

Getuigen doop 1658/1660/1664/1669/1678: Warner Francken, 1659: Jenneken Francken, 1660/1663: Geertjen Mollemans gen. Francken, 1660: Anne Francken, 1644/1664: Peter Francken (overleden voor 23-03-1688)

 
Op 26 juli 1657 trouwen Jan Reijnts en Mechtelt Tijsselinck met elkaar. Jan komt uit Gorssel maar het is niet helemaal duidelijk van welke boerderij, zijn vader Rheint Jansen woonde mogelijk op de Peerdekate waar Jan zijn zuster Geertjen woont en mogelijk zijn Jan en Mechtelt daar ook na hun huwelijk gaan wonen. In 1658 en 1659 worden in Gorssel hun eerste twee kinderen geboren en in 1665 wordt een derde kind gedoopt, maar in de tussentijd zullen er nog wel twee kinderen zijn geboren, vermoedelijk in Eefde waar Mechtelt vandaan komt. We houden 1665 aan als het jaar dat Jan en Mechtelt op Franckenstede zijn komen wonen, maar hebben daarover geen zekerheid. Die krijgen we pas in 1681 als Jan Reijnts op Franckenstede als doopgetuige wordt geregistreerd. Aangezien de laatste registratie van Warner Francken van 1678 is, is het mogelijk dat hij kort daarna is overleden. Wij gaan ervan uit dat hij tot zijn dood op Franckenstede is blijven wonen en dat Jan Reijnts als pachter erbij is komen wonen en het boerenwerk voor zijn rekening nam.
 
Van de zes kinderen zijn er vijf jongens die na hun huwelijk elders gingen wonen. Zo ging zoon Berent naar 't Nijland (Job), Gerrit naar 't Dijker en Reijnt naar 't Vriesekolk in Harfsen. Dochter Jenneken, de jongste van de kinderen, trouwt op 9 april 1694 met Garrit Hendriks Esterholt en zij gaan dan op Franckenstede wonen. Ook uit dit huwelijk worden zes kinderen en nu allemaal op Franckenstede in de periode 1695-1711. Bij de registratie van lidmaten van 1713 wordt Garrit niet meer genoemd en hij zal dus zijn overleden. Alleen Jenneken Jans op Frankenstede wordt dan genoemd samen met ene Aaltjen Garrijts.

Jenneken Jans is waarschijnlijk niet hertrouwd en zal niet alleen op Frankenstede zijn blijven wonen, maar het is ook niet duidelijk wie er dan wel is komen wonen. Dat zou Wilhelm Franken kunnen zijn wiens naam in 1734 wordt genoemd en waarvan wij verder uit het markeboek van Gorssel weten dat hij markerichter was en dat hij is overleden voor 16 november 1758, zoals vermeld op een vergadering van deze marke van die datum.
Maar wij weten ook dat Jan Stevens en Aaltjen Alberts Roeterdink op Franckenstede hebben gewoond. Jan is geboren op 't Walle en woonde met Aaltjen eerst op 't Roeterdink en later op de Roskam waar hij herbergier was. Mogelijk zijn zij in 1731 verhuisd naar de Franckenstede waar Jan weer kon gaan boeren i.p.v. tappen. Dat jaar trouwt namelijk hun zoon Willem met Willemken Gerrijts, dochter van Garrit Hendriks en Jenneken Jans van 't Frankenstede! Mogelijk dat Jenneken toen met haar dochter en schoonzoon op de Roskam is gaan wonen.

Jan Stevens is waarschijnlijk overleden in 1737 wat blijkt uit een erfkoop akte van 25 april 1737 waarin o.a. het bouwland Boomkes Stuk wordt genoemd. Hendrik was in 1737 de enige ongehuwde zoon en zal toen vast bij zijn moeder op Frankenstede hebben gewoond. Hij trouwt in 1743 met Henders Arents Wolferink en zij zijn toen op de Roskam gaan wonen, maar zij wonen in 1745 op de Frankenstede waar dat jaar en ook in 1747 en 1750 kinderen worden geboren. In 1752 wordt een kind geboren op 't Wolferink en het echtpaar zal omstreeks 1751 zijn verhuisd naar 't Wolferink en Aaltjen Alberts Roeterdink zal toen zijn meeverhuisd.
 

De boerderij blijft bewoond omdat er al een tijdje sprake is van dubbele bewoning, want vanaf omstreeks 1741 wonen Garrit Derks Arkensteen en Fenneken Teunissen Hannink ook al op Frankengoet. Het echtpaar woonde daarvoor op 't Job (Nijland) in Joppe waar in 1741 andere mensen zijn komen wonen. Bij de doop van hun jongste zoon Teunis in 1744 wordt Garrit "Garrit Reints" genoemd. Het echtpaar zal er mogelijk zijn komen wonen omdat Hendrik Jansen Franke in 1743 op de Roskam ging wonen. Op 17 april 1759 is Garrit Derks op Frankengoet overleden en op 9 december van datzelfde jaar hertrouwt Fenneken met Jan Willemsen uit Bathmen. Op 8 mei 1774 trouwt eerder genoemde zoon Teunis met Grietjen Udink en zij blijven dan op Frankengoed wonen waar in 1775 dochter Garritjen wordt geboren. Grietjen zal kort daarna zijn overleden want in 1776 hertrouwt Teunis met Anneken Jansen Naberhuis. Vlak voor het huwelijk wordt op 26 juni 1776 op 't erve Frankengoed een akte getekend waarbij Garrit Jansen en Albert Groot Bennink worden aangesteld over Garritjen. Uit het huwelijk van Teunis en Anneken worden nog drie kinderen geboren in de periode 1777-1780. In 1782 zal het echtpaar al zijn vertrokken, zij wonen later op Beernink te Averlo onder Diepenveen. In het register van liefdegiften van liefdesgiften wordt ene weduwe Hendriks of Pasmans vermeld tussen Derk Meijer van Bartels Hofstede en Reijnt Bosman van Boschtert, dat zou dus iemand moeten zijn geweest die op Frankenstede heeft gewoond, maar onbekend is welke vrouw dat kan zijn geweest.

 
In 1784 wordt de boerderij verpacht aan Jan Dommerholt, die nadien Jan Frankengoedt heet en nog later ook wel Jan Rens wordt genoemd. Jan is sinds 1780 getrouwd met Arendina Wolferink afkomstig van de gelijknamige boerderij en zij is de dochter van Hendrik Jansen en Henders Arents en zij is het kind dat in 1752 op 't Wolferink is geboren! Jan is trouwens ook afkomstig van de gelijknamige herberg Dommerholt. Mogelijk heeft het echtpaar de eerste jaren van hun huwelijk eerst op 't Wolferink of 't Dommerholt gewoond waar dan ook hun eerste twee kinderen zijn geboren. Op de Frankenstede komen er nog zes kinderen bij die allemaal gelukkig een lang leven beschoren zijn. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij Jan Reinds genoemd. Arendina wordt 62 jaren oud, zij overlijdt op 13 augustus 1815 op Frankenplaats. Jan verhuist daarna naar Epse en gaat daar wonen op 't Groot Bussink.

De boerderij wordt op 27 september 1816 door de eigenaren Ralph Dundas Findel & Helena Jeannette Hartkamp voor 7100 gulden verkocht aan Klaas Wiltink en Geertrui Peters uit Epse en zij gaan er dan ook wonen, hiermee zijn de bewoners geen pachter meer maar eigenaar. Op 20 juni 1817 nemen ze een hypotheek van 5.000 guldens. Het echtpaar trouwde in 1797 en had al negen kinderen die allemaal meekomen naar de nieuwe boerderij en op 11 maart 1819 wordt daar jongste dochter Hendrika ook nog geboren, een grote familie dus.

Geertrui overlijdt op 27 september 1824 op 50-jarige leeftijd. Ze heeft nog het huwelijk van haar twee oudste kinderen mogen meemaken. Oudste dochter Lamberdina trouwt in 1821 met Albert Roeterdink en zij wonen het eerste huwelijksjaar ook op Frankenplaats maar verhuizen in 1822/1823 naar Diepenveen. Op 31 december 1823 trouwt dan oudste zoon Teunis met Elisabeth ter Maat en ook zij gaan op Frankenplaats wonen, maar vertrekken in 1827 naar 't Raaland welke zij toen hebben gekocht. In 1865 komt het echtpaar wel weer terug naar Gorssel en gaan daar dan eerst wonen op 't Sweersink en uiteindelijk op de Oude Pastorie.
 
De volgende zoon die trouwt is Hendrik Jan en doet dat op 4 maart 1836 met Johanna Tuitert. Het echtpaar gaat wonen op Frankenplaats en zou er niet meer weggaan! Dat weten ze mogelijk al in 1842 en samen met vader Klaas besluiten ze dan de boerderij te vergroten, de middelste sluitsteen op de foto hierboven laat dat zien. Ook uit dit huwelijk worden tien kinderen geboren, reden te meer om de boerderij te vergroten. Klaas maakt de geboorte van acht kleinkinderen mee, hij overlijdt op 16 september 1850. Johanna overlijdt op 23 november 1863 op 52-jarige leeftijd en heeft helaas geen kleinkinderen gezien noch een huwelijk van haar kinderen mogen meemaken. Oudste zoon Gerrit Jan trouwt in 1865 met Hendrika Willemina Wiltink maar gaat op 't Sweersink wonen samen met zijn oom Teunis, die de ouders zijn van echtgenote Hendrika Willemina, ze waren dus neef en nicht van elkaar.

In 1872 trouwt zoon Hendrik met Gerritjen Harenberg en wonen kort op 't Reins maar verhuizen op 1 juli 1873 naar de Belte waarvan de familie Wiltink ook eigenaar was. Op 7 mei 1874 trouwt daarna zoon Jan en ook nu is drie keer scheepsrecht, want hij gaat wonen op 't Reins en blijft er wonen. Zijn zus Kato trouwt dezelfde dag met Hendrik Jan Ezerman en gaat wonen in het dorp aan de huidige Groeneweg. Jan trouwt met Harmken Kalfsterman uit Harfsen en heeft goede reden om op de boerderij te blijven wonen want hij krijgt bouwplaats "Frankenplaats of Rijns" bij het huwelijk geschonken van zijn vader. Het echtpaar kreeg negen kinderen waarvan er wel twee levenloos zijn geboren. Eén daarvan was een tweeling waarvan de andere helft maar zes maanden oud wordt, dat alles gebeurde in 1882. Hendrik Jan Wiltink maakte deze tragedie nog mee, hij overleed op 6 november 1889 en wordt 85 jaar oud.
 
Het oudste kind is zoon Hendrik Jan maar hij trouwt niet als eerste. Dat is zijn zus Willemina Johanna die in 1903 te Gorssel trouwt met Jan Nieuwenhuis en met hem in Diepenveen gaat wonen. Zoon Jan trouwt als volgende maar we zijn dan al wel zeven jaar verder. Hij trouwt op 3 november 1910 te Diepenveen met Johanna Alberdina Wiltink maar gaat met haar in Gorssel op 't Reins wonen. Ook nu betreft het weer een huwelijk van neef en nicht, Johanna Alberdina is namelijk de dochter van Hendrik Jan Wiltink die in 1848 als zoon van Hendrik Jan Wiltink en Johanna Tuitert op 't Reins is geboren. Zij is te zien op de foto hierboven staande voor de boerderij en op de portretfoto hiernaast.

Jan Wiltink en zijn echtgenote Harmken Kalfsterman maken ruimte op 't Reins en bouwen een nieuwe boerderij even verderop welke de naam Prinsenhof krijgt, hier verhuizen zij in december 1910 naartoe. Ruimte maken was eigenlijk niet nodig want uit het huwelijk van Hendrik Jan en Johanna Alberdina wordt op 29 oktober 1911 alleen zoon Jan geboren. Hij trouwt op 9 september 1938 met nicht Aaltje Smale en er worden drie dochters geboren. Hendrik Jan Wiltink en Johanna Alberdina Wiltink overlijden in resp. 1957 en 1953.

Op de foto met sluitstenen zien wij links de sluitsteen met initialen van Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman en rechts de sluitsteen van Hendrik Jan Wiltink en Johanna Tuitert. Bijzonder is dan hun opvolger Hendrik Jan junior het achterhuis nog heeft laten inkorten en dat zijn zoon Jan junior het achterhuis weer heeft laten vergroten!
 

Van een nieuwe generatie Wiltink op 't Reins komt het niet meer en Jan Wiltink en Aaltje Smale verhuizen in 1971 naar 't Kleine Reins waar eerder de knecht van 't Reins woonde. Eén van deze knechten was Hendrik Jan Strokappe. Hendrik Jan werkt hard op het land van de familie Wiltink, hiernaast is hij net bezig met het rooien van de aardappels.

Ook zijn nicht Alberta Strookappe werkte een tijd als dienstmeid op de boerderij. Het melken van de koe op de foto hiernaast deed zij echter niet op 't Reins maar op het Erve Strookappe in Harfsen waar zij vandaan kwam. Bertha werkte eerder ook op 't Smeenk in Harfsen en deed daar dienst voor Gerrit Valkeman en Wilhelmina Johanna Hendrika Wiltink die ook van 't Reins afkomstig is, zij is de dochter van Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman.

Opvolger van de familie Wiltink is Jan Beltman en zijn echtgenote die een varkensbedrijf hadden.

 
1637-1649 Warner Wijchers Francken en Jenneken Lamberts Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1650-1680~ Warner Wijchers Francken en Geertjen Hendriks Mollemans Geertjen is de tweede echtgenote van Warner
1665-1713< Jan Reijnts op Franckenstede en Mechtelt Tijsselinck Geen familie van vorige hoofdbewoners
1694-1731< Garrit Hendriks Esterholt en Jenneken Jans Franckenstede Jenneken is de dochter van Jan en Mechtelt
1731-1751 Jan Stevens Franke en Aaltjen Alberts Roeterdink Geen familie van vorige hoofdbewoners
1744-1751 Hendrik Jansen Franke en Henders Arents Wolferink Hendrik is de zoon van Jan en Aaltjen
1741-1759 Garrit Derks Arkensteen op Frankengoet en Fenneken Teunissen Hannink Geen familie van vorige hoofdbewoners
1759-1783< Jan Willemsen en Fenneken Teunissen Hannink Jan is de tweede echtgenoot van Fenneken
1774-1776 Teunis Garrits Arkensteen en Grietjen Jansen Udink Teunis is de zoon van Garrit en Fenneken
1776-1783< Teunis Garrits Arkensteen en Anneken Jansen Naberhuis Anneken is de tweede echtgenote van Teunis
1784-1816 Jan Engberts Dommerholt en Arendina Wolferink Geen familie van vorige hoofdbewoners, maar Arendina is de dochter van Hendrik en Henders
1816-1850 Klaas Hendriks Wiltink en Geertruij Thomas Peters Geen familie van vorige hoofdbewoners
1836-1889 Hendrik Jan Wiltink en Johanna Tuitert Hendrik Jan is de zoon van Klaas en Geertruij
1874-1910 Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman Jan is de zoon van Hendrik Jan en Johanna
1910-1957 Hendrik Jan Wiltink en Johanna Alberdina Wiltink Hendrik Jan is de zoon van Jan en Harmken
1938-1971 Jan Wiltink en Aaltje Smale Jan is de zoon van Hendrik Jan en Johanna Alberdina
     
  Huidig adres: Ravensweerdsweg 11  
 
 
Prinsenhof
 
Dit is een wat nieuwere boerderij welke in 1910 is gebouwd door Jan Wiltink van 't Reins. Hij kocht daarvoor op 16 september 1909 een stuk bouwland genaamd de Prinsenhof van Arend Jan Nikkels van 't Elf Uur in Gorssel en zoals wel vaker krijgt de nieuwe boerderij de naam van het land waarop deze wordt gebouwd. Overigens kocht Jan bij de veiling van 't Haijtinkhof in 1904 ook al enkele percelen van dit bouwland van Arend Jan Nikkels. De naam Prins betreft een familienaam op Bartels Hofstede, de boerderij die eerder op dit land t.h.v. 't Klaphekke heeft gestaan. Deze boerderij wordt in het volgende verhaal besproken. Overigens is de boerderijnaam Prinsenhof niet nieuw in Gorssel want ook de Prins aan de huidige Flierderweg werd reeds in 1864 zo genoemd en ook hier is een verband met de familie Prins op Bartels Hofstede.
 
Boerderij de Prinsenhof

Jan Wiltink bouwt de boerderij voor zichzelf en de eerste hoofdbewoners zijn dus Jan met zijn echtgenote Harmken Kalfsterman die van 't Reins afkomstig zijn en daar plaats maken voor zoon Hendrik Jan Wiltink en schoondochter Johanna Alberdina Wiltink. De boerderij wordt daardoor ook wel Nieuw Reins genoemd.

De ongehuwde dochters Johanna, Wilhelmina Johanna Hendrika en Cato verhuizen met het echtpaar mee. Alleen de ongehuwde dochter Alberta blijft vooralsnog op 't Reins wonen. Maar op 3 april 1913 trouwt zij met Johan Willems en zij komen dan samen op de boerderij wonen. Het echtpaar krijgt zes kinderen waarvan er wel drie op jonge leeftijd zijn overleden.

Johan Willems en Alberta Wiltink kopen de boerderij op 23 april 1918 van Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman. Twee jaar later, op 23 april 1920, overlijdt Harmken. Jan Wiltink is overleden op 7 maart 1931 op 89-jarige leeftijd. Zijn foto is te zien bij het verhaal over 't Reins.


Alberta Wiltink overlijdt op 26 juli 1973. Zij wordt begraven in het Wiltink (en Willems) familiegraf van de boerderijen de Belte, 't Reins en de Prinsenhof. Zij was de 19e uit de familie die er begraven is, de eerste (Kato Wiltink van de Belte) werd er bijna 100 jaar eerder in 1876 begraven. Het graf stond in 1962 nog op naam van de inmiddels overleden Hendrik Jan Wiltink van erve Frankenplaats en werd op 11 januari 1962 op naam van Alberta gezet toen haar echtgenoot Johan Willems werd begraven, hij is op 7 januari overleden. De echtelieden wonen tot aan hun overlijden op de Prinsenhof.
Alberta Wiltink
Johan Willems
Prinsenhof achterhuis
Op de afbeelding rechts is te zien dat de weg vroeger anders liep. De huidige Prinsenstraat werd voorbij de boerderij gesplitst. Met de bocht mee liep de weg naar de huidige Domineesteeg en kwam uit tussen Beltmanskamp en Prinsenland. Aan de weg stond het boerderijtje van de familie Boterman die als dagloner op de boerderij werkzaam was. In de jaren '60 is deze weg verdwenen en kon je alleen nog maar rechtdoor naar de huidige Groeneweg richting 't Ravennest en 't Armenhuis. En dan liep er vanaf de Prinsenhof ook nog een weg naar het dorp welke uitkwam bij de Morrenhof.
Prinsenhof bij splitsing wegen
 
Berend Hendik Willems is de oudste zoon van Johan en Alberta en is op 17 maart 1914 geboren. Hij trouwt op 12 juni 1946 met Christina Nieuwenhuis uit Diepenveen. Uit dit huwelijk worden één zoon en twee dochters geboren. Op de foto hieronder zien wij het echtpaar met hun twee oudste kinderen. Berend Hendrik en Christina verhuizen in 1975 naar de Oldenhof in Gorssel waar Berend Hendrik als conciërge werkzaam was. Het jaar erop trouwt zoon Johan met Wijntje Dijkgraaf en samen zetten zij het gemengde boerenbedrijf met koeien, varkens en kippen voort tot 1984. Wijntje werkt 25 jaar als koster in de kerk wat Jo ook nog 5 jaar heeft gedaan nadat hij met het boerenwerk was gestopt en daarna voor Reesink in Zutphen heeft gewerkt.
 
Kringloopcentrum Gorssel
In de oude kippenschuur bij de boerderij was het kringloop centrum gevestigd. Op 29 september 1988, om 2 uur in de middag, ontstaat daar waarschijnlijk een brand waardoor de boerderij in vlammen opging. Johan en Wijntje wonen daarna noodgedwongen een jaar in Harfsen en verhuizen daarna weer terug naar dezelfde plek waar een nieuw huis met de toepasselijke naam Nieuw Prinsenhof is gebouwd. De eerste steen van de Prinsenhof met de initialen J.W. en H.K.M. (van Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman) en het jaartal 1910 is in de muur gemetseld en herinnert aan de boerderij die er eerder gestaan heeft.

Berend Hendrik Willems en Christina Nieuwenhuis
 
1910-1931 Jan Wiltink en Harmken Kalfsterman Eerste hoofdbewoners
1913-1973 Johan Willems en Alberta Wiltink Alberta is de dochter van Jan en Harmken
1946-1975 Berend Hendrik Willems en Christina Nieuwenhuis Berend Hendrik is de zoon van Johan en Alberta
1976-1988 Johan Willems en Wijntje Hendrika Dijkgraaf Johan is de zoon van Berend Hendrik en Christina
     
  Huidig adres: Prinsenstraat 5 (afgebrand)  
 
 
Bartels Hofstede
 
Deze stond vlakbij 't Klaphekke. In het Markeboek van Gorssel staat op 7 juni 1549 geschreven "Dat andere hek bij het klaphekke zullen bewaken Ten Bussche, Ffrancken, Stalbrinck, Ten Walle, Haykynck, Roterdinck en Putte een ieder naar zijn waar". Mogelijk wordt Bartels Hofstede al genoemd als Haykynck of Putte (Putter Guet) waarvan de laatste 1 1/4 waar in de marke bezat en dus een aanzienlijke boerderij moet zijn geweest. Bij de verkoop in 1848 wordt echter gesproken van een katerstede.
 
Bartolt Henricx en Aeltien Besier kopen op 4 maart 1640 de helft van de Grote Muil, maar aangenomen wordt dat ze daar niet zijn gaan wonen.

Derk Jansen Meijer is de kleinzoon van Derk Jansen Meijer van de Bloedkamp. 1779 lidmaat en 1784 liefdegift overstroming. Op 28 april 1805 vertrokken naar Voorthuisen.

Huisnummer 6 anno 1815. Hoofdbewoners zijn Gerrit Jan Mensink en Teune Dijkerman. Het huisnummer gaat na verloop van tijd over naar huize Ravensweerd welke kort na afbraak van Bartels Hofstede zal zijn gebouwd.

Ook gelegen aan de overkant van de IJssel: Boerderij Bartelshofstede ligt centraal op het landgoed aan de Bonenkampsweg, een ontsluitingsweg van de Haanstraat. Het formele adres is Haanstraat 4. Bron: https://www.planviewer.nl/imro/files/NL.IMRO.0285.20172-OW00/t_NL.IMRO.0285.20172-OW00.html
 
Op deze plek wordt niets nieuws gebouwd en het land wordt gebruikt als bouwland en krijgt (of had misschien al) de naam Prinsenhof. In 1910 is er op dit bouwland een nieuwe boerderij gebouwd welke de naam Prinsenhof kreeg.
Dat geldt ook voor de Prinsenstraat waaraan beide boerderijen waren gelegen. Overigens woonde nakomelingen van Jan Prins op de Prins aan de huidige Flierderweg welke ook wel Prinsenhof werd genoemd, zie akte 1864.
 

Gerrit Jan Mensink was schoolmeester te Epse. Hij kreeg zijn aanstelling op 27 december 1806 en werd benoemd door de rentmeester van ter Hunnepe. Hij gaf les in Nederduits lezen, schrijven en cijferen. Naast het beroep van schoolmeester deed hij wat aan landbouw. De school van Epse was op het erve Bolderink en is in 1829 afgebroken, Gerrit Jan ging toen met pensioen. Hij is eigenaar van Bartelshofstede te Gorssel. Zie vermelding Markeboek Gorssel 1831 en hij wordt dan genoemd als dagloner.

Op 11 april 1848 vindt er een publieke verkoop plaats. Voor afbraak wordt verkocht het huis staande op de katerstede Bartelshofstede genaamd. Aanwijzer is Jan Mensink, daghuurder te Gorssel. Jan is de zoon van Gerrit Jan en woont op de Belte.

 
1620~ Bartolt Hendriks en Aeltien Besier Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1647-....... Albert Bartols en Hilleken Keijlers Nijland (Groot Nulend?) Albert is de zoon van Bartelt en Aeltien, wonen zij later op 't Valke in Eefde?
1683-1693 Stoffer Gerrits op Bartelts Hofstede en Jenneken Aelberts Klein Nulent Het echtpaar verhuist in 1693 naar de Stege in Harfsen.
1694-1747~ Henderick Dietemer op Bartels Hoffstede en Derckjen Seijnts Nijhof Geen familie van vorige hoofdbewoners
1716-....... Jan Jansen Prins en Hadewig Hendericksen Hadewig is de dochter van Henderick en Derckjen
1739-....... Egbert Harms Koekkoek en Aaltjen Jansen Prins Aaltjen is de dochter van Jan en Hadewig
1761-1805 Derk Jansen Meijer en Derksken Engberts Heulkes Derksen is de dochter van Egbert en Aaltjen
1805-1812 Harmanus Mensink en Hendrina Michiels Maatman Afkomstig van Klaphekke, aangenomen verhuist naar Bartels Hofstede bij vertrek Derk Meijer (1805) of komst Teunis Roeterdink (1803?)
1805-1847 Gerrit Jan Mensink en Teune Dijkerman Gerrit Jan is de zoon van Harmanus en Hendrina
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond tussen Ravensweerdsweg 9 en 11  
 
 
Ravensweerd
 
Het oude huisnummer 17 van Bartels Hofstede ging over naar de Ravensweerd. Het huisnummer zal ongeveer zeven jaar lang niet aan een muur hebben gezeten omdat Bartels Hofstede in 1848 zal zijn afgebroken en de Ravensweerd in 1855 zal zijn gebouwd. Dat was toen nog niet het grote huis zoals wij deze nu kennen, maar wordt wel genoemd als een landhuis en zal dus een aanzienlijk pand zijn geweest met in ieder geval een prachtig uitzicht. Het landhuis zal zijn gebouwd in het weiland "Ravensweerd" welke op 10 juli 1854 is gekocht door Jan Willem Nijenhuis. Precies een maand eerder kocht hij al het erve Dommerholt van Engbert Jan Dommerholt. Jan Willem Nijenhuis was op 22 april 1842 te Hummelo getrouwd met Hanna Elisabeth Ovink en woonde in 1843 al in Gorssel op den Huize de Haar alwaar hun eerste kind werd geboren. Jan Willem was toen nog kandidaat tot den Heilige Dienst.
 

Van Gorssel verhuisde het echtpaar naar Kleef in Duitsland (Pruissen) en later naar Wilp. Toen zij in 29 oktober 1855 naar Gorssel verhuisden waren er in totaal al elf kinderen geboren en in Gorssel kwamen er nog eens zes bij. Op 25 oktober 1856 wordt op de Ravensweerd dochter Hanna Elisabeth geboren en daarna nog drie jongens en twee meisjes. Het bijzondere en mooie aan de 17 kinderen van Jan Willem en Hanna Elisabeth is dat er geen één op jeugdige leeftijd is overleden en dat Hanna Elisabeth zelfs 98 jaar oud is geworden!

In de tijd dat Jan Willem op de Ravensweerd woonde, was hij koopman van beroep. Het weiland Ravensweerd zal hij aangehouden hebben want hij verkocht ook met regelmaat gras, maar dat zal niet zijn voornaamste koopwaar zijn geweest. Ook is hij landeigenaar en zal daar ook in gehandeld hebben. Zo verkoopt hij b.v. heide aan de Grindweg in 1861 aan Egbert Enterman en koopt hij weer heide bij de veiling van 't Eschede in 1863. Ook bood hij mee met de veilingen van o.a. de erven Bloedkamp (Meijer) in Gorssel en de Kippe in Epse die vroeger ook tot de Bloedkamp hoorde.

In 1860 wilde hij Gorssel eigenlijk alweer verlaten en biedt hij de Ravensweerd aan in een advertentie in de krant van 3 november. Als een echte koopman prijst hij zijn eigendom aan door te vermelden dat het huis dicht aan den IJssel alleraangenaamst en watervrij is gelegen. Dit klopt want het huis was op een rivierduin gebouwd en uit de advertentie kan worden afgeleid dat dit in 1855 is gebeurd omdat wordt aangegeven dat het huis voor vijf jaar nieuw was gebouwd. Het huis is voorzien van 7 boven - en benedenkamers, 2 grote zolders, keuken, 2 kelders en een ruim achterhuis welke bijzonder geschikt is voor de oprichting van een fabriek. Tevens biedt hij te koop aan de daaraan grenzende los- en ladingsplaats het houtwal het Dommerholt.

 
Van de advertentie komt echter geen verkoop en op 15 juni wordt het landgoed "Ravensweerd" en het erve en goed "Dommerholt" aangeboden op een veiling, maar er wordt dan opnieuw niet verkocht. Ook wordt dan een dubbele bank in de Hervormde Kerk te Wilp geveild, kennelijk is de familie in Wilp blijven kerken. In de advertentie van de veiling wordt nog vermeld dat het is gelegen in een wildrijk oord, met een grindweg naar den Straatweg en door zijn heuvelachtige ligging een riant uitzicht hebbende op Deventer en omliggende plaatsen. Voorts is er een boomgaard, tuin, bouwland, uiterwaards weiden en wandelbosch met een gezamelijke oppervlakte van 8 bunders.

De veiling wordt aangekondigd in een krantenadvertentie met een getekende afbeelding van een huis, zie hiernaast. Dit zal niet het huis zelf zijn geweest maar zal wel enig idee hebben gegeven van hoe het huis er ongeveer uit heeft gezien.
 
In 1866 worden beide huizen weer geveild en wordt het erve en goed Dommerholt met loswal aan de IJssel verkocht maar het landgoed Ravensweerd met herenhuis en bos nog niet. Weer vijf jaar later wordt in oktober 1871 deze voor de derde keer geveild en wordt er bedankt. Maar op 1 november 1871 wordt het buitengoed (zoals het dan wordt genoemd) dan toch verkocht en de koper is Hendrik Jan Akkerman.
 
Op 6 november 1871 wordt er een erfhuis gehouden en de dag erop verhuist de familie naar Cocksdorp op Texel. Hopelijk is er goed verkocht met het erfhuis want dit was een beste verhuizing. Op Texel gooit hij het over een andere boeg en wordt predikant, waarvoor hij in 1843 nog kandidaat was. Hij doet er zijn intrede op 3 december 1871. Later zou hij voor zijn nieuwe beroep nog vaker verhuizen en op 1 december 1889 deed hij zijn intredepreek in Heeze, maar zou daarna niet meer prediken want hij overleed zes dagen later op 7 december 1889.

Van de familie Nijenhuis zijn er foto's. Zo zien wij op de foto hiernaast Hanna Elisabeth Ovink met haar op één na zes jongste kinderen. Haar jongste kind toen was dochter Marie die op 14 mei 1863 op de Ravensweerd is geboren, zij zit bij haar moeder op schoot. Jongste dochter Willemine Casparine is geboren op 22 september 1866. Wij denken dat de foto eind 1865 of begin 1866 gemaakt zal zijn en het is dus een bijzondere oude foto, waarschijnlijk de oudste van deze website!

Op de foto ernaast zien wij ook Jan Willem Nijenhuis. Bij hem op schoot zit kleindochter Heiltje Maria Adriana die op 22 mei 1876 is geboren en deze foto zal dat jaar zijn gemaakt.
 
Hendrik Jan Akkerman is gehuwd met Antonia Zwaantje Johanna Hietbrink en zij verhuizen op 26 april 1872 van Deventer naar Gorssel. Het echtpaar heeft maar één dochter en het gezin is dus een heel stuk kleiner dan dat van de familie Nijenhuis. Het huis biedt ruimte aan meer mensen en zodoende wordt een gedeelte verhuurd aan het echtpaar Derk Jan Braakhekke en Hendrika Blaauwhand en hun dochter Teuntjen Braakhekke en schoonzoon Johannes van Vorden die dan drie kinderen hebben. Waarschijnlijk woonden zij in het achterhuis. Zij komen er al op 1 maart 1872 wonen en hadden dus een paar maanden het rijk alleen. De hele familie is afkomstig van het Elf Uur waar zij vanaf 1869 woonden. Derk Jan heeft maar kort gewoond op de Ravensweerd, hij is op 24 augustus 1873 overleden en Hendrika is op 18 december 1879 overleden. In 1875 komt ook Hermanus Antonie Visser met twee dochters op de Ravensweerd wonen en zo woonden er al drie families op de Ravensweerd. Zij woonden er van 24 april 1875 tot 24 april 1877 en hebben dus precies twee jaar lang gehuurd gewoond. En zo woonden er nog wel meer mensen op de Ravensweerd zoals later Caroline Henriëtte Johanna Ricken (1880-1881) en Arie Coenraad Bellaart in 1882.
 

Hendrik Jan Akkerman verkoopt op 28 augustus 1880 landgoed Ravensweerd aan Clazina de Ven en op 13 augustus 1880 verhuist hij samen met zijn vrouw naar 't Ontijdink waar zij tot april 1881 hebben gewoond. Clasina en haar echtgenote Hendrik van Eck woonden al op Ravensweerd, zij zijn er al op 15 mei 1879 komen wonen. Het echtpaar heeft geen kinderen maar hun nichtje Neeltje van de Heuvel woont bij hun in. Hendrik was eerder getrouwd met Martina Helena ven Heukelum en had uit dit huwelijk wel een dochter genaamd Martina Helena maar zij heeft niet op de Ravensweerd gewoond. Hendrik is rentenier van beroep en hoefde dus eigenlijk niet meer te werken. Buurman Johannes van Vorden moest dat wel, hij was dagloner van beroep en zal ook vast op het landgoed van Ravensweerd hebben gewerkt. In 1889 verhuizen zij weer richting 't Elf Uur en gaan wonen in een nieuw huis aan de overkant van de kruising achter 't Ruimzicht. Oudste zoon Derk Jan van Vorden en diens echtgenote Fredrika Dommerholt nemen dan hun plek in en wonen er tot 1899.

Een jaar eerder laat Hendrik van Eck als lasthebber van Clazina de Ven het buitengoed "De Ravensweerd" veilen, dat was op 15 april 1898. Deze bestaat uit
een heerenhuis, bergschuur, tuin, terrein van vermaak, grasgrond, weiland, bouwland, akkermaalsbosch, bosch en dennengrond. Totaal oppervlak is 4,4 hectare. Op het landgoed staat een stenen beeld welke buiten de veiling werd gehouden die in vijf percelen werd verdeeld. Het heerenhuis met bergschuur, tuin, grasgrond, weiland, bosch en terrein en vermaak betreft perceel 1 van de veiling en wordt ingezet door timmerman Willem Geerdes voor 3500 gulden en wordt bij de veiling op 15 april niet meer verhoogd. Dat was voor Hendrik en Clazina niet acceptabel en er wordt bedankt. Alleen perceel 2 (een weiland aan de oprit ten noorden van het eerste perceel) en perceel 3 (een bouwland met akkermaalsbosch ten zuidwesten van perceel 1) worden verkocht aan resp. Cornelis de Haan van de Bloemenkamp en Willem Roeterdink van Groot Bentink. Kort na de veiling op 18 juli 1898 is Clasina op de Ravensweerd overleden. April 1899 verhuist Hendrik naar 't Ruimzicht in Gorssel, waarschijnlijk tegelijk met de familie van Vorden die even verderop aan de huidige Deventerweg gaan wonen.
 
Als in 1900 de huisnummering van Gorssel wijzigt en er nieuwe bladen in het bevolkingsregister van Gorssel worden gemaakt, krijgt de Ravensweerd de huisnummers 103 en 104 en wordt aangetekend dat deze beide huisnummers onbewoond zijn. Huisnummer 103 (voorheen bewoond door de familie van de Ven) wordt echter vanaf 24 april 1900 weer bewoond door Philip Brands en Maria Hulsegge die uit Deventer komen, maar zij wonen er maar een half jaar. Daarna komt Maria haar oom Hendrik Hulsegge er wonen met zijn echtgenote Hendrika Hutteman. Hendrik heeft geen beroep, maar was eerder in Diepenveen plantsoenopzichter en zal op het landgoed vast aan de slag zijn geweest. Het echtpaar heeft er gewoond tot oktober 1904.
 

Op 12 november 1903 is Hendrik van Eck op 83-jarige leeftijd overleden op 't Ruimzicht. De nabestaanden laten de Ravensweerd op 28 juni 1904 veilen. Dat zijn Hendrik zijn dochter Martina Helena van Eck en een groep nabestaanden met o.a. Neeltje en Bartje van den Heuvel die op Ruimzicht woonden waar Hendrik dus de laatste jaren van zijn leven heeft gewoond. Martina Helena laat het bouwplaatsje het Heidendal veilen, deze is gelegen nabij Wachtpost 22 aan den spoorbaan te Gorssel. Het bouwplaatsje is afkomstig uit de nalatenschap van haar vader die deze in 1882 heeft gekocht. Deze wordt gekocht door Jan Willem Braakhekke van de Loobult. Bijzonder is dat Martina Helena vanaf 26 september 1900 in Gorssel woonde maar niet op Ruimzicht, maar als dienstbode woonde en werkte aan de Molenweg bij de familie Lammers. Het lijkt erop dat Clasina de Ven haar stiefdochter niet heeft erkend en sowieso buiten haar testament heeft gehouden.

Daarin was dus wel de andere groep nabestaande opgenoem en zij laten het buitengoed de Ravensweerd als het eerste perceel veilen. Dit betreft dan een huis met tuin, akkerbosch en weiland met een oppervlak van 1,8 hectare. Daarbij een tweede perceel bestaande uit bosch en dennengrond van 1,75 hectare en deze beide percelen worden in massa geveild. Deze wordt door Jan van der Meij ingezet op 1750 gulden, de helft van het bedrag wat er nog in 1898 is geboden. Het huis zal waarschijnlijk in verval zijn geraakt na het overlijden van Clasina en het vertrek van Hendrik. Uiteindelijk worden beide percelen toch nog voor 6000 gulden verkocht.

 
Koper is Menso Johannes Menso, oud luitenant van de huzaren en wonende te 's Gravenhage. Hij is dan nog maar 33 jaar oud en ongehuwd. Op 17 augustus 1905 verhuist hij van den Haag naar de Ravensweerd welke na het vertrek van de familie Hulsegge in 1904 onbewoond was. In mei 1905 wordt er een asfalt weg aangelegd, wat in die tijd geheel nieuw was. Hier kon de heer Menso dan comfortabel met zijn rijtuig overheen rijden. Zijn koetsier was Wilhelmus Knoop die met hem mee verhuisde van Den Haag naar Gorssel. Uiteraard kwamen zijn vrouw en twee dochters ook mee en woonden zij ook op de Ravensweerd, er was immers ruimte genoeg. Er was ook een huisdier, een "goudgestroomde" boxer. Maar het beest vond het landgoed niet groot genoeg en ging de hort op. Menso plaatst daarop een advertentie in de krant en looft daarin een beloning uit aan de vinder. Later dat jaar vertrekt hij zelf van de Ravensweerd, hij verhuist op 23 november 1909 naar een pension in Warnsveld alwaar hij op 10 december 1911 is overleden. De familie Knoop is nog tot 31 januari 1910 op de Ravensweerd blijven wonen en verhuist dan naar Bloemendaal.
Waarschijnlijk in 1909 zal het buitengoed zijn verkocht aan jonkheer Adriaan Justus de Jong Schouwenburg en hij zal het huis in 1910 grondig hebben verbouwd of misschien wel hebben herbouwd tot een nog groter huis alhoewel niet uit te sluiten is dat Menso het huis al had verbouwd omdat hij vermogend was geworden uit een erfenis. Maar ook Adriaan Justus de Jong Schouwenburg was welvarend en behalve geld waren stenen waren voor de nieuwe eigenaar ook geen probleem, hij was namelijk steenfabrikant van beroep. Het huis kreeg voor die tijd kenmerkende Jugendstil elementen, die nog steeds zichtbaar aanwezig zijn in het gevelbeeld. Op 30 december 1910 verhuist Adriaan van zijn woonplaats Deventer naar Gorssel. Ook hij heeft een hond, een Iersche Setter met de naam Baron, een naam die je als jonkheer kon geven. Maar ook deze hond ging aan de wandel en zo werd er in een krantenadvertentie van 1911 opnieuw wordt een flinke beloning uitgeloofd aan degene die de viervoeter kon terugbrengen naar de Ravensweerd.

Jonkheer Hendrik Jacob Diederik Coenen woonde ook op de Ravensweerd, hij was in dienst als rentmeester. Het andere gedeelte werd in 1911 bewoond door
Gerardus Hansen en in 1912 door Jan Lodewijk Weijenberg en hun echtgenotes. Jan Lodewijk was chauffeur en dat zal Gerardus waarschijnlijk ook zijn geweest. Later was Berend Jan Oldenampsen zijn chauffeur en wij zien hem rechts op de foto hiernaast staan en voor de gelegenheid zit Adriaan achter het stuur. Op de foto zien wij ook een neef en veel nichten van Adriaan die bij hun oom op de Ravensweerd kwamen en daar van Berend Jan Oldenampsen les kregen in autorijden en schijfschieten. Hun oom schoot liever op wild en deed vaak mee aan jachtpartijen die werden gehouden op de landgoederen het Frieswijk, De Voorst en Het Spijk. Adriaan was ongehuwd en organiseerde grote partijen op de Ravensweerd

Auto rijden werd een lastige aangelegenheid bij de overstroming van januari 1920, de rijweg bij Ravensweerd stond gedeeltelijk onder water. Maar het huis stond droog en dat kon niet gezegd worden van vele andere huizen in Gorssel, er was sprake van een noodsituatie.
De bewoners van den Houtwal werden met andere bewoners op de Ravensweerd gehuisvest. Jonkheer Van Schouwenburg stelde naast zijn huis ook personeel en levensmiddelen voor de vluchtenden beschikbaar. Bij de hoge waterstand is een zware gehakte peppel aan komen drijven, welke terug te bekomen was bij Huize Ravensweerd, zo was later te lezen in een advertentie. De ene keer loopt er wat weg en de andere keer komt er wat aandrijven, het gebeurde allemaal op de Ravensweerd!
 
Naast een rentmeester en een chauffeur waren er nog meer personeelsleden. Zo waren er een huisknecht, een huishoudster/keukenmeid, linnenmeid en een binnenmeisje. In de moes- en siertuin werkten de tuinbaas, de eerste tuinknecht en twee tuinjongens. Vanaf 1919 woonde chauffeur Berend Jan Oldenampsen en tuinman Gerrit Jan Klooster in de nieuwe dienstwoning op het terrein van de Ravensweerd en in nabijgelegen huisje woonde tuinman Arie Hagendoorn die ook op de Ravensweerd zal hebben gewerkt. Deze dienstwoningen worden in het verhaal hieronder besproken.
 
In 1931 weet de krant te melden dat het landgoed De Ravensweerd door de eigenaar gesloten zal worden en door den eigenaar zal worden verlaten. Aan het grootste deel van het personeel is toen reeds ontslag aangezegd. De jonkheer is in 1935 ongeneeslijk ziek geworden en gaat wonen bij zijn vriend Theo van der Feltz op landgoed 't Hassink. Volgens de registers is hij op 30 november 1935 vanaf daar verhuisd naar Brussel en is hij in 1937 in Amersfoort overleden, maar aangenomen wordt dat hij ook lange tijd op 't Hassink heeft gewoond. Na zijn vertrek van de Ravensweerd is het landhuis bewoond door huisbewaarders, zo woonde er het echtpaar Hermanus Theodorus Kok en Elisa Johanna Wellink die daarna op het Station zijn gaan wonen. Het huis kon zeker niet onbewoond blijven want het stond vol met kostbaarheden.

In de zomer van 1935 werd de grote, met groen begroeide en getorende villa geveild. Van de IJssel gezien staat deze tegen de achtergrond van zwaar geboomte in vele variëteiten en met glooiende gazons voor het huis die afhellen naar de bedding van de rivier. Op 24 september 1935 werden de rijke kunstverzamelingen, zowel antieke schilderijen (104 stuks van o.a. Vermeer) als antiek porselein, glas- en zilverwerk, 200 antieke meubelen en een zeer grote en waardevolle boekerij geveild.
Jacques Cohen uit Deventer bereidde de veiling voor en kreeg daarbij hulp van Dina Oldenampsen (dochter van de chauffeur) die als boekhoudster op de Ravensweerd had gewerkt en zij werkte mee aan het samenstellen van de uitgebreide catalogus.
 
Architect Jan Diederik Postma was de koper van het huis en vestigde zich op Ravensweerd en liet het huis verbouwen, hij deed daarvoor op 12 november 1935 een bouwaanvraag. Het buitenhuis was toen gelegen aan den Ravensweerdsweg, tegenwoordig is dat de Veerweg. Waarschijnlijk omvatte het landgoed destijds de hele rivierduin tussen de Ravensweerdseweg, de Veerweg en de IJssel maar een deel ervan wordt dan verkaveld voor villa bouw. In de bouwaanvraag wordt aangegeven dat de verbouwing vier maanden in beslag zal nemen en in 1936 zal Jan Diederik en zijn echtgenote Anna Meta Kluwer (dochter van uitgever Aebele Kluwer) in de verbouwde villa zijn komen wonen. Hij gaat werken in het koetshuis (waar hij een tekenkamer laat bouwen) en vanaf 1948 was de Deventer vestiging van zijn architectenbureau Postma enkele jaren op Ravensweerd gevestigd. In Deventer ontwierp hij o.a. de Luxor bioscoop aan de Brink. Eerder (1917-1918) woonden Jan Diederik en Anna Meta nog kort op 't Zonnehuis in Joppe. Jan Diederik Postma is 3 maart 1962 op de Ravensweerd overleden en Meta Anna Kluwer op 30 december 1967, zij woonde toen op de Bloemenkamp. Later is het pand verkocht aan fabrikant Meenink en is deze door hem in drie wooneenheden opgesplitst en kreeg deze ook drie verschillende bewoners en eigenaren.


1855-1871 Jan Willem Nijenhuis en Hanna Elisabeth Ovink Eerste hoofdbewoners
1872-1880 Hendrik Jan Akkerman en Antonia Zwaantje Johanna Hietbrink Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1879-1899 Hendrik van Eck en Clasina de Ven Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1905-1909 Menso Johannes Menso Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1910-1935 Adriaan Justus de Jong Schouwenburg Geen familie van de vorige hoofdbewoner
1936-1967 Jan Diederik Postma en Meta Anna Kluwer Geen familie van de vorige hoofdbewoner
     
1872-1879 Derk Jan Braakhekke en Hendrika Blaauwhand Eerste medebewoners
1872-1889 Johannes van Vorden en Teuntjen Braakhekke Teuntjen is de dochter van Derk Jan en Hendrika
1889-1899 Derk Jan van Vorden en Fredrika Dommerholt Derk Jan is de zoon van Johannes en Teuntjen
1900-1900 Philip Brands en Maria Hulsegge Geen familie van de vorige medebewoners
1901-1904 Hendrik Hulsegge en Hendrika Hutteman Hendrik is de oom van Maria
1905-1910 Wilhelmus Knoop en Louisa Marie Anne Hermina Libosan Geen familie van de vorige medebewoners
1910-1911 Gerardus Hansen en Maria Catharina Raval Geen familie van de vorige medebewoners
1911-1912 Jan Lodewijk Weijenberg en Maria Willemina Klein Klauwenberg Geen familie van de vorige medebewoners
     
  Huidig adres: Veerweg 7/7a/9  
 
 
Ravensweerd dienstwoningen
 

Onderstaande drie huisnummers hebben betrekking op twee huizen waarvan één dubbel woonhuis. Dat zou de tuinmanswoning van de Ravensweerd zijn geweest. De tekening hiernaast is van het enkele woonhuis wat ook een dienstwoning van de Ravensweerd zal zijn geweest. De woningen staan in het Ravenswaardsche bos.

Arie Hagendoorn is tuinman op 't Ravensweerd. Van 1905 tot 1912 was hij nog tuinbaas in Almen. Hij is in 1912 op 't Ravensweerd gaan werken en woonde toen eerst op 't Elf Uur.

Er zou hier ook nog een familie Schutte hebben gewoond o.a. Frits Schutte.

 
Huisnummer 163 116a>163>279>372>Ravensweerdsweg 12>28?  
1919-1939> Arie Hagendoorn en Paulina van Roozendaal Eerste hoofdbewoners, afkomstig van 't Elf uur, vanaf januari 1919.
1951 P.J. Bakker  
1969 Geen registratie Verbouwing in opdracht van J.H. Boerboom te Deventer
1980 Mw. S. van der Hulst Ravensweerdsweg 28
 
 
Op 1 juli 1919 treedt Berend Jan Oldenampsen in dienst als chauffeur van Adriaan Justus de Jong Schouwenburg van Huize de Ravensweerd. Hij gaat dan wonen in de dienstwoning van de Ravensweerd welke ook wel als tuinmanswoning bekend stond en hij zal de eerste bewoner zijn geweest. Later dat jaar kwam namelijk tuinman Gerrit Jan Klooster in het andere gedeelte wonen. Berend Jan Oldenampsen was eerder chauffeur op de Oxerhof en woonde daar in het grote koetshuis met zijn echtgenote Aaltje Dommerholt en zijn drie kinderen die daar zijn geboren. Op de foto hiernaast zien wij het het gezin voor de dienstwoning van de Ravensweerd.
 
 

 

Op deze foto van circa 1924 zien wij Berend Jan Oldenampsen in de open Adler van de heer de Jong Schouwenburg die als groot industrieel zijn werk in Amsterdam had. Jan bracht zijn werkgever elke maandagmorgen naar het station in Deventer en reed dan op vrijdagmiddag naar Amsterdam om hem weer op te halen. Tien jaar later is dat een Chevrolet wat blijkt uit een vakantie ansichtkaart waarin Adriaan Justus zijn chauffeur verzoekt de auto van roest te ontdoen. Een jaar later blijkt Adriaan Justus ongeneeslijk ziek en gaat hij zijn vriend Theo van der Feltz op het Hassink wonen waar hij wordt verzorgd. Hij overlijdt op 6 januari 1937 en Berend Jan rijdt zijn werkgever naar zijn laatste rustplaats in Amersfoort. Daarna treedt hij in dienst bij Theo van der Feltz. Ondertussen was Berend Jan al verhuisd naar Epse waar hij in een nieuw huis aan de huidige Dortherweg is gaan wonen.

Nieuwe bewoners van het woongedeelte zijn Lambertus Denekamp en Gezina Pekkeriet.

 
 
 
Huisnummer 165 118a>165>281>374>Ravensweerdsweg 16>26?  
1919-1936 Berend Jan Oldenampsen en Aaltje Dommerholt Eerste hoofdbewoners vanaf juli 1919, verhuizen in 1936 naar Dortherweg 3 in Epse. Berend Jan was chauffeur van beroep.
1936-1969> Lambertus Denekamp en Gezina Pekkeriet Afkomstig van Spoorpad
1980 Geen registratie. één geheel met nummer 24 Ravensweerdsweg 26, tegenwoordig het huidige adres
 
 
Op de foto hiernaast zien wij Wouter Waalboer en Elizabeth van de Velde die met zekerheid in het dubbele woonhuis woonde. Dit echtpaar zal in 1950 of 1951 hier zijn komen wonen. In 1950 woonden zij nog op het Stationsgebouw van Gorssel. Er bestaan een verband met Ravensweerd en Joppe, zo woonde de familie Kok (die ook in het stationsgebouw heeft gewoond) ook als huisbewaarders op de Ravensweerd toen deze was verlaten door Adriaan Justus de Jong Schouwenburg.

Het echtpaar Waalboer is voor 1969 verhuisd naar de Borkel waar zij hun laatste levensjaren gewoond hebben.
 
Huisnummer 164 118b>164>280>373>Ravensweerdsweg 14>24?  
1919-1928~ Gerrit Jan Klooster en Hermina Gezina Beekman Eerste hoofdbewoners, vanaf oktober 1919. Gerrit Jan is tuinman van beroep.
1921-1923 Harmen Jan Klooster en Derkje Weekholt Harmen Jan en Derkje zijn de ouders van Gerrit Jan
1930<-..... Teunis Bruggeman en Willempje Vorsthof Afkomstig van Kloosterzicht
1951-1969~ Wouter Waalboer en Elizabeth van de Velde Het echtpaar woont anno 1950 op het Stationsgebouw te Joppe
1969 Geen registratie  
1980 Mw. A.J. Boerboom, wed. v. Kruijt Ravensweerdsweg 24, tegenwoordig geen bestaand adres (dat is nummer 26)
 
 
 
De Boomkes
 

Tegenwoordig IJsselduin genoemd. Wellicht komt de naam Boomkes van het land wat vroeger hier in de buurt het gelegen? Zie verhaal bij Frackenstede.

Deze foto is afkomstig van een nieuwjaarskaart welke is verzonden in 1941 met de allerbeste wensen voor 1942 van Lotje Doorman. Onder de foto staat vermeld "De Boomkes" te Gorssel. Haar ouders Augustus Johannes Doorman en Anna Catharina van Nooten zijn waarschijnlijk de eerste hoofdbewoners van het huis. Zij zijn afkomstig van Nederlands Oost-Indië en zijn op 14 januari 1938 in Gorssel komen wonen op huisnummer G278a. Deze wijzigt in huisnummer 371 en in 1951 wordt dit adres Ravensweerdsweg 8. Het huidige adres is Ravensweerdsweg 20.

Het verhaal wil dat de Duitse generaal Blaskowitz hier zou zijn ingekwartierd en dat daarom deze villa zou zijn gebombardeerd. De bom trof echter niet de villa, maar viel voor de heuvel waarop de villa staat en deze bleef onbeschadigd. Het verhaal wil ook dat Blaskowitz op 't Ravensweerd zat en het is dus niet helemaal zeker dat hij op de Boomkes zat. Wel dat hier een bom gevallen is waarvan er meerdere vielen in de omgeving. Zie artikel in Ons Markenboek 2011-2. Navraag gedaan bij Han Hazewinkel d.d. 17-02-2023: hij weet zeker dat Blaskowitz hier zat, heeft hem wel een paar keer over de weg voorbij zien komen. Maar hij heeft het over de villa van Meeles en dat is Boschterhoek.

In 1950 heeft B.G. Groeneveld het telefoonnummer 564 en woont hij op IJsselduin. A.J. Doorman heeft telefoonummer 458 en woont op Kolbathan in Joppe.

 
1938- Augustus Johannes Doorman en Anna Catharina van Nooten Waarschijnlijk eerste hoofdbewoners
1951 B.G. Groeneveld  
     
  G278a>371>Ravensweerdsweg 8 anno 1951  
     
 
Klaphekke
 
Deze boerderij werd heel vroeger ook wel het erve Ten Velde genoemd en wordt zo beschreven in een getuigenis van 1638 over de verdeling van bezitting van de familie Buininck rond 1614 met de erven Grother camp, Kleijnher camp, van de Kleijnen Brincker camp, van het Coelcke ende van "de Velde oft Claephecke". De Klaphekke is een katerstede welke later verbonden was aan erve 't Walle. Er zal bij de boerderij een klaphek hebben gestaan en ook stond er een handwijzer in de richting van Zutphen met de vermelding van één en een kwart uur gaans. Dat was nog wel een eindje lopen maar met een dorstige keel kon je rond 1700 best even bij 't Klaphekke aankloppen, want toen deed deze ook dienst als café.
 
De eerste bekende bewoners zijn Bartholt Warner Klaphekke en Willemken Hendriks Olthof. Het echtpaar trouwt in 1637 te Deventer en krijgt zes kinderen. Ondanks dat de doop van deze kinderen niet is terug te vinden in Gorssel nemen wij aan dat het echtpaar toen op 't Klaphekke is komen wonen. Waarschijnlijk in 1660 verhuist het echtpaar naar 't Swavink in Eefde. De volgende bewoners zijn Gerrit Jansen en Essele Lamberts wiens zuster op de Kleine Muil woonde. Uit dit huwelijk worden vier kinderen op 't Klaphekke geboren. Gerrit overlijdt na de geboorte van het vierde kind in 1668 en Essele hertrouwt in 1669 met Warner Bartelts, zoon van Bartholt en Willemken! Zo komt hij weer terug naar het Klaphekke. Ook dochter Jenneken komt weer in de buurt wonen want zij trouwt met Derck Hendericks Bentinck van 't Groot Bentink.

Warner en Essele krijgen nog drie kinderen. Jongste zoon Willem wordt geboren in 1679 en trouwt in 1703 met Jenneken Jansen. Het echtpaar krijgt acht kinderen en bij de doop van de eerste twee kinderen in 1705 en 1706 wordt vermeld dat het echtpaar "in 't Dorstige Hardt" wonen. Ook bij de eerste lidmaten registratie van 1713 komen wij "het Dorstige hert" weer tegen. Moeder Essele Lamberts woont er dan ook, vader Warner is inmiddels overleden. Zoals eerder vermeld deed de Klaphekke in die tijd ook dienst als herberg of café en had daarom ook deze naam. Mogelijk runde Essele de herberg zoals haar zus Enneken dat ook deed op de Kleine Muil. Later zullen de horeca activiteiten zijn verplaatst naar het nabijgelegen Ravennest welke later op deze pagina wordt besproken. Beide huizen staan aan de Oude Postweg tussen Deventer en Zutphen en er kwam dus wel wat klandizie voorbij.
 
Dochter Willemken is de enige van de acht kinderen die wij later in Gorssel tegenkomen. Zij is geboren in 1710 en trouwt in 1736 met Jan Derksen van 't Reuvekamp. Jan komt wonen op 't Klaphekke en gaat zich ook zo noemen maar wordt in 1746 ook nog "Jan in 't Dorstige Harte" genoemd. Uit dit huwelijk worden elf kinderen geboren in de periode 1736-1752 waarvan een aantal later uitvliegen naar andere boerderijen in de Eesterhoek, geen van de kinderen blijft op 't Klaphekke wonen. In mei 1762 hebben Jan Derks en Willemken Willems hun huis het Klaphekke met waterput opgedragen aan Hendrik Willem Hartkamp en zijne huisvrouw Hendrikjen Meijer. Dit is vreemd, laatstgenoemden verkregen de Klaphekke op 22 februari 1760 uit de nalatenschap van Hendrik Willem zijn vader Henricus Hartkamp die eigenaar van de Klaphekke (en ook van Reuvekamp) was. Wel is duidelijk dat Jan en Willemken toen de boerderij zullen hebben verlaten. Waarschijnlijk zijn zij toen gaan wonen op Klein Bentink, dochter Jenneken woonde daar later en wordt bij haar huwelijk in 1761 "Benninks" genoemd en de verhuizing heeft dus toen al plaatsgevonden.
 
Op 29 maart 1762 trouwen Jan Philips Roeterdink en Aaltjen Teunis Meijer en zij zijn de nieuwe bewoners van Klaphekke. Jan is afkomstig van 't Roeterdink en Aaltjen komt van de Bloedkamp. Er worden drie kinderen geboren, Aaltjen komt daarna te overlijden. Jan hertrouwt op 27 juni 1773 met Geertjen Wiltink, zij is geboren op 't Walle. Er worden nog eens twee kinderen geboren. Jan en Geertjen verhuizen omstreeks 1778 naar Vorden alwaar ze gaan wonen op het erve Bijvang, later wonen zij nog op het Rommelder in Ruurlo.

Nieuwe pachters zijn Harmanus Mensink en zijn echtgenote Hendrina Maatman en zij zijn afkomstig van het erve Maatman in Harfsen. Bij de dijkdoorbraak vijf jaar later in 1783 houden zij het niet droog en wordt Harmen genoemd als Harmen Klaphekke in het register van 1784 met liefdegiften voor de getroffenen van de overstroming. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij ook genoemd als Klaphekke.

Zij hebben één zoon genaamd Gerrit Jan. Hij trouwt op 28 september 1794 met Teune Dijkerman en zij gaan dan ook op 't Klaphekke wonen. Ze krijgen acht kinderen die allemaal de naam Mensink krijgen maar Gerrit Jan wordt ook Klaphekke genoemd b.v. wanneer hij als momboir wordt geregistreerd in een akte van 1798. Beide echtparen Mensink verhuizen in 1805 naar het naastgelegen Bartels Hofstede.
 
Er komt dan weer een Roeterdink op 't Klaphekke wonen. Het is Teunis Roeterdink, zoon van Jan en Aaltjen, die in 1767 op 't Klaphekke is geboren. Hij trouwt op 20 februari 1803 in Gorssel met Geesken Roeterdink van 't Roeterdink en zij hebben er de eerste twee jaar van hun huwelijk waarschijnlijk gewoond. Op 9 augustus 1805 kopen zij boerderij Klaphekke en zij worden dus geen pachters maar eigenaren van de boerderij. Het echtpaar krijgt drie kinderen waarvan alleen zoon Albert het redt. Hij is geboren op 12 oktober 1805 op 't Klaphekke. Hij trouwt op 1 september 1826 met Aaltjen Wiltink en het wordt een stuk drukker op de boerderij want uit dit huwelijk worden 10 kinderen geboren waarvan er helaas wel drie op jonge leeftijd overlijden.

In die tijd wonen waarschijnlijk ook Hermanus Scholten en Henriëtta Maria Beusekamp op de boerderij want Harmen wordt er genoemd in het register van personele omslag anno 1825 en in 1824 en 1826 worden er kinderen geboren waarbij Teunis Roeterdink in 1824 getuige is van de aangifte. Bijzonder is dat Hermanus tapper van beroep is en het heeft er dus alle schijn van dat in die tijd de boerderij ook nog als café diende. Maar het kan ook zijn dat hij dit werk (later) deed op 't Ravennest.

Dochter Jenneken Roeterdink trouwt op 22 december 1870 met Hermannus Ziemelink uit Diepenveen en uit dit huwelijk worden twee dochters op de Klaphekke geboren. In 1881 verhuizen zij naar villa annex herenboerderij 't Heemstra aan de Deventerweg maar in 1894 komt het echtpaar toch weer terug naar de Klaphekke. In de tussentijd woont Jenneken haar zus Hendrika er samen met haar echtgenoot Willem Schrijver, zij kwamen van de Buitenkamp te Weteringen onder Diepenveen. Oudste dochter van Hermannus en Jenneken is Johanna Arendina en zij trouwt in 1903 met Gerrit Jan Tuitert en zij bouwen een nieuwe boerderij aan de Deventerweg welke de naam Nieuw Klaphekke krijgt.
 
Jongste dochter Aaltjen Alberdina trouwt op 23 mei 1901 met Jan Hendrik Nieuwenhuis die ook uit Diepenveen komt. Zij trouwden dus eerder en kwamen op de Klaphekke te wonen. Moeder Jenneken maakte dit niet meer mee, zij overleed op 27 februari 1901. Hermannus overleed vijf jaar later op 9 maart 1906.

Jan Hendrik en Aaltjen kregen vier kinderen waarvan er één jong overleed. De anderen drie zien wij op de foto hiernaast staan: oudste dochter Jenneken Hermina, jongste zoon Hermanus Marinus en zoon Harmen. Op de foto rechts zien wij de broers aan het maaien met twee paarden. De foto links is van 1920, de foto rechts van 1931.
 
Op 14 april 1937 overlijdt Aaltjen Alberdina Ziemerlink en drie maanden later slaat het noodlot opnieuw toe. Op 15 juli 1937 wordt Nederland namelijk geteisterd door hevig onweer welke veel onheil aanrichtte. Verscheidene mensen werden door den bliksem gedood en het hemelvuur sloeg in tal van boederijen. Eén van deze boerderijen was de Klaphekke in Gorssel welke in de avond werd getroffen. De kapitale boerderij brandde hierdoor totaal af, zie foto linksonder. Er werd een nieuwe boerderij gebouwd en omdat de verzekering goed uitkeerde kwamen er tegels tot in het achterhuis te liggen anders kwam het geld niet op! De boerderij kreeg ook een nieuwe bewoonster want op 6 mei 1938 trouwt jongste zoon Hermanus Marinus Nieuwenhuis met Karolina Willemina Makkink van 't Eschede. Ook vier kinderen komen na verloop van tijd wonen op de boerderij, twee jongens en twee meisjes zijn er geboren uit het huwelijk van Herman en Lina. Jan Hendrik Nieuwenhuis woont met hen tot zijn dood, hij is op 19 mei 1961 overleden.

Herman en Lina wonen op de boerderij tot begin 1966 en gaan dan opnieuw nieuw wonen in een bungalow welke even verderop aan de weg, inmiddels genaamd Prinsenstraat, wordt gebouwd. De bungalow wordt gebouwd in de boomgaard van 't Klaphekke en krijgt de naam de Bongerd. Oudste zoon Henk en zijn kersverse echtgenote Hilly Polling blijven op de Klaphekke en zetten het boerenbedrijf voort. Ze trouwen op 6 mei 1966, dezelfde datum als de ouders van Henk en ook die van Hilly! Er worden twee dochters en een zoon geboren, maar van een volgende generatie op de boerderij komt het niet meer want de familie verhuist in 1981 naar Zeewolde. De boerderijnaam nemen ze mee en zo is Klaphekke ook in Zeewolde een bekende naam geworden!

Op de middelste foto hieronder is de nieuw gebouwde boerderij Klaphekke te zien en op de foto rechts de boerderij van de andere kant gezien met op de voorgrond de bergen van 't Walle, de volgende boerderij die we gaan bezoeken!
 
 
1637-1660 Bartholt Warner Klaphekke en Willemken Hendriks Olthof Eerste hoofdbewoners van dit overzicht, vertrekken voor 1664 naar 't Swavink te Eefde.
1660-1668 Gerrit Jansen op Klaphekke en Essele Lamberts Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1669-1713> Warner Bartels Klaphekke en Essele Lamberts Warner is de zoon van Bartholt en Willemken
1703-1742 Willem Waanders Klaphekke en Jenneken Janssen Toorneman Willem is de zoon van Warner en Essele
1736-1761 Jan Derksen Reuvekamp en Willemken Willemsen Klaphekke Willemken is de dochter van Willem en Jenneken
1762-1773 Jan Philips Roeterdink en Aaltjen Teunissen Meijer Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1773-1778 Jan Philips Roeterdink en Geertjen Klaasjen Wiltink Geertjen is de tweede echtgenote van Jan
1778-1805 Harmanus Mensink en Hendina Michiels Maatman Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1798-1805 Gerrit Jan Mensink en Teune Dijkerman Gerrit Jan is de zoon van Harmanus en Hendrina
1805-1850 Teunis Roeterdink en Geesken Roeterdink Geen familie van de vorige hoofdbewoners, maar Teunis is wel de zoon van Jan en Aaltjen
1826-1873 Albert Roeterdink en Aaltjen Wiltink Albert is de zoon van Teunis en Geesken
1870-1881 Hermannus Ziemelink en Jenneken Roeterdink Jenneken is de dochter van Albert en Aaltjen
1881-1894 Willem Schrijver en Hendrika Roeterdink Hendrika is de zus van Jenneken en dochter van Albert en Aaltjen
1894-1906 Hermannus Ziemelink en Jenneken Roeterdink Jenneken is de zus van Hendrika en dochter van Albert en Aaltjen
1901-1961 Jan Hendrik Nieuwenhuis en Aaltjen Alberdina Ziemelink Aaltjen Alberdina is de dochter van Hermannus en Jenneken
1938-1966 Hermanus Marinus Nieuwenhuis en Karolina Willemina Makkink Hermanus Marinus is de zoon van Jan Hendrik en Aaltjen Alberdina
1966-1981 Henk Nieuwenhuis en Hilly Polling Henk is de zoon van Hermanus Marinus en Karolina Willemina
     
  Huidig adres: Ravensweerdsweg 9  
 
 
Nieuw Klaphekke
 
Maar voordat we dat gaan doen eerst even aandacht voor Nieuw Klaphekke aan de Deventerweg. Eerste hoofdbewoners zijn Johanna Arendina Ziemelink (dochter van Hermannus en Jenneken) en Gerrit Jan Tuitert. Later ook eigenaar van boerderij Westhoeve, ook wel Buitenkamp. Mogelijk komt de naam Buitenkamp van de gelijknamige boerderij in Diepenveen waar Willem Schrijver en Hendrika Roeterdink (oom en tante van Johanna Arendina) hebben gewoond.
 

De boerderij werd in 1903 nog in "the middle of nowhere" gebouwd. Daar kwam verandering in toen in 1937 de rondweg werd aangelegd welke voor het huis langs ging lopen. Op de foto is links de boerderij te zien, aan de rechterkant is later de Borkel gebouwd.
 
1903- Gerrit Jan Tuitert en Johanna Arendina Ziemelink Eerste hoofdbewoners, Johanna Arendina is de dochter van Hermannus en Jenneken van 't Klaphekke
1931- Kris Jan Stenvert en Jantjen Henriëtta Tuitert Jantjen Henriëtta is de dochter van Gerrit Jan en Johanna Arendina
     
  Huidig adres: Deventerweg 1  
 
 
't Walle
 
Met de geschiedenis van deze boerderij gaan we heel ver terug in de tijd welke van oudsher toebehoorde aan de abdij van Prüm en in het jaar 893 wordt deze bewoond door Nicolasem ten Walle. Bij een soort van mobilisatie in 1401 moet een Walleman opkomen met één paard.



De plaats zal in de 13e eeuw al zijn bewoond, dit is gebaseerd op gevonden scherven van een kan in een afvalput welke in 1960 werden gevonden. In ieder geval wordt deze plaats in de 14e eeuw bewoond want in 1382 want dan wordt ene Alit ten Walle genoemd in een rekening. In de pondschatting van 1494 was ten Walle eigendom van Wichmar (Wychman) ten Walle die ook eigenaar was van het erve Renssinck en daar woonde. In de pondschatting van 1492 wordt hij ook als eigenaar genoemd en is Evert ten Walle de bouman. In het verpondingskohier van 1646 wordt Warner Francken genoemd als eigenaar. Hij werd zojuist ook al als eigenaar genoemd van de Franckenstede en zal in die tijd of op Franckenstede of op 't Walle hebben gewoond. Warner zijn patroniem is waarschijnlijk Wijchers en het is goed mogelijk dat hij afstamt van Wichmar ten Walle, de boerderij is al die tijd dus in de familie gebleven. Warner was kerkmeester in Gorssel en trouwde in 1650 met Geertjen Mollemans en het huwelijk bleef kinderloos. Volgens de pondschatting van 1646 was 't Walle de op één na grootste boerderij van Gorssel, alleen het nabijgelegen erve Roeterdink was groter. In het register van de duizendste penning van 1672 staat genoteerd dat de bewoner van 't Walle een aanslag van 40 goudgulden (en dat was veel geld in die tijd) moet betalen en wordt Warner Francke genoemd.Hij was de bewoner en ook markerichter van de marke Gorssel.
 
In 1681 komen we de boerderijnaam 't Walle tegen in de kerkboeken als Steven Philips, bouman op 't Walle, zijn tweeling dochters laat dopen. Steven is afkomstig van 't Bleeck uit Leesten en trouwde op 24 april 1681 met Geertjen Jansen Borghman van boerderij de Borghte in de Eesterhoek. Zo komt het echtpaar terecht in Gorssel en uit hun huwelijk wordt later nog een zoon en dochter geboren. Volgens het lidmatenregister van 1713 wonen Steven en Geertjen nog steeds op 't Walle samen met jongste dochter Anna (Anneken). Dochter Garritjen (één van de tweeling) is dan al uit huis, zij trouwde in 1705 met Jan Hendricks ten Busse en woonde met hem op 't Boschloo. Zoon Jan was ook al getrouwd, hij woonde eerst op Roeterdink en later op de Roskam. Dochter Anneken trouwt op 13 juni 1721 op 37-jarige leeftijd met Willem Derks Brinkman uit Oolde en hertrouwt in 1728, na het overlijden van Willem, met Roelof Hendriks uit Holten. Met Willem woont zij zeker op 't Walle en uit dit huwelijk worden nog twee kinderen geboren, met Roelof woont zij waarschijnlijk ook op 't Walle maar niet bekend tot wanneer.

Op 17 maart 1745 trouwen Klaas Alberts Wiltink en Judith Arents Wolferink en zij zijn de volgende bewoners op de boerderij. Mogelijk zijn de kinderen van Anneken niet oud geworden en was er geen opvolging. Klaas is een neefje van Garritjen Stevens (zus van Anneken) en is zo toch ergens familie. Er worden acht kinderen op 't Walle geboren zoals bij de doop meestal wordt aangegeven, opmerkelijk is dat bij de doop van een zoon in 1748 Klaas als Klaes Aelberts Franke wordt vermeld. Het echtpaar vertrekt naar Brummen waar in 1760 nog zoon Arend wordt geboren. Arend woonde later op 't Wolferink, de boerderij waar zijn moeder vandaan komt. Een terugkeer naar 't Walle is op dat moment niet meer mogelijk, de boerderij zal zijn verkocht. Vele jaren later zal er wel weer een bewoner van 't Wolferink naar 't Walle komen, hierover straks meer.
 
Nieuwe eigenaar is Henricus Wilhelmus Hartkamp die de boerderij op 22 februari 1760 heeft verkregen uit de nalatenschap van zijn vader Henricus Hartcamp, predikant te Laren. Hij trouwde 29 maart 1759 met Hendersken Meijer van de Bloedkamp (waar ze ook voor een kwart eigenaar van waren) en ze zijn waarschijnlijk toen op 't Walle komen wonen maar zij zullen er waarschijnlijk niet hebben geboerd. Henricus Wilhelmus verkreeg ook de katerstede Klaphekke welke tot het Walle behoorde. Zijn drie broers en zuster verkregen de erven Frankenplaats, Reuvekamp, Wiltink, Haijtinkhof en de katerstede Peerdekate en zo werd de familie Hartkamp erg belangrijk in Gorssel.

Op de oude Hoetinger kaart van omstreeks 1786 wordt boerderij 't Walle dan ook maar Hartkamp genoemd! Ten noorden daarvan zien wij Roeterdink en ten zuiden de boerderijen Klaphekke en Bartels Hofstede.

 
Hendrik en Hendersken kregen vijf dochters waarvan de jongste in 1769 werd geboren. Haar naam is Wilhelmina Warnira en zij trouwde op 22 januari 1792 met Steven Casimier Vrolijk. Precies vier maanden later werd zoon Hendrik Willem geboren, vernoemd naar zijn opa die inmiddels is overleden. Meer kinderen worden niet uit dit huwelijk geboren, waarschijnlijk is Steven ook al niet veel later overleden. Wilhelmina Warnira hertrouwt op 1 september 1799 met Jacobus Cremens Jansen en uit dit huwelijk worden nog drie kinderen geboren. In 1808 vertrekt zij en haar familie naar ‘s Hertogenbosch, de familie woont later in Wijhe. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt Hendersken nog vermeld als "de weduwe Hartkamp" en woonde zij nog op 't Walle.

Nieuwe eigenaar en hoofdbewoner is Hendrik Holterman uit Epse. Hij koopt de erve op 5 augustus 1805 maar gaat hij dan nog niet wonen. Hij trouwt op 22 februari 1807 met Geertjen van den Berg en het echtpaar gaat pas in 1809 op 't Walle wonen. Het echtpaar krijgt geen kinderen en verkoopt de boerderij op 23 april 1819 onderhands aan
Hendrik Jansen Wijers die 26 februari 1820 trouwt met Gardina Willemsen en dan op de boerderij komen wonen welke dan wordt beschreven als een huis met twee boven- en twee beneden kamers. Zij gaan er wonen met Steven van Groningen die in de herenkamer boven de kelders in de toenmalige zijvleugel gaat wonen, hij zal geldschieter zijn geweest. Steven is vrijgezel en geboren te Eefde en waarschijnlijk bij de Duizend Vreezen waar toen nog een buitenverblijf bij de steenoven en katerstede Huijbertsplaatsje stond waarvan zijn ouders eigenaar waren. Hij was rentenier, had een halve hectare boomgaard en deed veel scheikundige proeven. Hij is op 18 februari 1836 op 62-jarige leeftijd overleden.

Voor het echtpaar zal de boerderij niet groot genoeg zijn geweest want in 1822 nemen zij een hypotheek van 5000 guldens op. Zij kochten 't Walle met 35 hectare grond en met de markeverdeling in 1832 is daar nog eens 15 hectare bijgekomen, ze hadden een halve markerecht. Hij legde ook de winterdijk aan waar hij 6,25 hectare voor kreeg. Deze liep van de Ravensweerd langs het Roeterdink, de Molenweg over richting de Dekker en dan door naar de Joppelaan waar het laatste stuk nog te zien is.
 
Het echtpaar krijgt drie kinderen: één zoon en twee dochters. De zoon zal de beoogde opvolger zijn geweest maar hij overlijdt in 1841 op 19-jarige leeftijd. De dochters trouwen allebei met een Stormink: Gerritjen Lucretia trouwt met Albert Stormink en gaat bij hem wonen op boerderij Krukkeland in Epse. Zus Gijsberta Berendina Theodora trouwt met Klaas Stormink, jongere broer van Albert. Ze trouwen op 17 februari 1847 en Klaas komt dan op 't Walle wonen en werken als landbouwer. Dat was nodig ook want zijn schoonvader Hendrik Jansen Wijers was een maand eerder op 11 januari 1847 overleden en heeft de bruiloft ook niet meer kunnen meemaken. Moeder Gardiena schenkt op 11 februari 1847 erve en goed "het Walle" aan haar dochter en aanstaande schoonzoon.

Klaas en Gijsberta krijgen maar liefst tien kinderen in de periode 1848-1864. Na de laatste gezinsuitbreiding is het nodig om de boerderij uit te bouwen en neemt het echtpaar op 22 april 1864 een hypotheek op van 4.000 guldens. Vijf jaar later overlijdt Gardina Willemsen op 13 september 1869 en weer vijf jaar later trouwt oudste zoon Egbert op 12 november 1874 met Aaltjen Vorink die dan op de boerderij komt wonen. Er wordt één zoon geboren genaamd Klaas. Aaltjen overlijdt op
31 maart 1877, zij wordt maar 26 jaar oud. Egbert hertrouwt op 2 maart 1878 met Derkjen Dina Brummelman en ook uit dit huwelijk wordt één zoon geboren, genaamd Albertus Theodorus.
 
Op 8 augustus 1883 laat Klaas Stormink, landbouwer wonende in Epse(?!), enige percelen bouwland in den Enk, in de Borkel en in Benninks veldkamp alsmede een perceel weiland bij he Elfuur openbaar verpachten.
 
Klaas Stormink is op 28 mei 1888 op 't Walle overleden. De boerderij wordt daarna verkocht op verzoek van de erven Stormink d.m.v. een veiling op 3 oktober 1888. Aangeboden wordt dan het boeren-erve "Het Walle" bestaande in huis en erf met schuur, zaadbergen, bouw- en weilanden (uiterwaard), akkermaals- en dennenbosschen en heidegrond, alsmede een huisje en erf met grond nabij het station Gorssel, alles samen groot ongeveer 47(!) hectaren. De boerderij wordt verkocht aan de Hendrik Makkink op 't Wolferink die zijn zinnen op de boerderij had gezet en timmerman Willem Geerdes voor hem laat mijnen. Op 29 januari 1889 vindt er vervolgens een erfhuis plaats ten verzoeke van Egbert Stormink die dan o.a. te koop aanbiedt: drie paarden, meerdere koeien en stieren, varkens, kippen, vier wagens waarvan één met kleed, een sleepkar, diverse landbouwgereedschappen, gewassen en huishoudelijke artikelen.

De familie Makkink laat daarna de boerderij vergroten c.q. vernieuwd en de nieuwe sluitstenen vermelden de initialen H.M. van Hendrik Makkink en K.W. van Karolina Wiltink en het jaartal 1889. Een oude schuur die een eind achter het huis stond werd afgebroken en een nieuwe werd naast de boerderij gebouwd.

De volgende bewoners Engbert Gerritsen en Berendina Nijland pachten de boerderij van de familie Makkink vanaf maart 1889. Egbert bouwt een nieuw huis genaamd Nieuw Walle en gaat daar hij met zijn vrouw en twee zoons in september 1889 wonen, er is dus een half jaar sprake van dubbele bewoning. Engbert en Berendina komen van boerderij de Poorte uit Harfsen en hebben één zoon. In Gorssel worden nog vijf kinderen geboren waarvan de eerste op 22 maart 1889. Engbert zijn boeren was niet weelderig. De Enk (6ha) was één en al kweekgras en op de kloot stonden de distels zo hoog dat de koeien nauwelijks te zien waren! De pachttermijn van zes jaar wordt desondanks verlengd en hij kreeg vermindering van de pacht, maar de grond 't Elfuur werd hem afgenomen.

In 1906 moeten ze plaatsmaken als de oudste zoon van de Makkinks trouwt, ze vertrekken op 6 maart naar Voorst.
 
Willem Hendrik trouwt op 7 maart 1906 te Diepenveen met Johanna Nieuwenhuis wiens broer Jan Hendrik we zojuist al op 't Klaphekke zijn tegengekomen, dit verklaart waarschijnlijk meteen hoe Willem Hendrik en Johanna elkaar hebben leren kennen. Hendrik Makkink, Willem Hendrik zijn vader, had in 1901 't Eschede gekocht en het was eigenlijk zijn bedoeling dat Willem Hendrik hier zijn boerenbedrijf zou hebben, maar het werd toch 't Walle. Het jonge echtpaar kreeg van Willem Hendrik zijn ouders diverse spullen met een waarde van 3500 gulden om een boerenbedrijf te beginnen en vervolgens met 's Heeren hulp voort te zetten. Tevens krijgt het stel nog 500 gulden in contanten.

Het echtpaar gaat dus na hun huwelijk op 't Walle wonen en ze krijgen daar acht kinderen. De foto links is gemaakt op hun trouwdag, de foto rechts waarschijnlijk rond 1922. Alle kinderen zijn daarop te zien behalve jongste dochter Maria Christina die in 1925 is geboren. Ook Hendrikus Oosterveld (knecht) en Manus Smeenk (arbeider) staan op de foto.
 

Willem Hendrik Makkink of zijn vader Hendrik Makkink(?) zag in de haardtegels een bron van zonde en verderf. Er waren o.a. zeemeerminnen uitgebeeld met mooi gevormde boezems en bloot achterwerk. Hij hakte de tegels eruit, maar gooide ze nog niet weg; hij begroef ze onder een straatje voor het huis en een kleinzoon die bijna een eeuw later een nieuw straatje ging aanleggen, vond de tegeltjes netjes bij elkaar terug, weliswaar wat beschadigd, maar toch de moeite waard ze te bewaren als aandenken aan de bezorgde grootvader. Bron: pagina 23 van Gerstlo tot Gorssel. Zie ook foto tegel.

Opvolger op 't Walle is zoon Willem Hendrik. Hij trouwt op 10 september 1948 met Hermina Berendina Jimmink die van de Poorte afkomstig is, de boerderij waar de familie Gerritsen in 1889 ook vandaan kwam. Het boerenbedrijf op 't Walle bestond toen uit tien koeien, twee pinken en twee paarden. Al snel werden er kuikens en biggen bijgekocht. Hulp op het land hadden ze o.a. van Hendrik Klein Haar uit Gorssel die totaaldoof was, maar goed met greep en de schop kon werken en hooi laden kon hij ook als de beste.

In 1981 is op erve 't Walle een tweede bedrijfswoning gebouwd en daar zijn toen Willem Hendrik Makkink en Hermina Berendina Jimmink gaan wonen. Hun oudste zoon is toen met zijn gezin op de boerderij gaan wonen en heeft hier gewoond tot 1988

 
1681>1713  Steven Philips op 't Walle en Geertjen Jansen Borghman Eerste hoofdbewoners van dit overzicht, mogelijk woonden de ouders van Steven ook op 't Walle (zie stamboom fam. Roeterdink)
1721-1728 Willem Derks Brinkman op 't Walle en Anneken Stevens Bleckman Anneken is de dochter van Steven en Geertjen
1728-1745~ Roelof Hendriks en Anneken Stevens Roelof is de tweede echtgenoot van Anneken
1745-1760 Klaas Alberts Wiltink en Judith Arents Wolferink Klaas is een achterneef van Anneken
1760-1797> Henricus Wilhelmus Hartkamp en Hendersken Teunissen Meijer Geen familie van vorige hoofdbewoners
1792-1799 Steven Casimier Vrolijk en Wilhelmina Warnira Hartkamp Wilhelmina Warnira is de dochter van Henricus Wilhelmus en Hendersken
1799-1808 Jacobus Cremens Jansen en Wilhelmina Warnira Hartkamp Jacobus is de tweede echtgenoot van Wilhelmina Warnira
1809-1819 Hendrik Holterman en Geertjen van den Berg Geen familie van vorige hoofdbewoners
1820-1869 Hendrik Jansen Wijers en Gardina Willemsen  Geen familie van vorige hoofdbewoners
1847-1889 Klaas Stormink en Gijsberta Berendina Theodora Wijers Gijsberta is de dochter van Hendrik en Gerritdina
1874-1877 Egbert Stormink en Aaltjen Vorink Egbert is de zoon van Klaas en Gijsberta Berendina Theodora
1878-1889 Egbert Stormink en Derkjen Dina Brummelman Derkjen Dina is de tweede echtgenote van Egbert
1889-1906 Engbert Gerritsen en Berendina Nijland Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1906-1951> Willem Hendrik Makkink en Johanna Nieuwenhuis Geen familie van de vorige hoofdbewoners (zoon Harmen gaat wonen op Wallenstein)
1948-1981 Willem Hendrik Makkink en Hermina Berendina Jimmink Willem Hendrik is de zoon van Willem Hendrik en Johanna
     
  Huidig adres: Ravensweerdsweg 7  
     
 
Nieuw Walle
 

De boerderij wordt ook wel Wijers genoemd. Eerste bewoners zijn Egbert Stormink en Derkjen Dina Brummelman die van 't Walle afkomstig zijn. Egbert bouwt de boerderij op zijn erfdeel van vijf hectare van het oude Roeterdink waarvan één hectare gepacht. September 1889 is de boerderij klaar en komt het echtpaar Stormink er wonen met hun zoons Klaas en Albertus Theodorus waarbij opgemerkt dat Klaas een zoon is uit Egbert zijn eerste huwelijk met Aaltjen Vorink. Egbert gaat aan het werk als landbouwer zoals hij dat ook op 't Walle deed.

 

Op 12 mei 1900 trouwt zoon Klaas Stormink met Johanna Hendrika Hekkert uit Epse en zij gaan dan ook op Nieuw Walle wonen. Uit het huwelijk worden vier kinderen geboren waarvan een dochter in 1903 wel hetzelfde jaar overlijdt. In 1906 maken Egbert en Derkjen Dina plaats door te verhuizen naar een nieuw gebouwd huis aan de Molenweg.

In 1907 tijdelijke dubbele bewoning door Hendrik Pieters en Harmina Bennink die van 14 maart tot 14 november op huisnummer G50a wonen.

1924 Klaas Stormink: betreft verkoop van erve "Nieuw Walle", sectie E nrs. 2822, 3224 en 3225 (zie ingesloten akten nrs. 2916 en 2921). Betreft veiling op 5 maart 1924 in 9 percelen. Het 1e perceel betreft een huis en schuur, tuin, weiland en kolk met perceelnummers E 2822 en 3224. Ook de oude lindeboom staat op dit perceel en daar dient nog 20 gulden extra voor te worden betaald. Het 2e perceel is een weiland naast het perceel 1 en kolk. Het 3e en 4e perceel zijn bouwterreinen aan den Straatweg van Deventer naar Zutphen. Percelen 5 t/m 9 betreft bouwland "De Kamp" die in meerdere percelen zijn opgedeeld. Perceel 1 kan pas worden aanvaard per 22 februari 1925, de percelen 3 en 4 zijn per 1 mei 1924 te aanvaarden.

Er liepen een pad tussen Nieuw Walle en Nieuw Klaphekke en deze werd het Borkelpaadje genoemd.

 
In 1931 komen dochter Jantjen Stormink en Hendrik Nieuwenhuis ook op Nieuw Walle wonen. Zij komen van Voorst waar Jantjen niet kon wennen. Het echtpaar heeft een zoon en op Nieuw Walle wordt in 1933 nog een zoon geboren. Circa 1935 zijn zij bij de familie Hietbrink op de Nieuwe Bloemhof gaan wonen en daarna op Nooitgedacht waar de familie Nieuwenhuis lange tijd heeft gewoond.

Nieuw Walle 1938: Gerrit Jan Bensink en Hendrika Bouwmeester, afkomstig van de Belte.

Er is ook nog een Klein Walle = Ravensweerdsweg 5 = Egbert Stormink z.v. Klaas Stormink. Dit huis werd in 1938 gebouwd in opdracht van Klaas Stormink. Hier zijn Klaas en Johanna Hendrika in 1938 gaan wonen.

En dan is er ook nog Wallesteijn in het dorp waar Harmen Makkink woonde. In 1939 werd het huis verkocht aan dhr. Broekhuis en in de oorlog woonde er de kunstschilder Ko de Mik. In 1950 kwam er de familie Hoogewerff wonen die toen de tuin en boomgaard heeft aangelegd. Omstreeks 1960 kwam er de familie Klein wonen.
 
1889-1906 Egbert Stormink en Derkjen Dina Brummelman Eerste hoofdbewoners, afkomstig van 't Walle
1900-1938 Klaas Stormink en Johanna Hendrika Hekkert Klaas is de zoon van Egbert en Derkjen Dina
1938-1939 Gerrit Jan Bensink en Hendrika Bouwmeester  
1940-1945 Ko de Mik  
1945-1950 Familie J. Bruil  
1952-1971 Familie Hoogewerff  
1971>? Familie Kleyn  
  Familie Regout  
  41k>50>102>74>91>101  
     
  Dubbele bewoning  
1907-1907 Hendrik Pieters en Harmina Bennink Eerste medebewoners
1915-1916 Gerrit Jan te Loo en Reintjen Aalbers Geen familie van vorige medebewoners
1916-1918 Johan Krijt en Hendrika Johanna Esselina Dekker Geen familie van vorige medebewoners
1922-1922  Johan Klein Velderman en Janna Groot Bluemink Geen familie van vorige hoofdbewoners
1923-1928 Evert Penterman en Reindina Kappert Geen familie van vorige hoofdbewoners
1928-1930 Aalbert Jan Sprengeman en Aaltjen Stormink Aaltjen is de dochter van Klaas en Johanna Hendrika
1931-1935~ Hendrik Nieuwenhuis en Jantjen Stormink Jantje is de zus van Aaltjen en dochter van Klaas en Johanna Hendrika
  50a>102a>74>92>101a(?)  
 
Boschterhoek
 
In 1936 laat Gerrit Jan Meeles uit Deventer, latere eigenaar van de Belte, een landhuis bouwen op het terrein Ravensweerd aan den Boschterhoekweg, de huidige Ravensweerdsweg. Op 2 oktober 1936 komt hij er wonen met zijn echtgenote Hendrika Willemina Elisabeth Kraf en zijn twee dochters. Gerrit Jan heeft dan net zijn 47ste verjaardag gevierd en werkt als procuratiehouder Ankersmit's katoenfabriek in Deventer. Zijn foto staat hier rechtsonder. Hendrika Willemina Elisabeth Kraf is de zus van Cornelis Franciscus Kraf die op de Houtwal en vanaf 1922 in een huis naast 't Elf Uur aan de Deventerweg woonde.
 

In de oorlog werd het huis door de Duitsers gevorderd en op zondag 18 maart 1945 werd het huis tijdens het bombardement op Gorssel getroffen door een voltreffer en brandde het volledig uit. Het verhaal wil dat de Duitse generaal Blaskowitz hier zou zijn ingekwartierd. Het verhaal wil ook dat Blaskowitz op 't Ravensweerd zat wat natuurlijk ook mogelijk kan zijn geweest. Immers beide panden waren gevorderd door de Duitsers en lagen dicht bij elkaar.


In 1950 werd het huis herbouwd en het zou een kopie zijn van het origineel, in ieder geval gebouwd op dezelfde fundering. Beide huizen werden ontworpen door architect Johannes van Rijn uit Gorssel.

Hendrika Willemina Elisabeth Kraf is op 2 april 1952 overleden en Gerrit Jan is een jaar later op 4 april 1953 hertrouwd met Willemine Antonia Henriëtte Bonenberg. In 1965 laten zij een nieuwe bungalow bouwen waar zij toen zijn gaan wonen. Deze had toen het adres Ravensweerdsweg 4b, tegenwoordig is dat nummer 12.

 

Het oorspronkelijke Boschterhoek huis kreeg het huisnummer 276b wat in 1940 wijzigde naar 368. Dit werd ook het huisnummer van het nieuwe huis en in 1951 werd dit Ravensweerdsweg 6 welke later wijzigde naar het huidige huisnummer 14.

Na de familie Meeles woonden er de families Wieringa (van 01-12-1967 t/m 13-08-1969) en Bot. De familie Wieringa heeft het huis gekocht van Gerrit Jan Meeles en verkocht het aan de familie Bot. Kort nadat de familie Bot er is komen wonen, is de villa op 5 mei 1971 opnieuw afgebrand. In 2010 is de villa verkocht aan de huidige eigenaar. Het echtpaar Bot was daarvoor al overleden.

 
1936-1952 Gerrit Jan Meeles en Hendrika Willemina Elisabeth Kraf Eerste hoofdbewoners
1953-1965 Gerrit Jan Meeles en Willemine Antonia Henriëtte Bonenberg Willemine Antonia Henriëtte is de tweede echtgenote van Gerrit Jan
1965-1967 Onbekend of onbewoond  
1967-1969 Willem Wieringa en Elisabeth Arendina Kampherbeek  
1969-2010< Cornelis Gerbrand Bot en ...............  
     
  Huidig adres: Ravensweerdsweg 14  
 
 
Veerweg 28
 
Naast het huis stond de timmerwerkplaats van Dolleman die in 1921 huisnummer 154 kreeg. Deze is begin jaren '70 afgebroken.
 
1887-1890 Gerrit Willem ten Haken en Gesina Berendina Oonk Eerste hoofdbewoners
1895-1902 Gerrit Klein Velderman en Mina Dijkerman  
1902 Gerrit Jan Scheuter en Gerritdina Johanna Slettenhaar  
  G.H. Slettenhaar  
  Arend Vreeman en Naatje Doornink Vertrekt naar Veerweg 2
  Zwier Vreeman en Trijntje Venhuizen  Afkomstig van de Bongert
1932 Jan Vreeman en Derkje Klooster Jan is de zoon van Zwier en Trijntje
1939-1969> Gerrit Jan Antonius Jansen en Jenneken Dikkeboer  
1969 A. Jansen  
    32a>77>101>110>156>270>358> Veerweg 28 anno 1951
     
1887-1941 Hermanus Dolleman en Willemina Langenkamp Eerste medebewoners
1951+1969 H.W. Dolleman, waarschijnlijk Hendrik Willem  
     
    32a2>78>102>111>155>269>357> Veerweg 26 anno 1951
 
 
 
Dommerholt
 
Het Dommerholt is al een hele oude plaats gelegen op de grens van Gorssel en Epse aan de IJssel. De boerderij het Dommerholt, annex herberg en veerhuis, lag bij een belangrijke aanlegplaats aan de IJssel en is al bekend vanaf 1240, toen ‘het Kapittel Elten tegen tins (cijns) zijn goeder "Dommere" aan het klooster Ter Hunnepe gaf. De naam Dommerholt is waarschijnlijk ontstaan uit de de Dommerbeek welke hier in de IJssel stroomt en vele hout (holt) wat hier geladen werd. Er was dus een laad- en losplaats voor schepen en ook een voetveer waarmee je over de IJssel naar Wilp kon komen. Het Dommerholt viel onder marke Gorssel maar het bijbehorende grondgebied lag in de marke Epse Dommer, de Dommerbeek markeerde de grens tussen de beide marken. Op 2 maart 1343 wordt het nabijgelegen erve Sunderkamp (alias Holterman) door Gerardus de Dummere overgedragen aan de abdis van het klooster Ter Hunnepe welke uiteindelijk negen erven in Epse bezat en tien als Dommerholt wordt meegerekend welke oorspronkelijk nog onder Epse lag. In 1469 komen we het Dommerholt tegen als gerechtsplaats van het schepengerecht uit Zutphen. De moordenaars Aernt Jans van Tyll en Hans Meydelborch worden gevonnist. Beide boeven worden ter plaatse geradbraakt omdat zij een koopman hadden mishandeld en beroofd. Op de IJssel was het druk met scheepvaart en bij het Dommerholt was er aanvoer van veel riet en turf en verder van zand, stenen, grind, kalk, bieten etc. De boten werden daar gelost en de goederen met paard en wagen verder het achterland in gebracht. Om de boten wat gemakkelijker te kunnen laden en lossen werd een insteekhaven gegraven. Helaas was dit geen groot succes, want door de hoge waterstand en de sterke stroming ging die na verloop van tijd weer dichtslibben.
 

In het verpondingskohier van 1646 wordt "D' Hofstede an Dommerholt" nog vermeld onder buurschap Epse. De bewoners van die tijd zijn niet bekend, maar in 1658 komt daarover wel duidelijkheid als Jan Jansen en Elsken Jansen trouwen en op Dummerholt komen wonen. Vanaf 1672 wonen er Arent Gerritsen op Dummerholt en Derckjen Hendericks. Arent is afkomstig van Grooterkamp te Gorssel en Derckjen van Beunk te Epse, ze wonen gepacht en betalen hiervoor in 1681 nog 27 guldens waarvan 2/3 aan 't Stift ter Hunnepe. Mogelijk waren zij voor 1/3 eigenaar, want in 1674 betaalde Arent nog 155 guldens voor timmerwerkzaamheden aan zijn huis. In 1682 wonen zij op 't Somervaart in Diepenveen waar zij eind 1681 zullen zijn gaan wonen.

Vanaf 11 november 1681 pachtte Jan Zwiers namelijk de boerderij annex herberg en moest daar toen al 40 guldens voor betalen en ook nu weer 2/3 deel aan 't Stift. In 1693 bouwde Jan een schuur op grond van de marke en plaatste daar een paal met een uithangbord. Ook had hij plaggen gestoken op grond van de marke en een ‘strepel’ grond aangegraven. Hij moest hiervoor ‘voor de tijd van zes jaeren een somma van vier Carolus guldens betalen’. Daarnaast werd het hem toegestaan een gebouwde "saat-barch" le laten staan en een ‘lechplaatse op Gorsselsen bodem te gebruiken voor de opslag van hout voor de tijd van zes jaeren’. Daarvoor mocht hij ‘lechgelt’ laten betalen. In de herfst van 1693 gaf dezelfde Jan Zwiers geen gehoor ‘om met de schuppe te helpen aen de Gorsselse en Escheder dycken’. Toen meerdere oproepen vruchteloos bleken, paste men het vroeger meer gebruikelijke middel van pandhaling toe. Vergezeld van enige huislieden ging ‘Hendrick den onderscholte, als ‘t opsicht op dijcken hebbende’ bij de weigerachtige de eetketel in beslag nemen. Gebrek aan dit in de huishouding zo hoognodige stuk zou hem wel noodzaken aan de oproeping te voldoen. Zo oordeelde althans het markebestuur, maar Zwiers dacht er aanvankelijk anders over. In plaats van toe te geven, daagde hij Hendrick de onderscholte, die het geval nogal van de vrolijke kant beschouwd schijnt te hebben, voor het scholtengerecht. Daarbij beschuldigde Zwiers Hendrick ervan buiten zijn boekje te zijn gegaan, want met zijn assistenten had Hendrick bij de koster ‘op verdroncken eenen daelder’. Jan Zwiers is toch komen helpen met de werkzaamheden en heeft zijn verpande eetketel teruggekregen en ‘de daelder daarop verdronken’ ook betaald.

 

Jan Swiers was van oorsprong een ten Have (Hove) en was getrouwd met Derksken Everts, zij zijn de stamouders van de familie Dommerholt en Dommerhold. Uit dit huwelijk worden zeker drie kinderen geboren waarvan waarschijnlijk de laatste in 1683 op Dummerholt. In het Gorsselse lidmatenregister van 1713 komen wij geen bewoners van Dommerholt tegen, mogelijk waren zij kerkelijk meer gericht op Wilp waar zij met de boot zo konden zijn. Het is daardoor niet helemaal duidelijk of Jan en Dersken dan nog leven en op de Dommerholt wonen. Wel is het goed mogelijk dat hun zoon Zwier er dan woont met zijn echtgenote Jenneken Renssen want op 1 februari 1711 wordt hun dochter Catharina in Gorssel gedoopt waarbij wel moet worden opgemerkt dat Swier dan ten Have wordt genoemd en er geen melding wordt gemaakt van Dommerholt. In 1712 wordt hun volgende kind gedoopt en dat gebeurt in Wilp, waarschijnlijk waren zij daar dan ook ingeschreven als lidmaten. Bij die doop wordt wel vermeld dat zij wonen op Dommerholdt. Er worden daarna nog vier kinderen geboren die wel weer in Gorssel worden gedoopt. Op 17 november 1716 kopen Sweer Jansen ten Have en Fenneken Rensen het goed Dommerholt (Dommelerhout) en twijgdweerd van het Stift ter Hunnepe voor 2300 guldens. Het bestond uit huis, hof, hoge en lage landerijen, visserijen en verder rechten gerechtigheden Op 8 december 1709 ging overigens te Voorst in ondertrouw ene Albert Jansen, zoon van wijlen Jan Lucas, wonende in Epse op Dommerhout. Hij trouwt in Gorssel met Jenneke Jansen, dochter van Jan Everts, wonende in Gieteld. Het echtpaar zal waarschijnlijk niet samen op Dommerholt zijn gaan wonen maar Albert heeft er wel gewoond, hij zal hebben ingewoond bij de familie ten Have op Dommerholt.

Dochter Catharina hebben wij al genoemd en zij is het enige kind van Swier en Jenneken waarvan wij een huwelijk hebben gevonden, gevreesd wordt dat de andere kinderen op jonge leeftijd zijn overleden. Catharina trouwt op 27 november 1735 met Engbert Jansen van de Roskam en hij komt op 't Dommerholt wonen. Het is goed mogelijk dat de ouders van Catharina toen op het nabijgelegen Holterman in Epse zijn gaan wonen aangezien daar in 1750 ene Zwier Janssen overlijdt en de familie vaker in verband werd gebracht met Holterman b.v. toen zijn vader Jan in 1711 als momber werd aangesteld. In 1723 worden b.v. ook nog Gerrit Holterman en Philips ten Have als borg van het echtpaar genoemd. In een cessie akte van 3 december 1776 worden de namen van Swier en Jenneken nog genoemd maar het twijfelachtig of zij toen nog wel leefden, ze moeten beiden dan ongeveer 100 jaar oud zijn geweest. In de akte wordt ook melding gemaakt van de datum 3 december 1729 en waarschijnlijk waren Swier en Jenneken genoemd als de echtelieden van dat jaar, zij leenden toen 2000 gulden op hun goed Dommerholt.

 
Uit het huwelijk van Engbert en Catharina worden tien kinderen geboren waarvan er waarschijnlijk acht op jonge leeftijd zijn overleden in de periode van 1743 tot 1757. Op 22 juli 1762 overlijdt Egbert waarvan nog gezegd kan worden dat hij herbergier en landbouwer van beroep was. Uiteindelijk zijn het twee zoons die opgroeien op het erve Dommerholt en daar regelmatig in een bootje hebben gevaren maar uiteindelijk ook in het huwelijksbootje stappen. Dat zijn uiteindelijk de oudste zoon Swier en jongste zoon Jan. Jan kwamen wij al tegen op de Franckenstede, hij woonde daar met zijn echtgenote Arendina Wolferink. Swier trouwt op 16 december 1764 met Harmken Roeterdink en uit dit huwelijk worden 12 kinderen geboren. Tien worden er gedoopt in Gorssel en twee in Deventer in 1768 en 1770. Het blijkt dat het huisgesin van Dommerhoudt door misvattinge van dominee ten Cate vier jaar onder de gemeente van Deventer geraakt is en op 8 januari 1773 weer als lidmaten van de kerkelijke gemeente Gorssel worden aangenomen. Van Swier is bekend dat hij jenever verkocht aan o.a. de Roskam. Hij kocht het spul waarschijnlijk van schippers voor verkoop in zijn eigen herberg maar kon ook nog wat verdienen met de wederverkoop.

Swier en Harmken overlijden beiden kort na elkaar in 1795. Van de kinderen is dan alleen zoon Antonij getrouwd, hij trouwde al in 1788 met Catharina Beltman uit Epse. Aangezien al hun kinderen in Deventer zijn gedoopt, nemen wij aan dat zij in Epse zijn gaan wonen ook al is het ook mogelijk dat zij de eerste huwelijksjaren op 't Dommerholt hebben gewoond. Oudste zoon Engbert Jan bleef ongehuwd en in de erfmagescheid akte d.d. 26 januari 1796 krijgt zoon Hendrik het erve en goed Dommerholt toebedeeld. Deze bestaat dan uit schuur, berg en weide, hof, bouwland en houtwal. Verder ook 1/4 whare in de Gorsselsche Waarden, de inboedel, levende have en vee met een totale taxatiewaarde van ruim 5.000 gulden. De tekening hiernaast dateert van 1801.
 

Hendrik trouwt op 16 juli 1797 met Maria Boers en zij komt dan bij Hendrik op 't Dommerholt wonen. Uit dit huwelijk worden acht kinderen geboren in de periode 1797-1814. In 1811 beheerrt Hendrik samen met Gerrit Zandscholten van 't Boschter het veer: ze hadden twee aken. Gerrit was een buurman van Dommerholt, via de weg over de dijk was dit maar een kleine afstand om bij het Dommerholt te komen. Hendrik overlijdt op 3 maart 1818 op 49-jarige leeftijd. Maria hertrouwt op 30 januari 1819 met Teunis Willemsen en uit dit huwelijk wordt nog zoon Gijsbert Jan geboren. Teunis is een zoon van Gijsbert Jan Willemsen en Eva Lammers, vermoedelijk eigenaar van de Houtwal in Voorst nabij kasteel Nijenbeek. Hendrik Dommerholt was landbouwer van beroep en Teunis Willemsen was houtteller en turfmeter, al deze beroepen konden goed worden uitgeoefend op 't Dommerholt. Er werd veel hout (waaronder boomstammen) en eek verladen vanaf 't Dommerholt. De eek, een grondstof voor het maken van leer, werd geleverd aan de leerlooierijen. Jan van der Meij, herbergier van de Roskam, verzorgde de verlading van hout en eek, maar ook Teunis Willemsen was hierbij betrokken. Op zijn terrein werd het eikenhout aangevoerd, geklopt en geschild en opgeslagen in de grote eekschuur om verladen te worden. Ook bij Den Oldenhof, eigendom van de familie van der Meij, stond een grote eekschuur. Teunis was ook landbouwer, hij had o.a. ook vier runderen, drie varkens en een paard.. En dan was 't Dommerholt ook nog een herberg die gelegen was aan de postroute van Zutphen naar Deventer. In de aanbesteding van het lopen van deze postroute anno 1817 is te lezen dat de loper komt vanaf 't Walle en dan vanaf 't Dommerholt over het schipperspad/jaagpad naar Deventer moest doorlopen. Kortom, het was een drukke bedoening!

De volgende generatie bewoners is opnieuw Dommerholt maar het zou wel de laatste zijn. Het is Engbert Jan Dommerhold, zoon van Hendrik Dommerholt en Maria Boers, die op het Dommerholt blijft wonen en er werkt als landbouwer en houtteler. Hij trouwt in 1839 met Henriëtta Hietkamp en na haar overlijden in 1850 hertrouwt hij in 1851 met Willemina Jansen die van de beruchte herberg 't Spinnewiel te Epse afkomstig is, zij is een kleindochter Gerrit Stegeman die verdacht werd van een moord in deze herberg. Gelukkig kennen wij niet dergelijke verhalen van 't Dommerholt. Engbert Jan is als Dommerhold met een D geboren en dat geldt ook voor zijn zes kinderen uit zijn eerste huwelijk en twee kinderen uit zijn tweede huwelijk. Overigens is ook zijn broer Hendrik een Dommerhold (wij komen hem o.a. nog tegen op "In de Bosch") en zij zijn dan ook voorvaders van velen die nu nog hun familienaam met een D op het eind schrijven. Engbert Jan komen wij veel tegen in notariële akten waarbij de naam meestal wel weer met een T wordt geschreven.

 
Een belangrijke akte is van 20 juli 1839 en hij koopt dan samen met zijn zwager Hendrik Graeuwert (echtgenoot van Zwaantjen Dommerholt) het erve en goed Dommerholt van zijn stiefvader Teunis Willemsen die na het overlijden van Maria Boers in 1837 voor groter gedeelte eigenaar is geworden van de boerderij. Deze bestaat dan uit de kadastrale percelen 292 t/m 296 (zijnde resp. huis en schuur, weiland, bouwland, tuin en boomgaard) en perceel 303 zijnde een elsenbosch. Verder nog steeds een 1/4 Whare in de Gorsselsche Weerden, bouwlanden de Lookamp, Benninks Kleine Kamp en Veldkamp, een stukje heidegrond, twee koeweidens op den Hoogenkloot, de weide Boven Houtwal bij het huis met daarop staande een schuur (perceel 291) en nog een stuk veldgrond met een totale waarde van 5460 gulden waarvan Teunis voor iets meer dan een kwart aandeel heeft en incl. de inboedel levert hem dat ruim 1800 gulden op.

Er komt echter geen geld aan te pas want er wordt overeengekomen dat zijn schulden door Engbert Jan en Hendrik worden voldaan en dat hij op 't Dommerholt mag blijven wonen en dat er zijn hele leven voor hem gezorgd wordt en dat zou duren tot 10 december 1850. Na het overlijden van Teunis wordt er een akte van scheiding gemaakt met zijn zus en zwager en wordt Engbert de enige eigenaar van 't Dommerholt. Hij leent daarvoor dan wel geld van George Isaac Bruce en er wordt dan nog steeds melding gemaakt van een huis en twee schuren. Hij zal wat extra geld hebben geleend want hij koopt op op 12 mei 1851 ook katerstede Hofman in het dorp. Niet genoeg, want de volgende dag zit hij alweer bij de notaris om wat geld te lenen van Laurens Kleijn.

 

Juni 1853 slaat het noodlot toe als de bliksem inslaat in het huis en deze volledig afbrand. De schuren, volgeladen met eek en aanzienlijke partijen akkermaalshout werden gespaard. Er zal snel een nieuw huis zijn gebouwd want op 20 mei 1854 laat Engbert Jan 't Dommerholt veilen en bestaat deze o.a. uit een nieuw gebouwd woonhuis. In de akte wordt ook melding gemaakt van een schuur en verder getimmerten, een zeer uitgestrekte houtwal en een stapel-, los- en ladingsplaats. Het betreffen opnieuw de percelen 291 t/m 296 en 303 maar ook de percelen 301 en 302 die eerder volgens het kadastrale register nog eigendom zouden zijn geweest van Stewart Jean Bruce (eigenaar van Schurink) maar dit onjuist zou zijn en al eerder tot 't Dommerholt zouden hebben behoord. De familie Dommerhold is gaan wonen in Diepenveen en Holten. Volgens het bevolkingsregister van Diepenveen zijn zij daar op 20 september 1855 komen wonen en zouden zij afkomstig zijn van Olst. Mogelijk is dit een vergissing en waren zij afkomstig van Gorssel. De nieuwe eigenaar Jan Willem Nijenhuis komt namelijk op 29 oktober 1855 in Gorssel wonen. Hij kocht in 1854 ook het weiland "Ravensweerd" en heeft daar in 1855 een nieuw huis hebben gebouwd waar de familie toen is gaan wonen.

 
Mogelijk was het Dommerholt even onbewoond, 18 april 1856 komen namelijk houtteler Albert Jan Leusink en zijn kersverse echtgenote Jenneken Beekman op 't Dommerholt wonen. In 1859 wordt Albert Jan Leusink geregistreerd op Nieuw Bosser en waarschijnlijk zijn zij daar in dat jaar komen wonen. In 1859 wordt niemand geregistreerd in de personele omslag op Dommerholt en waarschijnlijk was deze dan onbewoond. In 1859 zou de boerderij, herberg en veerhuis het Dommerholt door snel oplaaiend vuur (alweer) totaal zijn afgebrand en zal toen niet gelijk zijn herbouwd. Volgens een advertentie in de Deventer Courant van 1 juni 1861 laat notaris Nijman te Zutphen het Erve en Goed Dommerholt met loswal aan de IJssel en en Landgoed Ravensweerd met o.a. herenhuis en bos veilen, er wordt in de advertentie geen melding gemaakt van een huis op 't Dommerholt. Waarschijnlijk zal er nog wel een "aanbouw" hebben gestaan waarin schipper Willem Tromp en zijn echtgenote Marrigje Stam met hun gezin hebben gewoond van 26 april 1853 tot 5 januari 1864 (waarschijnlijk in perioden). Er worden in deze periode kinderen geboren maar nooit in Gorssel, maar in Deventer, Zalk of Zwartsluis. Waarschijnlijk woonden zij bij tijd en wijlen in Gorssel en waren zij vaak van "huis" op de boot. Overigens wordt't Dommerholt in 1861 niet verkocht.

Op 21 april 1862 komen Theodorus Velthuizen en Hendrika Helleweg op 't Dommerholt wonen. Die hadden het er na twee maanden alweer bekeken en het duurt dat opnieuw een lange tijd voordat er nieuwe bewoners komen wonen. Maart 1865 komen dagloner Gerrit Willem Peters en zijn echtgenote Geertjen Pekkeriet er wonen, ze zijn afkomstig van de Oude Fokke. Ze wonen er twee jaar en verhuizen dan naar Scholten in het dorp. In 1866 worden het landgoed "Ravensweerd" en het erve en goed "Dommerholt" opnieuw geveild en nu wordt 't Dommerholt wel verkocht. Er staat dan weer een woonhuis met vijf kamers, keuken, kelder, stalling en twee ruime schuren. Deze wordt gekocht en betrokken door Marten Sager en zijn echtgenote Hendrina Oolman, het echtpaar heeft geen kinderen. Marten is landbouwer en houtteler van beroep. Op 6 december 1877 verkoopt Marten het erve Dommerholt voor 10.700 gulden aan landbouwer Geurt Reinder van Beek. Deze bestaat dan uit een woonhuis met stal, schuren, houtwal, stapel-, los- en ladingplaats, tuin, bouw-, wei- en bosgrond te samen groot 3,15 hectare.

 
In die tijd vertelt de bekende Achterhoekse schrijver Hendrik Willem Heuvel uit Laren in zijn boek Oud Achterhoeksch Boerenleven over ‘riet halen bij Dommerholt’. Hij schrijft ‘Over landelijke wegen kwamen ze bij de oude schippersherberg en in de schaduw van de hoge eiken aangekomen hebben ze het paard uitgespannen en op stal gezet. Samen met de schipper eerst koffie gedronken en toen de wagen volgeladen met riet en daarna weer naar Laren teruggereden.’
 

Hendrik Willem zal toen Marten Sager of Geurt Reinder van Beek hebben gezien of misschien wel allebei want in 1878 hebben ze een tijdje samen gewoond. Pas toen Geurt Reinder op 28 september 1878 trouwde met Gerritje Johanna Bensink, vertrok het echtpaar Sager naar Wilp aan de overkant van de IJssel. Daar komt Geurt Reinder ook weg, hij is geboren in Voorst. Van beroep is hij houtteler, landbouwer en herbergier (tapper).

Uit het huwelijk met Gerritje worden vijf kinderen op 't Dommerholt geboren. Op 26 januari 1894 overlijdt Gerritje op 43-jarige leeftijd. Geurt, die 15 jaar ouder is, hertrouwt op 26 oktober 1895 met de nog maar 22-jarige Johanna Barmentloo (een nichtje van Gerritje) en wordt nog eens vader van vier kinderen, bij de laatste in 1900 was hij al 65 jaar oud. Hij overlijdt op 30 juni 1903 op 68-jarige leeftijd. Het eerste kind uit het tweede huwelijk is Geurt Reinder die op 30 november 1895 is geboren. Hij was schilder van beroep en kon ook goed met een penseel uit de voeten en maakte daarmee een schilderij van de eekschuur. Mogelijk is het zijn vader die op dit schilderij staat afgebeeld.

 
Johanna hertrouwt op 20 augustus 1904 met Johannes Hekkert uit Epse, een man van haar leeftijd (zelfs nog wat jonger). Uit dit huwelijk wordt Johanna nog eens moeder van vier kinderen, drie dochters en een zoon. Op 't Dommerholt is hij werkzaam als landbouwer en koffiehuishouder, net als zijn echtgenote. Johanna ontpopt zich tevens als zakenvrouw. Ze laat een haventje graven waarin meerdere schepen tegelijk kunnen aanleggen wat ook extra klanten voor het café opleverde. Met de schippers handelde zij in grind. Zij liet zich het kaas niet van haar brood eten en stond ook haar "mannetje" bij haar eerste echtgenoot die nogal dominant was. Zo bepaalde hij hoeveel aardappels er geschild mochten worden voor het avondeten, maar Johanna deed gewoon wat haar goed dunkte. Haar tweede echtgenoot was in de omgang veel gemoedelijker.

Johannes is al op 20 januari 1916 overleden, hij wordt maar 38 jaar oud. Na zijn overlijden wordt de boedel beschreven met als onroerend goed een huis, schuur, pakhuis en erf, houtwal, uitweg, bouwland, weiland en dennenbosch samen groot 7,23 hectare. Dat is gelijk aan de situatie van 1903, toen er na het overlijden van Geurt Reinder een akte van scheiding werd opgemaakt. In de akte van 1916 wordt ook vermeld dat er zeven koeien, vier pinken, drie kalveren, tien varkens, één paard en 80 kippen op het erve Dommerholt rondliepen.
Johanna Barmentloo
 
Gerrit Wolters en Johanna Wilhelmina Hekkert
Dochter Alberta Gerdina en zoon Reinier Hekkert, die het bedrijf oorspronkelijk zouden voortzetten, vertrokken naar elders. Oudste dochter Jantje trouwt in 1927 met Albertus Tuitert uit Epse en jongste dochter Johanna Wilhelmina trouwt in 1934 met Gerrit Wolters uit Apeldoorn en zij zijn degenen die op 't Dommerholt blijven wonen, maar wel apart van elkaar. Het Dommerholt was zo gebouwd dat er twee gezinnen apart konden wonen, dat was al het geval vanaf 1878 en de oorspronkelijke medebewoners worden hieronder ook onder de Houtwal genoemd. De oorspronkelijke boerderij annex herberg werd in 1927 opgesplitst in café en boerderij en de reeds bekende en toepasselijke naam Houtwal werd toen aan het café gegeven. De Tuiterts gingen in het aparte gedeelte wonen en namen de exploitatie van het café voor hun rekening, zij worden hieronder verder genoemd onder de Houtwal wat uiteindelijk een aparte woning werd.

De familie Wolters trokken in het gedeelte dat bij de boerderij behoorde en zetten het boerenbedrijf voort. Johanna Barmentloo woonde volgens de huisnummering in het bevolkingsregister op 't Dommertholt, maar verhuisde in de periode 1930-1939 (mogelijk in 1934 bij het huwelijk van dochter Johanna Wilhelmina) naar de Houtwal. Zij is in 1958 overleden op huisnummer 30, het adres van boerderij 't Dommerholt waar zij begin jaren '40 al weer is gaan wonen. Het is allemaal niet zo spannend, het is namelijk allemaal onder één en hetzelfde dak.
Kinderen Wolters
 
Bij de familie Wolters worden drie kinderen geboren, allemaal voor de oorlog. De oorlog had grote gevolgen voor de boerderij. Op 6 april 1945 was het dorp Gorssel bevrijd, maar bleef wel onder vuur liggen vanaf de overzijde van de IJssel waar de Duitsers zich hadden teruggetrokken. Boerderij Dommerholt was een mikpunt omdat de Canadezen er hun hoofdkwartier wilde vestigen. De boerderij en gebouwen waaronder de eekschuur werden beschoten en volledig verwoest. De familie Wolters, die zich had verscholen in de kelder, kon nog maar net op tijd vluchten uit het brandende huis.
 
De Canadezen trokken daarna in een ander (leegstaand) huis aan de Veerweg, waarschijnlijk het huis van een NSB'er die was gevlucht. Het Canadese leger trok zich samen in de bossen van Gorssel en omgeving en op 11 april werd na een zware artilleriebeschieting, de overtocht over de IJssel ingezet. De IJssel werd onder een rookgordijn gezet en onder bescherming daarvan trokken de amfibietanks de IJssel over. Deze actie werd ‘Cannonshot’ genoemd en er werd fel gevochten, waarbij slachtoffers zijn gevallen. Op 12 april 1945 werd vanaf Het Dommerholt een pontonbrug gelegd over de IJssel voor de overtocht van het Canadese leger en begon de bevrijding voor het westen van het land.

Na de bevrijding kon het gezin van Gerrit Wolters wonen in het huis van Braakman waar de families Roetert en Martens hebben gewoond. De koeien, die in de verwoeste eekschuur op stal stonden, verhuisden naar varkensschuur. Dit is het enige gebouw op het erve Dommerholt welke ongeschonden uit de strijd kwam. De boerderij werd in 1947 ongeveer op de plek van de eekschuur herbouwd. De boerderij stond tussen de nieuwe boerderij en de latere Houtwal in en een stukje fundering en de pomp markeren nog de plek. Op de foto is alleen het voorhuis te zien en lijkt het niet echt een boerderij, maar er was ook een achterhuis met deeldeuren en zo was 't Dommerholt wel degelijk een boerderij.
 

Op de foto hieronder zien wij nieuwe de boerderij staan, de boerderij links is Schurink waar we straks een kijkje gaan nemen. Het schip op de voorgrond is van Bosman die vaak aanmeerde op 't Dommerholt en ook grond in Gorssel had. Daar waar de stoelen staan werd later de nieuwe Houtwal gebouwd. Het Dommerholt is drie keer afgebrand en de twee eerdere panden stonden voor het huidige voorhuis (dus iets meer richting de IJssel) en de andere stond ten noordoosten van de huidige boerderij waar nu ongeveer de dijk loopt. De familie Wolters kwam pas op 21 mei 1948 terug in de nieuwe boerderij. Daar zetten zij het bedrijf voort, kochten er grond bij en bouwden er bedrijfsgebouwen. Aanvankelijk was het een gemengd bedrijf, maar omdat de grond nogal verspreid lag werd besloten om het bedrijf aan te passen tot akkerbouwbedrijf en daarnaast verder uit te breiden tot fokzeugenbedrijf. Ten behoeve hiervan werd een nieuwe fokzeugenstal gebouwd. Later hebben zoon Johannes en zijn echtgenote Gerrie het bedrijf overgenomen en nog verder uitgebreid. Gerrit Wolters en Johanna Wilhelmina Hekkert hebben tot hun overlijden (resp. in 2000 en 1997) op dit bijzondere plekje van Gorssel gewoond.

 

 
Voor het Dommerholt verhaal zijn ook enkele teksten overgenomen uit twee artikelen die door wijlen Ap ten Have zijn geschreven in Ons Markenboek.
 
1658-1671 Jan Jansen Dommerholt en Elsken Jansen Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1672-1682 Arent Gerritsen Groterkamp-Dommerholt en Derckjen Hendericks Beunk Geen familie van vorige hoofdbewoners
1682-1712~ Jan Swiers ten Hove op Dummerholt en Derksken Everts Geen familie van vorige hoofdbewoners
1710-1750< Swier Jansen op Dommerholt en Jenneken Renssen Swier is de zoon van Jan en Derksken
1735-1774 Engbert Jansen Roskam-Dommerholt en Catharina Dommerholt Catharina is de dochter van Swier en Jenneken
1764-1795 Swier Engberts Dommerholt en Harmken Philips Roeterdink Swier is de zoon van Engbert en Catharina
1797-1818 Hendrik Dommerholt en Maria Boers Hendrik is de zoon van Swier en Harmken
1819-1850 Teunis Willemsen en Maria Boers Teunis is de tweede echtgenoot van Maria
1839-1850 Engbert Jan Dommerhold en Henriëtta Hietkamp Engbert Jan is de zoon van Hendrik en Maria
1851-1855 Engbert Jan Dommerhold en Willemina Janssen Willemina is de tweede echtgenote van Engbert Jan
1856-1859 Albert Jan Leusink en Jenneken Beekman Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1862-1862 Theodorus Velthuizen en Hendrika Helleweg Geen familie van de vorige hoofdbewoners 
1865-1867 Gerrit Willem Peters en Geertjen Pekkeriet Geen familie van de vorige hoofdbewoners 
1867-1878 Marten Sager en Hendrina Oolman Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1878-1894 Geurt Reinder van Beek en Gerritje Johanna Bensink Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1895-1903 Geurt Reinder van Beek en Johanna Barmentloo Johanna is de tweede echtgenote van Geurt Reinder en een nichtje van Gerritje Johanna en Geurt Reinder
1904-1958 Johannes Hekkert en Johanna Barmentloo Johannes is de tweede echtgenoot van Johanna
1934-2000 Gerrit Wolters en Johanna Wilhelmina Hekkert Johanna Wilhelmina is de jongste dochter van Johannes en Johanna
     
  Huidig adres: Verwoest, stond nabij huidig adres Veerweg 15  
 
 
Houtwal
 

November 1878 krijgt erve 't Dommerholt een permanente dubbele bewoning als dagloner Reind Tuller en zijn echtgenote Janna Temmink (Thimmink) van 't Nieuwenhuis in Dorth naar 't Dommerholt in Gorssel verhuizen. De dubbele bewoning zal mogelijk zijn geworden door de aanbouw aan het huis welke er dan door de nieuwe eigenaar Geurt Reinder van Beek bij aangebouwd zal zijn. Maar het is niet dit gedeelte, maar juist de rechterzijde van het huis waar de medebewoners woonden. Reind woonde al eerder in Gorssel, hij werkte van 1864-1867 als dienstknecht op 't Klaphekke en daarna nog een jaar op de Borghte. In Gorssel gaat hij als dagloner aan het werk.

 

Het echtpaar Tuller, die wij op de foto hiernaast zien, woont tot 21 september 1895 bij 't Dommerholt en verhuist dan naar Bathmen waar zij in 1876 waren getrouwd. Uit hun huwelijk zijn op 't Dommerholt drie kinderen geboren.

Op 8 november 1895 komen dan Gerrit Jan Jonkman en Hendrika Paalman in het woongedeelte wonen, zij zijn afkomstig van Diepenveen. Ook nu worden er weer drie kinderen geboren op 't Dommerholt. In 1902 verhuizen zij naar Epse en gaan wonen en gaan wonen op de Kraton in Epse waar ze de plaats innemen van Hendrik Tuller, zoon van Reind Tuller.

In 1903 staat de woning leeg en op 27 februari 1904 wordt het een starterswoning als Frederik Palsenberg en Aaltje de Groot elkaar die dag het ja-woord geven en hun intrek nemen op 't Dommerholt. Kort daarna wordt er al een dochter geboren en daarna nog een zoon en dochter. Weer drie kinderen dus en in 1908 verhuist het gezin naar een pand in het dorp welke wel bekend staat als "dokter Gooszen". Frits was arbeider van beroep en kwam in verzet tegen de heersende macht van de grote boer en probeerde verbetering te brengen in het armoedige bestaan van arbeiders.

De woning doet daarna opnieuw dienst als starterswoning als op 7 november 1908 Martinus Stenvert en Elsken Heuvelink trouwen en op 't Dommerholt gaan wonen, maar ze wonen er niet lang want in 1910 wonen zij al in Epse en dat voordat hun dochter werd geboren, dit keer worden er dus geen kinderen geboren. De ruimte staat daarna een langere tijd leeg, pas mei 1917 komen er nieuwe bewoners met Hendrik Johan de Rooij en Johanna Jansen die uit Deventer afkomstig zijn en geen kinderen hebben. Zij stichten in 1921 een nieuw huis aan de Veerweg welke de naam Two Step zou krijgen. Hendrik Johan is dansleraar van beroep en is later bekend als "boeren-generaal" van de Gorsselse Boerendansers. In de tijd dat hij op 't Dommerholt woonde, zullen schipper Cornelis Franciscus Kraf en zijn echtgenote Klasina Tromp een tijd aan wal hebben gelegen en zij worden ingeschreven in het Gorsselse bevolkingsregister met huisnummer "Partout I". Na het vertrek van het echtpaar de Rooij zijn zij op 't Dommerholt komen wonen. Op vaste wal wonen zal hun goed zijn bevallen want op 15 juni 1922 kopen zij een bouwterrein aan de Rijksstraatweg naast het Elf Uur en bouwen zij een eigen woning. Na hun verhuizing komen dan Albert Broer en Hendrika Gerdina Schepers op 't Dommerholt wonen, maar ook zij bouwen na verloop van tijd een eigen huis aan de huidige Joppelaan waar Albert een eigen transportbedrijf had, daarvoor werkte hij nog als arbeider in een ijzergieterij.
Zoals al geschreven in het Dommerholt verhaal komen Albertus Tuitert en Jantje Hekkert van 't Dommerholt in 1927 in het aparte gedeelte wonen en nemen zij de exploitatie van het café over. Albertus schaft zich een roeitboot aan en begint een veerdienst. Hij liet schuren bouwen waar de liefhebbers van de watersport hun kano’s en/of bootjes in de winter konden opslaan. Men kon daar prachtig buiten zitten en niet alleen genieten van de zon, maar ook van de IJssel, de vogels en de natuur. Jantje zorgt er daarom voor dat er ook een theetuin bij het café komt wat een populaire pleisterplaats wordt.

Ook zorgde zij ervoor dat er omstreeks 1930 een drijvend zwembad in de IJssel kwam waarvan vooral de jeugd veel gebruik maakte. Het zwembad was in de oorlog nog gewoon beschikbaar, totdat het door de bezetter niet meer werd toegestaan. Na de oorlog is het drijvende zwembad niet weer in gebruik genomen. De exploitatie was inmiddels overgedragen aan de Stichting IJsselbad: omstreeks 1946 is in de oorspronkelijke insteekhaven een betonnen bak gebouwd van tien bij twintig meter, dat als zwembad dienst ging doen. Deze bak werd door middel van een pompinstallatie gevuld en ververst met water uit de IJssel. Helaas was dit geen succes en is er in 1951 weer een nieuw drijvend zwembad gebouwd. Dit bad is tot ongeveer 1958 in gebruik geweest. Toen was het water in de IJssel zo sterk vervuild dat het zwembad gesloten moest worden.
 
Al ongeveer een maand voor de brand was de familie Tuitert verhuisd naar in Epse maar snel na de bevrijding waren zij terug op 't Dommerholt. Hij bouwde er een noodwoning van het hout van een houten schuur welke door de Duitsers in het bosje bij de IJssel was gebouwd. Hij brak het af en bouwde de noodwoning op het erf, maar iets verder van de IJssel. In 1946 bouwt hij een nieuwe woning annex café (zie foto linksonder) op een verhoogde stenen voet (tegen het hoge water), het hout daarvan kwam van een woning uit de Noord-Oostpolder. Deze woning was nog wel voor tijdelijk. De doorvoering van de plannen voor de nieuwbouw van het permanente nieuwe café annex woning ondervonden nogal wat vertraging. Pas in 1955 was de nieuwbouw (zie foto rechtsonder) klaar en konden zij hun intrek nemen in het nieuwe café ‘De Houtwal’ welke door de soms hoge waterstand van de IJssel nu veel hoger was gebouwd. Bertus Tuitert zorgde voor het café en terras en zijn vrouw voor het overzetten met de boot van personen overdag. Indien nodig zorgde Bertus Tuitert zelf voor het overzetten van personen in de nachtelijke uren.

In 1933 was de veerboot in Gorssel voorzien van een hulpmotor, zodat er nu minder menskracht nodig was en men ook sneller overgezet kon worden. Tijdens de oorlogsjaren zijn vele onderduikers en voedsel, maar ook piloten en bemanning van neergeschoten vliegtuigen met boten hier over de IJssel gezet. Na de oorlog is het overzetten van personen afgenomen. In 1964 werd er nog maar weinig gebruik gemaakt van het veer en omdat de kosten hoger waren dan de opbrengsten is het veer toen opgeheven. In 1989 is er even verderop een nieuw fiets- en voetveer geopend die anno 2022 nog steeds dienst doet en de naam Dommerholt heeft.
 

Albertus en Jantje hadden twee dochters. Oudste dochter Alberta Hermina trouwt met Derk Jan Huiskamp en zij nemen in 1969 het bedrijf over. Jongste dochter Johanna trouwt met Jan Willem Lensink zij lieten een woning bouwen nabij het café, op grond van de familie Tuitert. Op de middelste foto hieronder zien wij de hele familie voor de Houtwal met het toenmalige adres Veerweg 5. Jantje en Albertus zijn hier beiden overleden: Jantje in 1978 en Bertus in 1983. Door invaliditeit werd Derk Jan Huiskamp gedwongen om het bedrijf in 1985 te beëindigen en het pand kwam te koop. Het bedrijf werd niet verkocht en het pand is toen particulier verkocht waardoor deze bijzonder plek helaas niet meer toegankelijk is voor de Gorsselnaren.

 
 
Voor het Houtwal verhaal zijn ook enkele teksten overgenomen uit twee artikelen die door wijlen Ap ten Have zijn geschreven in Ons Markenboek.
 
1878-1895 Reind Tuller en Johanna Temmink Eerste hoofdbewoners
1895-1902 Gerrit Jan Jonkman en Hendrika Paalman Geen familie van de vorige bewoners
1904-1908 Frederik Palsenberg en Aaltje de Groot Geen familie van de vorige bewoners
1908-1909 Martinus Stenvert en Elsken Heuvelink Geen familie van de vorige bewoners
1917-1921 Hendrik Johan de Rooij en Johanna Jansen Geen familie van de vorige bewoners, stichten hierna Two Step
1921-1922 Cornelis Franciscus Kraf en Klasina Tromp Geen familie van de vorige bewoners, ze wonen eerst op een boot
1923-1927< Albert Broer en Hendrika Gerdina Schepers Geen familie van de vorige bewoners
1927-1983 Albertus Tuitert en Jantje Hekkert Jantje is de oudste dochter van Johannes Hekkert en Johanna Barmentloo
 
 
Schurink
 
Dit is de boerderij welke het dichtst bij de grens met Epse is gelegen. Erf "Scuerinc" wordt al in 1439 genoemd maar deze onder de marke Eschede en betreft waarschijnlijk een andere boerderij. Mogelijk gingen de bewoners van Schurink net als de Epsenaren naar de kerk in Deventer of staken ze de IJssel over en gingen dan naar de kerk van Wilp. Hoe dan ook, in de kerkelijke archieven van Gorssel komt de naam Schurink nauwelijks voor. Enige registratie dateert van 9 januari 1706 als "Garrijt Goorsselijk en Maria Garrijtsen Ehel. op Schurink haar doghter Gerrijtjen laten dopen".
 
Doordat er niet of nauwelijks iets over Schurink wordt vermeld in de kerkboeken is het lastig een bewonersgeschiedenis op te stellen voor 1815 als er op huisnummer 10 Jannes Muileman wordt geregistreerd. Jannes is dan getrouwd met Elisabeth Sprikkelman en was eerder getrouwd met Hadewig Meijer. Voor het gemak nemen wij aan dat hij met beide vrouwen op Schurink gewoond heeft en begint onderstaand bewonersoverzicht in 1777 als Jannes op 23 februari met Hadewig trouwt. Er worden uit dit huwelijk twee kinderen geboren. Hadewig overlijdt voor 22 oktober 1798 want deze dag wordt een wezenprotocol opgesteld waarin alleen dochter Hendrika Maria wordt genoemd, het andere kind (zoon Hendrik Mannes) is dan klaarblijkelijk al overleden.

In de akte wordt melding gemaakt van Schurink en kan met zekerheid gesteld worden dat Jannes en Hadewig hier hebben gewoond. Jannes is geboren op de Muil en wellicht is Hadewig afkomstig van Schurink. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat haar broer Harmen tot zijn dood in 1811 op de boerderij is blijven wonen. In dit geval zijn hun ouders Egbert Harms en Aaltjen Jansen Prins de vroegere bewoners maar omdat hierover geen zekerheid bestaat zijn zij niet in het bewonersoverzicht opgenomen.

In de magescheid wordt de boedel van Schurink getaxeerd op 363 gulden waar tegenover 159 gulden aan schuld staat. Jannes is geen eigenaar van de boerderij, dat is Bartha Olthof, de weduwe van Wolter Beunk, die op het erve Beunk te Epse woont. Zij koopt de boerderij op 1 mei 1793 van Swier Engberts Dommerholt en Harmken Roeterdink van 't Dommerholt die de eerdere eigenaars waren. Het lijkt erop dat Schurink ervoor altijd tot 't Dommerholt heeft behoort.
 
Op 11 november 1798 hertrouwt Jannes met Elisabeth Sprikkelman en uit dit huwelijk worden nog eens negen kinderen geboren. Oudste zoon uit dit huwelijk is Harmen Muilerman die op 3 oktober 1799 is geboren. Hij trouwt op 30 oktober 1830 met Berendina Mensink en zij worden dan de nieuwe hoofdbewoners. Vader Jannes is al op 26 juli 1825 overleden en moeder Elisabeth overlijdt op 4 december 1836.

Ondertussen is de boerderij ook van eigenaar gewisseld, de boerderij is op 27 augustus 1816 gekocht door Evert Beunk (zoon van Bartha Olthof) van zijn neef Hendrik Kloosterboer. Waarschijnlijk is de boerderij na het overlijden van Evert Beunk in 1832 gekocht door Stewart Jean Bruce en vind er in 1847 een overdracht plaats aan zijn zoon George Isaac Bruce. Genoemde Beunk personen woonden op het gelijknamige erve Beunk te Epse welke niet ver van Schurink is gelegen.

Terug naar de pachters Muilerman. Uit het huwelijk van akkerbouwer Harmen en Berendina worden ook negen kinderen geboren waarvan wel één levenloos. Oudste zoon Jan Albert trouwt met Dina Rietman en gaat in Deventer wonen waar twee zoons worden geboren. Dina overlijdt op 18 februari 1862 en Jan Albert komt met de twee kleine jongens op Schurink wonen. Het familiedrama is echter compleet als kort daarna ook de jongens op 28 februari en 19 maart 1862 overlijden en Jan Albert op 18 september 1862 komt te overlijden. Het jaar 1862 is een triest jaar op Schurink.
 
Met zoon Hendrik Jan gaat het gelukkig beter. Hij trouwt op 17 augustus 1865 met Gerritjen Brinkman en zij gaan ook op Schurink wonen. Overigens wordt de achternaam van Hendrik Jan, als ook die van zijn broers en zusters (behalve van zus Fenneken), geschreven als Muileman, zonder r dus. Er worden vier kinderen geboren waarvan de tweede op 26 oktober 1869. Deze heeft grootvader Harmen nog net kunnen meemaken want hij overlijdt op 16 november 1869 op 70-jarige leeftijd. Die leeftijd haalt Hendrik Jan niet want hij overlijdt al op 12 juni 1874 op 34-jarige leeftijd, zoveel beter is het Hendrik Jan dus eigenlijk ook niet vergaan, zeker omdat hij de geboorte van zijn jongste kind niet zelf heeft mogen meemaken. Na het overlijden van Hendrik Jan staan de echtgenotes Berendina Mensink en Gerritjen Brinkman er dus alleen voor. Een nieuwe man is gewenst en wordt gevonden op 't Boschtert waar Gerrit Jan Wiltink nog zonder vrouw zit. Hij trouwt op 20 januari 1876 met Gerritjen en verhuist dan naar Schurink en gaat er werken als landbouwer. Er worden nog eens twee kinderen geboren. Het echtpaar woont er zeven jaar en verhuist in februari 1883 naar het erve Nijenhuis te Epse. De maand ervoor is Berendina Mensink in Twello overleden, zij was dus al iets eerder vertrokken van de boerderij.
 
Wie er in die tijd eigenaar van de boerderij was, is niet helemaal duidelijk. Wel is duidelijk dat Hendrik Stormink de boerderij koopt en er februari 1883 gaat wonen. Hij is getrouwd met Everdina Maria Willemsen en zij wonen daarvoor op het ouderlijk huis van Everdina, het erve Groot Nulend te Epse. Haar vader Gijsbert Jan is overigens geboren op 't Dommerholt, hij is de zoon van Teunis Willemsen en Maria Boers. Hendrik zelf komt ook niet van ver, zijn ouderlijk huis is 't Walle. Het echtpaar heeft vijf kinderen en ook komen nemen ze een dienstknecht en dienstmeid mee. Op 't Schurink wordt het gezin uitgebreid met twee kinderen. Erg lang heeft Hendrik Stormink niet op 't Schurink gewoond want hij overlijdt op 25 maart 1890. Dat gebeurt in de nieuwe boerderij want ongeveer in het jaar 1888 (volgens overlevering was zoon Gijsbert Jan 12 jaar oud) is de oude boerderij afgebrand. De brand moet hevig zijn geweest want veel spullen, waaronder antiek, gaan verloren. De nieuwe boerderij wordt dan wat dichter aan de weg gebouwd, de oude boerderij stond wat dichter aan de IJssel meer in de buurt van 't Dommerholt.

Everdina Maria hertrouwt niet en blijft met haar zeven kinderen op de boerderij wonen en wordt er geregistreerd als landbouwster, ze zal het met het gezin en het werk erg druk hebben gehad. Dochter Lamberta Berendina Theodora is de eerste van de kinderen die trouwt en doet dat in 1896 met Frederikus Hermanus Bensink. Toeval wil dat hij de zoon is van Evert Bensink die de boerderij Groot Nulend overnam van de familie Stormink en het echtpaar gaat op deze boerderij wonen. Als Frederikus in 1904 overlijdt, komt Lamberta met dochter Everdina Maria op 't Schurink wonen, ze blijven er tot april 1907. Dan komt haar broer Hendrik met zijn vrouw en twee kinderen op de boerderij wonen maar ook dit is tijdelijk, ze vertrekken alweer in september.
Maar even later dat jaar trouwt Gijsbert Jan Stormink op 30 november met Maria Berends en dit echtpaar komt dan vast op de boerderij wonen en op 7 juni 1910 koopt Gijsbert Jan de boerenerve van zijn moeder en zijn de zaakjes goed geregeld. Everdina Maria Willemsen blijft hoofdbewoonster maar laat het werken nu aan anderen en verdient haar geld als rentetrekster.

Gijsbert Jan en Maria zorgen voor acht nieuwe kleinkinderen en in de periode 1911-1920 woont ook kleinzoon Evert Bensink op 't Schurink. Hij werd ziek en kreeg T.B.C. waarna de dokter gebood dat hij 't Schurink zou verlaten omdat de besmettelijke ziekte een te groot gevaar voor de Stormink kinderen zou betekenen. Hij werd opgenomen in het sanatorium van Hellendoorn alwaar hij op 6 april 1920 op 17-jarige leeftijd overleed. Evert is de zoon van Lamberta Berendina Theodora Stormink en woonde dus eerst op het Groot Nulend, een foto van hem is hieronder te zien.

Naast het boerenwerk was Gijsbert Jan ook actief op de Houtwal waar hij hielp bij het lossen van de schepen. Met zijn moeder ging hij ook elke week met de kleedwagen naar de markt in Deventer waar ze een vaste plek hadden en daar o.a. appels, eieren en walnoten aan de man brachten. Everdina Maria Willemsen is op de Eerste Kerstdag van 1938 overleden, zij is 86 jaar oud geworden.
 
     
 
De kinderen van Gijsbert Jan en Maria zijn vijf meisjes en drie jongens. Zoon Gijsbert Jan wordt geboren op 2 november 1918 en is niet alleen naamgenoot van zijn vader maar ook zijn opvolger op de boerderij. Hij trouwt op 20 december 1941 met Hendrika Lamberts uit Harfsen en uit dit huwelijk worden een zoon en dochter geboren. Deze worden niet op Schurink geboren want Gijsbert Jan en Maria woonden eerst aan de Elfuursweg in Gorssel en daarna in Epse, pas in 1952 verhuizen ze naar 't Schurink en wordt Gijsbert Jan landbouwer. Daarvoor werkte hij op de voederfabriek in Deventer en vanaf midden jaren '70, toen de boerenactiviteiten op 't Schurink een stuk minder waren geworden, heeft hij nog op de slachterij in Twello gewerkt.

Het gezin staat op de foto hiernaast met Gijsbert Jan Stormink en Maria Berends en staande rechts hun jongste zoon Dirk Jan die ongehuwd bleef en tot 1961 ook op de boerderij woonde. Gijsbert Jan senior is op 21 september 1970 op de boerderij overleden, Maria is overleden op 25 mei 1977 in Deventer, ze is in het najaar van 1976 vertrokken van de boerderij. Gijsbert Jan stond bekend als "Gies van het Schurink" die vaak met een glimlach rondliep.
 
In 1990 verhuist de familie Stormink naar het Dekkershof in het dorp en verhuren ze de boerderij aan de familie van Zee uit Bathmen die er nog een paar jaar hebben gewoond. De boerderij wordt daarna verkocht en afgebroken en iets rechts ervan wordt er een nieuw huis op een terp gebouwd. Een rij bomen in de wei situeert nog wel het toegangspad naar de schuur, dat is alles wat herinnert aan 't Schurink.
 
1777-1798 Jannes Muilerman en Hadewig Egberts Meijer Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1798-1836 Jannes Muilerman en Elisabeth Sprikkelman Elisabeth is de tweede echtgenote van Jannes
1830-1883 Harmen Muilerman en Berendina Mensink Harmen is de zoon van Jannes en Elisabeth
1865-1875 Hendrik Jan Muileman en Gerritjen Brinkman Hendrik Jan is de zoon van Harmen en Berendina
1876-1883 Gerrit Jan Wiltink en Gerritjen Brinkman Gerrit Jan is de tweede echtgenoot van Gerritjen
1883-1938 Hendrik Stormink en Everdina Maria Willemsen Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1907-1976 Gijsbert Jan Stormink en Maria Berends Gijsbert Jan is de zoon van Hendrik en Everdina Maria
1952-1990 Gijsbert Jan Stormink en Hendrika Lamberts Gijsbert Jan is de zoon van Gijsbert Jan en Maria
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond op plek huidig adres Veerweg 19  
 
 
De Koekoek
 

Huidig adres Deventerweg 37 en 39. Op nummer 39 staat geschreven "de Koekoek". Februari 1919 komt hier Arend Jan Nikkels wonen, hij is afkomstig van 't Elfuur. De vorige bewoners Breukelman verhuizen naar 't Elf uur (ze ruilen dus van woonruimte) en verhuizen kort daarna naar Arnhem.

Hypotheek akte d.d. 04-05-1922 tussen Arend Jan Nikkels en Gerrit Margerethuis Wunderink: betreft twee huizen te Gorssel, sectie E nrs. 3463 enz. Mogelijk is het huis altijd al eigendom geweest van Arend Jan Nikkels.

Van 1921 tot 1923 woont op huisnummer 150 ook Nellie Schuitemaker, echtgenote van Martinus Beversluis.

Op 5 september 1934 vraagt A. Nikkels vergunning aan voor het bouwen van een garage tegen een bestaand schuurtje op zijn perceel E3463 aan den Rijksstraatweg.

 
1912-1915 Gerrit Jacob Johannes Lammers en Johanna Kuiper Eerste hoofdbewoners
1915-1915 Hendrik George Rienstra en Elisabeth Magdalena de Knegt  
1915-1919 Jan Christoffel Breukelman en Anna Gesina Geerdink  
1919-1956 Arend Jan Nikkels en Hendrika Johanna Deetman  
1951 G. Hellewegen 106a>150>256>338> Deventerweg 37 anno 1951
     
1912-1914 Jan Lodewijk Weijenberg en Maria Willemina Klein Klouwenberg Eerste hoofdbewoners
1914- Lodewijk Fredrik Klein Horstman en Hendrika Floors  
  Antoon Marinus Broer en Johanna Berendina Bielderman Bewoners in de jaren '30, afkomstig van Kerkplein
  L. Meijer  
1951 J.L. Schipper 106b>149>255>337> Deventerweg 39 anno 1951
 
 
Elfuur
 
De eerste hoofdbewoners van dit huis zijn Hendrik Willem Dommerhold en Fredrika Scholten die worden vermeld in de registers van personele omslag van 1846 en 1851 bij het huisnummer 9a. Zij woonden eerder op katerstede Hietbrink in Eefde welke zij op 5 december 1844 hebben verkocht. Aangenomen mag worden dat toen 't Elfuur al was gebouwd (of in ieder geval in aanbouw was) en zij daar in 1845 zijn gaan wonen want op 18 december 1844 werd hun zoon Jan nog in Eefde geboren. Het huis zal zijn gebouwd door Hendrik Graeuwert, schoolonderwijzer te Epse. Hij is getrouwd met Zwaantjen Femmeken Dommerholt, zus van Hendrik Willem Dommerhold, en is dus de zwager van de Dommerholds. Het huis is gebouwd op perceelnummer 307 welke in 1832 nog eigendom was van de geërfdens van de marke Gorssel en naast grond van erve 't Dommerholt lag waarvan Hendrik tot 1850 mede-eigenaar was. Mogelijk heeft Hendrik Willem het huis voor twee termijnen van vijf jaren gepacht en is hij in 1855 verhuisd naar een door hem nieuw gebouwd boerderijtje genaamd "In de Bosch".
 

In 1851 leenden Hendrik Graeuwert en Zwaantjen Femmeken Dommerholt geld en verbinden daaraan een huis en erf bestaande uit twee woningen onder één dak gelegen aan den straatweg van Zutphen naar Deventer met de kadastrale E nummers 1329 en 1330. Verder o.a. een stuk heide aan de straatweg met perceelnummer 1331 en het zuidelijke gedeelte van bouwland de Veldkamp met perceelnummer 306 welke voorheen tot 't Dommerholt behoorde en tussen beide erven aan de huidige Veerweg lag.

In 1856 lenen zij opnieuw geld en wordt er gesproken over een huis, schuur en erf met daarbij behorende bouw-, weide-, heide- en boschgronden en verdere getimmerten met o.a. de kadastrale nummers 1329 en 1330 (beiden huis en erf) en de nummers 1375 (heide) en 1376 (bouwland) welke uit perceelnummer 306 zijn ontstaan.

Een jaar later verbinden zij de onroerende goederen opnieuw aan een hypotheek en nu wordt perceelnummer 1376 niet meer genoemd maar wel de nieuwe perceelnummers 1466 (huis en erf), 1467 (schuur en erf) en 1468 (bouwland) welke mogelijk zijn ontstaan uit perceel 1376.

 

De eerste vermelding van de naam "Elfuur" vinden wij in een advertentie in het jaar 1856 als er op stam staande boekweit achter het Elfuur worden aangeboden door Jan Willem Nijenhuis van 't Ravensweerd. In dat jaar woont Hermanus Theodorus Graeuwert, zoon van Hendrik, op 't Elfuur. Op 11 maart 1858 trouwt zijn zus Marianna met Jan Willem Nikkels en zij komen dan op 't Elfuur wonen, waarschijnlijk is Hermanus toen bij zijn vader in Epse gaan wonen.

De naam Elfuur bestond dus al in 1856 en aangenomen mag worden dat de naam al gegeven is in 1845 met de volgende gedachte: Het Elfuur is gelegen aan een zessprong en met wat fantasie kunnen daar wijzers van een klok in herkend worden. Nummer 10 leidt naar 't Dommerholt en nummer 12 is de straatweg naar Deventer. Het Elfuur is daar tussen in gelegen en wijst dus naar ... nummer elf! Nummer 8 is de huidige Ravensweerdsweg, nummer 6 de oude straatweg naar Zutphen, nummer 4 de huidige Molenweg en nummer 3 de huidige Elfuursweg welke eigenlijk Elfuurweg zonder s had moeten heten.

Het Elfuur is op het kaartje in een rood kader gemarkeerd en links daarvan kan het huis van perceel 1466 hebben gestaan ook al vinden wij daarvan geen bewoners in het bevolkingsregister. Maar des te meer op de huisnummers 9a en 9a2 welke van de dubbele bewoning is. In de tekst beperken wij ons tot de hoofdbewoners van huisnummer 9a, de medebewoners van 9a2 worden in het overzicht onderaan dit artikel uiteraard wel genoemd.

 

Jan Willem Nikkels is akkerbouwer van beroep. Hij en Marianna Graeuwert wonen er tot 1868 en er worden in die periode vier kinderen geboren. In 1868 verhuizen zij naar 't Haijtinkhof, het ouderlijk huis van Jan Willem. Het Elfuur wordt daarna weer verhuurd. Eerst aan schoenmaker Martinus Eskes en zijn echtgenote Jacoba Maria Olijslager die er een korte periode van zes maanden in 1868 wonen en Harmen van Huffelen die er in 1869 voor een nog kortere periode woont. De volgende hoofdbewoners wonen er ook al in 1869 en wonen er langer, dat zijn Derk Jan Braakhekke en Hendrika Blaauwhand samen met hun dochter Teuntjen en schoonzoon Johannes van Vorden en hun twee kinderen en in 1870 komt daar nog een kleindochter bij. In 1872 besluiten Jan Willem Nikkels en Marianna Graeuwert de Haijtinkhof weer te verruilen voor 't Elfuur en vertrekt de familie Braakhekke naar 't Ravensweerd. Het gezin Nikkels bestaat inmiddels uit vier kinderen en daar blijft het bij. Maar blijven op 't Elfuur deden ze niet want in 1878 worden opnieuw de koffers gepakt en verhuist de familie weer naar 't Haijtinkhof!

Nieuwe bewoners zijn dagloner Harmanus Toorneman en Aaltje Klijn Velderman en in 1879 wordt er een dochter geboren. In 1880 verhuizen zij naar Deventer en komt dagloner Gerrit Willem Groot Velderman op 't Elfuur wonen met zijn echtgenote Derkjen Schoemaker. Ook hij is dagloner van beroep. Op 11 juli 1882 verkoopt hij op het erve "Het Elfuur" één nieuwmelkte koe, twee varkens, kippen, te veld staande rogge, haver en aardappelen, snijbak met melk- en ander deelgereedschap en eenig aardewerk." De veldvruchten staan op het bouwland bij het Elfuur en ook bij de Groote Berghaar. De verkoop levert Gerrit Willem ruim 200 gulden op en daarmee vertrekt hij naar het Tolhuis in Joppe waar hij een carrière switch maakt en als tolgaarder aan het werk gaat. Hier is hij in 1895 en Derkjen woonde later nog op 't Ravennest in Gorssel.

Volgende hoofdbewoonster is Garritjen Tikink en zij is naaister van beroep. Zij is getrouwd met Harmanus Bernardus van Hagen maar het is geen goed huwelijk en eindigt dan ook in 1885 in een scheiding. Zij is afkomstig van 't Wiltink waar zij juli 1882 is komen inwonen en zal later dat jaar zijn verhuisd naar 't Elfuur. Zij woonde alleen maar gelukkig niet helemaal alleen wamt aan de andere kant van het huis woonden Gerrit Meijer en Jacobje Brouwer met hun kleinzoon Gerrit. Maar beide Gerrits komen helaas te overlijden, senior in 1885 en junior in 1887. Jacoba verhuist in 1887 samen met zoon Hendrik en schoondochter Aaltjen Kroes naar Kampen en Garritjen Tikink verhuist dan naar Deventer. Op Garritjen haar plek komt dan landbouwer en weduwnaar Jan Willem Holmer met zijn twee kinderen wonen, zij woonden daarvoor nog kort in op Scholten in het dorp. Dochter Hendrika trouwt in 1892 met Johannes Bruggeman van 't Weiland en hij komt dan ook op 't Elfuur wonen. Februari 1894 verhuist het hele stel naar een nieuw boerderijtje welke zij aan de huidige Dommerholtsweg hebben gebouwd.

 

Nieuwe hoofdbewoner is landbouwer Gerrit Jan Blankena die eerder nog bij zijn broer op de Strookappe in Zuidloo heeft gewoond. Hij is getrouwd met Lamberdina Jonkman, tante van Aaltje ten Dam die later met een Strookappe uit Raalte zou trouwen. Er worden drie kinderen op 't Elfuur geboren waarvan twee levenloos en één maar twee maanden heeft geleefd. Op 11 februari 1897 verhuizen zij naar Bathmen waar nog wel een gezonde dochter wordt geboren, maar helaas ook nog meer kinderen die levenloos werden geboren of maar heel kort hebben geleefd.

Of de volgende hoofdbewoners Albert Boterman en Jenneken Slagman er al in 1897 zijn komen wonen, is niet helemaal duidelijk. In ieder geval zijn zij er komen wonen tussen 1897 en 1899 en waren zij afkomstig van Klein Braakman. Albert was wegwerker van beroep maar er is nog wel degelijk sprake van boerenactiviteiten op 't Elfuur want zijn naaste buurmannen zijn dan Jan Willem Nikkels en zijn zoon Arend Jan. Ja, de familie Nikkels is weer terug op 't Elfuur! Zij kwamen er weer wonen in 1895 maar zonder Marianna Graeuwert die al in 1885 op 't Haijtinkhof is overleden. Wij richten ons nu weer verder op de familie Nikkels die weliswaar "aan de andere kant" woonde maar natuurlijk wel als hoofdbewoners gezien moeten worden, aangezien zij ook eigenaar waren er van 1899 tot 1906 überhaupt niemand aan de ene kant woonde.

 

Op 13 februari 1904 komt Jan Willem Nikkels te overlijden en op 8 juni 1904 worden de erven Haitinkhof en Elfuur met bijbehorende gronden (en wat was heel veel) geveild. Het huis van het Elfuur, gelegen op de hoek van den Rijksstraatweg en Grintweg naar Dommerholt, wordt geveild onder perceel 12 met de kadastrale nummers 1329 (huis en erf op 2,5 centiaren), 1330 (idem op 1,85 centiaren), 2485 (schuur en erf) en 2663 (boomgaard en bouwland). Dit bouwland lag ten noorden van het huis aan de Rijksstraatweg. Er wordt ingezet op 1900 gulden en dat is 400 gulden minder dan de inzet voor het Haitinkhof. Uiteindelijk wordt dan 't Haitinkhof verkocht en besluiten de erven Nikkels 't Elfuur niet te verkopen. Dat is goed te begrijpen als je weet dat het Haitinkhof voor een hogere prijs verkocht kon worden en bij 't Elfuur nog een gedeelte verhuurd kon worden. Arend Jan er dan ook wonen met zijn tante Henriëtta Graeuwert. In 1906 verhuizen zij naar de andere kant van het huis en maken plaats voor nieuwe huurders en medebewoners, dat zijn Cornelis Hermanus Pruijsers en Helena Adriana Molewijk. Zij wonen er twee jaar, wonen dan twee jaar op een onbekend huisnummer G51a in de buurt en wonen van 1910 tot 1912 weer twee jaar op 't Elfuur waarna zij naar Klein Braakman vertrekken. Tussen 1908 en 1910 was de woonruimte weer verhuurd aan andere mensen, twee jaar lijkt de huurtermijn te zijn in die periode. Maar Arie Hagendoorn en Paulina van Roozendaal, die er in 1912 komen wonen, blijven langer en verhuizen pas in 1919. Arie was tuinman op 't Ravensweerd en verhuisde in 1919 naar de nieuwe dienstwoning van 't Ravensweerd.

Op 22 mei 1918 verkoopt Arend Jan Nikkels het woonhuis "Elf Uur" te Gorssel en het daarachter gelegen woonhuis met schuur, gang of poort tussen deze huizen, erven, tuinen, bouwland en weiland met vruchtbomen aan elkaar gelegen aan den Rijksstraatweg en aan den Kunstweg naar Dommerholt. Het betreft de kadastrale secties E nrs. 1374 (bouwland) en 3464 (huizen en de rest) en is een kleine halve hectarte groot. Vermeld wordt dat het burgerwoonhuis Elf UUr uit twee woningen bestaat waarvan het noordelijke gedeelte in eigen gebruik is en het zuidelijke gedeelte is verhuurd aan A. Hagedoorn. Het andere huis aan den Kunstweg is verhuurd aan Hieltjes en beide huurders betalen dezelfde huur van 10 guldens en 83 cent per maand. Het bouwland is verdeeld in vier bouwterreinen, twee aan de Rijksstraatweg en twee aan den grintweg naar het Dommerholt. Frans Lenselink, schilder uit Gorssel, koopt 't Elf Uur voor 4.525 gulden en het andere woonhuis en alle bouwterreinen worden voor 7.475 gulden verkocht aan Hendrikus Kuiper die deze koopt doet voor zichzelf en uit naam van Hendrik Jan Mulder en Willem Hendrik te Hasseloo, allen bakkers uit Zutphen. De bakkers hebben niet alleen verstand van brood bakken maar ook van het laten bouwen van huizen en in 1920 worden nieuwe huizen verkocht aan o.a. Gerrit Willem Hietkamp en wordt ook het huis achter 't Elf Uur weer verkocht.

Twee maanden na de veiling overlijdt Arend Jan zijn tante Henriëtta en in 1919 vertrekt Arend Jan van 't Elfuur en gaat wonen in een woning welke hij in 1912 al had laten bouwen. Deze staat even verderop aan de Rijksstraatweg op het bouwland van perceel 2663 en heeft ook een dubbele woonruimte. Het huis wordt verderop deze pagina besproken onder de naam Koekoek. Het huis zal zijn verhuurd aan Jan Christoffel Breukelman en Anna Gesina Geerdink en zij bewandelen de omgekeerde weg en komen voor een paar maanden op 't Elf Uur wonen, zij verhuizen op 31 maart 1919 naar Arnhem.

 
Augustus 1919 komen horlogemaker Hein Kuit en zijn echtgenote Geertruida van der Heijden op 't Elf Uur. Het echtpaar was afkomstig van Eefde waar ze een jaar hebben gewoond, tot april 1918 woonden zij op 't Alink in Gorssel welke toen eigendom was van Hein zijn ouders. Het echtpaar had al een zoontje en op 6 mei 1920 wordt dochter Maria Geertruida geboren. Voor Geertruida van der Heijden helaas wel met fatale gevolgen, zij is op 29 juni 1920 overleden. Op de foto hiernaast zien wij daarom alleen maar Hein met zijn dochter. Waarschijnlijk is de foto genomen voor het huis van Veerweg 2. In 1923 wordt de boedel verdeeld uit het huwelijk van Hein en Geertuida en blijkt deze o.a. te bestaan uit o.a. regulateurs, pendules, klokjes, wekkers en horloges die in den winkel aanwezig waren.

Hein hertrouwt op 16 april 1921 met Cornelia Boerke die net als zijn eerste vrouw uit Amsterdam afkomstig is. Uit dit huwelijk worden geen kinderen meer geboren. Op 12 december 1923 koopt hij een perceel bouwterrein van Willem van der Meij van de Roskam en bouwt hier een winkelhuis waar hij uurwerken verkocht, hier zijn zij in 1924 komen wonen. Deze krijgt later het adres Joppelaan 2 en de winkel wordt later voortgezet door de familie Braskamp. Dit huis is in de jaren '80 afgebroken t.b.v. de uitbouw van het gemeentehuis. Op de foto rechts Hein en Cornelia in de tijd dat zij aan de Joppelaan woonden. Zoals gezegd was Hein horlogemaker en hij heeft de klok in de voorgevel van het Elfuur laten schilderen welke op 11 uur stond en nog steeds staat!
 
In 1935 komen Hendrik Oosterveld en Johanna Alberta Koldeweij op 't Elfuur wonen en zij beginnen er een kruidenierswinkel. Ook hadden ze een loket waar je gehaktballen kon kopen en later verkochten zij er ijs. Het Elfuur was een ideale plek daarvoor met de vele mensen die langskwamen om b.v. te gaan zwemmen in het zwembad van de Houtwal.

December 1937 komt het kersverse echtpaar Christoffel Cornelis van Loo en Johanna Hermanna Wessels aan de andere kant wonen en begint er een textielzaak. Hiervoor wordt de rechterkant verbouwd door de eigenaresse Garritjen Bruggink, de weduwe van Frans Lenselink. De familie van Loo woont er tot 1939 en verhuist dan naar een huis aan de overkant van de rijksweg op de splitsing van de huidige Molenweg en Elfuursweg. Op de foto hiernaast zien wij het echtpaar van Loo op hun huwelijksdag.
Daarna komt de familie Wolters er wonen, zij beginnen er een vishandel. Lange tijd wonen dan de families Oosterveld en Wolters op 't Elfuur. Beide families woonde er gehuurd, zo blijkt uit een advertentie van 1955 waarin wordt aangekondigd dat het dubbele woon- en winkelhuis genaamd "Het Elf Uur" wordt verkocht en wordt ingezet voor 6500 gulden en is verhuurd voor resp. 7,80 en 7,00 guldens per week. In 1957 wordt de winkel gekocht door Henny Oosterveld, een neefje van Hendrik, en hij gaat met zijn echtgenote (ook genaamd Henny) aan de rechterkant van het huis wonen waar eerder de familie Wolters woonde. Hij is afkomstig van de Slagerij in de Eesterhoek en begint op 't Elfuur een eigen slagerij met automatiek. Zo werd 't Elfuur aan beide kanten bewoond door dezelfde familie, dat was in de geschiedenis van het huis nog niet eerder gebeurd.
 
Later kwam er nog een cafetaria en de meeste mensen kennen het Elfuur wel als pannenkoekenrestaurant. Anno 2023 is er nog steeds een restaurant gevestigd.
 
1845-1855 Hendrik Willem Dommerhold en Fredrika Scholten Eerste hoofdbewoners
1855-1858 Hermanus Theodorus Graeuwert Hermanus Theodorus is een neefje van Hendrik Willem en Fredrika
1858-1868 Jan Willem Nikkels en Marianna Graeuwert Marianna is de zus van Hermanus Theodorus
1868-1868 Martinus Eskes en Jacoba Maria Olijslager Geen familie van vorige hoofdbewoners
1869-1869 Hermen van Huffelen Geen familie van vorige hoofdbewoners
1869-1872 Derk Jan Braakhekke en Hendrika Blaauwhand Geen familie van vorige hoofdbewoners
1872-1878 Jan Willem Nikkels en Marianna Graeuwert Geen familie van vorige hoofdbewoners
1878-1880 Harmanus Toorneman en Aaltje Klijn Velderman Geen familie van vorige hoofdbewoners
1880-1882 Gerrit Willem Groot Velderman en Derkjen Schoemaker Geen familie van vorige hoofdbewoners
1883-1887 Garritjen Tikink Geen familie van vorige hoofdbewoners
1887-1894 Jan Willem Holmer Geen familie van vorige hoofdbewoonster
1892-1894 Johannes Bruggeman en Hendrika Holmer Hendrika is de dochter van Jan Willem
1894-1897 Gerrit Jan Blankena en Lammerdina Jonkman Geen familie van vorige hoofdbewoners
1897-1899 Albert Boterman en Jenneken Slagman Geen familie van vorige hoofdbewoners
1906-1919 Arend Jan Nikkels Geen familie van vorige hoofdbewoners
1919-1919 Jan Christoffel Breukelman en Anna Gesina Geerdink Geen familie van vorige hoofdbewoner
1919-1920 Hein Kuit en Geertruida van der Heijden Geen familie van vorige hoofdbewoners
1921-1924 Hein Kuit en Cornelia Boerke Cornelia is de tweede echtgenote van Hein
1929-1929 Dirk Tulp en Jacoba Poller Geen familie van vorige hoofdbewoners
1930-1935< Felix Adrianus Johannes Leltz en Gertruda Elisabeth Kursten Geen familie van vorige hoofdbewoners
1935-1959~ Hendrik Oosterveld en Johanna Alberta Koldeweij Geen familie van vorige hoofdbewoners
     
  Dubbele bewoning:  
1856 G. van den Anker Eerste bekende medebewoner
1862-1862 Moses Marchand en Vrouwtje Slager Geen familie van vorige medebewoner
1869-1869 Hermanus Bosch en Johanna Aleida Maria Theresia Baudet Geen familie van vorige medebewoners
1870-1872 Joseph Gosschalk Stern en Johanna Gerarda van Borgen Geen familie van vorige medebewoners
1875-1881 Alexander Jochems en Geesken Groot Enzerink Geen familie van vorige medebewoners
1882-1887 Gerrit Meijer en Jacobje Brouwer Geen familie van vorige medebewoners
1887-1889 Carel Jansen van Donzelaar en Geurtje van Eldik Geen familie van vorige medebewoners
1888-1890 Margaretha Heetelaar Geen familie van vorige medebewoners
1892-1895 Karel Jansen van Donzelaar en Geurtje van Eldik Geen familie van vorige medebewoner
1895-1906 Jan Willem Nikkels en Arend Jan Nikkels Geen familie van vorige medebewoners
1906-1908 Cornelis Hermanus Pruijsers en Helena Adriana Molewijk Geen familie van vorige medebewoners
1908-1910 Christiaan Johan Willem Grentzebach en Fietje Martens Geen familie van vorige medebewoners
1910-1912 Cornelis Hermanus Pruijsers en Helena Adriana Molewijk Geen familie van vorige medebewoners
1912-1919 Arie Hagendoorn en Paulina van Roozendaal Geen familie van vorige medebewoners
1919-1919 Hendrik Mensink en Henders van Swieten Geen familie van vorige medebewoners
1920-1921 Johanna Judith Verschoor-Vissers Geen familie van vorige medebewoners
1921-1924 Johannes Jansen en Grada Johanna Beumer Geen familie van vorige medebewoonster
1924-1934 Jan van 't Ende en Cornelia Everdina Toorneman Geen familie van vorige medebewoners
1937-1937 Marinus Palsenbarg en Evertjen Kösters Geen familie van vorige medebewoners
1937-1939 Christoffel Cornelis van Loo en Johanna Hermanna Wessels Geen familie van vorige medebewoners
1940-1957 Gerrit Jan Wolters en Aaltje Jonkman Geen familie van vorige medebewoners
     
  Huidig adres: Deventerweg 27  
 
 
Veerweg 2
 
 

Vanaf juni 1914 tot september 1918 woont hier ook Jan Lodewijk Weijenberg met zijn zoontje.

Akte 22-05-1918: betreft verkoop woonhuis "Elf Uur" te Gorssel, sectie E nrs. 3464 en 1374. Verkoop door Arend Jan Nikkels aan Hendrikus Kuiper, Hendrik Jan Mulder en Willem Hendrik te Hasseloo, bakkers te Zutphen. Zij kopen ook vier bouwterreinen, twee aan de Kunstweg (grintweg naar Dommerholt) en twee aan de Rijksstraatweg. Hier zullen zij nieuwe huizen hebben laten bouwen.

Akte 15-06-1920: verkoop van een woonhuis gelegen achter "Het Elfuur" te Gorssel, sectie E nr. 3648. Genoemde personen zijn Willem Hendrik te Hasseloo, Hendrikus Kuiper, Hendrik Jan Mulder en Arend Jan Nikkels die de woning dan mogelijk heeft teruggekocht. Op 23-07-1920 verkopen zij ook een woonhuis op E 3650 aan Gerrit Willem Hietkamp.

In de huisnummering van 1921-1930 (deze is dan 153) wordt deze ook genoemd als het Elf Uur samen met de huisnummers 151 en 152. Op huisnummer 153 wonen dan ook Jan Brummelman (vader van Johanna Brummelman) en A. Vreeman.

De tuinman Gerrit Hendrik Roeterdink heeft mogelijk ook in dit huis gewoond, maar niet zeker want hij woonde anno 1969 aan de Veerweg 4. Op nummer 2 woonde toen W. van Dijk.

 
1913-1915 Piet van Loenen en Gerritje Johanna Eshuis Eerste hoofdbewoners
1915-1916 Alfred Hugo Rappard en Susanna Berendina Zwepink  
1916-1917 Anthonie van Est en Gijsbertha Johanna van Hameren  
1917-1921 Theodorus Johannes Hieltjes en Johanna Theodora Zwarts  
1921-....... Gerrit Willem Hietkamp en Johanna Brummelman  
1928? Arend Vreeman en Naatje Doornink Medebewoners en opvolgers van Jan Brummelman?
1951 J.W.E. (Jan Willem Everhardus?) Wolters  
1969 W. van Dijk  
  G104a>153>260  
 
 
Roeterdink
 
De eerste vermelding van deze boerderij dateert van 1382 waar het Roterdinc als een horig erf van de heer van Wisch wordt genoemd onder de vermelding "Wisscher lude Eschede" en met de naam van Heyn Roterdinc, hij zal er toen waarschijnlijk gewoond hebben. In 1480 wordt de boerderij genoemd als Roterdink. De boerderij behoorde dan tot prior en convent "Groeten Buerloo" en en is gekocht van Bernt van Wysch en zijn vrouw. In de pondschatting van 1492 lezen we ene Tabe de bouman is, hij is pauper. In een akte betreffende nieuwe voorwaarden van verpachting voor vier jaar lezen we dat het convent het goed Roterdynk te Gorssel in 1534 verpacht heeft aan Henrick Roterdynck. Streektaalkundig gezien zou de naam Roeterdink vertaald kunnen worden in: roet en dink. Roet betekent in het plaatselijke dialect onkruid. Dink is heuvelachtige verhoging in landschap, droogblijvend bij hoog water van de IJssel bij Gorssel. Naam wordt ook geschreven als Roetering, Roteringh, Roterdynk en 't Roeterd. Het Roeterdink te Gorssel was volgens overlevering in de Middeleeuwen de plaats, waar ter dood veroordeelden werden opgehangen.
 
Een nog bestaande stille getuige van het erve Roeterdink is een oude linde die ten oosten of ten zuiden aan de voorzijde van de boerderij heeft gestaan. De Roeterdink linde is zeker 200 jaar oud en mogelijk wel 600 jaar oud en kon wel eens de oudste linde van Gelderland zijn. De boom is hol van binnen maar is nog gezond!

In het verpondingskohier van 1648 blijkt dat het Roeterdinck toebehoort aan 't Predikerklooster te Zutphen en bestaat uit "tientbaar uitgesondert 4 molder, an gesaay 28 nolder, Hof x molder, weydelandt 19,5 koeweide. Noch 2,5 mldr gesaay met ackermael met noch het heggeholt om de kempe. Geeft jaerlix in 't geheel 209 daalder. Al met al een flink bedrijf dus. De pacht was het hoogste van het hele kerspel Gorssel in 1646!

In die tijd waren Gerrit Claessen Roeterinck en Aaltjen Roeterinck de hoofdbewoners van de boerderij. Mogelijk zijn zij familie van Henrick Roterdynck (de pachter anno 1534) maar niet duidelijk is wie van beiden dan een nakomeling van Henrick zou zijn. Van Aaltjen haar voorouders is überhaupt niets bekend alhoewel we verderop in het verhaal wel een aanname doen. Van Gerrit weten wij dat hij een zoon van ene Claes en mogelijk is dat Claess Gerraetssen die in 1643 als doopgetuige wordt genoemd, maar dat is dus niet zeker. Een mogelijkheid is ook dat Gerrit de broer is van Lisabeth Claessen die getrouwd was met Claess Smeinck en op 't Smeenk in de Eesterhoek woonden. Bij de doop van een kleinzoon van dit echtpaar in 1650 wordt Gerrit Roteringh namelijk als doopgetuige genoemd en moet haast wel familie zijn geweest, een naaste buur was het in ieder geval niet. Aangenomen wordt dat Gerrit op de boerderij is ingetrouwd.
 
Gerrit en Aaltjen zijn waarschijnlijk getrouwd omstreeks 1633 en hadden in ieder geval drie dochters. De twee oudsten Geertjen en Garbrecht trouwden met twee broers van 't Valcke in Eefde zijnde resp. Wolter en Jan. Geertjen gaat met Wolter wonen op 't Valcke en Jan komt naar 't Roeterdink om daar met Garbrecht en haar ouders te wonen en uit hun huwelijk worden twee zoons geboren. Garbrecht overlijdt niet lang daarna en Jan hertrouwt in 1667 met Marritjen Jansen en gaat op haar ouderlijk huis Ooijtink in Almen wonen. Zus Geertjen is al eerder overleden, dat was al in 1662. Wolter hertrouwt ook en vertrekt naar Beunk in Epse. Op 't Valcke is de moeder van Wolter en Jan al in 1651 hertrouwd met de jongere Harmen Dercks en na haar overlijden hertrouwt deze Harmen in 1666 met de derde dochter Roeterdink en dat is Claesken! En zo verhuist er opnieuw een dochter van Gerrit en Aaltjen naar 't Valcke in Eefde waar duidelijk een band mee was. Op de foto hiernaast zien wij Roeterdinks van 2012 poseren voor deze boerderij ook al woonden zij er toen niet.

Uit het huwelijk van Harmen en Claesken wordt één docher geboren. In 1669 hertrouwt Claesken met Hendrick Claessen ten Bosch z.v. Claes Aelberts ten Bosch en Dercksken Hendericks Schuring. Dit zal familie zijn geweest want Claes was de getuige bij de doop van Claesken! Claes Aelberts ten Bosch was eerder getrouwd met Garberich Gerritsen op 't Have en zij is een dochter van Cunneken Hendriks en het is goed mogelijk dat deze Cunneken een zus van Aaltjen Roeterdink was. In dat geval is de herkomst van Aaltjen toch te herleiden en zou zij een dochter kunnen zijn van Henrick ten Bussche, een kleindochter van Garrit ten Bussche en achterkleindochter van Henrick Roterdynck, de pachter van 1534. Maar we doen hierbij wel een paar aannames!
 

Laten we het maar even bij feiten houden. Uit het eerste huwelijk van Claesken wordt in 1667 een dochter geboren en uit haar tweede huwelijk worden drie kinderen geboren. Dochter Geesken wordt in 1670 geboren op 't Valcke, maar de zoons Jan en Albert worden in resp. 1672 en 1675 geboren op Roeterdink. Waarschijnlijk is moeder Aaltjen voor 1672 overleden en komt Claesken daarom terug naar Gorssel om bij haar vader te zijn. Claesken trouwt op 13 mei 1677 voor de derde keer, nu met Albert Willems Bijlart (Bielderman) uit Harfsen. Albert komt naar Gorssel en gaat verder als Roeterdink door het leven en wordt vader van vier kinderen: Henderick, Willem, Gerrit en Aeltjen. Gerrit is vernoemd naar zijn opa die in 1680 nog wel in leven was en op de boerderij woonde.

Willem is overleden tussen 1709 en 1713 want in het lidmatenregister van dat jaar wordt hij niet meer genoemd. Klaasken Roeterink, bouvrouw op Roeterink, woont dan samen haar twee jongste kinderen Gerrit en Aaltjen op de boerderij. Ook kleindochter Anna Everts van de Kleine Muil woont op de boerderij, zij is de meijt aan Roeterink. Dochter Aaltjen was al in 1708 getrouwd met Jan Stevens Bleeckman die waarschijnlijk ook op de boerderij woonde maar pas in 1718 wordt ingeschreven als lidmaat van de kerk in Gorssel. Waarschijnlijk zijn Aaltjen en Jan in 1715 verhuisd naar de Roskam in het dorp waar Jan herbergier was. Zij maakten toen plaats voor Gerrit Roeterdink die op 12 april 1715 trouwde met Willemken Klaassen Bronsink en met haar op de boerderij ging wonen. Uit dit huwelijk worden zes kinderen geboren in de periode 1716-1729. Van geen van de zes kinderen noch van Gerrit en Willemken wordt na deze periode iets vernomen en we hebben het vermoeden dat de familie is vertrokken van 't Roeterdink of nog erger.

Op 5 april doet Philips Jansen, bouwman op Roeterinck, belijdenis. Hij is op 6 juni 1732 getrouwd met Hendersken Albert Wiltink en zij zullen toen op 't Roeterdink zijn gaan wonen en Gerrit en Willemken hebben opgevolgd. Philip is de zoon van Jan Stevens Roskam en Aaltjen Alberts Roeterinck en dus een neefje van Gerrit Alberts Roeterinck. Hendersken is een dochter van Albert Wiltink die van oorsprong een Roeterdink is, hij is namelijk in 1675 geboren als zoon van Henderick en Claesken Roeterinck. Philip en Hendersken waren dus neef en nicht en uit hun huwelijk worden geen kinderen geboren. Op 12 februari 1735 hertrouwt Philip met Teunisken Wolferink en uit dit huwelijk worden wel kinderen geboren, negen in getal waarvan de jongste waarschijnlijk kort na zijn/haar geboorte in 1751 overlijdt. De andere acht groeien op en trouwen en wonen o.a. op Klaphekke (Jan), Reuvekamp (Geertjen), Dommerholt (Harmken), Boschloo (Gerrit) en Groot Bentink (Willem). Op de laatst genoemde boerderij gaat Philip ook wonen, hij maakt waarschijnlijk plaats voor zoon Albert die op 9 juli 1769 trouwt met Jenneken Lentink. Ruimte moest er komen, want uit dit huwelijk worden maar liefst tien kinderen geboren. Ook de meeste van deze kinderen komen goed terecht en zien we terug op deze website zoals zoon Antonij op 't Gier en dochter Alberdina op 't Dijker. Twee andere dochters blijven op Roeterdink wonen. Allereerst dochter Geesken die in 1803 trouwt met Teunis Roeterdink van 't Klaphekke waarnaartoe zij waarschijnlijk in 1805 zijn verhuisd.

Volgens een pachtcedul van 25 november 1811 blijkt Albert pachter van het erve en goed Roeterdink en hij verklaart deze dan in huur te accepteren voor 155 guldens, hij pacht deze van het Geestelijke Rentambt te Zutphen. Garrit Valkeman en broer Garrit Roeterding staan borg voor betaling van de pacht. Op dezelfde dag wordt een pachtcedul opgesteld voor het Wolferink en ook hier staan Garrit Valkeman en Garrit Roeterdink borg, de pacht daarvoor was 102 guldens. Dat is wel een bijzonder gegeven omdat Wolferink al een aanzienlijke boerderij was en Roeterdink op basis van deze informatie zelfs nog groter moet zijn geweest. Op 23 december 1814 overlijdt Albert op 71-jarige leeftijd en jongste dochter Wendeliena trouwt kort daarna op 10 februari 1815 met Albert Roeterdink van Groot Bentink. Op 16 juli 1815 wordt dochter Wendeliena geboren en kort daarna overlijdt moeder Wendeliena op 5 augustus 1815. Datzelfde jaar vertrekt Jenneken Lentink naar boerderij Vaarneman in Epse waarschijnlijk samen met haar ongehuwde zoons Gerrit en Hendrik. Zij is hier op 14 mei 1829 overleden.

Albert blijft dan alleen achter met zijn dochtertje Wendeliena en hertrouwt op 21 maart 1816 met Janna Dam, ook wel Ziemelink (Siemelink) en Keukelenberg genoemd. Zijn dochter Wendeliena overlijdt op 7 maart 1817 op boerderij Roeterdink en met haar overlijden wordt de boerderijnaam Roeterdink voor de laatste keer genoemd in de burgelijke stand. Na het overlijden van zijn echtgenote en dochtertje Wendeliena zal Albert maar al te graag van de boerderij zijn vertrokken wat hij snel doet want op 8 april 1817 wordt dochter Wendelina geboren in Epse. Dit gebeurt op het erve Dijkman (Klein Bussink) waar Albert en Janna zijn gaan wonen. De boerderij Roeterdink is daarna onbewoond. Op 23 juni 1820 wordt bouwland de Speldenakker voor 247 gulden verkocht aan Gerrit Groot Bentink (eigenlijk Roeterdink) van Groot Bentink en wordt gemeld dat deze toebehoorde aan het erve Roeterdink welke waarschijnlijk eerder dat jaar zal zijn afgebroken in opdracht van Hendrik Jan Wijers van 't Walle die de grond met de vervallen boerderij had gekocht. In 1821 staat het huisnummer 11 van het erve Roeterdink niet meer geregistreerd in de personele omslag.

 

Kaart 1809 met rechts het erve "Roetering". Uit een akte van 1811 blijkt dat zij de boerderij pachten van het Geestelijke Rentambt te Zutphen en blijken de Roeterdinks dus geen eigenaar van de boerderij te zijn geweest, zij hebben de boerderij dus gepacht. Dat was oorspronkelijk ook het geval met Vaarneman en Dijkman in Epse.

Het vroegere huisperceel van Roeterdink hoort op de kadastrale kaart van 1832 bij 't Walle. Verderop, naar de IJssel, hebben de erven Roeterdink dan nog verschillende percelen bouw- en weiland en nog een heideveld. Bij de markeverdeling van de marke Gorssel in 1849 waren aan 't Roeterdink nog 1,5 wharen verbonden, de meeste van heel Gorssel. Het geeft aan wat voor een voorname boerderij dit is geweest.

 
Egbert Stormink van Nieuw Walle en Willem Hendrik Makkink van 't Walle hebben in 1936 bij graafwerk voor de de rondweg om Gorssel nog duidelijk resten van de fundering gezien. Klaas Stormink (de vader van Egbert en toen eigenaar) liet toen de grond bij de oude boerderij afgraven voor ophoogzand. Er zat wel 1,5 meter zwarte grond op welke in de naaste put werd gedeponeerd. Bij de oude lindeboom kwam heel veel puin tevoorschijn waaronder kloostermoppen wat duidt op een oud bouwwerk en waarschijnlijk is de boerderij nog wel veel ouder dan de eerste vermelding van de 15e eeuw!
 
1633-1680> Gerrit Claessen Roeterinck en Aeltjen Roeterinck Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1662-1667 Jan Jansen Valkeman-Roeterinck en Garbrecht Gerrits Roeterinck Garbrecht is de dochter van Gerrit en Aeltjen
1671-1676 Henderick Claessen ten Bosch-Roeterinck en Claesken Gerrits Roeterinck Claesken is de dochter van Gerrit en Aeltien en zus van Garbrecht
1677-1727> Albert Willems Bijlart-Roeterinck en Claesken Gerrits Roeterinck Albert is de tweede (eigenlijk derde) echtgenoot van Claesken
1708-1715 Jan Stevens Bleckman en Aaltjen Alberts Roeterinck Aaltjen is de dochter van Albert en Claesken
1715-1732~ Gerrit Alberts Roeterinck en Willemken Klaassen Bronsink Gerrit is de zoon van Albert en Claesken en broer van Aaltjen
1732-1734 Philip Jansen Roeterdink en Hendersken Alberts Wiltink Philip is de zoon van Jan en Aaltjen en een neefje van Gerrit
1735-1769~ Philip Jansen Roeterdink en Teunisken Arents Wolferink Teunisken is de tweede echtgenote van Philip
1769-1815 Albert Philips Roeterdink en Jenneken Alberts Lentink Albert is de zoon van Philip en Teunisken
1803-1805 Teunis Roeterdink en Geesken Roeterdink Geesken is de dochter van Albert en Jenneken
1815-1816 Albert Roeterdink en Wendeliena Roeterdink Wendeliena is de dochter van Albert en Jenneken en zus van Geesken
1816-1817 Albert Roeterdink en Janna Dam Janna is de tweede echtgenote van Albert
 
Met de stenen van de in 1820 afgebroken boerderij wordt er in Epse een nieuw boerderijtje gebouwd die de naam Klein c.q. Nieuw Roeterdink krijgt. Overigens wordt de boerderij al ingetekend met perceel 23b op de pre-kadastrale kaart van 1818 van Joppe en zal de boerderij dus al twee jaar eerder zijn gebouwd en zal het oude Roeterdink in 1818 zijn afgebroken, maar nadat deze in 1818 ook nog op de pre-kadastrale kaart van Gorssel was ingetekend. De boerderij werd bewoond door Jan Nijkamp en Zwaantjen Krimpert en zij leenden in 1820 geld van Maria Roeterdink, dochter van Albert Roeterdink en Jenneken Lentink. Mogelijk had Maria geld over uit de verkoop van de landerijen van het erve Roeterdink. In 1825 dragen zij de boerderij in eigendom over aan jongste zoon Jan Nijkamp. Een andere zoon is Lammert Nijkamp die in 1817 getuige was bij de aangifte van de geboorte van dochter Wendelina van Albert Roeterdink en Janna Dam in Epse, er bestond toen dus al een relatie tussen de families. Eerder woonde de familie Nijkamp nog op nabijgelegen erve Nijkamp (ook wel Nieuwkamp, tegenwoordig Vuurslag) waar Jan Nijkamp in 1821 nog wordt geregistreerd in de personele omslag, betreft huisnummer 118.

Dit betreft veldgrond van Jan Tuitert (getrouwd met Jenneken Oostenenk) en zijn schoonzuster Derkjen Oostenenk (weduwe van Derk Tuitert). Het eerste echtpaar woonde op het erve Tjoonk en het tweede echtpaar op het erve Dijkman, allebei in Epse (tegenwoordig Joppe). Op het gelijknamige maar ander erve Dijkman in Epse woonde ook Albert Roeterdink, een vroegere schoonzoon van Albert Roeterdink en Jenneken Lentink. Hij was namelijk eerder getrouwd met Wendeliena Roeterdink en woonde met haar bij zijn schoonouders op het erve Roeterdink. Opvallend is dat eerder genoemde Maria Roeterdink na haar huwelijk in Diepenveen woonde maar dat haar dochter Jenneken in 1813 op Roeterdink is geboren. Afijn, met Maria en Albert Roeterdink zijn er dus contacten naar de familie Nijkamp en deze contacten zullen tot de boerderijnamen Klein en Nieuw Roeterdink hebben geleid. Mogelijk zijn bij de eerste bouw van Klein Roeterdink de stenen van het oude afgebroken Roeterdink gebruikt en is daarom de naam Klein Roeterdink gebruikt. Bij de nieuwbouw met betere nieuwe stenen kan dan de naam Nieuw Roeterdink zijn ontstaan. Maar aannemelijker is het dat het één boerderij is geweest met de namen Klein en Nieuw Roeterdink.
 
Mooi is het om te zien dat voor de boerderij weer lindebomen staan zoals dat ook met het oorspronkelijk erve Roeterdink in Gorssel het geval is geweest. De boerderij stond dichtbij het erve Veldzicht van de familie Dijkerman en was gelegen aan de Dommerholtsweg. In 1993 is de boerderij afgebroken en was het definitief gebeurd met de boerderijnaam Roeterdink in Gorssel, maar gelukkig zijn er zijn er tegenwoordig nog veel inwoners die de familienaam Roeterdink dragen!
 
 
Armenhuis
 
In het verpondingskohier van 1646 wordt er in Gorssel al gesproken over een huis voor "d' Armen tot Gorssel" met de naam St. Annenstede. Dit is echter niet het huis welke wij hier bespreken. Beide huizen zullen waarschijnlijk van de kerk zijn geweest, het latere huis welke wij hier bespreken was dat zeker. Het is niet bekend waar St. Annenstede heeft gestaan, het Armenhuis staat aan de huidige Prinsenstraat.
 

Eerste bewoners zijn Jan Vosselman en Hilleken Klein die afkomstig waren van de overkant van de weg, ze woonden namelijk op 't Ravennest. Op 12 december 1908 verhuizen zij naar het Armenhuis waar Jan korte tijd later op 22 maart 1909 overlijdt waarna Hilleken op 2 juni verhuist naar Eibergen.

Later dat jaar zullen Derk Jan Koop en Fenneken Dikkers in het Armenhuis zijn komen wonen, zij waren afkomstig van de Grote Kap op de Eesterbrink. Ze wonen er maar met z'n tweeën, maar het huis is groot genoeg voor meer mensen en is ingericht voor dubbele bewoning. In 1910 komen dan ook Albertus Philippus Hietbrink en Jantje Bosma in het huis wonen met hun dochter Manda Albertha en op 6 april 1913 komt daar dochter Tjitske bij die dan wordt geboren. In september-oktober 1913 komen er nog meer mensen in huis want dan komen Dirk Haarman en Geertruida ter Velde en hun vier kinderen er wonen. Volgens het bevolkingsregister wonen zij dan in bij de familie Hietbrink, ook al is tien mensen in het woongedeelte moeilijk voor te stellen. Het zal echter van korte duur zijn geweest want op 13 januari 1914 verhuist de familie Hietbrink naar Deventer.

In mei 1914 komt Jan Koop, kleinzoon van een broer van Derk Jan, bij het echtpaar Koop komt wonen. Fenneken Dikkers vertrekt op 12 januari 1918 naar Zuidlaren alwaar zij wordt opgenomen in krankzinnigengesticht Dennenoord waar zij op 15 juli 1920 overlijdt. Op 31 mei 1919 was Derk Jan al verhuisd naar de buren op Groeneveld waar ook familie van hem woonde.

 
De vrije plek van de familie Koop wordt op 31 mei 1919 ingenomen door Harmanus Scholten en Tonia Enterman en hun ongehuwde zoon Egbert Willem die al in verschillende huizen in Gorssel gewoond hebben. Op 7 mei 1930 overlijdt Harmanus en Tonia verhuist op 29 december 1938 naar Zutphen. Zoon Egbert Willem blijft er nog wel wonen tot waarschijnlijk 1945. Hij bleef vrijgezel en woonde later als kostganger bij de familie Onstenk aan de Markeweg 4, de foto hiernaast is daar gemaakt. Eppie werkte als koetsier en stoker bij de Roskam en is daar in de kelder onwel geworden. Hij is in 1967 overleden en woonde toen bij de familie Onstenk aan de Markeweg. Eerder dat jaar overleed zijn goede vriend Gradus Jansen van de Duizend Vreezen en Eppie heeft toen gezegd "Gradus heeft mij verraden" waarbij hij dus bedoelde dat Gradus hem in de hemel had verraden waarna ze hem kwamen halen.

In de jaren '20 en '30 was het aan de andere kant van het huis nog een komen en gaan van gezinnen, zie het bewonersoverzicht hieronder. Na het vertrek van de familie Haarman in 1922 wonen hier nog de families Klein Velderman, Rouwenhorst, Nijenhuis en Wolters.
Eppie Scholten
 

Op 10 mei 1941 vraagt de Diaconie der Ned. Herv. Kerk vergunning aan voor het verbouwen van de woning welke aan den toenmalige Enkweg was gelegen. Het huis was duidelijk ingericht voor dubbele bewoning maar werd nu meer geschikt gemaakt voor enkele bewoning. Er waren twee keukens waarvan er één werd omgebouwd naar een grotere woonkamer door de twee bedsteden die er waren weg te halen. Op deze plek aan de linkerzijde van het huis wordt een groot raam gebouwd voor meer licht in de woonkamer. De gemeenschappelijke stallen worden verwijderd en ook het deel aan de linkerkant komt te vervallen waardoor er ruimte ontstaat voor een nieuwe slaapkamer en een bijkeuken.

Ondanks dat de woning lijkt te zijn omgebouwd voor enkele bewoning blijft het huis wel door twee gezinnen bewoond. Ze hadden ieder een aparte ingang aan de achterzijde van de woning, daar gingen ze het huis naar binnen.

 
Op 1 september 1945 trouwen Hendrik Willem Smeenk en Catharina Koetsier, zie bijgaande foto. Het echtpaar gaat aan de linkerkant van het huis wonen. Uit hun huwelijk worden twee meisjes geboren: Diny en Gerry. Hendrik Willem was melkboer van beroep en zat ook bij de reservepolitie en de vogelvereniging. Hij was ook conferencier en stond daarmee bekend als "Willem uut Gorssel". Hij leed aan MS waardoor het lopen steeds moeilijker ging en daardoor verhuisde het echtpaar circa 1974 naar een aangepaste woning aan de Ruiterweg in Gorssel. Hierna komt de familie de Jong op het Armenhuis wonen.

Egbert Jan Wolters en Hendrika Willemina Wassink hebben ook een lange tijd aan de andere kant op het Armenhuis gewoond. Zij zijn er omstreeks 1935 komen wonen en hadden geen kinderen. Het echtpaar woont er tot 1964, Engbert Jan is toen verongelukt bij het oversteken van de rondweg bij de Groeneweg en Rika is zes weken daarna overleden in het verzorgingstehuis. Hun plek aan de rechterzijde van het huis wordt ingenomen door Diny Smeenk (oudste dochter van Willem en Catrien) en haar echtgenoot Jan Bruil die nog als dienstknecht op 't Walle heeft gewerkt. Zij noemen hun kant van het huis de Beitelkamp naar de naam van het stuk grond welke naast het huis gelegen was in de driehoek van de wegen tussen de Prinsenhof, het Ravennest en het boerderijtje van de familie Boterman. Deze grond was eigendom van de familie Nieuwenhuis van 't Klaphekke.

In 1977 vertrekt het echtpaar met hun drie zoons naar Bathmen en komt de familie Zuidema er wonen. Ook zou er op het Armenhuis ene "Tone Potlanderkop" hebben gewoond, maar onduidelijk is wie hij was en wanneer hij er woonde.
 
1908-1909 Jan Vosselman en Hilleken Klein Eerste hoofdbewoners
1909-1919 Derk Jan Koop en Fenneken Dikkers Geen familie van vorige hoofdbewoners, afkomstig van de Grote Kap
1919-1938 Harmanus Scholten en Tonia Enterman Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1919-1945 Egbert Willem Scholten Egbert Willem is de zoon van Harmanus en Tonia
1945-1974~ Hendrik Willem Smeenk en Catharina Koetsier Geen familie van vorige hoofdbewoner
     
  Huidig adres: Prinsenstraat 1  
     
1910-1914 Albertus Philippus Hietbrink en Jantje Bosma Eerste medebewoners, afkomstig van Dorrewold
1913-1922 Dirk Haarman en Geertruida ter Velde Geen familie van de vorige medebewoners
1922-1924 Johan Klein Velderman en Janna Groot Bluemink Geen familie van de vorige medebewoners
1924-1927 Jan Rouwenhorst en Dina Haarman Dina is de zus van Dirk Haarman
1927-1929 Jan Rouwenhorst en Garritjen Dijkman Garritjen is de tweede echtgenote van Jan
1929-1935~ Gerrit Herman Nijenhuis en Johanna Elizabeth Lenderink Geen familie van de vorige medebewoners, wel is Gerrit Herman familie van Derk Jan Koop en de broer van Jan Willem op Groeneveld
1935-1964 Egbert Jan Wolters en Hendrika Willemina Wassink Geen familie van de vorige medebewoners, omstreeks 1935 komen wonen (aangenomen)
1964-1977 Jan Bruil en Diny Smeenk Diny is de dochter van Hendrik Willem Smeenk en Catharina Koetsier
     
  Huidig adres: Prinsenstraat 3  
 
 
Ravennest
 
Het huis wordt ook wel Halfweg genoemd, waarschijnlijk doordat deze halverwege de postroute van Zutphen naar Deventer is gelegen. Kadastraal perceel E333 anno 1832 bestaat uit huis en erf en is eigendom van weduwe Gerrit Azink (Jenneken Olthof) of van weduwe Gerrit Alink (Johanna Geertruida Beltman). De naam staat geschreven als Azink, maar het zal de weduwe van Gerrit Alink zijn geweest, want hun zoon Gerrit Alink en schoondochter Maria Harmsen zijn de eerste bekende hoofdbewoners. Zij wonen anno 1823 op Olthof in Gorssel en in 1825 wonen ze in een nieuw ongenummerd huis wat 't Ravennest zal zijn. Zij zullen dus tussen 1823 en 1825 dit huis hebben gesticht, het huis zou zijn gebouwd in 1825. Mogelijk werkte Hermanus Scholten er als tapper, maar dat kan ook op 't Klaphekke zijn geweest.
 

Op 27 juni 1831 wordt Gerrit Alink in een vergadering van de Marke Gorssel genoemd als eigenaar van het Halfweg. Tevens als ongewaarde en dagloner.

Anno 1836 staan er twee personen genoteerd en onder "ongen."' staan aanhalingstekens, het lijkt erop dat deze twee personen samen in één ongenummerd pand wonen. Deze personen zijn Jan Willem Scholten (Zandscholten red.) & Hendrikus Schutte. Gerrit Alink wordt op een regel eronder apart genoemd en zou dan al zijn vertrokken van 't Ravennest? Jan Willem is dan waarschijnlijk in het gedeelte van Gerrit Alink gaan wonen aangezien Hendrikus in 1841 nog op 't Ravennest woont met huisnummer 24-2.

Anno 1841 wonen Gerrit Alink en Maria Harmsen op het huisnummer 9 aan de huidige Hoofdstraat. Zij zullen dus voor 1841 zijn verhuisd. Mogelijk zijn Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen hun opvolgers en is de familie Alink in 1839 verhuisd. Lambertus en Jenneken kopen op 28 augustus 1843 het daghuurdersplaatsje Eikelboom, maar kunnen er pas gaan wonen omdat de familie Wunderink het tot 22 februari 1845 heeft gepacht heeft. De beide families ruilen dan van woning.

Hoofdbewoners anno 1856 op huisnummer 24: Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink. Zij woonden er al in 1846 en woonden er mogelijk al in 1845. Zij zijn afkomstig van de Eikeboom en hebben geruild met Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen. Op 23 februari 1846 overlijdt Hendrika Weijers, weduwe van Arend Geltink en moeder van Hendrika.

 
Op 17 oktober 1851 trouwen Willem Derk Jansen en Gerritjen Meijer. Gerritjen is geboren op de Prins en zij is de kleindochter van Harmen Meijer die op Bartels Hofstede heeft gewoond. Willem Derk is de onechte zoon Geertruij Jansen die later trouwde met Bernardus Jansen, een neef van Gerrit Alink. Net als Bernardus Jansen en Gerrit Alink wordt Willem Derk Jansen ook kleermaker van beroep. Er worden vier kinderen op 't Ravennest geboren waarvan één levenloos. Omstreeks 1860 verhuist het echtpaar naar het boerderijtje van de begraafplaats.
 

Op 5 oktober 1887 verkoopt Harmen Leunk van de Morrenhof aan Mannes Schutte voor 800 gulden de volgende onroerende goederen gelegen in den Enk met de kadastrale nummers: E 332 hakhout thans gedeeltelijk bouwland, E 334 thans tuin en bouwland, E 335 hakhout, E 336 bouwland en akkerheg, E 2269+2270+2271 huis en erf. Dat er voor het huis en erf drie kadastrale percelen zijn, heeft mogelijk te maken met de drie verschillende wooneenheden. Mogelijk werkten de dagloners van 't Ravennest vaak op de Morrenhof en was 't Ravennest een arbeiderswoning van de Morre.

De kadastrale kaart hiernaast is van 1832 en daarop zijn de percelen 332, 334, 335 en 336 te zien. Perceel 333 is van het huis welke later zal zijn opgedeeld in de kadastrale percelen 2269, 2270 en 2271. Feitelijk is 't Ravennest hiermee wel te vergelijken met de Duizend Vreezen welke van oudsher ook een herberg was en later een daglonerswoning met vijf woongedeelten behorende bij boerderij Boonk in Eefde.

 

Op 28 april 1888 trouwt Hendrika Schutte (dochter van Mannes en Johanna en geboren en getogen op 't Ravennest) met Harmen Hazewinkel die al vanaf 1879 als dientknecht op 't Walle woonde en werkte. Het echtpaar gaat wonen bij de ouders van Hendrika op huisnummer 42-2 maar dat was natuurlijk wel krap, zeker als op 30 maart 1889 zoon Albert Jan wordt geboren. Er komt daardoor een bewoners carousel op gang, want Mannes en Johanna verhuizen naar het hoofdgedeelte met huisnummer 42 welke in 1890 wijzigt naar 92. Het echtpaar Boterman die daar woonde verhuist (noodgedwongen?) naar de huidige Zutphenseweg en dat geldt ook voor de familie Termaat van huisnummer 42-3 die daar in het boerderijtje bij de begraafplaats is gaan wonen. Harmen Hazewinkel is geboren op de Moespot als zoon van Hendrik Jan Hazewinkel en Aaltjen Boers. Zijn moeder was eerder getrouwd met Hendrik Schoemaker en die was weer eerder getrouwd met Jenneken Tuitert en al deze mensen woonden op de Moespot.

Na het overlijden van Mannes Schutte worden op 5 maart 1891 worden zijn bezittingen gescheiden en verdeeld over zijn echtgenote en drie kinderen. Daartoe behoort een huis en erf, hakhout en bouwland kadastraal bekend in secties E 2269, 2270, 2271, 2744 en 2745 samen groot een halve hectare en geschat op een waarde van 1000 gulden. Laatste bewijs van eigendom van onroerend goed is een akte van verkoop en koop d.d. 05-10-1887 opgemaakt door notaris Jonckheer te Gorssel. Daar tegenover staat een schuldvordering van 700 gulden ten behoeve van Heintje Brummelman te Zutphen. Zoon Gerrit Jan neemt de schuld, de rente daarover en de lichamelijke goederen van zijn vader over. Tevens verplicht hij zich om zijn moeder Johanna Olthof levenslang in huis te nemen en te verzorgen en wordt eigenaar van 't Ravennest.

 
Eind 1899 komt Willemina Schoemaker op het Ravennest wonen met haar zes kinderen. Ze is dan net een jaar weduwe na het overlijden van haar echtgenoot Hendrik Jan Korenblik. Met hem woonde zij op Loobult op de Eesterbrink en de Kleine Muil in de Eesterhoek. Ook haar moeder Derkjen Schoemaker, zelf weduwe van Gerrit Willem Groot Velderman, komt naar 't Ravennest en kan zo haar dochter helpen met het opvoeden van de zes kinderen. Door het overlijden van de jongste en het uitvliegen van de oudsten bleef echter uiteindelijk nog maar de zorg voor twee kinderen en dat was beter te doen voor Derkjen die inmiddels ook al de 70 gepasseerd was.

Derkjen heeft een enorm druk leven achter de rug. Ze was eerst getrouwd met Jan Slagman en woonde met hem in Eefde, Wierden en Goor waar Jan in 1862 overleed. Derkjen komt daarna terug naar Gorssel en woont met haar kinderen twee jaar in Eefde waar dochter Willemina nog wordt geboren, overigens niet als dochter van Jan Slagman. Vanaf 1864 woont en werkt Derkjen alleen als dienstmeid in diverse boerderijen in Epse, Almen, Eefde en Gorssel waar zij werkt op 't Walle en uiteindelijk op de Borghte waar zij vijf jaar heeft gewerkt. In 1875 hertrouwt Derkjen dan met weduwnaar Gerrit Willem Groot Velderman en gaat bij hem in Epse wonen. In 1880 verhuizen zij dan naar 't Elfuur in Gorssel en vanaf 1883 wonen zij in het tolhuis in Joppe waar Gerrit Willem in 1895 is overleden.

Derkjen heeft dus veel meegemaakt en is veel verhuisd, maar vind op 't Ravennest haar welverdiende rust. Ze overlijdt er op 16 februari 1919 en heeft er dus bijna 20 jaar gewoond. Overigens is Derkjen een halfzus van Harmen Hazewinkel die eerder op 't Ravennest woonde. Na het overlijden van Derkjen verhuist Willemina Schoemaker op 19 april naar 1919 en komen Hendrik Jan Grooteboer en Berendina Oosterkamp in het huis wonen.
 
In 1969 wordt er niemand op Prinsenstraat 6 geregistreerd en in 1980 wordt deze geregisteerd als 2e woning. Mogelijk van dominee Dijkstra uit Rotterdam, hij woonde er alleen in het weekend en in de vakantie.
 
1825-1835~ Gerrit Alink en Maria Harmsen Eerste hoofdbewoners
1835-1839 Jan Willem Zandscholten en Janna Wassink Afkomstig van het andere gedeelte
1839-1845 Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen Het echtpaar vertrekt naar de Eikeboom
1845-1860 Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink Het echtpaar is afkomstig van de Eikeboom en verhuist waarschijnlijk in 1860 naar Draaijer
1861-1870 Garrit Hendrik Nekkers en Johanna Alberta Noteboom Bewoners van huisnummer 24>42>92, afkomstig van de Elshof
1870-1875 Albert Boterman en Johanna Alberta Noteboom Albert is de tweede echtgenoot van Johanna Alberta, ze verhuizen in 1875 naar het boerderijtje bij de begraafplaats
1875-1889 Hendrik Jan Boterman en Jenneken Slagman Blad gaat over van huisnummer 42>92>159 = Zutphenseweg 34. Het echtpaar zal daar in 1889 naartoe zijn verhuisd.
1889-1916 Mannes Schutte en Johanna Olthof Afkomstig van huisnummer 93
     
1827-1835 Jan Willem Zandscholten en Janna Wassink Mogelijke eerste medebewoners, getrouwd op 05-10-1827. Ze nemen in 1835 de plaats van Gerrit Alink in?
1835-1852 Hendrikus Schutte en Fredrika Maria Palsenberg Het echtpaar woont vanaf 1841 op huisnummer 24-2, maar woonden er al eerder
1852-1860 Willem Derk Jansen en Gerritjen Meijer Bewoners van huisnummer 24-2>42-2
1861-1889 Mannes Schutte en Johanna Olthof Bewoners van huisnummer 24-2>42-2>93 maar zij gaan in 1889/1890 wonen op 92 waarschijnlijk nadat de familie Boterman daar is vertrokken
1888-1894 Harmen Hazewinkel en Hendrika Schutte Hendrika is de dochter van Mannes en Johanna = huisnummer 93
1895-1898 Gerritje Heuvelink Geen familie van de vorige medebewoners
1900-1938 Gerrit Jan Schutte en Fredrika Bussink Gerrit Jan is de zoon van Mannes en Johanna
1905-1908 Jan Vosselman en Hilleken Klein Ze wonen op huisnummer 115. Afkomstig van boerderijtje bij de begraafplaats en verhuizen 12-12-1908 naar huisnummer 114a = Armenhuis.
     
1830 Hendrik Jonker en Berendina Nijveld Mogelijk medebewoners
1835 Geertruij Wassink Geertruij is de ongehuwde zuster van Janna Wassink. Haar zoontje Hendrik Jan is er 15 maart 1835 overleden.
1839-1841 Teunis Hagens en Willemina van der Meij Ze vertrekken naar de Kleine Kap
1855-1857 Berend Jan Hagens en Margrietha Hoebrink Bewoners van huisnummer 24-3>42-3>94.
1857-1890 Jan Termaat en Hendrika Johanna Holmer Geen familie van vorige bewoners. Het echtpaar verhuisd in 1889 of 1890 naar het boerderijtje bij de begraafplaats, huisnummer 166 i.p.v. 94 op het blad.
1890-1892 Gerritjen Peters Huisnummer 94
1893-1894 Gerrit Jan Boterman en Bartha Toorneman Gerrit Jan is de zoon van Albert en Johanna Alberta
1894-1899 Karel Schepers en Hendrika Maria Albertha Weultjes Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1899-1919 Willemina Schoemaker en moeder Derkjen Schoemaker Geen familie van de vorige hoofdbewoners, maar Derkjen is wel een halfzus van Harmen Hazewinkel (dit goed uitzoeken, wellicht eigenaar?)
1919>1930 Hendrik Jan Grooteboer en Berendina Oosterkamp Geen familie van de vorige hoofdbewoonster
1938-....... Pieter de Boer en Geertruida van Oostveen  
1951 Johannes Hertgers en Hentje ........ (Hendrika Aleida Maalderink?)  
    24-3>42-3>94>114>124>176>292>387
  Huidig adres: Prinsenstraat 6  
 
 
Velderhof
 
Het boerderijtje Velderhof ligt net buiten het dorp Gorssel aan de huidige Prinsenstraat. Eerste vermelding is van 1675 als "Aelbert Vellerhoff en Jenneken ehel. haere dochter Berentjen laeten doopen". Albert en Jenneken waren in 1670 getrouwd en zijn waarschijnlijk toen al op het Velderhof komen wonen. Zij woonden bij hun huwelijk in Gorssel maar komen resp. uit Dorth (van 't Hull) en Harfsen (van 't Else). Er worden in de periode 1677-1688 nog vijf kinderen geboren, één daarvan is zoon Garrit. Hij trouwt in 1710 met Geertjen Hendriks die ook uit Harfsen afkomstig is. Het echtpaar woont waarschijnlijk na hun huwelijk eerst kort op 't Dijkerhof waar in 1711 dochter Henders wordt geboren. Zij verhuist in 1732 naar Geesteren en trouwt daar in 1748 als jonge dochter van Gerridt Velderman die dan nog in Gorssel woonachtig is. Maar er zijn geen andere kinderen van Garrit en Geertjen bekend dus moet er iemand anders komen als opvolger.
 
Jan Hendriks Struik en Henders Driessen trouwen op 17 januari 1732 in Gorssel maar komen ook van elders, Jan uit Holten en Henders uit Laren. Zij zien het wel zitten om het boerderijtje van Garrit en Geertjen voort te zetten. Er worden drie kinderen geboren dus is de opvolging geen probleem. Uiteindelijk zullen de volgende generaties 185 jaar lang op 't Velderhof blijven wonen!

Oudste dochter Derkjen is van de eerst volgende generatie. Echtgenoot Teunis komt alweer niet uit Gorssel, hij is een geboren Oonk van Harfsen maar neemt zoals te doen gebruikelijk de naam Velderhof aan ook wordt hij nog wel als Theunis Oonk op 30 maart 1760 ingeschreven in het lidmaten register. Derkjen en Teunis trouwden een jaar eerder en zeker vier kinderen worden er uit hun huwelijk geboren waarvan drie dochters.

Dochter Janna trouwt twee keer en haalt beide mannen van elders. Zij trouwt in 1786 met Teunis Schuitert uit Holten en hertrouwt na diens overlijden op 1 oktober 1797 met Berend Velderman uit Hengelo (Gelderland, dat dan wel). Janna wordt moeder van 11 kinderen, waarvan er 7 van Teunis zijn en 4 van Berend. De kinderen krijgen bij de doop de familienaam van de vaders waardoor de familienaam Velderhof van de boerderij verdwijnt. Janna had nog wel een broer Peter, maar waarschijnlijk is hij jong overleden en heeft hij niet voor nageslacht gezorgd, de familienaam Velderhof van origine Gorssel is daarmee voorgoed verdwenen.
 
Bijgaande afbeelding was al te zien bij het verhaal over 't Boschloo. De man rechts is namelijk Gerrit Boschloo die kribmeester was van de marken Eschede en Gorssel. In die hoedanigheid houdt hij een paal vast die door de bewoner van boerderij "Velderhof" de grond in wordt geslagen, dat was in die tijd Berend Velderman. De afbeelding komt van een wafelijzer uit het jaar 1803.

Op de afbeelding is de IJssel te zien. In 1784 treedt deze ver buiten haar oevers en het water stroomt ook over het land van 't Velderhof. Teunis Schuitert krijgt daarna 8 guldens als liefdegift. In het desbetreffende register wordt zijn naam nog wel opgetekend als Teunis Velderhoff.
 
Berend Velderman is overleden op 23 januari 1825 en Janna Velderhof op 24 augustus 1832, dat jaar verdwijnt de familienaam dan echt. Een half jaar voor het overlijden van Berend is de opvolging al wel geregeld als (stief)dochter Hendrikjen Schuitert op 5 juli 1824 trouwt met Harmen Hagens uit Laren, voor de zoveelste keer dus iemand van buiten Gorssel. Harmen en Hendrikjen pachten de boerderij van de Hervormde Gemeente Gorssel zoals hun voorgangers dat ook deden. Het lijkt erop dat de kerk bewust zijn pachters van buiten Gorssel koos om zodoende nieuwe bloed in - en uitbreiding van de kerkelijke gemeente te verkrijgen. Het echtpaar koopt de boerderij in 1849 en is dan ook baas over de opvolging welke nog drie generaties Hagens zou voortduren.
 
 
Harmen en Hendrikjen krijgen negen kinderen (waarvan er wel vier op jonge leeftijd overlijden) en Hendrikjen is ook nog moeder van een dochter Antonia die in 1821 onecht op het Velderhof is geboren. Zij trouwt in 1844 met Jan van Zee en dit echtpaar woont de eerste jaren van hun huwelijk ook op het Velderhof. Harmen was linnenwever van beroep net als zijn vader Jan Hagens die ook op 't Velderhof woonde en er overleed op 7 maart 1839. Van de vijf opgroeiende kinderen van Harmen en Hendrikjen zijn er twee zoons. Oudste zoon Berend Jan trouwde met Margrietha Hoebrink en woonde met haar op 't Ravennest. Berend Jan wordt maar 26 jaar oud en overlijdt op 5 september 1857. De twee dochters uit het huwelijk gaan dan waarschijnlijk op het Velderhof wonen, daar staan zij ten minste ingeschreven volgens het bevolkingsregister van 1861. Ze wonen er tot 1864 en verhuizen dan naar Zutphen waar haar moeder is hertrouwt.
 
Jongste zoon van Harmen is Jan Willem en wordt op 25 januari 1836 geboren. Hij werkt als dagloner en trouwt op 24 december 1858 met Janna Meijer die van de Prins afkomstig is, het zal verder wel toeval zijn dat de weg waaraan het Velderhof is gelegen later de Prinsenstraat wordt genoemd. Het echtpaar krijgt vijf kinderen die gelukkig allemaal wel een lang leven beschoren zijn. Oudste dochter Hendrika Johanna trouwt in 1881 met Albert Sluiter en zij wonen tot 1887 op het Velderhof en verhuizen dat jaar naar Huis in 't Veld op de Eesterbrink.

Enige zoon is Gerrit die de logische opvolger is anders gaat het verhaal van drie generaties Hagens op het Velderhof niet op. Hij trouwt op 30 juli 1887 met Hendrika Gerritdina Boterman die in 1863 op de Grote Muil was geboren. De familie Sluiter heeft dus plaatsgemaakt voor Gerrit en zijn kersverse echtgenote. Er worden uit dit huwelijk zes kinderen geboren. Erg oud wordt Gerrit niet want hij overlijdt op 10 juni 1901 op 39-jarige leeftijd. Hij overleeft maar net zijn vader die op 12 februari 1901 was overleden, zijn moeder Janna was in 1886 al overleden.
 
Hendrika Gerritdina blijft alleen over met drie kinderen (de andere drie zijn jong overleden) en kan wel wat steun gebruiken. Ze hertrouwt op 3 mei 1902 met achterneef Derk Jan Boterman en uit dit huwelijk worden nog eens drie kinderen geboren.

Zoon Jan Willem Hagens blijft op het Velderhof wonen en is metselaar van beroep. Op 14 juni 1913 trouwt hij op 20-jarige leeftijd met de 22-jarige Derkjen Noordkamp uit Epse en zo komt er weer een jong gezin op het Velderhof te wonen. Hetzelfde jaar wordt een zoon geboren en met een verdere gezinsuitbreiding in het vooruitzicht besluiten Derk Jan Boterman en Hendrika Gerritdina Boterman plaats te maken op het Velderhof en verhuizen op 7 maart 1914 naar Epse. Later dat jaar en ook in 1916 wordt er nog een zoon geboren maar daar blijft het bij want op 1 augustus 1917 verhuizen Jan Willem en Derkjen naar Teuge alwaar zij gaan wonen in het tolhuis aan de Rijksstraatweg.
 
Opvolgers zijn Jan Oosterveld en zijn echtgenote Johanna Everdina Eggink uit Epse. Jan is afkomstig van de Weerdsweg aldaar waar ook Derkjen Noordkamp vandaan komt. De familie Oosterveld woonde er tot 1921, ze kopen op 4 januari 1921 een huis in Epse en zijn daar weer gaan wonen. Op de foto hiernaast zien wij Jan en Johanna Everdina met waarschijnlijk hun dochters Derkjen en Everdina Janna.

In de bewonersgeschiedenis hieronder zijn vele namen te vinden van hoofdbewoners die op het Velderhof gewoond hebben doordat de mensen vaak niet lang op het Velderhof bleven wonen, het werd dus een doorgangshuis. Na het vertrek van de familie Oosterveld gaan Derk Jan van Vorden en Fredrika Dommerholt er wonen. Hun zoon Derk Jan en diens echtgenote Johanna Hendrika Berfelo trekken er later bij in.

 
Het roggeland rechts was van de familie Peters, zij hebben dat gekocht van Schutte (van ’t café) die ook eigenaar was van het boerderijtje en dat erbij had willen verkopen (de grond waarop het boerderijtje stond, het boerderijtje zelf konden ze erbij krijgen) maar daar heeft Peters voor bedankt. Het land links was van Roeterdink van Groot Bentink en dat heeft de familie Peters ook gekocht. De berg voor de boerderij was ook van de familie Peters. Deze tekst hoort bij een nog te plaatsen foto.

Huis met Johanna Hendrina Zuijderduijn en zoons Johan en Roelof Brugman. Vader Jan Brugman is in 1951 mogelijk als dagloner gaan werken voor de familie Makkink van 't Walle, maar is niet zeker. Hij werkte namelijk bij zijn huwelijk nog als bakker en later in de horeca en als technisch medewerker bij T&D in Deventer.

De echtparen Zuijderduijn en Brugman zijn tegelijkertijd op Velderhof komen wonen en woonden samen in het huis. Bij de familie Zuijderduijn was hun zoon Arend eveneens inwonend. Zij zullen er zijn komen wonen tussen 1951 en 1959.

De familie Brugman heeft het boerderijtje in 1979 verkocht aan de familie van Opijnen. Zij woonden toen aan de Prinsenstraat 2 en Johan Zuijderduijn en Aaltjen ten Brinke woonden aan de Prinsenstraat 4.

Het boerderijtje Velderhof is in 2013 afgebroken en op de plek is een nieuw huis gebouwd.

 
1670<1713 Aelbert Jansen Vellerhof en Jenneken Berents Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1710-1748> Garrit Aelberts Velderhof en Geertjen Hendriks Klein Bannink Garrit is de zoon van Aelbert en Jenneken
1732-....... Jan Hendriks Struik>Velderhof en Henders Driessen Geen familie van vorige hoofdbewoners
1759-1793~ Teunis Peters Oonk>Velderhof en Derkjen Velderhof Derkjen is de dochter van Jan en Henders
1786-1797 Teunis Schuitert en Janna Velderhof Janna is de dochter van Teunis en Derkjen
1797-1832 Berend Velderman en Janna Velderhof Berend is de tweede echtgenoot van Janna
1824-1871 Harmen Hagens en Hendrikjen Schuitert Hendrikjen is de dochter van Teunis en Janna
1858-1901 Jan Willem Hagens en Janna Meijer Jan Willem is de zoon van Harmen en Hendrikjen
1887-1901 Gerrit Hagens en Hendrika Gerritdina Boterman Gerrit is de zoon van Jan Willem en Janna
1902-1914 Derk Jan Boterman en Hendrika Gerritdina Boterman Derk Jan is de tweede echtgenoot van Hendrika Gerritdina
1913-1917 Jan Willem Hagens en Derkjen Noordkamp Jan Willem is de zoon van Gerrit en Hendrika Gerritdina
1917-1921 Jan Oosterveld en Johanna Everdina Eggink Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1921-1925 Derk Jan van Vorden en Fredrika Dommerholt Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1926-1928 Steven Braakhekke en Wilhelmina Geertruida Stuiver Geen familie van de vorige hoofdbewoners
1928-1932 Johannes Klomps en Aleida Hendrika Willemina Selk Geen familie van de vorige hoofdbewoners, Aleida is verre familie van Hagens
1932>1939 Hendrikje Nieuwenhuis en Hendrik Jan Bernardus Haijtink? Geen familie van de vorige hoofdbewoners, zij was hoofd medebewoner, hij was gescheiden
1940 H.J. Nijveld  
1946+1951 J.H. Nengerman  
.......-1964 Johan Zuijderduijn en Aaltjen ten Brinke Geen familie van vorige hoofdbewoners
1969 Jan Brugman en Johanna Hendrina Zuijderduijn Johanna Hendrina is de dochter van Johan en Aaltjen
1969 Arend Jan Zuijderduijn Arend Jan is de broer van Johanna Hendrina
1980 Onbewoond  
    Bewoner van huisnummer 178>294>394 > Prinsenstraat 4 anno 1951
 
 
Na het vertrek van Derk Jan Boterman en Hendrika Gerritdina Boterman zal er aan of vlakbij het Velderhof een nieuw huisje zijn gebouwd welke het huisnummer G126a kreeg. Vanaf mei 1914 wonen hier Jan Willem Poterman en Hendrika Christina Klein Velderman. Net als bij het Velderhof wordt dit huisje een soort van starterswoning waar meerdere families hebben gewoond. De familie Poterman woont er tot 1923 en verhuist dan naar een nieuw huis aan de huidige Ketenbosweg in Gorssel. Het is één van de drie arbeiderswoningen die daar zijn gebouwd in verband met de Landarbeiderswet van 1918.

De plattegrond hiernaast is van 1933 en de twee rode blokjes onder "Gorssel" zijn die van Velderhof waarvan de kleinste rechtsonder het nieuwe huisje markeert. Boven de kruising is het Ravennest aangegeven en links daarvan het Armenhuis.
 
In het overzicht hieronder staan de medebewoners genoemd. Na de familie Poterman woont er een half jaar de familie Boterman. Zij vertrekken op 5 april 1924 en dan komen Derk Jan van Vorden en Johanna Hendrika Berfelo op deze plek woonden. Zij kwamen niet van ver, want zij woonden aan de andere kant van de woning bij Derk Jan van Vorden en Fredrika Dommerholt, de ouders van Derk Jan. Hij en Johanna zijn op 7 april 1923 getrouwd en zij hebben eerst ook nog kort op de Spitse gewoond. Het verblijf op de Velderhof is ook niet van lange duur want in 1925 verhuist het echtpaar naar de Kerkhoeve, waarschijnlijk tegelijkertijd met de ouders van Derk Jan die toen naar Tramzicht zijn verhuisd.

Derk Jan van Vorden en Johanna Hendrika Berfelo woonden later in Epse en zijn in 1937 naar Deventer verhuisd. De foto hiernaast dateert van 1949 en is gemaakt op de huwelijksdag van zoon Andries die in 1925 op 't Velderhof zal zijn geboren.
 
De hooiberg is door Jan Brugman verbouwd tot woonhuis, zie links op de foto. In dit gedeelte woonde de familie Klomp (Albert Klomp was werkzaam bij de Roskam).
 
1914-1923 Jan Willem Poterman en Hendrika Christina Klein Velderman Eerste bewoners van dubbele bewoning
1923-1924 Harm Jan Boterman en Johanna Gerridina Zoomer Geen familie van de vorige medebewoners, Harm Jan is wel een neefje van Derk Jan Boterman
1924-1925 Derk Jan van Vorden en Johanna Hendrika Berfelo Geen familie van de vorige medebewoners, zij woonden daarna in bij de ouders van Derk Jan op huisnummer 178 (Velderhof)
1925-1927 Anne Lourens en Theodora Geertruida Maasman Geen familie van de vorige medebewoners
1927-1928 Gerrit Jan Roessink en Egberdina Willems Geen familie van de vorige medebewoners
1928-1928 Egbert Roelof Poorterman en Hendrika Everdina Schoonheden Geen familie van de vorige medebewoners
1928-1932 Gerard van Langen en Hendrikje Nieuwenhuis Geen familie van de vorige medebewoners
1940 Onbewoond  
1946+1951 J. Dekker  
1969 Albert Klomp en Riek Bewoner van huisnummer 179>295>395 > Prinsenstraat 2 anno 1951
1980 Mw. H.J.P. Hofstee  
     
  Huidig adres: Afgebroken, stond op plek huidig adres Prinsenstraat 2  
 
 
Groeneveld
 
Dit kleine boerderijtje werd in 1914 voor het eerst bewoond door Gerrit Willem Boterman en Gerritjen Willemina Hietkamp die uit het dorp Gorssel kwamen en daar de langste tijd aan de huidige Ketenbosweg woonden. Het echtpaar was getrouwd op 4 maart 1899 en woonde hun eerste huwelijksjaar op de Eikeboom in de Eesterhoek. Gerritjen Willemina woonde daar al, zij was weduwe van Jan Willem Timmerije. Gerrit Willem is geboren op de Kleine Muil en is dus naast de Eikeboom geboren.
 
Gerrit en Gerritjen gaan in het nieuwe boerderijtje wonen met hun drie kinderen en Berend Jan Timmerije, zoon van Gerritjen uit haar eerste huwelijk. Deze Berend Jan trouwt op 14 februari 1920 met Marrigje Roodzelaar die dan ook in het kleine boerderijtje komt wonen, maar niet voor lang want later dat jaar verhuizen zij naar Zwolle.

Gerrit Willem Boterman was niet meteen eigenaar van het boerderijtje en zal deze waarschijnlijk op 16 april 1925 hebben gekocht, er wordt dan in een akte melding gemaakt van een huis met erf en bouwland aan de Domineesteeg te Gorssel, sectie E nrs. 834 en 226. Op 6 juni 1936 trouwt dochter Wilhelmina Gerdina met Jan Willem Nijenhuis (broer van Gerrit Herman van 't Armenhuis) die dan ook in het boerderijtje komt wonen.

Op het kaart van die tijd is te zien dat het boerderijtje nog aan de weg lag welke van de Boschterhoek (Groot Bentink) naar de Eesterhoek (Ilbrink) liep. Zodoende lag het boerderijtje aan de Domineesteeg welke tegenwoordig anders loopt. De drie andere huizen op de kaart zijn v.l.n.r. 't Armenhuis, Ravennest en Velderhof.
 

Hiernaast twee familiefoto's van de familie Boterman. Links Gerrit en Gerritjen met hun drie kinderen Albertus Christiaan, Wilhelmina Gerdina en Gerrit Willem. Zij zijn overigens de drie jongste kinderen van de zes kinderen die het echtpaar kreeg, de drie eerder geboren kinderen zijn op jonge leeftijd overleden waarvan één levenloos ter wereld kwam.

De foto rechts is gemaakt op 4 maart 1949 toen Gerrit en Gerritjen 50 jaar waren getrouwd. Op de foto staan v.l.n.r. Jan Willem Bussink, Gerrit Willem Boterman, Wilhelmina Gerdina Boterman, Jan Willem Nijenhuis, Albertus Christiaan Boterman en Marrigje Roodselaar. Naast het echtpaar zitten de kinderen uit het eerste huwelijk van Gerritjen namelijk Gerritjen (getrouwd met Jan Willem Bussink) en Berend Jan.

In 1952 is er nog steeds sprake van dubbele bewoning, maar op 14 april van dat jaar overlijdt Gerrit Willem en op 19 december 1956 komt ook Gerritjen Willemina te overlijden.

 
 
Uiteindelijk is het zoon Gerrit Willem Boterman junior die samen met zijn echtgenote Berendina Aleida Aberson in het boerderijtje woont. Gerrit Willem was er landbouwer en werkte eerder als dienstknecht voor de familie Scholten op Brinkman en de familie Stenvert op Nieuw Klaphekke, daar is de foto van hem gemaakt. Hij is daar 25 jaar in dienst geweest en kreeg bij dit jubileum een fiets als geschenk van de familie Stenvert. Gert heeft ook nog gewerkt voor de familie Tuitert op de Grote Muil en de familie Valkeman op 't Valcke in Eefde.

Gert en Leida hadden geen kinderen. Later woonde er de heer Maas. Het oorspronkelijke huisnummer van het boerderijtje is 121a en uiteindelijk wordt deze 384. Met de invoer van de straatnamen en huisnummers wordt het adres Domineesteeg 5 maar tegenwoordig is het huis gelegen aan de Groeneweg en door de huidige bewoonster de toepasselijke naam Groeneveld gegeven.
 
1914-1956 Gerrit Willem Boterman en Gerritjen Willemina Hietkamp Eerste hoofdbewoners
1936-1952> Jan Willem Nijenhuis en Wilhelmina Gerdina Boterman Wilhelmina Gerdina is de dochter van Gerrit Willem en Gerritjen Willemina
>1952-1963~ Gerrit Willem Boterman en Berendina Aleida Aberson Gerrit Willem is de broer van Wilhelmina Gerdina en zoon van Gerrit Willem en Gerritjen Willemina
     
  Huidig adres: Groeneweg 22  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
In het dorp Gorssel gaat het verder met Bijgeval (12), Rensink (13), Olthof (14), Oldenhof (15), Haijtinkhof (16), Roskam (17), Kosterie (18), Hofman (19), Morrenhof (20), Nijhuis (21), Velderhof (22), Klein Bentink (23), Wiltink (24), Smid (25), Lueks (26), Groterkamp (27), Reuvekamp (28), Ruimzigt (29), Achterkamp (30), Joppe (31), Prins (32) en Fokkink (33). Daarna gaat het verder met 't Gier en zo de Eesterhoek in.
 
© 2010-2023 Erwin Strookappe